Overdenking Kttiistocfit Maar LeMlngrad Er niet naast... uit de Heilige Schrift EIIAtlDBI-tllEUWS HET .KIJKVENSTER Woord en Daad Ouddorp zoekt schuur l VERVOLGVERHAAL OaOKiLOKOP SUlLll UOGELi GQOOT OF HUIN UBRKORTEN? INGEZONDEN KLEI MEfancunn WIL miL Paaslicht over Jozefs doodskist •a^aiga-^rilogie deel 1 JOH.GVEENHOF VRIJDAG 16 APRIL 2004 Blik op kerk S-? en samenleving Ij - De heilsfeiten - Openbaring en ervaring - Verkeerde Godsbeelden Rondom de feestdagen, vooral in de tijd van Kerst en Pasen, vinden allerlei opiniebu reau's het blijkbaar interessant te weten hoe de bevolking tegen deze dagen aankijkt. Allerlei journalisten gaan dan de straat op, duwen willekeurige voorbijgangers een mi crofoon onder de neus, en die krijgen dan vragen te beantwoorden als 'Wat is de bete kenis van het Kerstfeest?' of 'Wat wordt er herdacht op het Paasfeest?' IHet is zonder meer schrikbarend wat er dan uitkomt.Velen brengen blijkbaar de Paas dagen in verband met de lente, of met het zoeken van Paaseieren, enz. Slechts een enkeling weet te melden dat Pasen het feest is van de opstanding van de Heere Jezus Chris tus. Nog beter: soms worden vage aanduidin gen gegeven als 'het leven wint het van de dood'. Ook hier blijkt hoe ver de secularisa tie is voortgeschreden: de meerderheid van ons volk heeft geen notie meer van de chris telijke heilsfeiten. Erger vind ik nog dat het voorgesteld wordt alsof zo'n enquête beslissend is. Als de helft plus één het niet meer gelooft, dan is het dus zo. Gelooft het grote deel van ons volk niet meer in een God, dan is er dus geen God... En als de meeste mensen Christus niet meer zien als de Overwinnaar van zonde en dood, dan heeft het traditionele geloof van vroeger blijkbaar z'n tijd gehad. Deze dingen kwamen dit jaar extra op me af toen ik in de dagbladen las, en later ook via de radio hoorde dat een Engelsman had geprobeerd op wetenschappelijke manier het bestaan van God te bewijzen. Zijn boek moet nog verschijnen, maar reeds nu is bekend geworden dat hij heeft aangetoond dat er 67% kans is dat er een God is. Dat zal wel weer een hele discussie opleve ren, denk ik. Want zij die in God geloven zul len zo'n zogenaamde wetenschappelijke bewijsvoering niet nodig hebben. En zij die het bestaan van God ontkennen, zullen - terecht! - inbrengen dat er voor het bestaan van God geen zuiver wetenschappelijk bewijs geleverd kan worden. Dat wordt dus een welles-nietes-spelletje. Als eenvoudig mens vraag je je soms af: "Waar zijn we mee bezig?" Het bestaan van God is een zaak van het geloof. En dat geloof berust op openbaring. Niet wat wij van God denken is beslissend, maar wat God van Zichzelf zegt. Het komt er dus op neer: gelo ven we de Bijbel, waarin de Heere alles zegt wat wij moeten weten over Hem? Of gaan we bij onszelf te rade? Ik vrees dat het een kermierk is van deze tijd dat mensen belangrijker vinden wat ze zelf denken en voelen, dan wat God in Zijn Woord zegt. En daarmee hebben we de schijnwerper gericht op onszelf. Want het is natuurlijk gemakkelijk de atheïsten en de sceptici voor het voetlicht te halen. Kortom, de mensen die op grond van hun ervaring of van hun gevoelens of van hun inzichten menen het bestaan van God te moeten betwij felen. Maar we vinden die zonde van onjuis te beeldvorming ook terug in ons eigen hart. God schiep de mens naar Zijn Beeld. Maar sinds de zondeval schept de mens zich een god naar zijn eigen beeld.En die zonde zit er diep in, zo hoorde ik het dezer dagen in een preek zeggen, van evangelisch tot oud-gere- formeerd... Daarom moet het elke dag maar ons gebed zijn: "Doorgrond me en ken mijn hart, en zie of ik er misschien verkeerde Godsbeelden op na houd.Waarnemer Deze vraag- en antwoordrubriek staat geheel ten dienste van de lezer die er kostenloos gebruik van kan maken. Uw vragen op velerlei gebied kunt u stu ren aan: Redactie Eilanden-Nieuws, Postbus 8,3240 AA Middelharnis, met in de linkerbovenhoek 'Vragenrubriek' vermeld. De vragen worden door deskundigen beantwoord en zullen binnen enkele weken na de inzending compleet met antwoord in deze rubriek worden gepubliceerd. Een collega kauwt zakken vol drop en ver beeldt zich dat het gezond is. Kunt u daar iets over uit de doeken doen? Antwoord: Drop wordt gemaakt uit een extract van verse wortelen van de zoethout- plant (Glycyrrhiza glabra) en bevat o.m. het glucoside glycyrrhizien, dat zich kan split sen in glucuronzuur en glycyrrhetien, welke stoffen slijmoplossend werken. Vandaar dat het gebruik van drop enigszins verlichtend is bij hoest. Deze werking wordt vaak onder steund door toevoeging van zouten als ammoniumchloride, en ontsmettingsmidde len zoals bijv. menthol. Bij laurierdrop wordt een extract uit de bladeren en bessen van de laurierplant als smaakmaker toege voegd. De olie uit die bessen heeft wel een heilzame werking, zodat ze de gunstige invloed van drop versterkt. Er zijn indertijd goede resultaten geboekt na toediening van laurierdrop bij lijders aan een maagzwer. rDgl. patiënten kunnen een stoornis hebben lin de maagsapafscheiding en in de maag- I wandbeweging. Ook de bloedvoorziening j van de maagwand is van belang (vaatkramp, I spasmen). Genoemde I drop had daarop een gunstig effect. Maar er 'zijn ook bijwerkingen waargenomen zoals I bijv. waterzucht, doordat in het lichaam veel Izout achterbleef, dat anders door de urine zou zijn afgescheiden. Die bijwerking heeft te maken met de functie van de bijnier- schors. Nu kent men div. synthetische bij- nierschorsstoffen en specifieke hormonale remstoffen, zodat men geen droppreparaten meer hoeft te gebruiken. Drop is,daardoor teruggekeerd tot de genotmiddelen en het is beter de consumptie van die snoeperij niet te overdrijven. Is het waar, dat vogels sneller vliegen dan auto kunnen rijden? Antwoord: Als ze niet rondfladderen op zoek naar voedsel, kunnen vogels flink vaart zetten. Postduiven vliegen volgens metingen met zo'n 100 km/u huis. Wilde ganzen halen evenals wilde eenden de 110 km/u en de gierzwaluw is de snelste met een maxi mum van 250 km per uur. Je ziet in afkortingen hoofdletters en kleine letters door elkaar gebruiken. Is het nu B&Wen BTW, ofb&w en btw? Antwoord: Er is een regel, dat eigennamen van personen, bedrijven, organisaties en bijv. titels (zoals Prof. en H.M.) van oudsher met kapitalen worden geschreven en alle andere afkortingen en verkortingen met klei ne letters. Dus ANWB, B W, AOW (de De betere woninginrichting sinds 1920 Zandpad 36, Middelharnis, Tel. (0187) 48 27 84 In het paasnummer van Eilanden Nieuws d.d. 9-4-04, staat een vraaggesprek, dat gehouden is door de heer G. van Engelen met de heer Heerschap, de dialectdeskundi- ge van Goeree-Overflakkee. Het is niet zon der betekenis dat daarin voor een deel aan dacht werd besteed aan het eerder geschre ven werk van ondergetekende. Zo reageert de heer Heerschap op een gedeelte van de voorwoordelijke tekst uit het boek 'Zoals het is gebeurd', waarin het gaat over ons dialect. Daarin geeft de schrijver te kennen dat ons dialect door jongeren bijna niet meer gesproken wordt. De heer Heerschap schetst dat ons dialect wel achteruit gaat maar niet zo dramatisch als ondergetekende heeft gesteld. Ik zou de verzwakking van het dialect 'verheffen' tot een algemeen oordeel, gebaseerd op enkele persoonlijk ervaringen. Vermoedeüjk heeft de heer Heerschap dit niet goed begrepen. Dat ondergetekende volgens de heer Heer schap er naast zou zitten, zal ik hieronder pareren: Als jongen maakte ik in de beginjaren 40 van de vorige eeuw mijn debuut in het land. Ik kwam te werken met en tussen mensen die ver terug in de negentiende eeuw waren geboren. Die mensen gebruikten woorden en bezigden soms uitdrukkingen die voor mij abracadabra waren. Helaas, ik heb die toen niet genoteerd. Als volwassen man debuteerde ik in 1958 in de gemeenteraad van Sommelsdijk. De jaarlijkse gemeente begrotingen vertoonden in die tijd een dalend inwonertal. De bevolking op Goe ree-Overflakkee telde toen iets boven de 30.000 zielen. Vele Flakkeeënaars vertrok ken toen naar de overkant waar ze thuis nog wel Flakkees spraken, maar buitenshuis in veel mindere mate. En hun kinderen? In 1964 werd de Haringvlietbrug geopend en werd ons eiland ontsloten met alle conse quenties van dien. Vooral in de jaren 70 raakte de bouw van woningen in een tempo versnelling. De leus 'bouwen naar behoefte' kreeg van toen af aan een veel ruimer begrip dan in de periode 1945-1970. De overkanters kwamen. Niet met tiental len, maar met honderden, ja zelfs met dui zenden, gezien het huidige bevolkingsaantal Üai'thans op Goeree-Overflakkee op 47.000 wordt gesteld. Enorme invloed Van de mensen die op Flakkee kwamen wonen ging een enorme invloed uit op de ontwikkeling van ons dialect, zo dat nog bestond. Versta me alstublieft niet verkeerd, ik heb niets tegen overkanters, maar zij (behoudens een enkeling) spreken geen wet) en ZKH (titel) met hoofdletters, maar a.u.b. t/m z.o.z. enz. klein. Doch er bestaat ook een voorschrift over het gebruik van punten in afkortingen en daar houden veel mensen zich óók niet meer aan.... Hoe kan ik hard geworden boetseerklei weer gebruiken? Antwoord: Die kunt u weer zacht en kneed baar maken met een beetje olie of vet, maar beter nog met blanke vaseline. Doe de resten boetseerklei telkens in een glazen potje met schroefdeksel of hermetisch sluitend doosje. Hoe kan ik een vuil geworden nagelvijltje weer schoon krijgen Antwoord: Door plakband of een klevende pleister op het vuile gedeelte te plakken en stevig aan te drukken. Als u dat er later weer aftrekt, blijft het meeste vuil aan de kleefstof plakken. Zonodig nog eens herhalen. En men legde hem in een kist in Egypte. (Gen. 50:26). Genesis is het boek der geboorten; het boek van de dingen die beginnen, die worden. Maar dat boek eindigt wel met de vermel ding van een doodskist. De kist van Jozef, die als bijnaam Zafnath Paanea had gekre gen: Redder van het leven. Maar ook hij, die gebruikt was om velen in het leven te hou den, moet sterven. Net als alle mensen gaat ook hij heen. Hoe komt dat? Tussen het begin en het eind van het boek Genesis lezen we van de komst van de zon de. En in het gevolg van de zonde ook van de komst van de dood, die de bezoldiging der zonde is. Daardoor eindigt het leven - hoe mooi het ook geweest mag zijn - in de dood. Altijd en overal. En van de mens uit zou er nooit iets anders gezegd kunnen worden dan de trieste boodschap: Hij stierf. Maar van God uit valt er nog heel wat meer te zeggen. Van God uit valt er ook over die kist waar mee het boek Genesis eindigt, licht: Paas licht. Jozef weet dat hij zal gaan sterven. Hij roept zijn nog in leven zijnde broers bij zich. Met hen heeft hij nog wat te bespreken. Op het verleden komt hij niet meer terug. Dat is al eens besproken en dat kan nu verder blijven rusten. Jozef wil het over de toekomst heb ben. Over de nabije toekomst en wat er dan met zijn dood lichaam moet gebeuren. En over de wat verder verwijderde toekomst en wat ze dan met zijn beenderen moeten doen. Ja, hij gaat sterven. Dat deelt hij hen mee. Is hij niet bang? Valt het hem niet zwaar alles te moeten loslaten? Verschrikt de dood hem niet? Nee, hij kan rustig sterven. In vertrou wen op God. Hij is ermee verzoend dat hij sterven gaat. Zijn verhouding met God is immers hersteld. Jozef weet Wien hij geloofd heeft. De dood verschrikt hem niet meer. Maar wat moeten zijn broers doen als hij is heengegaan? Moeten ze hem gaan begraven in Kanaan zoals ze ook met vader Jacob gedaan hebben? Dat zou waarschijnlijk nog niet zo gemakkelijk zijn geweest. Dat zouden de Egyptenaars ongetwijfeld niet hebben toe gestaan. Jozef was immers één van hen. Jozef hoorde naar Egyptische begrippen bij Egyp te. Nee, Jozef vraagt dit niet van hen. Hij maakt bekend dat hij inderdaad in Egypte wil blij ven. Is hij zich dan helemaal Egyptenaar gaan gevoelen? Heeft hij afscheid genomen van zijn verleden? Neen, hij wil in Egypte blijven omdat zijn broeders daar ook zijn. Bij hen hoort hij en in hun kring is hij thuis. Ook na zijn sterven. Bij hen wil hij blijven net zolang als zij in Egypte zijn. Gaan zij weg, dan is het vroeg genoeg om hem ook mee te nemen. En dan heeft Jozef nóg een reden waarom hij in Egypte wil blijven. Hij voorziet dat de tij den van verdrukking, waar God al over gesproken heeft tegen Abraham (Gen. 15:13), gaan aanbreken. Dan zal Israël het zwaar laijgen. Heel zwaar. Dan staat het water tot de Hppen. Maar laten ze dan denken aan wat hij hen hier op zijn sterfbed al heeft mogen voorzeggen. Dit namelijk, dat de Heere hen voorzeker zal bezoeken. Dat het uur der bevrijding zal aanbreken. En laat de aanwezigheid van zijn beenderen ergens in hun midden hen dan een voortdurende herin nering zijn aan deze belofte. De belofte van de komende verlossing. Breekt dan de dag der verlossing aan, laten ze dan zijn gebeente meenemen. Dan wil ook Jozef, net als Jacob, begraven worden in het beloofde land. Om dat te kunnen realiseren, moet Jozefs gebeente niet op een Egyptische wijze ver zorgd worden. Niet neergelegd worden in een praalgraf, pyramide of raastaba. Het hoeft niet zo indrukwekkend en duur te zijn. Het is genoeg als ze zijn hchaam balsemen en dan in een kist leggen. Een gewone kist, van hout of steen. Het is toch maar iets voor- lopigs. Als God zijn Woord gestand doet zal de definitieve teraardebestelling plaats vin den. In Kanaan. Wat is dat bij Jozef? Niet minder dan de keus van een vernieuwd hart. Hij is bij Israël blij ven horen. Bij Gods voUc. Ondanks de prach tige positie die hij in Egypte had verkregen, is zijn hart nooit van Egypte geworden. Is dat geen grote genade? Is dat niet Gods bewa rende hand over zijn leven geweest? Kennen wij die keus ook? Of hangt ons hart nog altijd aan de wereld en stellen we daar onze hoop op? Maar hoe kon Jozef zo zeker zijn? Hij geloofde. Dat was echter niet iets vanzelf- sprekends. Dat geloven heeft hij moeten leren. In een moeilijke weg. De rede des Hee- ren heeft hem doorlouterd (Ps. 105:19). Door beproeving en strijd heen is het gegaan. Zo heeft hij het mogen leren. Restloos op God vertrouwen. Ook bij het naderen van de dood. Zelfs over de dood heen zien. Ook zijn gebeente in Gods hand weten. Na jaren zal het begraven worden in Kanaan, in de ver wachting van de wederopstanding des vleses. De sterf, zei hij. Maar toch triomfeert het leven. In Egypte weten ze prachtige graven te bouwen. Heel indrukwekkend. Nog steeds trekken die graven bezoekers, die de bouw kunst uit de oudheid bewonderen en zich afvragen hoe mensen er toch zoveel voor over konden hebben. Maar het blijven gra ven, hoe indrukwekkend dan ook. Kanaan heeft iets anders te zien gegeven. Daar heeft God een graf open gedaan. De steen werd weggerold. De gestorven Heiland is niet meer in dat graf. Hij lag er wel een paar dagen, maar nu leeft Hij. Hij heeft de dood verslonden tot overwinning. Hij zegt tot al de Zijnen: Ik leef en gij zult leven. Dat meent Hij. Dat wordt zeker waar. In dat geloof stierf Jozef. In dat geloof is sterven ook echt mogelijk. Maar dan moet wel eerst de goede en onberouwelijke keus gemaakt zijn. De keus tussen Egypte of Israël. Wat is uw keus? Ach, dat is wel duidelijk. Onze keus is ver keerd. Maar zagen we dat al in? En werd het zo al onze begeerte om opnieuw te mogen kiezen? De goede keus te doen? Met andere woorden: Leerden wij al van Gods genade leven? P. den Butter Flakkees. Onze schoondochter komt van de overkant en onze eigen dochters vertrokken naar de overkant, moge als verklaring gel den. Ik wil alleen aantonen dat een steeds gerin ger aantal Flakkeeënaars nog dialect spre ken. Mijn steUing dat zelfs kinderen aan tafel van geboren Flakkeeënaars bijna geen dialect meer spreken is dan ook juist gefun deerd en zit er niet naast! Hierbij doel ik op kinderen van ouders die zelf het Flakkeese dialect vanaf de moederschoot, dus van nature, spreken. Deze ouders gaan zonder erg 'half rogge, half tarwe' spreken, een soort eigen dialect en vaak leuk om aan te horen. De heer Heerschap sprak in het interview over enkele persoonlijke ervaringen. Enke le! Ik heb het geen tientallen keren maar wel honderden keren gehoord dat het Flakkees als dialect er helemaal 'uut gaet'. Meer dan twintig jaar geleden sprak ik met wijlen Jacob Knöps uit Oude Tonge met wie ik bevriend was geraakt door een verblijf in het ziekenhuis van Dirksland. Jacob zei toen tegen mij: "Och, in plan Oost (van Oude Tonge) verstaan ze je niet eens". Met 'ze' werden de overkanters bedoeld. Dus u begrijpt wel waar het gesprek over ging. Ja, dat is slechts één voorbeeld... "Het afkalven van het dialect is geen ramp", staat in het krantenverslag. Nee, rampen zijn wat anders, daar kan de bevolking van Goe ree-Overflakkee helaas wel over meepraten. Maar het afkalven van ons dialect heb ik in cultuurhistorisch opzicht een verarming genoemd en dat houd ik staande. Op Schouwen-Duiveland verschralen de dialecten in een hoger tempo, volgens het verslag. Dus toch?! Dat komt, zegt de heer Heerschap, doordat veel woningen in de dorpjes daar in handen zijn gevallen van tweede huisbezitters. Op Goeree-Overflak kee komt dat ook wel voor, maar in mindere mate. In dat verband doet de vraag zich voor: welk deel van het Ouddorpse gebied is nog in handen van de autochtone bevol king? De notariaten zouden het antwoord kunnen geven. Jammer Het is jammer dat de ontwikkeling van het door ons gesproken dialect, dat van dorp tot dorp verschillend 'wordt uitgesproken, onder grote druk is komen te staan. Dat is vooral jammer voor degene die het spreekt. Een pleister op de wonde is de wetenschap dat alle culturen aan verdwijning onderhe vig zijn. De wereldgeschiedenis heeft dat dikwijls genoeg bewezen. Maar zolang een bepaalde cultuur nog in stand kan worden gehouden en waarlijk niet met betrekking tot het dialect alleen, ben ik daar altijd een voorstander van geweest. Echter ik sluit mijn ogen niet voor ontwikkelingen, hoe negatief ze ook zijn en ons eigen dialect aangaan. Het Flakkees 'gaet dr uut' is beslist geen uiting van een enkehng. Hoe lang een dia lect binnen een taal - in ons geval het Nederlands - zich kan handhaven is door niemand te voorspellen. Maar dat dit afkal vingsproces sneller zal kunnen verlopen dan wij nu misschien denken is niet denkbeel dig. Waarom niet? Omdat onze eigen taal eveneens onder druk is komen te staan gezien een verdere internationalisering van de staatsverhoudingen en niet te vergeten de technische ontwikkelingen met een geheel nieuw vocabulair als gevolg. De Belgen vechten daar een beetje tegen. Zij noemen een caravan een sleurhut en een centrifuge een zwierder. Maar laten we het dicht bij huis houden en het Flakkees in al zijn diversiteit zoveel mogelijk beschermen of stimuleren. Hoe? Dat zal de moeilijke vraag zijn. Ik betreur het dat de heer Heerschap als dia- lectdeskundige zich zo kleinerend heeft uit gelaten over een door mij realistisch gege ven beeld in zake ons eigen dialect en had tenminste een andere kwalificatie verwacht dan: "hij zit er naast". Ik kan u verzekeren dat ik er middenin sta! DAVID HOOGZAND Sommelsdijk Waar, waar O WAAR. Piet van Cato zit met zijn handen in haar. Weet u hoe het is gelegen? Piet is nogal verlegen. Hij durft aan niemand iets te vragen Waar hij zijn rommelmarktspullen in kan dragen. Want tot onze grote spijt Zijn wij door omstandigheden onze schuur kwijt. Daarom een OPROEP voor OUDDORP!!! Waar slaan wij nu onze spullen op? VS^IE WEET ER RAAD? Voor de spullen van WOORD EN DAAD Heeft u er een plaats voor? Bel het dan even door: 0187-683324. ■"yyyyyxyyyxxxyxyvxxyr>rA-?^:xxxxxxxyx-"xxyyyxx--xxyyxxyxyyxyyyyxx' -30- De vijfde compagnie van het bataljon voor speciale diensten sneeuwt in en raakt van de wereld afgesloten. Buiten heeft de Russische winter zijn intrede gedaan. Er is geen wereld meer, alleen sneeuw, sneeuw, sneeuw. Maar wat weet een Duits soldaat eigenlijk van de win ter? Onderbreking van het werk of van een vakantie in de alpen waar de wintersport naar hartelust genoten kon worden. Maar wanneer zoals nu de sneeuw zich tot bergen ophoopt, dan kent de Duitser zelfs zijn directe omgeving niet meer, laat staan dat hij zich daar in zou moeten begeven. Voor hem houdt buiten alle leven op, hij is gebonden aan zijn warme huis waarin hij gelaten afwacht tot er verandering zal komen. Wat weet hij van een Russische winter, niets toch immers? Nu is de Duitser uitgeteld. Is het dan een wonder dat hij, die de beste soldaat ter wereld wordt genoemd, op z'n minst mag aannemen dat de Russen helemaal niet uit de voeten kunnen? Ver weg aan de bosrand, waar eeuwenoude stairunen als donkere silhouetten uit de witte wereld omhoog rei ken naar de sneeuwhemel, waarin hun kruinen zijn verdwenen, staat in een wit gewaad gehuld een reus van een kerel; kapitein Igor Iwanowski. De sneeuw reikt hem bijna tot de heupen. Peinzend, zijn papyros- sa met de handen beschermend, wacht hij tot zijn par tizanen zullen komen. Zware wapens zijn op sleden geladen en zullen dadelijk op weg gaan voor een actie tegen de Duitsers. Gedempte stemmen klinken in het bos, gerinkel van metaal op metaal. Langzaam maakt zich uit het donker een zwartwitte massa los. Partiza nen. Uit de verre omtrek zijn ze samen gekomen om enkele Duitse bataljons te overvallen. Kleine ruige paardjes trekken sleden, waarop wapens en munitie zijn geladen. De in winterkleren gehulde mannen heb ben sneeuwschoenen aan, waarmee ze zich snel kun nen verplaatsen. Eén voor één komen de sleden het bos uit en volgen de bosrand in westelijke richting. Het is een heel lange karavaan, die zich langzaam door de nacht beweegt. Als laatste verlaat kapitein Igor Iwanowski met twee partizanen de bosrand. Ze voeren een zware mitrailleur met zich mee en enkele tronunels munitie. De actie zal pas twee dagen later plaatsvinden. Het is de bedoeling dat enkele compagnieën omsingeld wor den om deze, als de transporten komen, te vernietigen. De wapens, die de goederen aanvoeren, zullen ergens op de weg Mga-Leningrad overvallen worden. Nu de Duitsers door de zware sneeuwval in hun doen en laten gehinderd zijn, is het bijna zeker dat de actie zal sla gen. Bijna onhoorbaar schuiven de platte sleden door de sneeuw. Voor de dag aanbreekt, moet de helft van de troepen over de straatweg zijn om daar in stelling te gaan. Verkenners zijn reeds uitgezonden om te zien of de weg vrij is. Ongezien moeten de wapens in stelling worden gebracht; de paarden moeten weer terug over de straatweg. De sleden die materiaal hebben aange voerd moeten klaar staan om straks de veroverde goe deren te transporteren. Waar de weg een flauwe bocht maakt, liggen onzicht baar twee figuren in de sneeuw. Het zijn enkele van de verkenners die de weg in de gaten houden en op moe ten letten of straks hun kameraden over kunnen steken. Een paar keer zijn er tanks langs gekomen met sneeuwschuivers er achter. De Duitsers stellen alles in het werk om de weg open te houden. Maar het is een ondoenlijk werk. Nauweüjks een kwartier nadat de tanks zijn geweest, hgt er al weer een dikke laag, waar door het vrachtverkeer slechts met grote moeite kan vooruitkomen. De twee Russen in hun witte camouflagepakken ziet niemand, hoewel ze slechts een tiental meters van de weg af liggen. Slechts bij hoge uitzonderingen passe ren nog transporten. 'Luister kameraad.' 'Wat is er?' 'Fritzen!' De twee partizanen duiken diep weg in de sneeuw. In het donker klinkt zwak gerammel van wapentuig; een bewijs dat de patrouille dichtbij is. Nu kunnen de man nen de stemmen van hun vijanden horen. Verstaan doen ze hen niet, maar de aanwezigheid van hun vijan den doet hun haat oplaaien. Een groep van zo'n twintig soldaten steekt vaag af tegen de nachtlucht. 'Zo, moffen', sist één van de partizanen. 'Kerel, houd je mond, die Fritzen kunnen je horen! Ben je levensmoe?' fluistert de ander geschrokken. 'We kunnen ze makkelijk neerknallen.' Heel voor zichtig haalt hij zijn machinepistool onder zijn jas uit. 'Job twojemadj', verwenst de Rus de Duitsers; 'jullie gaan er allemaal aan, allemaal!' Zijn maat legt zijn hand met een ijzeren greep op het wapen: 'Rustig blijven. Wou jij met een machinepis tool het hele Duitse leger uitroeien? Gebruik je ver stand!' De ander gromt een paar onverstaanbare woor den, maar doet verder geen poging meer om zijn voor nemen uit te voeren. Of het ongeluk het wil: vlak voor de plaats waar de twee Russen liggen, blijft de patrouille staan. Al verstaan de Russen er geen woord van, ze horen alles wat de Duitsers spreken. 'Matmen, laten we hier een poosje rusten. De patrouil le van de derde compagnie had allang hier moeten zijn. Wij zijn zelfs al veel verder gegaan dan ons traject: Let maar eens op, dadelijk staan de mannen van de derde voor onze neus.' Het groepje gaat bij elkaar staan praten. Ze slaan de armen om hun lichaam en maken kniebuigingen om warm te worden. 'Allebei een handgranaat, kameraad en het hele zaakje is opgeruimd.' 'Houd je rustig! vergeet niet wat onze opdracht is', fluistert de ander. De Duitsers lachen en maken grappen. Gelukkig dat de Russen niet verstaan wat er wordt gezegd, anders zou den ze zich misschien niet in hebben kunnen houden met het sinijten van hun handgranaten. Uit de donkere massa Duitsers maakt zich een figuur los. 'Mannen, ik moet even', zegt de man en loopt zijn kle ren losmakend naar de kant van de weg. Slechts een paar meter bij de twee Russen vandaan blijft hij staan en doet zijn behoefte in de sneeuw. 'Hé, kijk maar uit', wordt er geroepen, 'dadelijk grij pen de Russen je bij je benen.' 'Laat maar komen! Ik ben scherpschutter. Zonder moeite mik ik hun ogen dicht.' De Rus knarsetandt: 'Pjos', (hond) sist hij. Zijn kame raad drukt hem met ijzeren greep tegen de grond. De man die een vijand zo dicht bij zich heeft, is bijna niet in toom te houden. Na een minuut of vijf komt uit tegenovergestelde rich ting de andere patrouille. De mannen begroeten elkaar, maken een praatje en keren dan naar hun uitgangspunt terug. De twee partizanen weten genoeg. Van hun vijand hebben ze niet veel te vrezen. ,-- (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2004 | | pagina 5