Overdenking
Kttiistocfit
Maar LeMlngrad
Er niet naast...
uit de
Heilige Schrift
EIIAtlDBI-tllEUWS
HET
.KIJKVENSTER
Woord en Daad Ouddorp zoekt schuur l
VERVOLGVERHAAL
OaOKiLOKOP
SUlLll UOGELi
GQOOT OF HUIN UBRKORTEN?
INGEZONDEN
KLEI MEfancunn
WIL miL
Paaslicht over Jozefs
doodskist
•a^aiga-^rilogie deel 1
JOH.GVEENHOF
VRIJDAG 16 APRIL 2004
Blik op kerk S-?
en samenleving Ij
- De heilsfeiten
- Openbaring en ervaring
- Verkeerde Godsbeelden
Rondom de feestdagen, vooral in de tijd van
Kerst en Pasen, vinden allerlei opiniebu
reau's het blijkbaar interessant te weten hoe
de bevolking tegen deze dagen aankijkt.
Allerlei journalisten gaan dan de straat op,
duwen willekeurige voorbijgangers een mi
crofoon onder de neus, en die krijgen dan
vragen te beantwoorden als 'Wat is de bete
kenis van het Kerstfeest?' of 'Wat wordt er
herdacht op het Paasfeest?'
IHet is zonder meer schrikbarend wat er dan
uitkomt.Velen brengen blijkbaar de Paas
dagen in verband met de lente, of met het
zoeken van Paaseieren, enz. Slechts een
enkeling weet te melden dat Pasen het feest is
van de opstanding van de Heere Jezus Chris
tus. Nog beter: soms worden vage aanduidin
gen gegeven als 'het leven wint het van de
dood'. Ook hier blijkt hoe ver de secularisa
tie is voortgeschreden: de meerderheid van
ons volk heeft geen notie meer van de chris
telijke heilsfeiten.
Erger vind ik nog dat het voorgesteld wordt
alsof zo'n enquête beslissend is. Als de helft
plus één het niet meer gelooft, dan is het dus
zo. Gelooft het grote deel van ons volk niet
meer in een God, dan is er dus geen God...
En als de meeste mensen Christus niet meer
zien als de Overwinnaar van zonde en dood,
dan heeft het traditionele geloof van vroeger
blijkbaar z'n tijd gehad.
Deze dingen kwamen dit jaar extra op me af
toen ik in de dagbladen las, en later ook via
de radio hoorde dat een Engelsman had
geprobeerd op wetenschappelijke manier het
bestaan van God te bewijzen. Zijn boek moet
nog verschijnen, maar reeds nu is bekend
geworden dat hij heeft aangetoond dat er
67% kans is dat er een God is.
Dat zal wel weer een hele discussie opleve
ren, denk ik. Want zij die in God geloven zul
len zo'n zogenaamde wetenschappelijke
bewijsvoering niet nodig hebben. En zij die
het bestaan van God ontkennen, zullen -
terecht! - inbrengen dat er voor het bestaan
van God geen zuiver wetenschappelijk
bewijs geleverd kan worden. Dat wordt dus
een welles-nietes-spelletje.
Als eenvoudig mens vraag je je soms af:
"Waar zijn we mee bezig?" Het bestaan van
God is een zaak van het geloof. En dat geloof
berust op openbaring. Niet wat wij van God
denken is beslissend, maar wat God van
Zichzelf zegt. Het komt er dus op neer: gelo
ven we de Bijbel, waarin de Heere alles zegt
wat wij moeten weten over Hem? Of gaan
we bij onszelf te rade?
Ik vrees dat het een kermierk is van deze tijd
dat mensen belangrijker vinden wat ze zelf
denken en voelen, dan wat God in Zijn
Woord zegt. En daarmee hebben we de
schijnwerper gericht op onszelf. Want het is
natuurlijk gemakkelijk de atheïsten en de
sceptici voor het voetlicht te halen. Kortom,
de mensen die op grond van hun ervaring of
van hun gevoelens of van hun inzichten
menen het bestaan van God te moeten betwij
felen. Maar we vinden die zonde van onjuis
te beeldvorming ook terug in ons eigen hart.
God schiep de mens naar Zijn Beeld. Maar
sinds de zondeval schept de mens zich een
god naar zijn eigen beeld.En die zonde zit
er diep in, zo hoorde ik het dezer dagen in een
preek zeggen, van evangelisch tot oud-gere-
formeerd...
Daarom moet het elke dag maar ons gebed
zijn: "Doorgrond me en ken mijn hart, en zie
of ik er misschien verkeerde Godsbeelden op
na houd.Waarnemer
Deze vraag- en antwoordrubriek staat geheel ten dienste van de lezer die er
kostenloos gebruik van kan maken. Uw vragen op velerlei gebied kunt u stu
ren aan: Redactie Eilanden-Nieuws, Postbus 8,3240 AA Middelharnis, met
in de linkerbovenhoek 'Vragenrubriek' vermeld. De vragen worden door
deskundigen beantwoord en zullen binnen enkele weken na de inzending
compleet met antwoord in deze rubriek worden gepubliceerd.
Een collega kauwt zakken vol drop en ver
beeldt zich dat het gezond is. Kunt u daar
iets over uit de doeken doen?
Antwoord: Drop wordt gemaakt uit een
extract van verse wortelen van de zoethout-
plant (Glycyrrhiza glabra) en bevat o.m. het
glucoside glycyrrhizien, dat zich kan split
sen in glucuronzuur en glycyrrhetien, welke
stoffen slijmoplossend werken. Vandaar dat
het gebruik van drop enigszins verlichtend is
bij hoest. Deze werking wordt vaak onder
steund door toevoeging van zouten als
ammoniumchloride, en ontsmettingsmidde
len zoals bijv. menthol. Bij laurierdrop
wordt een extract uit de bladeren en bessen
van de laurierplant als smaakmaker toege
voegd. De olie uit die bessen heeft wel een
heilzame werking, zodat ze de gunstige
invloed van drop versterkt. Er zijn indertijd
goede resultaten geboekt na toediening van
laurierdrop bij lijders aan een maagzwer.
rDgl. patiënten kunnen een stoornis hebben
lin de maagsapafscheiding en in de maag-
I wandbeweging. Ook de bloedvoorziening
j van de maagwand is van belang (vaatkramp,
I spasmen). Genoemde
I drop had daarop een gunstig effect. Maar er
'zijn ook bijwerkingen waargenomen zoals
I bijv. waterzucht, doordat in het lichaam veel
Izout achterbleef, dat anders door de urine
zou zijn afgescheiden. Die bijwerking heeft
te maken met de functie van de bijnier-
schors. Nu kent men div. synthetische bij-
nierschorsstoffen en specifieke hormonale
remstoffen, zodat men geen droppreparaten
meer hoeft te gebruiken. Drop is,daardoor
teruggekeerd tot de genotmiddelen en het is
beter de consumptie van die snoeperij niet te
overdrijven.
Is het waar, dat vogels sneller vliegen dan
auto kunnen rijden?
Antwoord: Als ze niet rondfladderen op
zoek naar voedsel, kunnen vogels flink vaart
zetten. Postduiven vliegen volgens metingen
met zo'n 100 km/u huis. Wilde ganzen
halen evenals wilde eenden de 110 km/u en
de gierzwaluw is de snelste met een maxi
mum van 250 km per uur.
Je ziet in afkortingen hoofdletters en kleine
letters door elkaar gebruiken. Is het nu
B&Wen BTW, ofb&w en btw?
Antwoord: Er is een regel, dat eigennamen
van personen, bedrijven, organisaties en
bijv. titels (zoals Prof. en H.M.) van oudsher
met kapitalen worden geschreven en alle
andere afkortingen en verkortingen met klei
ne letters. Dus ANWB, B W, AOW (de
De betere woninginrichting sinds 1920
Zandpad 36, Middelharnis, Tel. (0187) 48 27 84
In het paasnummer van Eilanden Nieuws
d.d. 9-4-04, staat een vraaggesprek, dat
gehouden is door de heer G. van Engelen
met de heer Heerschap, de dialectdeskundi-
ge van Goeree-Overflakkee. Het is niet zon
der betekenis dat daarin voor een deel aan
dacht werd besteed aan het eerder geschre
ven werk van ondergetekende. Zo reageert
de heer Heerschap op een gedeelte van de
voorwoordelijke tekst uit het boek 'Zoals
het is gebeurd', waarin het gaat over ons
dialect. Daarin geeft de schrijver te kennen
dat ons dialect door jongeren bijna niet meer
gesproken wordt.
De heer Heerschap schetst dat ons dialect
wel achteruit gaat maar niet zo dramatisch
als ondergetekende heeft gesteld. Ik zou de
verzwakking van het dialect 'verheffen' tot
een algemeen oordeel, gebaseerd op enkele
persoonlijk ervaringen. Vermoedeüjk heeft
de heer Heerschap dit niet goed begrepen.
Dat ondergetekende volgens de heer Heer
schap er naast zou zitten, zal ik hieronder
pareren:
Als jongen maakte ik in de beginjaren 40
van de vorige eeuw mijn debuut in het land.
Ik kwam te werken met en tussen mensen
die ver terug in de negentiende eeuw waren
geboren. Die mensen gebruikten woorden
en bezigden soms uitdrukkingen die voor
mij abracadabra waren. Helaas, ik heb die
toen niet genoteerd. Als volwassen man
debuteerde ik in 1958 in de gemeenteraad
van Sommelsdijk. De jaarlijkse gemeente
begrotingen vertoonden in die tijd een
dalend inwonertal. De bevolking op Goe
ree-Overflakkee telde toen iets boven de
30.000 zielen. Vele Flakkeeënaars vertrok
ken toen naar de overkant waar ze thuis nog
wel Flakkees spraken, maar buitenshuis in
veel mindere mate. En hun kinderen?
In 1964 werd de Haringvlietbrug geopend
en werd ons eiland ontsloten met alle conse
quenties van dien. Vooral in de jaren 70
raakte de bouw van woningen in een tempo
versnelling. De leus 'bouwen naar behoefte'
kreeg van toen af aan een veel ruimer begrip
dan in de periode 1945-1970.
De overkanters kwamen. Niet met tiental
len, maar met honderden, ja zelfs met dui
zenden, gezien het huidige bevolkingsaantal
Üai'thans op Goeree-Overflakkee op 47.000
wordt gesteld.
Enorme invloed
Van de mensen die op Flakkee kwamen
wonen ging een enorme invloed uit op de
ontwikkeling van ons dialect, zo dat nog
bestond. Versta me alstublieft niet verkeerd,
ik heb niets tegen overkanters, maar zij
(behoudens een enkeling) spreken geen
wet) en ZKH (titel) met hoofdletters, maar
a.u.b. t/m z.o.z. enz. klein. Doch er bestaat
ook een voorschrift over het gebruik van
punten in afkortingen en daar houden veel
mensen zich óók niet meer aan....
Hoe kan ik hard geworden boetseerklei weer
gebruiken?
Antwoord: Die kunt u weer zacht en kneed
baar maken met een beetje olie of vet, maar
beter nog met blanke vaseline. Doe de resten
boetseerklei telkens in een glazen potje met
schroefdeksel of hermetisch sluitend doosje.
Hoe kan ik een vuil geworden nagelvijltje
weer schoon krijgen
Antwoord: Door plakband of een klevende
pleister op het vuile gedeelte te plakken en
stevig aan te drukken. Als u dat er later weer
aftrekt, blijft het meeste vuil aan de kleefstof
plakken. Zonodig nog eens herhalen.
En men legde hem in een kist in
Egypte. (Gen. 50:26).
Genesis is het boek der geboorten; het boek
van de dingen die beginnen, die worden.
Maar dat boek eindigt wel met de vermel
ding van een doodskist. De kist van Jozef,
die als bijnaam Zafnath Paanea had gekre
gen: Redder van het leven. Maar ook hij, die
gebruikt was om velen in het leven te hou
den, moet sterven. Net als alle mensen gaat
ook hij heen. Hoe komt dat?
Tussen het begin en het eind van het boek
Genesis lezen we van de komst van de zon
de. En in het gevolg van de zonde ook van de
komst van de dood, die de bezoldiging der
zonde is. Daardoor eindigt het leven - hoe
mooi het ook geweest mag zijn - in de dood.
Altijd en overal. En van de mens uit zou er
nooit iets anders gezegd kunnen worden dan
de trieste boodschap: Hij stierf. Maar van
God uit valt er nog heel wat meer te zeggen.
Van God uit valt er ook over die kist waar
mee het boek Genesis eindigt, licht: Paas
licht.
Jozef weet dat hij zal gaan sterven. Hij roept
zijn nog in leven zijnde broers bij zich. Met
hen heeft hij nog wat te bespreken. Op het
verleden komt hij niet meer terug. Dat is al
eens besproken en dat kan nu verder blijven
rusten. Jozef wil het over de toekomst heb
ben. Over de nabije toekomst en wat er dan
met zijn dood lichaam moet gebeuren. En
over de wat verder verwijderde toekomst en
wat ze dan met zijn beenderen moeten doen.
Ja, hij gaat sterven. Dat deelt hij hen mee. Is
hij niet bang? Valt het hem niet zwaar alles
te moeten loslaten? Verschrikt de dood hem
niet? Nee, hij kan rustig sterven. In vertrou
wen op God. Hij is ermee verzoend dat hij
sterven gaat. Zijn verhouding met God is
immers hersteld. Jozef weet Wien hij geloofd
heeft. De dood verschrikt hem niet meer.
Maar wat moeten zijn broers doen als hij is
heengegaan? Moeten ze hem gaan begraven
in Kanaan zoals ze ook met vader Jacob
gedaan hebben? Dat zou waarschijnlijk nog
niet zo gemakkelijk zijn geweest. Dat zouden
de Egyptenaars ongetwijfeld niet hebben toe
gestaan. Jozef was immers één van hen. Jozef
hoorde naar Egyptische begrippen bij Egyp
te.
Nee, Jozef vraagt dit niet van hen. Hij maakt
bekend dat hij inderdaad in Egypte wil blij
ven. Is hij zich dan helemaal Egyptenaar
gaan gevoelen? Heeft hij afscheid genomen
van zijn verleden? Neen, hij wil in Egypte
blijven omdat zijn broeders daar ook zijn. Bij
hen hoort hij en in hun kring is hij thuis. Ook
na zijn sterven. Bij hen wil hij blijven net
zolang als zij in Egypte zijn. Gaan zij weg,
dan is het vroeg genoeg om hem ook mee te
nemen.
En dan heeft Jozef nóg een reden waarom hij
in Egypte wil blijven. Hij voorziet dat de tij
den van verdrukking, waar God al over
gesproken heeft tegen Abraham (Gen.
15:13), gaan aanbreken. Dan zal Israël het
zwaar laijgen. Heel zwaar. Dan staat het
water tot de Hppen. Maar laten ze dan denken
aan wat hij hen hier op zijn sterfbed al heeft
mogen voorzeggen. Dit namelijk, dat de
Heere hen voorzeker zal bezoeken. Dat het
uur der bevrijding zal aanbreken. En laat de
aanwezigheid van zijn beenderen ergens in
hun midden hen dan een voortdurende herin
nering zijn aan deze belofte. De belofte van
de komende verlossing.
Breekt dan de dag der verlossing aan, laten ze
dan zijn gebeente meenemen. Dan wil ook
Jozef, net als Jacob, begraven worden in het
beloofde land.
Om dat te kunnen realiseren, moet Jozefs
gebeente niet op een Egyptische wijze ver
zorgd worden. Niet neergelegd worden in
een praalgraf, pyramide of raastaba. Het
hoeft niet zo indrukwekkend en duur te zijn.
Het is genoeg als ze zijn hchaam balsemen
en dan in een kist leggen. Een gewone kist,
van hout of steen. Het is toch maar iets voor-
lopigs. Als God zijn Woord gestand doet zal
de definitieve teraardebestelling plaats vin
den. In Kanaan.
Wat is dat bij Jozef? Niet minder dan de keus
van een vernieuwd hart. Hij is bij Israël blij
ven horen. Bij Gods voUc. Ondanks de prach
tige positie die hij in Egypte had verkregen,
is zijn hart nooit van Egypte geworden. Is dat
geen grote genade? Is dat niet Gods bewa
rende hand over zijn leven geweest? Kennen
wij die keus ook? Of hangt ons hart nog altijd
aan de wereld en stellen we daar onze hoop
op?
Maar hoe kon Jozef zo zeker zijn? Hij
geloofde. Dat was echter niet iets vanzelf-
sprekends. Dat geloven heeft hij moeten
leren. In een moeilijke weg. De rede des Hee-
ren heeft hem doorlouterd (Ps. 105:19). Door
beproeving en strijd heen is het gegaan. Zo
heeft hij het mogen leren. Restloos op God
vertrouwen. Ook bij het naderen van de
dood. Zelfs over de dood heen zien. Ook zijn
gebeente in Gods hand weten. Na jaren zal
het begraven worden in Kanaan, in de ver
wachting van de wederopstanding des vleses.
De sterf, zei hij. Maar toch triomfeert het
leven. In Egypte weten ze prachtige graven te
bouwen. Heel indrukwekkend. Nog steeds
trekken die graven bezoekers, die de bouw
kunst uit de oudheid bewonderen en zich
afvragen hoe mensen er toch zoveel voor
over konden hebben. Maar het blijven gra
ven, hoe indrukwekkend dan ook.
Kanaan heeft iets anders te zien gegeven.
Daar heeft God een graf open gedaan. De
steen werd weggerold. De gestorven Heiland
is niet meer in dat graf. Hij lag er wel een
paar dagen, maar nu leeft Hij. Hij heeft de
dood verslonden tot overwinning. Hij zegt
tot al de Zijnen: Ik leef en gij zult leven. Dat
meent Hij. Dat wordt zeker waar. In dat
geloof stierf Jozef. In dat geloof is sterven
ook echt mogelijk. Maar dan moet wel eerst
de goede en onberouwelijke keus gemaakt
zijn. De keus tussen Egypte of Israël. Wat is
uw keus?
Ach, dat is wel duidelijk. Onze keus is ver
keerd. Maar zagen we dat al in? En werd het
zo al onze begeerte om opnieuw te mogen
kiezen? De goede keus te doen? Met andere
woorden: Leerden wij al van Gods genade
leven?
P. den Butter
Flakkees. Onze schoondochter komt van de
overkant en onze eigen dochters vertrokken
naar de overkant, moge als verklaring gel
den.
Ik wil alleen aantonen dat een steeds gerin
ger aantal Flakkeeënaars nog dialect spre
ken. Mijn steUing dat zelfs kinderen aan
tafel van geboren Flakkeeënaars bijna geen
dialect meer spreken is dan ook juist gefun
deerd en zit er niet naast! Hierbij doel ik op
kinderen van ouders die zelf het Flakkeese
dialect vanaf de moederschoot, dus van
nature, spreken. Deze ouders gaan zonder
erg 'half rogge, half tarwe' spreken, een
soort eigen dialect en vaak leuk om aan te
horen.
De heer Heerschap sprak in het interview
over enkele persoonlijke ervaringen. Enke
le!
Ik heb het geen tientallen keren maar wel
honderden keren gehoord dat het Flakkees
als dialect er helemaal 'uut gaet'. Meer dan
twintig jaar geleden sprak ik met wijlen
Jacob Knöps uit Oude Tonge met wie ik
bevriend was geraakt door een verblijf in het
ziekenhuis van Dirksland. Jacob zei toen
tegen mij: "Och, in plan Oost (van Oude
Tonge) verstaan ze je niet eens". Met 'ze'
werden de overkanters bedoeld. Dus u
begrijpt wel waar het gesprek over ging. Ja,
dat is slechts één voorbeeld...
"Het afkalven van het dialect is geen ramp",
staat in het krantenverslag. Nee, rampen zijn
wat anders, daar kan de bevolking van Goe
ree-Overflakkee helaas wel over meepraten.
Maar het afkalven van ons dialect heb ik in
cultuurhistorisch opzicht een verarming
genoemd en dat houd ik staande.
Op Schouwen-Duiveland verschralen de
dialecten in een hoger tempo, volgens het
verslag. Dus toch?! Dat komt, zegt de heer
Heerschap, doordat veel woningen in de
dorpjes daar in handen zijn gevallen van
tweede huisbezitters. Op Goeree-Overflak
kee komt dat ook wel voor, maar in mindere
mate. In dat verband doet de vraag zich
voor: welk deel van het Ouddorpse gebied is
nog in handen van de autochtone bevol
king? De notariaten zouden het antwoord
kunnen geven.
Jammer
Het is jammer dat de ontwikkeling van het
door ons gesproken dialect, dat van dorp tot
dorp verschillend 'wordt uitgesproken,
onder grote druk is komen te staan. Dat is
vooral jammer voor degene die het spreekt.
Een pleister op de wonde is de wetenschap
dat alle culturen aan verdwijning onderhe
vig zijn. De wereldgeschiedenis heeft dat
dikwijls genoeg bewezen. Maar zolang een
bepaalde cultuur nog in stand kan worden
gehouden en waarlijk niet met betrekking
tot het dialect alleen, ben ik daar altijd een
voorstander van geweest. Echter ik sluit
mijn ogen niet voor ontwikkelingen, hoe
negatief ze ook zijn en ons eigen dialect
aangaan.
Het Flakkees 'gaet dr uut' is beslist geen
uiting van een enkehng. Hoe lang een dia
lect binnen een taal - in ons geval het
Nederlands - zich kan handhaven is door
niemand te voorspellen. Maar dat dit afkal
vingsproces sneller zal kunnen verlopen dan
wij nu misschien denken is niet denkbeel
dig. Waarom niet? Omdat onze eigen taal
eveneens onder druk is komen te staan
gezien een verdere internationalisering van
de staatsverhoudingen en niet te vergeten de
technische ontwikkelingen met een geheel
nieuw vocabulair als gevolg. De Belgen
vechten daar een beetje tegen. Zij noemen
een caravan een sleurhut en een centrifuge
een zwierder.
Maar laten we het dicht bij huis houden en
het Flakkees in al zijn diversiteit zoveel
mogelijk beschermen of stimuleren. Hoe?
Dat zal de moeilijke vraag zijn.
Ik betreur het dat de heer Heerschap als dia-
lectdeskundige zich zo kleinerend heeft uit
gelaten over een door mij realistisch gege
ven beeld in zake ons eigen dialect en had
tenminste een andere kwalificatie verwacht
dan: "hij zit er naast". Ik kan u verzekeren
dat ik er middenin sta!
DAVID HOOGZAND
Sommelsdijk
Waar, waar O WAAR.
Piet van Cato zit met zijn handen in haar.
Weet u hoe het is gelegen?
Piet is nogal verlegen.
Hij durft aan niemand iets te vragen
Waar hij zijn rommelmarktspullen in kan dragen.
Want tot onze grote spijt
Zijn wij door omstandigheden onze schuur kwijt.
Daarom een OPROEP voor OUDDORP!!!
Waar slaan wij nu onze spullen op?
VS^IE WEET ER RAAD?
Voor de spullen van WOORD EN DAAD
Heeft u er een plaats voor?
Bel het dan even door: 0187-683324.
■"yyyyyxyyyxxxyxyvxxyr>rA-?^:xxxxxxxyx-"xxyyyxx--xxyyxxyxyyxyyyyxx'
-30-
De vijfde compagnie van het bataljon voor speciale
diensten sneeuwt in en raakt van de wereld afgesloten.
Buiten heeft de Russische winter zijn intrede gedaan.
Er is geen wereld meer, alleen sneeuw, sneeuw,
sneeuw.
Maar wat weet een Duits soldaat eigenlijk van de win
ter? Onderbreking van het werk of van een vakantie in
de alpen waar de wintersport naar hartelust genoten
kon worden. Maar wanneer zoals nu de sneeuw zich
tot bergen ophoopt, dan kent de Duitser zelfs zijn
directe omgeving niet meer, laat staan dat hij zich daar
in zou moeten begeven. Voor hem houdt buiten alle
leven op, hij is gebonden aan zijn warme huis waarin
hij gelaten afwacht tot er verandering zal komen. Wat
weet hij van een Russische winter, niets toch immers?
Nu is de Duitser uitgeteld.
Is het dan een wonder dat hij, die de beste soldaat ter
wereld wordt genoemd, op z'n minst mag aannemen
dat de Russen helemaal niet uit de voeten kunnen?
Ver weg aan de bosrand, waar eeuwenoude stairunen
als donkere silhouetten uit de witte wereld omhoog rei
ken naar de sneeuwhemel, waarin hun kruinen zijn
verdwenen, staat in een wit gewaad gehuld een reus
van een kerel; kapitein Igor Iwanowski. De sneeuw
reikt hem bijna tot de heupen. Peinzend, zijn papyros-
sa met de handen beschermend, wacht hij tot zijn par
tizanen zullen komen. Zware wapens zijn op sleden
geladen en zullen dadelijk op weg gaan voor een actie
tegen de Duitsers. Gedempte stemmen klinken in het
bos, gerinkel van metaal op metaal. Langzaam maakt
zich uit het donker een zwartwitte massa los. Partiza
nen. Uit de verre omtrek zijn ze samen gekomen om
enkele Duitse bataljons te overvallen. Kleine ruige
paardjes trekken sleden, waarop wapens en munitie
zijn geladen. De in winterkleren gehulde mannen heb
ben sneeuwschoenen aan, waarmee ze zich snel kun
nen verplaatsen.
Eén voor één komen de sleden het bos uit en volgen de
bosrand in westelijke richting. Het is een heel lange
karavaan, die zich langzaam door de nacht beweegt.
Als laatste verlaat kapitein Igor Iwanowski met twee
partizanen de bosrand. Ze voeren een zware mitrailleur
met zich mee en enkele tronunels munitie.
De actie zal pas twee dagen later plaatsvinden. Het is
de bedoeling dat enkele compagnieën omsingeld wor
den om deze, als de transporten komen, te vernietigen.
De wapens, die de goederen aanvoeren, zullen ergens
op de weg Mga-Leningrad overvallen worden. Nu de
Duitsers door de zware sneeuwval in hun doen en laten
gehinderd zijn, is het bijna zeker dat de actie zal sla
gen.
Bijna onhoorbaar schuiven de platte sleden door de
sneeuw. Voor de dag aanbreekt, moet de helft van de
troepen over de straatweg zijn om daar in stelling te
gaan.
Verkenners zijn reeds uitgezonden om te zien of de
weg vrij is. Ongezien moeten de wapens in stelling
worden gebracht; de paarden moeten weer terug over
de straatweg. De sleden die materiaal hebben aange
voerd moeten klaar staan om straks de veroverde goe
deren te transporteren.
Waar de weg een flauwe bocht maakt, liggen onzicht
baar twee figuren in de sneeuw. Het zijn enkele van de
verkenners die de weg in de gaten houden en op moe
ten letten of straks hun kameraden over kunnen steken.
Een paar keer zijn er tanks langs gekomen met
sneeuwschuivers er achter. De Duitsers stellen alles in
het werk om de weg open te houden. Maar het is een
ondoenlijk werk. Nauweüjks een kwartier nadat de
tanks zijn geweest, hgt er al weer een dikke laag, waar
door het vrachtverkeer slechts met grote moeite kan
vooruitkomen.
De twee Russen in hun witte camouflagepakken ziet
niemand, hoewel ze slechts een tiental meters van de
weg af liggen. Slechts bij hoge uitzonderingen passe
ren nog transporten.
'Luister kameraad.'
'Wat is er?'
'Fritzen!'
De twee partizanen duiken diep weg in de sneeuw. In
het donker klinkt zwak gerammel van wapentuig; een
bewijs dat de patrouille dichtbij is. Nu kunnen de man
nen de stemmen van hun vijanden horen. Verstaan
doen ze hen niet, maar de aanwezigheid van hun vijan
den doet hun haat oplaaien.
Een groep van zo'n twintig soldaten steekt vaag af
tegen de nachtlucht.
'Zo, moffen', sist één van de partizanen.
'Kerel, houd je mond, die Fritzen kunnen je horen!
Ben je levensmoe?' fluistert de ander geschrokken.
'We kunnen ze makkelijk neerknallen.' Heel voor
zichtig haalt hij zijn machinepistool onder zijn jas uit.
'Job twojemadj', verwenst de Rus de Duitsers; 'jullie
gaan er allemaal aan, allemaal!'
Zijn maat legt zijn hand met een ijzeren greep op het
wapen: 'Rustig blijven. Wou jij met een machinepis
tool het hele Duitse leger uitroeien? Gebruik je ver
stand!' De ander gromt een paar onverstaanbare woor
den, maar doet verder geen poging meer om zijn voor
nemen uit te voeren.
Of het ongeluk het wil: vlak voor de plaats waar de
twee Russen liggen, blijft de patrouille staan.
Al verstaan de Russen er geen woord van, ze horen
alles wat de Duitsers spreken.
'Matmen, laten we hier een poosje rusten. De patrouil
le van de derde compagnie had allang hier moeten zijn.
Wij zijn zelfs al veel verder gegaan dan ons traject: Let
maar eens op, dadelijk staan de mannen van de derde
voor onze neus.'
Het groepje gaat bij elkaar staan praten. Ze slaan de
armen om hun lichaam en maken kniebuigingen om
warm te worden.
'Allebei een handgranaat, kameraad en het hele zaakje
is opgeruimd.'
'Houd je rustig! vergeet niet wat onze opdracht is',
fluistert de ander.
De Duitsers lachen en maken grappen. Gelukkig dat de
Russen niet verstaan wat er wordt gezegd, anders zou
den ze zich misschien niet in hebben kunnen houden
met het sinijten van hun handgranaten. Uit de donkere
massa Duitsers maakt zich een figuur los.
'Mannen, ik moet even', zegt de man en loopt zijn kle
ren losmakend naar de kant van de weg. Slechts een
paar meter bij de twee Russen vandaan blijft hij staan
en doet zijn behoefte in de sneeuw.
'Hé, kijk maar uit', wordt er geroepen, 'dadelijk grij
pen de Russen je bij je benen.'
'Laat maar komen! Ik ben scherpschutter. Zonder
moeite mik ik hun ogen dicht.'
De Rus knarsetandt: 'Pjos', (hond) sist hij. Zijn kame
raad drukt hem met ijzeren greep tegen de grond. De
man die een vijand zo dicht bij zich heeft, is bijna niet
in toom te houden.
Na een minuut of vijf komt uit tegenovergestelde rich
ting de andere patrouille. De mannen begroeten elkaar,
maken een praatje en keren dan naar hun uitgangspunt
terug.
De twee partizanen weten genoeg. Van hun vijand
hebben ze niet veel te vrezen.
,-- (wordt vervolgd)