EIIAIIEMBn-IIIEIJWS Pas 's avonds laat besloot ik te gaan. De nacht was helder en fris. En hoe meer ik de Rijnmond achter me liet, hoe meer sterren ik zag. Wat vijftig jaar geleden een halve dag reizen was, was nu een aangename autorit van drie kwartier. Ik draaide een mij onbekende weg op. 't Was jaren geleden dat ik er geweest was en ik herkende er niets meer. Na enig zoeken reed ik de eerste de beste straat maar in. Zo groot is het dorp niet en de kerk zou ik altijd wel vinden. Op straat was niemand te bekennen en alle woningen waren donker. Op goed geluk sloeg ik linksaf en ineens had ik de oude dorpskerk in het oog. Op de Ring was parkeerruimte genoeg. Vlakbij de Kerkstraat stapte ik uit. Van dat straatje had ik op internet een foto opgevist en dat beeld wilde ik als eerste zien. De Kerkstraat is aangenaam smal en kort, maar het beeld uit 1953 was totaal veranderd. Op de kerktoren staat nu een lantaarn. Het huis dat ooit de Kerkstraat als het ware afsloot, was verdwenen. En het slop waaraan toen een tien tal huisjes had gelegen en dat de Blinde Darm werd genoemd, was nu een gewone poort. Er is sindsdien veel veranderd. De Nieuwstraat lag er al even stil en verlaten bij. Ik liep naar links, alhoewel rechtsaf even goed had geweest. De hoog oprijzende gevel van de Rooms-Katholieke kerk overviel me. Ook in het halfduister van de nacht ging daar kracht vanuit. Ik liep achteruit en vanaf de overkant van de straat bewonderde ik zo goed als dat in het donker ging, het ritme van het metselwerk. De brede en strakke gevel van dit roomse godshuis was van een calvinistische gestrengheid. Een schema op het prikbord liet zien dat dit kerkgebouw echter niet meer elke zondag haar deuren opende. Dat moet vroeger anders zijn geweest. Toen was zo'n dertig procent van Oude Tonge rooms katholiek, wat neer kwam op rond de duizend parochianen. Op die ramp zalige zondagmorgen in 1953 kwamen er daarvan 134 om. Een halve kerk vol - het blijft onvoorstelbaar. Verloop van de ramp Slachtofferlijst Vermisten Reconstructie tijdsverloop van de ramp bij Oude Tonge Lijst van de vermiste slachtoffers (naam, leeftijd, adres) in Oude Tonge en Nieuwe Tonge Kracht en richting van de vloedgolf Vermist of niet-geïdentificeerd? Er is... PAGINA 11 VRIJDAG 30 JANUARI 2004 Wat slachtoffers ons kunnen vertellen door Arie Kuijvenhoven De brede poort naast de kerk leidde me naar een parkeerplaats waar een kat zich haastig uit de voeten maakte. Ze had me pas op het laatste moment opgemerkt; kennelijk liep ik nagenoeg geruisloos. De nacht was er ook naar om zo min mogelijk geluid te maken. Ik liep om de kerk heen en beklom de trap naar de Molendijk. Bovenaan stond een deprime rend bouwsel. Duidelijk niet bedoeld om de schoonheid van de kerk naar de kroon te ste ken. Ook de rest van dat deel van de Molen dijk herinnerde vooral aan betere tijden. Tij den die al ver achter ons moeten liggen. Even verderop lagen Voske en Geit in diepe rust, idyllisch beschenen door de nachtver lichting achter de bar. Voor me lag de Oost dijk, links de Voorstraat en rechts Kaai en Zuiddijk. Ongetwijfeld was dit het hoogste punt van het dorp en door dit kruispunt van dijken waarschijnlijk ook het sterkste. Des ondanks zaten die gleuven daar niet voor niets. Hoe laat waren de schotbalken toen geplaatst? Was dat eigenlijk wel gebeurd? Ik stak het parkeerterrein schuin over en stopte aan de kaderand. Hoe lang zou het lopen zijn naar de sluis? Die moest ergens verderop in het donker liggen. Uit die rich ting kwamen twee mannen aangefietst. We groetten elkaar vriendelijk. Opgewekt pra tend reden zij de hol naar de Oostdijk op. Het was zo ongeveer het moment waarop vijftig jaar daarvoor het water over de dijk begon te stromen, maar elke herdenking heeft zijn eigen tijd. Ik liep daarom in de richting van de sluis en was er in nog geen vijf minuten. Zo kort - dat kon toch niet waar zijn? Dus liep ik terug, langzamer nu en om het par keerterrein heen. Dat was toen immers nog haven, bovendien stormde het die nacht hard en stond de wind ook nog eens pal tegen. Maar na ruim vijf minuten stond ik voor het vroegere gemeentehuis. Wat had men die nacht dan toch gedaan? Was men zo vertwij feld geraakt, zo bevangen door opkomende ongerustheid, door een omhoog kruipend gevoel van naderend onheil, van niet te keren geweld, dat men een uur en misschien nog langer nodig had gehad om in actie te komen? Pas om kwart over drie zou men besloten hebben om alarm te slaan. Moeilijk te vatten. Temeer toen me later bleek dat daar niet de minsten van het dorp bij elkaar waren geweest: burgemeester Van Dijk, wethouder Gebraad (PvdA), gemeenteraads- Ud Kanters (SGP), dijkgraaf Van Nieuwen- huizen. Mannen die elkaar al jaren kenden en die met elkaar veelvuldig hadden over legd over het herstel van keersluis en haven. Kenden ze elkaar misschien te goed en had de één zijn standpunt niet meer willen wijzi gen omdat een ander betere argumenten had gehad? Al tijdens de eerste gemeenteraadsvergade ring na de ramp had Fase (SGP), wiens vrouw was omgekomen, gezegd dat er te laat was gewaarschuwd. De Vin (PvdA) was Fase toen bijgevallen door te zeggen dat sluiswachter Den Rooijen hem had geschre ven dat hij al om 01.00 uur had gewaar schuwd. Maar wie heeft die brief nog meer gezien? En: hóe en wie had Den Rooijen dan "De hoog oprijzende gevel van de Rooms-Katholieke kerk overviel me. gewaarschuwd? Gebraad had daarop aange voerd dat men om kwart over drie op het gemeentehuis was, waarop Van Dijk de dis cussie had besloten met te zeggen, dat nie mand er bij had stilgestaan dat de polder het Oudeland vol zou lopen. Was dat een vraag geweest of een constatering? Niemand reageerde daarop - ook De Vin niet, alhoe wel die ooit eens aan die mogelijkheid gedacht moet hebben. En had Van Dijk ongelijk? Teruggekeerd op de plaats die vroeger het kloppend hart van het dorp moet zijn geweest, was het in alle windrichtingen nog even stil als daarvoor. Ik liep via de Voor straat terug naar de Kerkring. Geruisloos, want ik wilde de welhaast serene rust niet verbreken. Zelden voelde ik me zozeer een buitenstaander. Waarom ik het daarbij niet gelaten heb, maar verder ben gaan zoeken - ik weet het echt niet. De ramp had me te pakken en heeft me sindsdien niet meer losgelaten. En al zoe kend bleken er meer vragen te kunnen wor den gesteld dan ik denk te kunnen beént- woorden. Al in 1953 begon de Provinciale Waterstaat van Zuid-Holland aan een onderzoek naar het verloop van de ramp. Het rapport daar over is waarschijnlijk in 1954 gepubliceerd, maar een officiële datum ontbreekt. Ook staat daarin niet vermeld met wie men zoal gesproken heeft of hoe men gegevens heeft verzameld. De bronnen zijn dus onduidelijk, alhoewel de burgemeesters een aanzienlijke rol lijken te hebben gespeeld - wat natuurlijk niet betekent dat het onderzoek daardoor onbetrouwbaar is. Door het ambtelijke taal gebruik en de systematische opbouw maakt het zelfs een degelijke indruk. In die tijd was het ook niet zo nodig om alles maar met voetnoten af te dekken. Later is dit onder zoek gebruikt door Rijkswaterstaat, toen die een eigen onderzoek naar het verloop van de ramp instelde. Dat laatste onderzoek, waarschijnlijk ook al in 1953 opgezet, werd in 1961 officieel gepubliceerd en beschrijft het verloop van de ramp langs de gehele kust. Alleen al de berekeningen en onderzoeken beslaan enke le honderden bladzijden en maken een gron dige indruk. En zeker zo belangrijk is dat Rijkswaterstaat zich in die tijd allerminst bedreigd hoefde te voelen, ook niet door eventuele onwelgevallige feiten. Het was echt een andere tijd. Dat verschil blijkt ook uit de manier waarop in beide onderzoeken over de watersnoodramp wordt geschreven. Het gaat over klei, water en wind, over gaten die al dan niet op maaiveldhoogte lagen, over dijkvoeten en over binnen- en buiten bermen. Termen van techneuten waarin voor de mens geen plaats is. Wel kan op basis van die onderzoeken het verloop van de watersnoodramp worden geschetst (zie onderstaand kader). Aan de hand daarvan kun je bijvoorbeeld ook nagaan, of het verloop van de ramp weer spiegeld wordt in het aantal slachtoffers, of in hun woonplaats of in nog iets anders. Natuurlijk zijn de ervaringen van de overle venden daarbij onmisbaar. Maar ook de slachtoffers kunnen ons waarschijnlijk nog waardevolle informatie verstrekken. Hun aantal is echter zo groot, zo ontzagwekkend groot, dat je jezelf wel beperken moet. Voor lopig koos ik daarom voor Oude Tonge en Nieuwe Tonge. Aanvankelijk dacht ik dat aan het aantal slachtoffers niet hoefde te worden getwij feld. Allereerst staat er op de website van het Zeeuws archief een namenlijst. Dat klinkt officieel. Bij navraag bleek die lijst terug te voeren op de slachtofferlijst van het Rode Kruis die in oktober 1953 werd gepu bliceerd. Die lijst komt bijna geheel overeen met soortgelijke overzichten in enkele gedenkboeken. Op enkele punten bleken er toch wat verschillen tassen die lijsten te bestaan. Want wanneer vind je dat iemand slachtoffer is? Ga je dan uit van het moment waarop iemand waarschijnlijk omkwam? Speelt de doodsoorzaak nog een rol? Vragen die méér zijn dan een woordspelletje. Het gaat immers over het trekken van een grens, over 'wel' of 'niet', over het bereik of de omvang van de watersnoodramp. En als die vraag op verschillende manieren wordt beantwoord, krijg je onvergelijkbare rijen slachtoffers. Niet dat ik denk dat die verschillen zo groot zijn, dat daardoor het totale aantal slacht offers van de watersnoodramp aanzienlijk zal wijzigen. In Oude Tonge betreft het twee slachtoffers, namelijk de hoogbejaarde mevrouw Munters en de korporaal Polanen. De eerste overleed op de morgen van de ramp aan wat we nu waarschijnlijk een hart stilstand zouden noemen; de tweede kwam enige dagen later om tijdens het werk. Waar schijnlijk omdat de verschrikkingen haar teveel waren geworden is mevrouw Munters van begin af aan gezien als slachtoffer van de ramp; bij korporaal Polanen lag dat anders. Er is ook veel voor te zeggen om het slacht offerschap van de ramp te beperken tot 1 en eventaeel 2 februari 1953. Daarna wordt de relatie met de gebeurtenis zelf een andere, zoals bij korporaal Polanen. Maar elders heeft men in vergelijkbare gevallen een andere besUssing genomen. Het totale aantal slachtoffers van de watersnoodramp is dan ook 'vastgesteld', wat iets anders is dan 'is'. Tenslotte nog A.J. Pieterse. Hij staat op de lijst van Oude Tonge, maar woonde net over de gemeentegrens in Nieuwe Tonge. Naar beste weten verbleef hij tijdens de ramp nacht bij zijn gezin. Vanuit Nieuwe Tonge is nog geprobeerd hen te waarschuwen, maar daarvoor was het al te laat. Alle vier leden van het gezin kwamen om. Vader Pieterse staat echter op de lijst van Oude Tonge. Waarschijnlijk is dat misverstand een gevolg van het feit dat zijn stoffelijk overschot wel in Oude Tonge werd aangetroffen. Zijn stof felijk overschot werd wel in Oude Tonge aangetroffen en hij werd er in het massagraf begraven. Verder behoorde het gezin Pieter se wel tot de Rooms-Katholieke parochie van Oude Tonge en gingen de beide zoontjes daar ook wel op school. Op zich goede argu menten om het gezin van Pieterse bij Oude Tonge te tellen. Maar dit zijn meer sociale dan bestüürüjke argumenten; gaan we die tóatste toepassen, dan krijgen we een heel andere indeling. Daarom houd ik de gemeentegrenzen voorlopig maar aan. Op basis van deze overwegingen kan het aantal slachtoffers van de watersnoodramp van Oude Tonge worden vastgesteld op 303 - dat wil zeggen 300 inwoners en 3 logees. Het aantal slachtoffers van Nieuwe Tonge komt dan op 86. Tijdens het onderzoek naar het aantal slacht offers bleken er ook kleinere onnauwkeurig heden in de lijst te staan, zoals een fout 3.30 uur: vijf diepe bressen in de Zuiderlandse Zeedijk; 4.00 uur: het water stroomt over de keersluis en de buitendijk; 4.00 uur: de zeedijk ten westen van Battenoord breekt; 4.15 uur: bij de hoeve van Nagtegaal loopt het water over de zeedijk van de Battenoordsepoider; 4.20 uur: de elektriciteit valt uit; 4.30 uur: staat er NAP +3 mtr. in polder het Zuiderland; 4.30 uur: dijk bij de keersluis bezwijkt; 4.30 uur: Oudelandsedijk dreigt te bezwijken, er stroomt water over het zuideüjk dijkvak tussen Henricahoeve en Helledijk; 4.50 uur: water overstroomt de Zuiddijk die direct breekt, het water stroomt de haven in; 4.50 uur: een vloedgolf loopt langs de Oudelandsedijk en stroomt de Molenpolder in; 4.55 uur: vanaf de Zuiddijk loopt een tweede(?) vloedgolf jn noordelijke richting langs de Oudelandsedijk; 4,55 uur: dreigende doorbraak Molendijk bij het slop tassen Van Breemen en Doesburg gestopt; 4.55 uur: nog voor 5.00 uur stroomt ook vanuit het Oudeland water de Molenpolder in; 5.00 uur: de Oudelandsedijk nabij boerderij van Hobbel breekt; 5.00 uur: de Molendijk breekt en een muur van water stroomt polder Oudeland in, de al lopende golf water wordt hierdoor versterkt; 5.(X) uur: stroomt het water over Hanendijk en Oudelandsedijk polder het Noordland in; 5.00 uur: eerste water in de bebouwde kom van Oude Tonge; 5.15 uur: de Hanendijk bezwijkt, Nieuwe Tonge wordt vanuit het zuiden en westen 3overstroomd; 5.15 uur: gehele polder Oudeland staat blank; 5.30 uur: water staat in Oude Tonge NAP+3m, bij korenmolen NAP+3,5m; 6.00 uur: dijk Oostendesepolder bezwijkt; 6.30 uur: bij Watergatseweg stroomt het water de Oostmoerpolder in. Deze tijdschaal is samengesteld aan de hand van gegevens van Provinciale Waterstaat van Zuid-Holland en van Rijkswaterstaat. Alle tijden zijn geschat. geschreven naam of een verkeerde geboorte- datam. Die onvolkomenheden konden meestal worden ondervangen. Wel neemt het belang van een lijst af als je er niet zeker van kunt zijn of de gegevens kloppen. Want als dit niet klopt, wat klopt er dan nog meer niet? Om die reden werd de slachtofferlijst van het Rode Kruis vergeleken met de namen van degenen die in het massagraf begraven liggen. Daarbij bleek dat er drie slachtoffers onder hun eigen naam in het massagraf liggen die op de slachtofferlijst als vermist te boek staan. Voor ik die con clusie echt durfde trekken, is die controle enkele keren herhaald, waarbij bovendien op de verschillende hoeken van het massagraf werd begonnen. Want een telfout is snel gemaakt. Vervolgens werd het gemeentearchief van Oude Tonge geraadpleegd. Daarin bevinden zich verschillende lijsten met slachtoffers. Lijsten waaruit duidelijk spreekt hoezeer men die eerste dagen geworsteld heeft om overzicht te krijgen. Zo is er een lijst waarop van elk huisadres in de Nieuwstraat vermeld staat hoeveel personen daar op het moment van de ramp waarschijnlijk waren. Later De meeste vermisten van Oude Tonge en Nieuwe Tonge liggen hoogstwaarschijnlijk in het massagraf te Oude Tonge. Oude Tonge: Los Jarmetje E-, 50 jaar, gewoond hebbend B 80 Hobbel Jacob, 71 jaar, gewoond hebbend B 81 Peperstraten Comeüa H. van, 15 jaar, gewoond hebbend CapeUeweg B 54 Tuns Goverdina P.M., 2 jaar, gewoond hebbend Capelleweg B 57 TuDS Johannes J., 6 jaar, gewoond hebbend Capelleweg B 57 Dekker Jacobus A., 3 jaar, gewoond hebbend Julianastraat 3 Knoope Johanna A.W., 8 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 83 Wijk-Stoop Maria C.W. van, 49 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 79 Wijk Elizabeth A. van, 8 jaar, gewoond hebbend Stationsweg 79 Pollemans Gerardus B., 1 jaar, gewoond hebbend B 96 Polder Arendje, 77 jaar, gewoond hebbend Nieuwstraat 57 Nieuwe Tonge: Slinger Pietertje M., 6 jaar, gewoond hebbend Battenoordsedijk 4 wordt volstaan met die adressen waar iemand is omgekomen. Misschien werd het teveel werk of was het niet goed meer mogelijk om van elk adres na te gaan wie er daadwerkelijk in de rampnacht aanwezig was geweest. De evacuatie begon immers al na enkele dagen. Verder zijn er lijsten met namen waarachter de vermelding 'vermist' of 'overleden' staat, wat in veel gevallen later werd gewijzigd. De namen staan verder niet in alfabetische volgorde, maar door elkaar. Misschien is er aangesloten bij de volgorde waarin de slacht- -_fifiers werden geïdentificeerd. Vooral de eerste dagen na de ramp moeten voor familie, vrienden of buren vreselijke momenten zijn geweest. Want elke identifi catie betekende tegelijkertijd dat men alle hoop moest laten varen. Later veranderde dat. Toen werd een identificatie vaak de bevestiging van wat men al vreesde. Onze kerheid werd dan zekerheid en hoe verdrie tig ook, vaak is dat te verkiezen boven voort durende onrust en angst. De toenemende zekerheid lees je ook af aan de namenlijsten, waarop talloze aanpassingen, wijzigingen, verbeteringen en doorhalingen staan. De lijsten zijn daardoor ook slecht leesbaar. Het was daarom nodig dat naam voor naam werd nagegaan of betrokkene was geïdentificeerd en waar hij of zij begraven lag. Uiteindelijk kon de lijst met de vermiste slachtoffers van Oude Tonge worden achterhaald en gecon troleerd. Het blijkt te gaan om elf slacht offers, wat drie minder is dan volgens diver se slachtofferlijsten. Al doende was gebleken dat een enkel ver mist jongetje uit Nieuwe Tonge in het mas sagraf begraven Ugt. Voor Nieuwe Tonge werd daarom eenzelfde zoektocht uitge voerd. Daarbij bleken enkele vermisten onder eigen naam begraven te liggen op de begraafplaats van Nieuwe Tonge. en bleek en slachtoffertje in Achthuizen te zijn begra ven. Het aantal vermi^e slachtoffers in Nieuwe Tonge komt daarmee van zes op één te staan. De namen van de vermisten staan op onderstaande lijst. Voor zover nu bekend worden er op Goeree- Overflakkee alleen in Oude en Nieuwe Ton ge slachtoffers vermist. Daarnaast woonden veel vermisten op Duiveland. Naar de omvang van die groep wordt ook een onder zoek ingesteld, maar daarover kan nog niets naders worden gezegd. Opvallend is dat de groep van twaalf Flak- keese slachtoffers acht kinderen telt: drie jongetjes (van 1,3 en 6 1/2 jaar) en vijf meis jes (van resp. 2 1/2,6 1/2, 8, 8 en 15 jaar). Of die verhouding overeenkomt met de totale "Ik liep in de richting van de sluis en was er in nog geen vijf minuten groep vermiste slachtoffers is dus nog onbe kend. Als dat zo is, speelt hier waarschijnlijk de fysieke factor een rol. Door hun postuur en hun lichaamsgewicht zijn kinderen immers kwetsbaarder dan volwassenen. Het is aannemelijk te veronderstellen dat kinde ren, eenmaal omgekomen, vaker dan vol wassenen door de waterstroom zozeer zijn meegevoerd dat zij niet meer werden terug gevonden. Daarbij komt nog de volgende veronderstelling. (Ter verduidelijking zijn in het overzicht hierna de vermiste slachtoffers gerangschikt naar woonadres.) Voor zover bekend verbleven alle vermisten op het moment van de ramp thuis. Uit de vele B-nummers blijkt verder dat een groot aantal vermisten in het buitengebied woon de. Twee adressen, B 80 en B 81, lagen niet alleen vlakbij elkaar aan de Oudelandsedijk, maar hoogstwaarschijnlijk ook vlakbij de eerste dijkdoorbraken. Dan de nummers B 54 en B 57. Dat waren de woningen van de families Tuns en Van Peperstraten, die vlak bij elkaar aan de Capelleweg stonden. Ver volgens komen we bij het huis van de fami- He Dekker aan de Juhanastraat 3. Het hele gezin kwam om. Hun huis stond aan de oost kant van de Julianastraat, vlakbij de Sta tionsweg. Direct om de hoek, dus op het gedeelte van de Stationsweg tot aan de Emmastraat, stonden twee rijtjes arbeiders woningen. Het eerste huis, nummer 83, werd bewoond door de familie Knoope en twee deuren verder, op nummer 79, woonde de familie Van Wijk. De twee andere vermiste slachtoffers woonden drie tot vijfhonderd meter zuidelijker. Bekend is dat het water vlakbij de boerderij van Hobbel met grote kracht door de Oude landsedijk brak. De waterstroom volgde vandaar natuurlijk de kortste weg naar het laagste punt van de polder: het gemaal. De kracht van de vloedgolf zal in de hoofdrich ting ook het grootst geweest zijn en door de noordwester storm nog extra zijn opgejaagd. Die gecombineerde krachten vernietigden nagenoeg alle huizen die in de weg stonden. Dat waren de huizen aan de Capelleweg, aan beide zijden van het toenmalige begin van de Julianastraat en direct om de hoek aan de Stationsweg. Op die lijn woonden, op twee na, de slachtoffers die later als vermist te boek moesten worden gesteld. Na ongeveer anderhalf uur brak het water door de dijk van de Oostendesepolder. Ook die stond in korte tijd geheel onder water. Het gezin Mijs en broer en zus Vroeginde- weij lieten daarbij het leven. Door de wat zuidelijker ligging werd de rest van het dorp echter iets minder zwaar door de watervloed getroffen. Aan de oostkant van het dorp vie len zelfs nagenoeg geen slachtoffers. In theorie kan de kwalificatie 'vermist' twee betekenissen hebben. De ene is dat een slachtoffer echt nooit meer teruggevonden werd. In het andere geval is een slachtoffer wel teruggevonden, maar kon het niet meer worden geïdentificeerd. In het massagraf van Oude Tonge liggen elf onbekende slachtoffers. Volgens het dossier zijn het vier jonge meisjes, een wat ouder meisje, drie jongetjes en drie volwassen vrouwen. Het is heel verleidelijk om nu te concluderen dat 'dus' de meeste vermisten wel in het massagraf zullen liggen. Toch is dat wat voorbarig. Allereerst was het vast stellen van de leeftijd of van andere - voor identificatie van belang zijnde - kenmerken van slachtoffers soms heel moeilijk. Boven dien weten we weinig meer over wat in de maanden na de ramp aan identificatie-onder zoek is verricht. En tot slot kunnen er in de slachtofferlijst nog meer onjuistheden staan. Maar ook als we concluderen dat de meeste vermisten van Oude en Nieuwe Tonge hoogstwaarschijnlijk in het massagraf lig gen, dan nog is het niet meer mogelijk om van elk onbekend slachtoffer de identiteit te bepalen. Alleen van de bejaarde Jacob Hob bel ontbreekt sedert de rampnacht echt elk spoor. Ter gelegenheid van de vijftigjarige herden king van de watersnoodramp werd in Oude Tonge een boekje gepubliceerd met als titel: 'Er is nog zoveel niet verteld'. Een titel die zeer toepasselijk is. Niet alleen op overle venden en andere nabestaanden, maar ook op de slachtoffers. Met dank aan: de heren Krouwer, Filius en Bos mevrouw Van Kempen (gemeente Oost-Flakkee) de heer Both (gemeente Middelhamis) De auteur, Arie Kuijvenhoven, is onder zoeker en adviseur op het gebied van vei ligheidsbeleid.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2004 | | pagina 11