EHiuriEiBri-iiiEuiiia
Zoals beloofd zouden wij de stoomsleepboot 'Schelde' gaan
behandelen in het Eilanden-Nieuws, als vervolg op het artikel
dat reeds eerder is verschenen over de invasie bij Normandië.
Deze sleepboot staat model voor de andere sleepboten, die zo
nauw bij de invasie waren betrokken. Wij proberen weer te
geven de bizarre periode waarin de bemanningen aan boord
van de sleepboten hebben geleefd ten tijde van de oorlogsjaren
1940-1945. De stoomsleepboot 'Schelde' werd gebouwd in 1926
bij de werf P. Smit Jr. te Rotterdam en had een lengte van 41,31
meter, een breedte van 7,69 meter en stak 4,20 meter diep. De
machine, een 3 cil. Triple expansie stoommachine van de werf
P. Smit, leverde een vermogen van 900 IPK en het schip
behaalde een snelheid van 11 mijl per uur. De 'Schelde' had een
bunkercapaciteit van 350 ton. Op 24 augustus 1939 werd de
'Schelde' als bewakingsvaartuig ingezet bij de Koninklijke
Marine en onder de naam 'B.V. 1' in de vaart gebracht. Op 19
december werd dit nummer gewijzigd in 'B.V. 37' en bewa
pend met een kanon van 5 cm. Op 17 mei 1940 is deze sleepboot
uitgeweken via Zeeland naar Engeland en onder de naam 'W
156' de oorlog doorgekomen. In 1945 kwam de 'Schelde' terug
naar L. Smit Co Internationale Sleepdienst. Op 10 oktober
1954 werd ze voor de sloop verkocht aan NV Holland te Hen
drik Ido Ambacht.
?.a:
PAGINA 9
VRUDAG 13 AUGUSTUS 2004
Slepen voor de vrijheid
De Nederlandse driekleur nam trots haar
plaats in tussen de Engelse en de Ameri
kaanse sleepboten die in Lee-on-Solent
voor de wal lagen. Het waren tenslotte de
enige landen die op deze plaats met
sleepboten de invasie voorbereidden.
Elke Nederlandse sleepboot had enkele
Engelse officieren aan boord. Het aantal
slcepboien dat in februari 1944 de Solent
op kwam varen, groeide met de dag. Ook
passagiersschepen, die nu als troepen-
transportschip waren ingericht en duizen
den soldaten aaii boord hadden, lagen op
de Solent voor anker. Ook lagen er
vrachtschepen, afgeladen met materiaal
voor de troepen die in Normandië aan
land zouden worden gezet. In de eerste
dagen van juni 1944 lagen in elke haven
en in elke baai en voor de gehele zuidkust
van Engeland schepen met landingsvaar
tuigen, schepen met tanks, pantserauto's
en vrachtwagens, kanonnen en andere
oorlogsmaterialen. Op 3 juni 1944, tegen
het middaguur, kwam de order af: de
gezagvoerders van de sleepboten worden
om 15.00 uur verwacht aan boord van de
'Empress of Russia"; dat gold voor alle
ongeveer honderd sleepbootkapiteins,
Engelsen, Amerikanen en Nederlanders
met daarbij de commandanten van de
mijnenvegers, escorteschepen en bewa
pende trawlers. Achter een grote tafel op
het podium zat een aantal admiraals. Eén
van hen voerde het woord en verwelkom
de de kapiteins en gaf vervolgens een
overzicht van het verloop van de oorlog
en de samenwerking tussen de geallieer
den. De Marine en de Koopvaardij
wachtte een grote taak. Eén van de ande
re admiraals sprak met grote waardering
over de verrichtingen van de trawlers en
de sleepboten. Zij ontvingen allen een dik
instructieboek, waarin voor elke com
mandant- en voor elke gezagvoerder hun
taak nauwkeurig stond beschreven. Er
waren bepaalde routes vastgesteld naar de
Franse kust en ook voor de vaart terug.
Hierin stond ook vermeld waarvoor de
betonnen gevaarten, die 'Phoenixen' wer
den genoemd, moesten dienen en daar
mee was dan eindelijk het geheim van de
'Mulberryhavens' onthuld. Aan de gezag
voerders van de sleepboten werden op 4
juni speciale vaarorders verstrekt en in de
nacht van 4op 5 juni om 00.00 uur moest
men varen gaan. Hierna werd de confe
rentie afgesloten. Door de luidspreker
werden zes namen afgeroepen: drie
Engelsen, twee Amerikanen en één
Nederlander en wel kapitein J. Kalkman,
gezagvoerder van de sleepboot 'Dexte-
De 'Dexterous' was een Engelse sleep
boot, gebouwd in 1942 en onder Neder
landse vlag gebracht, en uitgerust met een
Nederlandse bemanning. Die moest ach
terblijven voor het in ontvangst nemen
van speciale orders. Bij het uitreiken hier
van bleek dat de gezagvoerders onmid-
dellijk naar boord moesten terugkeren.
Om 20.00 uur moesten zij de haven ver
laten en via de boom defence opstomen
naar Selsey Bill. Deze kapiteins waren
voorbestemd om de eerste caissons voor
de Mulberryhavens tot voor de kust van
Normandië te slepen. Zij vertrokken als
eerste schepen van de invasievloot naar
Selsey Bill, dat na anderhalf uur varen
werd bereikt. Daar werd voor anker
gegaan, want het was de bedoeling dat zij
onmiddellijk zouden vertrekken, elk met
een Phoenixcaisson achter zich. Maar de
weersgesteldheid was alles behalve gun
stig en daar hoorden zij dan ook dat de
grote invasie één etmaal was uitgesteld.
Gezamenlijk namen de gezagvoerders
aan boord van de Engelse boten de
instructies nog eens door. Het was zondag
4 juni, in de kleine uurtjes toen kapitein
Kalkman op de 'Dexterous' terug kwam.
Het was een stormachtige wind, waar
door de branding op de kust van Norman
dië veel te woest was om daar met lan
dingsvaartuigen en dergelijke te opereren.
In de loop van de zondag nam de wind in
kracht af, en ging de invasie beginnen.
Die avond vertrokken de zes uitverkoren
sleepboten van Selsey Bill, elk met een
Phoenixcaisson aan de tros. Bij een spe
ciale boei moesten ze op elkaar wachten,
waarna via een afgebakende route koers
gezet werd naar de Franse kust. Op zeven
mijl van de kust lag de boei, die als oriën
tatiepunt door de Engelsen al direct beti
teld werd als 'Piccadlly Circus'. Hier
éénmaal aangekomen, volgde iedere
sleepboot haar eigen bestemming.
Vier sleepboten gingen naar Arromanches
en twee, waaronder de 'Dexterous', zet
ten koers naar Isigny, vijftien mijl om de
west. De oversteek over Het Kanaal was
niet zo groot, zeker niet voor een sleep
bootbemanning, maar toch was dit een
merkwaardige tocht. De grote invasie-
vloot was enkele uren eet der vertrokken.
Rond die geweldige vloot van schepen
waren tientallen troepen - transportsche-
pen, die werden geëscorteerd door mijn
envegers en torpedobootjagers. De zes
sleepboten die een afzonderlijke route
volgden, hadden geen escorte. Alleen
zeulden zij een reusachtige caisson achter
zich. De torpedabootjagers.eji fregatten
voeren met grote snelheid, als spooksche-
pen in de nacht, langs de sleep heen en
dat gaf de bemanning van de sleepdienst,
hoe gek dit ook klinkt, toch enige rust,
want ze voeren wel alleen, maar waren
toch niet alleen, want ze werden
beschermd tegen vijandelijke aanvallen.
Langzaam ging deze nacht voorbij en de
vloot van invasieschepen naderde reeds
de Franse kust, maar de stuurman van de
sleepboot zag nog slechts een verlaten
zee voor zich. Maar ondertussen ging er
een onafgebroken stroom vliegtuigen in
de richting van de Franse kust en zolang
zij deze route volgden, was het gedreun
van de vliegtuigen enorm.
In de ochtend van 7 juni 1944 naderden
ze de Franse kust. Vanuit zee kon men in
de verte zien en horen de bombardemen
ten die daar plaatsvonden. En toen de
dageraad aanbrak, zagen zij de geallieer
de schepen voor anker liggen, drie rijen
dik.
Rond de voor anker liggende schepen
ontploften de granaten die vanaf de kust
werden afgevuurd en huizenhoge water-
fonteinen deden opspuiten. Verkennings
vliegtuigen scheerden boven de vloot en
meldden de inslagen van de artillerie.
Later verschenen er ook Duitse vliegtui
gen boven de invasievloot. Honderden
zoeklichtbundels zwaaiden door de lucht,
het afweergeschut was onafgebroken in
actie en de lichtspoorgranaten trokken
grimmige strepen door de lucht.
Op 5 juni lag de sleepboot 'Schelde'
langszij het depotschip HMS 'Acrangi' in
de Solent en bunkerde vervolgens brand
stof uit het stoomschip 'Spanker', om
daarna met de Britse Marinesleepboot
HMS 'Jaunty' en de Nederlandse sleep
boot 'Thames' te vertrekken naar het
Amerikaanse Landingsvaartuig 'LCT
379', om daar verdere instructies te ont
vangen voor de invasie. Om halféén in de
vroege morgen van de 6e juni werd het
anker gehieuwd en begon de taak van de
'Schelde' als Rescue Tug, die ingedeeld
vwas bij de Eastern Task Force. Aan diver
se schepen en casco's werd assistentie
verleend en om 20.20 uur werd 'voor
anker gegaan' bij het Juno-bruggehoofd.
Op 8 juni werd het Amerikaanse lan
dingsvaartuig 'LCT 536' van de anker
plaats naar het strand van Juno gesleept
en in positie gebracht. Op 10 juni werd
het landingsschip 'Tasajara' in positie
gelegd op het strand Sword, en van dit
schip werden twee pontons op sleeptouw
genomen en naar het Sword-bruggehoofd
gesleept en gepositioneerd. Toen de
'Schelde' met deze beide pontons op
sleeptouw tussen de andere voor anker
liggende schepen doorvoer, raakte de
schroef een zich onderwater bevindend
voorwerp. Dit gaf zo'n klap dat de
machine direct stopte. Het bleek dat de
schroef vast zat in het voorwerp, waar
door de sleepboot slagzij kreeg over
stuurboord. Toen assistentie was
gevraagd, kwam de schroef vrij en werd
het onderwaterschip geïnspecteerd.
Gelukkig had de 'Schelde' geen lekkage
opgelopen, maar de schroef moest als
verloren worden beschouwd. De volgen
de dag ging de 'Schelde' in Portsmouth in
het dok. Daar bleek dat drie van de vier
schroefbladen ontbraken. De sleepboot
kreeg een nieuwe schroef met schroefas
en op 16 juni was de 'Schelde' weer vaar
klaar. Er werd 38 ton kolen gebunkerd en
40 ton zoetwater geladen, waarna langszij
de HMS 'Acrangi' werd afgemeerd.
Op 29 juni werd opdracht ontvangen om
twee in nood verkerende schepen te assi
steren. Eén van deze schepen, een 'Liber
ty', werd geassisteerd door de sleepboot
'Amsterdam' en een Amerikaanse sleep
boot. De andere sleepboot was de 'Zwar
te Zee', die assistentie verleende aan de
Amerikaanse Liberty 'James A. Farrel'.
Deze beide schepen behoorden tot het
konvooi EMC 17, dat op 29 juni in het
kanaal door de Duitse onderzeeboot 'U
984' werden aangevallen. Deze Duitse
onderzeeboot presteerde het om binnen
vijf minuten vier schepen uit dit konvooi
te torpederen. Dat waren de Liberty's
'Henri G. Bladell''John A. Treutlen'
'James A. Farell' en de 'Edward M. Hou
se', die alle op weg waren naar Norman
dië. Deze vier schepen werden door de
sleepboten op het strand gezet en na
inspectie kon alleen de "Edward M. Hou
se" worden gerepareerd, bij een werf op
de Tyne, de andere drie Liberty-schepen
werden direct naar de sloper gebracht.
Voor deze aanval werd Oberleutnant She-
der onderscheiden met het Ridderkruis
van het IJzeren Kruis, maar heeft daar
niet lang plezier van gehad, want op 20
augustus 1944 werd hij door de Canadese
torpedobootjager HMCS 'Ottawa' en
HMS 'Chaudière' en HMCS 'Kootenay'
met de gehele bemanning in de Golf van
Biskaje tot zinken gebracht.
Voorlopig verleende de 'Schelde' assis
tentie aan de 'Zwarte Zee', die de 'James
A. Farell' later naar Spithead sleepte en
na afloop van deze operatie werd terug
•^*M**^^.^u„ ,,j^
'■•-irfe*';3s**.~
De Dexterous met Nederlandse bemanning maakte zich verdienstelijk
met het slepen van Phoenix-caissons.
''iim
gevaren naar Lee. In de vroege ochtend
van 7 juli voer de 'Schelde' uit om hulp
te bieden aan een getorpedeerd schip, de
'FDT 216'. Vier uur later was de 'Schel
de' op de plaats van bestenmiing waar het
wrak lag, dat zó zwaar was beschadigd
dat wegsiepen geen zin had. Het ber
gingsvaartuig HMS 'Salvada' nam de
taak van de 'Schelde' spoedig over en
bracht het wrak op 49.42.08 NB en 00.38
WL tot zinken.
De volgende ochtend kwam de opdracht
om hulp te verlenen aan de Poolse kruiser
ORP 'Dragon', die door een Duitse
dwergonderzeeboot was getorpedeerd
voor het Sword-bruggehoofd. Tezamen
met de Britse Marinesleepboot HMS
'Jaunty' en het bergingsvaartuig HMS
'Salvada' werd aan de kruiser assistentie
verleend.
Op 9 juU 1944 moest de 'Schelde' samen
met de 'Hudson' een kruiser verslepen
naar het Juno-bruggehoofd. Op de avond
van die zelfde dag kwam de order af om
hulp te verlenen aan een veerboot, doch
voor dat 'anker op' werd gegaan werd de
opdracht geannuleerd.
Enkele uren later kwam de order af om
een transportschip dat aan SB-zijde van
de HMS 'Hawkins' lag, in verband met
het gevaar van een in de nabijheid drij
vende mijn, te verslepen. Nadat zij
'anker-op' waren gegaan en informatie
hadden ingewonnen over de drijvende
mijn, werd terug gevaren naar de HMS
'Southern Prince'.
In het laatste kwartaal van 1944 was de
sleepboot 'Schelde' ingedeeld bij 'Force
Pluto' en van 4 maart tot eind april 1945
eveneens.
In die periode kreeg de 'Schelde' de spe
ciale opdracht om de oliepijpleiding te
leggen van de Britse zuidkust naar de
Franse kust. Dit was een buitengewoon
moeilijk en verantwoordelijk werk en
vereiste het uiterste van de bemanning.
Men kan zich voorstellen dat het laten
afwikkelen van een stalen leiding vanaf
een ronddraaiende drum met een diame
ter van 50 feet geen eenvoudig karwij is.
Als zo'n leiding klem loopt, is het zeker
dat hij breekt. De bemanning van de
'Schelde' moest niet alleen letten op het
afwikkelen van de leiding, maar er
bovendien voor waken niet zelf met de
sleepboot over de leiding heen te varen.
Kapitein Vlielander van de 'Schelde' is
verscheidene malen bij de Admiraliteit te
Londen ontboden teneinde advies uit te
brengen inzake het leggen van pijpleidin
gen. Uit het feit dat hij met zijn sleepboot
verscheidene leidingen heeft gelegd,
blijkt wel dat de Admiraliteit met zijn
werk bijzonder was ingenomen.
In een volgend artikel hopen wij een aan
tal Nederlandse sleepboten te behandelen,
die in de Tweede Wereldoorlog in de
macht van de vijand geraakten, maar die
daarna weer aan de vloot van sleepboten
zijn toegevoegd.
Beide thans geplaatste artikelen zijn tot
stand gekomen met behulp van het boek
je 'Slepen voor de Vrijheid', dat een uit
gave is van: Smit Internationale NV te
Rotterdam, Stichting "Help de Hudson"
te Schiedam en Stichting Nationaal
Sleepvaartmuseum te Maassluis.
Schiedam, M. Bezuijen