EIIAIIEMBn-IIIEIJWS
Pas 's avonds laat besloot ik te gaan. De nacht was helder en fris. En hoe
meer ik de Rijnmond achter me liet, hoe meer sterren ik zag. Wat vijftig
jaar geleden een halve dag reizen was, was nu een aangename autorit van
drie kwartier. Ik draaide een mij onbekende weg op. 't Was jaren geleden
dat ik er geweest was en ik herkende er niets meer. Na enig zoeken reed
ik de eerste de beste straat maar in. Zo groot is het dorp niet en de kerk
zou ik altijd wel vinden. Op straat was niemand te bekennen en alle
woningen waren donker. Op goed geluk sloeg ik linksaf en ineens had ik
de oude dorpskerk in het oog. Op de Ring was parkeerruimte genoeg.
Vlakbij de Kerkstraat stapte ik uit. Van dat straatje had ik op internet
een foto opgevist en dat beeld wilde ik als eerste zien. De Kerkstraat is
aangenaam smal en kort, maar het beeld uit 1953 was totaal veranderd.
Op de kerktoren staat nu een lantaarn. Het huis dat ooit de Kerkstraat
als het ware afsloot, was verdwenen. En het slop waaraan toen een tien
tal huisjes had gelegen en dat de Blinde Darm werd genoemd, was nu een
gewone poort. Er is sindsdien veel veranderd. De Nieuwstraat lag er al
even stil en verlaten bij. Ik liep naar links, alhoewel rechtsaf even goed
had geweest. De hoog oprijzende gevel van de Rooms-Katholieke kerk
overviel me. Ook in het halfduister van de nacht ging daar kracht vanuit.
Ik liep achteruit en vanaf de overkant van de straat bewonderde ik zo
goed als dat in het donker ging, het ritme van het metselwerk. De brede
en strakke gevel van dit roomse godshuis was van een calvinistische
gestrengheid. Een schema op het prikbord liet zien dat dit kerkgebouw
echter niet meer elke zondag haar deuren opende. Dat moet vroeger
anders zijn geweest. Toen was zo'n dertig procent van Oude Tonge rooms
katholiek, wat neer kwam op rond de duizend parochianen. Op die ramp
zalige zondagmorgen in 1953 kwamen er daarvan 134 om. Een halve kerk
vol - het blijft onvoorstelbaar.
Verloop van de ramp
Slachtofferlijst
Vermisten
Reconstructie tijdsverloop van de ramp bij Oude Tonge
Lijst van de vermiste slachtoffers (naam, leeftijd, adres)
in Oude Tonge en Nieuwe Tonge
Kracht en richting
van de vloedgolf
Vermist of niet-geïdentificeerd?
Er is...
PAGINA 11
VRIJDAG 30 JANUARI 2004
Wat slachtoffers ons kunnen vertellen
door Arie Kuijvenhoven
De brede poort naast de kerk leidde me naar
een parkeerplaats waar een kat zich haastig
uit de voeten maakte. Ze had me pas op het
laatste moment opgemerkt; kennelijk liep ik
nagenoeg geruisloos. De nacht was er ook
naar om zo min mogelijk geluid te maken. Ik
liep om de kerk heen en beklom de trap naar
de Molendijk. Bovenaan stond een deprime
rend bouwsel. Duidelijk niet bedoeld om de
schoonheid van de kerk naar de kroon te ste
ken. Ook de rest van dat deel van de Molen
dijk herinnerde vooral aan betere tijden. Tij
den die al ver achter ons moeten liggen.
Even verderop lagen Voske en Geit in diepe
rust, idyllisch beschenen door de nachtver
lichting achter de bar. Voor me lag de Oost
dijk, links de Voorstraat en rechts Kaai en
Zuiddijk. Ongetwijfeld was dit het hoogste
punt van het dorp en door dit kruispunt van
dijken waarschijnlijk ook het sterkste. Des
ondanks zaten die gleuven daar niet voor
niets. Hoe laat waren de schotbalken toen
geplaatst? Was dat eigenlijk wel gebeurd?
Ik stak het parkeerterrein schuin over en
stopte aan de kaderand. Hoe lang zou het
lopen zijn naar de sluis? Die moest ergens
verderop in het donker liggen. Uit die rich
ting kwamen twee mannen aangefietst. We
groetten elkaar vriendelijk. Opgewekt pra
tend reden zij de hol naar de Oostdijk op. Het
was zo ongeveer het moment waarop vijftig
jaar daarvoor het water over de dijk begon te
stromen, maar elke herdenking heeft zijn
eigen tijd. Ik liep daarom in de richting van
de sluis en was er in nog geen vijf minuten.
Zo kort - dat kon toch niet waar zijn? Dus
liep ik terug, langzamer nu en om het par
keerterrein heen. Dat was toen immers nog
haven, bovendien stormde het die nacht hard
en stond de wind ook nog eens pal tegen.
Maar na ruim vijf minuten stond ik voor het
vroegere gemeentehuis. Wat had men die
nacht dan toch gedaan? Was men zo vertwij
feld geraakt, zo bevangen door opkomende
ongerustheid, door een omhoog kruipend
gevoel van naderend onheil, van niet te
keren geweld, dat men een uur en misschien
nog langer nodig had gehad om in actie te
komen? Pas om kwart over drie zou men
besloten hebben om alarm te slaan. Moeilijk
te vatten. Temeer toen me later bleek dat
daar niet de minsten van het dorp bij elkaar
waren geweest: burgemeester Van Dijk,
wethouder Gebraad (PvdA), gemeenteraads-
Ud Kanters (SGP), dijkgraaf Van Nieuwen-
huizen. Mannen die elkaar al jaren kenden
en die met elkaar veelvuldig hadden over
legd over het herstel van keersluis en haven.
Kenden ze elkaar misschien te goed en had
de één zijn standpunt niet meer willen wijzi
gen omdat een ander betere argumenten had
gehad?
Al tijdens de eerste gemeenteraadsvergade
ring na de ramp had Fase (SGP), wiens
vrouw was omgekomen, gezegd dat er te laat
was gewaarschuwd. De Vin (PvdA) was
Fase toen bijgevallen door te zeggen dat
sluiswachter Den Rooijen hem had geschre
ven dat hij al om 01.00 uur had gewaar
schuwd. Maar wie heeft die brief nog meer
gezien? En: hóe en wie had Den Rooijen dan
"De hoog oprijzende gevel
van de Rooms-Katholieke kerk overviel me.
gewaarschuwd? Gebraad had daarop aange
voerd dat men om kwart over drie op het
gemeentehuis was, waarop Van Dijk de dis
cussie had besloten met te zeggen, dat nie
mand er bij had stilgestaan dat de polder het
Oudeland vol zou lopen. Was dat een vraag
geweest of een constatering? Niemand
reageerde daarop - ook De Vin niet, alhoe
wel die ooit eens aan die mogelijkheid
gedacht moet hebben. En had Van Dijk
ongelijk?
Teruggekeerd op de plaats die vroeger het
kloppend hart van het dorp moet zijn
geweest, was het in alle windrichtingen nog
even stil als daarvoor. Ik liep via de Voor
straat terug naar de Kerkring. Geruisloos,
want ik wilde de welhaast serene rust niet
verbreken. Zelden voelde ik me zozeer een
buitenstaander.
Waarom ik het daarbij niet gelaten heb, maar
verder ben gaan zoeken - ik weet het echt
niet. De ramp had me te pakken en heeft me
sindsdien niet meer losgelaten. En al zoe
kend bleken er meer vragen te kunnen wor
den gesteld dan ik denk te kunnen beént-
woorden.
Al in 1953 begon de Provinciale Waterstaat
van Zuid-Holland aan een onderzoek naar
het verloop van de ramp. Het rapport daar
over is waarschijnlijk in 1954 gepubliceerd,
maar een officiële datum ontbreekt. Ook
staat daarin niet vermeld met wie men zoal
gesproken heeft of hoe men gegevens heeft
verzameld. De bronnen zijn dus onduidelijk,
alhoewel de burgemeesters een aanzienlijke
rol lijken te hebben gespeeld - wat natuurlijk
niet betekent dat het onderzoek daardoor
onbetrouwbaar is. Door het ambtelijke taal
gebruik en de systematische opbouw maakt
het zelfs een degelijke indruk. In die tijd was
het ook niet zo nodig om alles maar met
voetnoten af te dekken. Later is dit onder
zoek gebruikt door Rijkswaterstaat, toen die
een eigen onderzoek naar het verloop van de
ramp instelde.
Dat laatste onderzoek, waarschijnlijk ook al
in 1953 opgezet, werd in 1961 officieel
gepubliceerd en beschrijft het verloop van
de ramp langs de gehele kust. Alleen al de
berekeningen en onderzoeken beslaan enke
le honderden bladzijden en maken een gron
dige indruk. En zeker zo belangrijk is dat
Rijkswaterstaat zich in die tijd allerminst
bedreigd hoefde te voelen, ook niet door
eventuele onwelgevallige feiten. Het was
echt een andere tijd. Dat verschil blijkt ook
uit de manier waarop in beide onderzoeken
over de watersnoodramp wordt geschreven.
Het gaat over klei, water en wind, over gaten
die al dan niet op maaiveldhoogte lagen,
over dijkvoeten en over binnen- en buiten
bermen. Termen van techneuten waarin voor
de mens geen plaats is.
Wel kan op basis van die onderzoeken het
verloop van de watersnoodramp worden
geschetst (zie onderstaand kader). Aan de
hand daarvan kun je bijvoorbeeld ook
nagaan, of het verloop van de ramp weer
spiegeld wordt in het aantal slachtoffers, of
in hun woonplaats of in nog iets anders.
Natuurlijk zijn de ervaringen van de overle
venden daarbij onmisbaar. Maar ook de
slachtoffers kunnen ons waarschijnlijk nog
waardevolle informatie verstrekken. Hun
aantal is echter zo groot, zo ontzagwekkend
groot, dat je jezelf wel beperken moet. Voor
lopig koos ik daarom voor Oude Tonge en
Nieuwe Tonge.
Aanvankelijk dacht ik dat aan het aantal
slachtoffers niet hoefde te worden getwij
feld. Allereerst staat er op de website van
het Zeeuws archief een namenlijst. Dat
klinkt officieel. Bij navraag bleek die lijst
terug te voeren op de slachtofferlijst van het
Rode Kruis die in oktober 1953 werd gepu
bliceerd. Die lijst komt bijna geheel overeen
met soortgelijke overzichten in enkele
gedenkboeken. Op enkele punten bleken er
toch wat verschillen tassen die lijsten te
bestaan. Want wanneer vind je dat iemand
slachtoffer is? Ga je dan uit van het moment
waarop iemand waarschijnlijk omkwam?
Speelt de doodsoorzaak nog een rol? Vragen
die méér zijn dan een woordspelletje. Het
gaat immers over het trekken van een grens,
over 'wel' of 'niet', over het bereik of de
omvang van de watersnoodramp. En als die
vraag op verschillende manieren wordt
beantwoord, krijg je onvergelijkbare rijen
slachtoffers.
Niet dat ik denk dat die verschillen zo groot
zijn, dat daardoor het totale aantal slacht
offers van de watersnoodramp aanzienlijk zal
wijzigen. In Oude Tonge betreft het twee
slachtoffers, namelijk de hoogbejaarde
mevrouw Munters en de korporaal Polanen.
De eerste overleed op de morgen van de
ramp aan wat we nu waarschijnlijk een hart
stilstand zouden noemen; de tweede kwam
enige dagen later om tijdens het werk. Waar
schijnlijk omdat de verschrikkingen haar
teveel waren geworden is mevrouw Munters
van begin af aan gezien als slachtoffer van de
ramp; bij korporaal Polanen lag dat anders.
Er is ook veel voor te zeggen om het slacht
offerschap van de ramp te beperken tot 1 en
eventaeel 2 februari 1953. Daarna wordt de
relatie met de gebeurtenis zelf een andere,
zoals bij korporaal Polanen. Maar elders
heeft men in vergelijkbare gevallen een
andere besUssing genomen. Het totale aantal
slachtoffers van de watersnoodramp is dan
ook 'vastgesteld', wat iets anders is dan 'is'.
Tenslotte nog A.J. Pieterse. Hij staat op de
lijst van Oude Tonge, maar woonde net over
de gemeentegrens in Nieuwe Tonge. Naar
beste weten verbleef hij tijdens de ramp
nacht bij zijn gezin. Vanuit Nieuwe Tonge is
nog geprobeerd hen te waarschuwen, maar
daarvoor was het al te laat. Alle vier leden
van het gezin kwamen om. Vader Pieterse
staat echter op de lijst van Oude Tonge.
Waarschijnlijk is dat misverstand een gevolg
van het feit dat zijn stoffelijk overschot wel
in Oude Tonge werd aangetroffen. Zijn stof
felijk overschot werd wel in Oude Tonge
aangetroffen en hij werd er in het massagraf
begraven. Verder behoorde het gezin Pieter
se wel tot de Rooms-Katholieke parochie
van Oude Tonge en gingen de beide zoontjes
daar ook wel op school. Op zich goede argu
menten om het gezin van Pieterse bij Oude
Tonge te tellen. Maar dit zijn meer sociale
dan bestüürüjke argumenten; gaan we die
tóatste toepassen, dan krijgen we een heel
andere indeling. Daarom houd ik de
gemeentegrenzen voorlopig maar aan.
Op basis van deze overwegingen kan het
aantal slachtoffers van de watersnoodramp
van Oude Tonge worden vastgesteld op 303
- dat wil zeggen 300 inwoners en 3 logees.
Het aantal slachtoffers van Nieuwe Tonge
komt dan op 86.
Tijdens het onderzoek naar het aantal slacht
offers bleken er ook kleinere onnauwkeurig
heden in de lijst te staan, zoals een fout
3.30 uur: vijf diepe bressen in de Zuiderlandse Zeedijk;
4.00 uur: het water stroomt over de keersluis en de buitendijk;
4.00 uur: de zeedijk ten westen van Battenoord breekt;
4.15 uur: bij de hoeve van Nagtegaal loopt het water over de zeedijk van de
Battenoordsepoider;
4.20 uur: de elektriciteit valt uit;
4.30 uur: staat er NAP +3 mtr. in polder het Zuiderland;
4.30 uur: dijk bij de keersluis bezwijkt;
4.30 uur: Oudelandsedijk dreigt te bezwijken, er stroomt water over het zuideüjk dijkvak
tussen Henricahoeve en Helledijk;
4.50 uur: water overstroomt de Zuiddijk die direct breekt, het water stroomt de haven in;
4.50 uur: een vloedgolf loopt langs de Oudelandsedijk en stroomt de Molenpolder in;
4.55 uur: vanaf de Zuiddijk loopt een tweede(?) vloedgolf jn noordelijke richting langs de
Oudelandsedijk;
4,55 uur: dreigende doorbraak Molendijk bij het slop tassen Van Breemen en Doesburg
gestopt;
4.55 uur: nog voor 5.00 uur stroomt ook vanuit het Oudeland water de Molenpolder in;
5.00 uur: de Oudelandsedijk nabij boerderij van Hobbel breekt;
5.00 uur: de Molendijk breekt en een muur van water stroomt polder Oudeland in, de al
lopende golf water wordt hierdoor versterkt;
5.(X) uur: stroomt het water over Hanendijk en Oudelandsedijk polder het Noordland in;
5.00 uur: eerste water in de bebouwde kom van Oude Tonge;
5.15 uur: de Hanendijk bezwijkt, Nieuwe Tonge wordt vanuit het zuiden en westen
3overstroomd;
5.15 uur: gehele polder Oudeland staat blank;
5.30 uur: water staat in Oude Tonge NAP+3m, bij korenmolen NAP+3,5m;
6.00 uur: dijk Oostendesepolder bezwijkt;
6.30 uur: bij Watergatseweg stroomt het water de Oostmoerpolder in.
Deze tijdschaal is samengesteld aan de hand van gegevens van Provinciale Waterstaat
van Zuid-Holland en van Rijkswaterstaat. Alle tijden zijn geschat.
geschreven naam of een verkeerde geboorte-
datam. Die onvolkomenheden konden
meestal worden ondervangen. Wel neemt
het belang van een lijst af als je er niet zeker
van kunt zijn of de gegevens kloppen. Want
als dit niet klopt, wat klopt er dan nog meer
niet? Om die reden werd de slachtofferlijst
van het Rode Kruis vergeleken met de
namen van degenen die in het massagraf
begraven liggen. Daarbij bleek dat er drie
slachtoffers onder hun eigen naam in het
massagraf liggen die op de slachtofferlijst
als vermist te boek staan. Voor ik die con
clusie echt durfde trekken, is die controle
enkele keren herhaald, waarbij bovendien op
de verschillende hoeken van het massagraf
werd begonnen. Want een telfout is snel
gemaakt.
Vervolgens werd het gemeentearchief van
Oude Tonge geraadpleegd. Daarin bevinden
zich verschillende lijsten met slachtoffers.
Lijsten waaruit duidelijk spreekt hoezeer
men die eerste dagen geworsteld heeft om
overzicht te krijgen. Zo is er een lijst waarop
van elk huisadres in de Nieuwstraat vermeld
staat hoeveel personen daar op het moment
van de ramp waarschijnlijk waren. Later
De meeste vermisten van Oude Tonge en Nieuwe Tonge liggen hoogstwaarschijnlijk
in het massagraf te Oude Tonge.
Oude Tonge:
Los Jarmetje E-, 50 jaar, gewoond hebbend B 80
Hobbel Jacob, 71 jaar, gewoond hebbend B 81
Peperstraten Comeüa H. van, 15 jaar, gewoond hebbend CapeUeweg B 54
Tuns Goverdina P.M., 2 jaar, gewoond hebbend Capelleweg B 57
TuDS Johannes J., 6 jaar, gewoond hebbend Capelleweg B 57
Dekker Jacobus A., 3 jaar, gewoond hebbend Julianastraat 3
Knoope Johanna A.W., 8 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 83
Wijk-Stoop Maria C.W. van, 49 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 79
Wijk Elizabeth A. van, 8 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 79
Pollemans Gerardus B., 1 jaar, gewoond hebbend B 96
Polder Arendje, 77 jaar, gewoond hebbend Nieuwstraat 57
Nieuwe Tonge:
Slinger Pietertje M., 6 jaar, gewoond hebbend Battenoordsedijk 4
wordt volstaan met die adressen waar iemand
is omgekomen. Misschien werd het teveel
werk of was het niet goed meer mogelijk om
van elk adres na te gaan wie er daadwerkelijk
in de rampnacht aanwezig was geweest. De
evacuatie begon immers al na enkele dagen.
Verder zijn er lijsten met namen waarachter
de vermelding 'vermist' of 'overleden' staat,
wat in veel gevallen later werd gewijzigd.
De namen staan verder niet in alfabetische
volgorde, maar door elkaar. Misschien is er
aangesloten bij de volgorde waarin de slacht-
-_fifiers werden geïdentificeerd.
Vooral de eerste dagen na de ramp moeten
voor familie, vrienden of buren vreselijke
momenten zijn geweest. Want elke identifi
catie betekende tegelijkertijd dat men alle
hoop moest laten varen. Later veranderde
dat. Toen werd een identificatie vaak de
bevestiging van wat men al vreesde. Onze
kerheid werd dan zekerheid en hoe verdrie
tig ook, vaak is dat te verkiezen boven voort
durende onrust en angst. De toenemende
zekerheid lees je ook af aan de namenlijsten,
waarop talloze aanpassingen, wijzigingen,
verbeteringen en doorhalingen staan. De
lijsten zijn daardoor ook slecht leesbaar. Het
was daarom nodig dat naam voor naam werd
nagegaan of betrokkene was geïdentificeerd
en waar hij of zij begraven lag. Uiteindelijk
kon de lijst met de vermiste slachtoffers van
Oude Tonge worden achterhaald en gecon
troleerd. Het blijkt te gaan om elf slacht
offers, wat drie minder is dan volgens diver
se slachtofferlijsten.
Al doende was gebleken dat een enkel ver
mist jongetje uit Nieuwe Tonge in het mas
sagraf begraven Ugt. Voor Nieuwe Tonge
werd daarom eenzelfde zoektocht uitge
voerd. Daarbij bleken enkele vermisten
onder eigen naam begraven te liggen op de
begraafplaats van Nieuwe Tonge. en bleek
en slachtoffertje in Achthuizen te zijn begra
ven. Het aantal vermi^e slachtoffers in
Nieuwe Tonge komt daarmee van zes op één
te staan. De namen van de vermisten staan
op onderstaande lijst.
Voor zover nu bekend worden er op Goeree-
Overflakkee alleen in Oude en Nieuwe Ton
ge slachtoffers vermist. Daarnaast woonden
veel vermisten op Duiveland. Naar de
omvang van die groep wordt ook een onder
zoek ingesteld, maar daarover kan nog niets
naders worden gezegd.
Opvallend is dat de groep van twaalf Flak-
keese slachtoffers acht kinderen telt: drie
jongetjes (van 1,3 en 6 1/2 jaar) en vijf meis
jes (van resp. 2 1/2,6 1/2, 8, 8 en 15 jaar). Of
die verhouding overeenkomt met de totale
"Ik liep in de richting van de sluis en was er in nog geen vijf minuten
groep vermiste slachtoffers is dus nog onbe
kend. Als dat zo is, speelt hier waarschijnlijk
de fysieke factor een rol. Door hun postuur
en hun lichaamsgewicht zijn kinderen
immers kwetsbaarder dan volwassenen. Het
is aannemelijk te veronderstellen dat kinde
ren, eenmaal omgekomen, vaker dan vol
wassenen door de waterstroom zozeer zijn
meegevoerd dat zij niet meer werden terug
gevonden. Daarbij komt nog de volgende
veronderstelling. (Ter verduidelijking zijn in
het overzicht hierna de vermiste slachtoffers
gerangschikt naar woonadres.)
Voor zover bekend verbleven alle vermisten
op het moment van de ramp thuis. Uit de
vele B-nummers blijkt verder dat een groot
aantal vermisten in het buitengebied woon
de. Twee adressen, B 80 en B 81, lagen niet
alleen vlakbij elkaar aan de Oudelandsedijk,
maar hoogstwaarschijnlijk ook vlakbij de
eerste dijkdoorbraken. Dan de nummers B
54 en B 57. Dat waren de woningen van de
families Tuns en Van Peperstraten, die vlak
bij elkaar aan de Capelleweg stonden. Ver
volgens komen we bij het huis van de fami-
He Dekker aan de Juhanastraat 3. Het hele
gezin kwam om. Hun huis stond aan de oost
kant van de Julianastraat, vlakbij de Sta
tionsweg. Direct om de hoek, dus op het
gedeelte van de Stationsweg tot aan de
Emmastraat, stonden twee rijtjes arbeiders
woningen. Het eerste huis, nummer 83, werd
bewoond door de familie Knoope en twee
deuren verder, op nummer 79, woonde de
familie Van Wijk. De twee andere vermiste
slachtoffers woonden drie tot vijfhonderd
meter zuidelijker.
Bekend is dat het water vlakbij de boerderij
van Hobbel met grote kracht door de Oude
landsedijk brak. De waterstroom volgde
vandaar natuurlijk de kortste weg naar het
laagste punt van de polder: het gemaal. De
kracht van de vloedgolf zal in de hoofdrich
ting ook het grootst geweest zijn en door de
noordwester storm nog extra zijn opgejaagd.
Die gecombineerde krachten vernietigden
nagenoeg alle huizen die in de weg stonden.
Dat waren de huizen aan de Capelleweg, aan
beide zijden van het toenmalige begin van de
Julianastraat en direct om de hoek aan de
Stationsweg. Op die lijn woonden, op twee
na, de slachtoffers die later als vermist te
boek moesten worden gesteld.
Na ongeveer anderhalf uur brak het water
door de dijk van de Oostendesepolder. Ook
die stond in korte tijd geheel onder water.
Het gezin Mijs en broer en zus Vroeginde-
weij lieten daarbij het leven. Door de wat
zuidelijker ligging werd de rest van het dorp
echter iets minder zwaar door de watervloed
getroffen. Aan de oostkant van het dorp vie
len zelfs nagenoeg geen slachtoffers.
In theorie kan de kwalificatie 'vermist' twee
betekenissen hebben. De ene is dat een
slachtoffer echt nooit meer teruggevonden
werd. In het andere geval is een slachtoffer
wel teruggevonden, maar kon het niet meer
worden geïdentificeerd.
In het massagraf van Oude Tonge liggen elf
onbekende slachtoffers. Volgens het dossier
zijn het vier jonge meisjes, een wat ouder
meisje, drie jongetjes en drie volwassen
vrouwen. Het is heel verleidelijk om nu te
concluderen dat 'dus' de meeste vermisten
wel in het massagraf zullen liggen. Toch is
dat wat voorbarig. Allereerst was het vast
stellen van de leeftijd of van andere - voor
identificatie van belang zijnde - kenmerken
van slachtoffers soms heel moeilijk. Boven
dien weten we weinig meer over wat in de
maanden na de ramp aan identificatie-onder
zoek is verricht. En tot slot kunnen er in de
slachtofferlijst nog meer onjuistheden staan.
Maar ook als we concluderen dat de meeste
vermisten van Oude en Nieuwe Tonge
hoogstwaarschijnlijk in het massagraf lig
gen, dan nog is het niet meer mogelijk om
van elk onbekend slachtoffer de identiteit te
bepalen. Alleen van de bejaarde Jacob Hob
bel ontbreekt sedert de rampnacht echt elk
spoor.
Ter gelegenheid van de vijftigjarige herden
king van de watersnoodramp werd in Oude
Tonge een boekje gepubliceerd met als titel:
'Er is nog zoveel niet verteld'. Een titel die
zeer toepasselijk is. Niet alleen op overle
venden en andere nabestaanden, maar ook
op de slachtoffers.
Met dank aan:
de heren Krouwer, Filius en Bos
mevrouw Van Kempen
(gemeente Oost-Flakkee)
de heer Both (gemeente Middelhamis)
De auteur, Arie Kuijvenhoven, is onder
zoeker en adviseur op het gebied van vei
ligheidsbeleid.