EIUmDBI-IIIEtJWS
door Gert van Engelen
Het Museum Watersnood 1953 in Ouwerkerk, het enige in Nederland, is
ondergebracht in één van de vier grote Phoenixcaissons waarmee in
november 1953 het laatste dijkgat in Schouwen-Duiveland werd gedicht.
Tegenwoordig liggen de caissons schots en scheef door elkaar en die ene
die is ingericht als museum, is noodgedwongen gesloten van begin novem
ber tot begin april: zó koud is het er dan. Dit gaat veranderen. Het water
snoodmuseum werd onlangs uitgeroepen tot Nationaal Monument en het
bestuur grijpt dit aan om alle caissons in gebruik te stellen én te verwar
men. Koert Davidse, een Rotterdamse documentairemaker afkomstig uit
Zeeland, wil in het derde caisson de slachtoffers van de watersnoodramp
eren. Beter gezegd: hij wil ze er een stem en een gezicht geven. Zijn plan
nen zijn zo goed als rond. De Ramp raakte Goeree-Overflakkee hard.
Van alle gemeenten in Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland die in
1953 door het onbeteugelde, loeiende water werden overspoeld, werd
Oude-Tonge met 305 doden het zwaarst getroffen. Het voornemen van
Davidse is dan ook vermeldenswaard voor de bewoners van dit eiland.
Vandaar deze reportage. Wat beweegt Koert Davidse, hoe krijgen zijn
plannen vormen én: wie is hy dan wel?
Wat eraan voorafging
Witte band
Rijk verhaal
Caisson
Schooltijd
Stem
Dodenlijst
PAGINA 9
VRIJDAG 16 JANUARI 2004
Ramp '53 blijvend herdenken
in Ouwerlcerkse caissons
Koert Davidse aan hel werk voor zijn documentaire over 'De RampWij hopen dat kinderen hun
opa en oma gaan interviewen over de watersnoodslachtoffers.(foto: Privébezit Koert Davidse)
In 2002 voltooit Koert Davidse (1959) de
film 'De Ramp'. Aan de hand van herinne
ringen van overlevenden wordt de rampzali
ge nacht daarin van uur tot uur gereconstru
eerd. De hoofdpersonen zijn vijf vrouwen en
drie mannen. Zij vertellen wat ze deden toen
de storm opstak. Hoe ze compleet verrast
werden door de aanrollende vloedgolf en
met het hele gezin naar het dak van hun huis
moesten vluchten. Hoe ze buren en familie
leden in het water zagen verdwijnen en hoe
zij zelf ternauwernood werden gered. In sep
tember 2002 gaat de documentaire, 80 minu
ten lang, in première, in het Vlissingse Cine-
city. Andere bioscopen volgen, in héél Zee
land, in Amsterdam, Rotterdam, Breda en
Leiden. Ingekort tot 50 minuten word 'De
Ramp' ten slotte op 26 januari en 10 februari
vertoond op Ned. 3. ledere kijker zal het
beamen: de film is ontroerend.
Koert Davidse is van 's Heer-Arendskerke
en te jong om door de watersnoodramp
getekend te kunnen zijn. "Wij woonden niet
eens in het rampgebied, kun je nagaan.
Maar mijn vader is met een stel jongens
mensen van daken gaan halen in Wolp-
haartsdijk. Hij droeg een witte band om zijn
arm, met het woord 'Vluchtelingenhulp'.
Hij hielp waar hij kon. En op verjaardagen
en bij vrienden van mijn ouders hoorde ik
allerlei fragmentjes. Alle kinderen van mijn
generatie zullen dit wel herkennen." Zo
sloop het fatale drama van 1953 desondanks
zijn leven binnen.
Davidse studeerde in 1988 af aan de kunst
academie St. Joost in Breda en verhuisde
naar Rotterdam. Hij trouwde en kreeg kin
deren, zijn werkzame leven kreeg vorm. Hij
maakte talrijke documentaires of schreef er
scenario's voor. De watersnoodramp ver
vaagde gaandeweg en kwam terecht op de
rommelzolder van zijn geheugen. Eén vraag
bleef evenwel gedurende de voortschrijden
de decennia opspelen bij hem: wat is er in
die rampnacht in z'n totaliteit gebeurd?
Davidse had het gevoel dat hij nooit het
complete verhaal daarover had gehoord.
Zo rijpte het idee om een documentaire
samen te stellen waarin die schrikwekkende
nacht nauwgezet wordt gereconstrueerd.
Daar had hij immers voor doorgeleerd; hij
beschikte nu over de vaardigheden om flar
den van herinneringen om te zetten in een
samenhangend filmisch verhaal. "Ik dacht
dat zo'n film al bestond, maar dat was hele
maal niet het geval", vertelt hij in zijn door
zonwoning in Rotterdam. "Heel vaak werd
in documentaires een slachtoffer geïnter
viewd en ging het daarna over de glorieuze
Deltawerken. Op het eind was je het slacht
offer alweer vergeten."
Zijn opzet zou anders zijn, besloot Davidse.
"lic wilde het alleen over die nacht hebben en
over de slachtoffers en de overlevenden.
Niet over de hulpacties of de evacuaties en
persé niet over de Deltawerken. Nee, wat
hadden de overlevenden meegemaakt en
weUce impact had dat op hun levens gehad?"
Uiteindelijk selecteerde hij acht personen,
merendeels ouderen, en die zijn ook close-
up in de film terecht gekomen. "Ik heb ont
zettend veel méér mensen gesproken, in
voorgesprekken. Maar sommigen vielen af.
Iedereen had natuurlijk een eigen verhaal,
maar ik lette er erg op hóe mensen dat ver
haal vertelden. Of ze de beelden die zij
opriepen, goed konden beschrijven. En of de
stormnacht diepe indruk op hen had
gemaakt. Het ging me er niet zozeer om of ze
familieleden waren kwijtgeraakt, maar of ze
het verhaal, hun getuigenissen, rijk konden
overbrengen."
'De Ramp' werd de eerste, lange documen
taire over 1953, de eerste ook die aandacht
opeiste voor de trauma's van de overleven
den. Vijftig jaar geleden negeerden de media
het leed van de slachtoffers; iedereen moest
alles maar binnenskamers in stilte zien op ts
lossen. Een Riagg die uitrukt met slacht
offerhulpteams bestond niet. Eigenlijk friste
Davidse met zijn film het nationale geheu
gen op, dat van de ramp hoofdzakelijk had
onthouden dat "die tot de Deltawerken leid
de", zoals de NRC schreef.
"Ik ben nog steeds trots op de film", zegt
Davidse. "Toen ik eraan begon, realiseerde
ik me niet wat de film zou losmaken. Onge
looflijk veel mensen hebben er op gere
ageerd, met brieven en e-mails. Ik ben een
paar keer in een bioscoop geweest, om te
vertellen over de achtergronden van de film.
En dan werd ik door allerlei mensen aange
klampt. Blijkbaar was er grote behoefte.
Sommige mensen vertelden mij voor het
eerst hun verhaal. De tijd was er rijp voor om
de emoties ruimte te geven. Dat had kenne
lijk toch een bepaalde periode nodig gehad."
Een vol jaar is ondertussen verstreken en
nóg is Koert Davidse in de ban van de water
snoodslachtoffers. "Het laat me niet los." Hij
heeft nu het idee opgevat om één caisson bij
Ouwerkerk in te richten als monument voor
de doden van 1953. Exclusief voor Eilan-
den-Nieuws ontvouwt hij zijn plannen.
Zijn nieuwe project is een afgeleide van zijn
film. Een grote subsidiegever was het Sti
muleringsfonds voor Culturele Omroeppro-
dukties, en dat fonds brengt documentaire
makers in contact met makers van 'nieuwe
media'. Het liefst ziet het fonds dat beide
partijen samen een project beginnen. Dat
kan een website zijn, een dvd of een compu
terspel. Davidse werd gekoppeld aan Roel
Wouters, een niéuwe-mediamaker, en geza
menlijk bedachten zij het 'interactief monu
ment'.
"Het hart van de film is 'oral history' - mon-
deUnge geschiedenis, verteld door mensen
die de ramp hebben overleefd. Het monu
ment gaat over de slachtoffers van 1953",
zegt Davidse. Als vanzelfsprekend kwam hij
bij het watersnoodmuseum terecht. Het is
het enige museum dat aan de ramp is gewijd;
het is bovendien een historische locatie. Hier
bevinden zich de vier caissons, oorspronke
lijk ontworpen voor de landing van de geal
lieerden in Noord-Frankrijk, waarmee de
laatste bres in de Zeeuwse zeewering werd
gedicht. "Het is een bewaarplek, doordat het
museum daar is, en de caissons maken het
daarnaast tot een indrukwekkende plek."
Wat staat er precies te gebeuren? Allereerst
komt er een website, met alle namen van de
1835 watersnoodsslachtoffers. De website is
^fc*■-
He! watersnoodmuseum bij Ouwerkerk is gevestigd in het eerste caisson, links onderin de foto. In het derde caisson wil Koert Davidse
de watersnoodslachtoffers een stem en een gezicht geven, (foto: Museum Watersnood 1953)
via internet op te roepen. Bezoekers kunnen
een bepaalde naam aanklikken en voorzover
er dan geen verhaal over dat slachtoffer
voorhanden is, kunnen zij dat zélf intikken.
Davidse: "De slachtoffers zijn op te zoeken
op geboorteplaats of geboortedatum, en
daarna kun je herinneringen lezen of toevoe
gen."
Davidse weet dat de mensen die de slacht
offers nog hebben gekend, veelal bejaard
zijn. Daar houdt hij rekening mee. "De doel
groep is het natuurlijk niet gewend om met
internet te werken." Daarom is er samenwer
king met 'Scoop', een Zeeuws instituut voor
Zorg, Welzijn en Cultuur in Middelburg.
"Scoop heeft bij de nationale herdenking
van de ramp een scholenproject gedaan, op
lagere scholen in Zeeland, Brabant en Zuid-
Holland. Via Scoop willen wij kinderen nu
bij de website betrekken. We hopen dat zij
hun opa en oma gaan interviewen over de
slachtoffers, en hen foto's ontfutselen."
Op die manier denkt Davidse verhalen over
de slachtoffers te verzamelen. "Die verhalen
hoeven niet uitsluitend over de rampnacht te
gaan. Het mag ook hun schooltijd zijn, hun
werk of het leven op het dorp. Als ze maar
een gezicht krijgen. De scholieren kunnen de
gegevens zelf invoeren, thuis voor de com
puter. Nee, dat doet Scoop niet. Scoop
brengt ons alleen in contact met scholen en
adviseert."
Is Davidse niet bang dat er onzin wordt inge
voerd? Het lijkt nogal makkelijk om de web
site te voeden en daar kan misbruik van
worden gemaakt. "Uit onderzoek blijkt dat
op sites bijna nooit onzin wordt achterlaten;
zelfs niet op 'gevoelige' sites, zoals die over
abortus of over godsdienst. Een uitzondering
hierop vormen sites die een hype zijn, maar
zodra ze uit het nieuws verdwijnen, ver
dwijnt ook de onzin. Daarnaast voeren wij
de redactie en is er dus controle. Hierbij zul
len we zeker op eventuele onzin letten. Voor
het gebruik van verhalen over de slacht
offers in het monument, zullen we trouwens
altijd contact en overleg hebben met familie
en nabestaanden."
Davidse hoopt de website in februari in
gebruik te kunnen stellen, 51 jaar na de
ramp. "Dat zou heel mooi zijn." Maar dat
hangt op de financiering. De site kost 55.000
euro, en pas twee van de drie sponsors heb
ben zich bereid verklaard.
Behalve een gezicht wil Davidse de slacht
offers ook een stem geven. Letterlijk. En
daarvoor heeft hij dat derde caisson
bestemd. "De website kan eindeloos blijven
bestaan. Wij denken na één jaar, dus in 2005,
genoeg verhalen te hebben verzameld om
een selectie te kunnen laten horen in het cais
son. Die verhalen worden ingesproken door
acteurs."
Hij stelt het zich zó voor. Een bezoeker
nadert het caisson. "Het is een grote, kale
ruimte en dat willen we zo laten. Zó is het
caisson op z'n mooist. We willen alleen door
middel van licht de ruimte accentueren,
zodat het een plek van bezinning wordt."
Binnengekomen wordt de bezoeker door het
licht naar een bepaalde plek geleid. Daar is
een microfoon, gekoppeld aan een compu
ter. "Spreek je de naam van een slachtoffer
hardop uit in de microfoon, dan roept de
computer het verhaal van diegene op. De
computer herkent de naam van de slacht
offers via spraakherkenning." Vervolgens
hoort de bezoeker het verhaal, zoals inge
sproken door een acteur.
Ir. Arjan van Hessen, een specialist spraak
herkenning, is samen met studenten van de
TU Twente bezig de benodigde apparatuur
te testen en te ontwikkelen. Davidse streeft
ernaar het derde caisson in februari 2005
open te kunnen stellen. Dan zal het er niet
steenkoud zijn, want het bestuur van het
watersnoodmuseum gaat 'alles verwarmen'.
Het bestuur heeft meerdere plannen trou
wens, ontstaan door ruimtegebrek. Het wil
alle caissons met elkaar verbinden. Het
tweede caisson kan dienst doen voor het ont
vangen van groepen en opslag van materia
len, het derde is voor de slachtoffers, en in
het vierde caisson is plaats voor een
geschenkwoning, een glazen doos die laat
zien hoe het landschap na de ramp is veran
derd en wisseltentoonstellingen. Op de dijk
verrijst een uitkijktoren. In maart volgend
jaar weet het bestuur of de plannen werke
lijkheid worden. Financiers zijn nogal nodig,
want het tweede, diepliggende caisson moet
uitgegraven worden.
Koert Davidse noemt zijn project '1835+1'.
Die '1' staat voor de baby die tijdens de
rampnacht is geboren in de buurtschap
Capelle, en tegelijk verdronken. De baby is
nooit geregistreerd, zo ontdekte vorig jaar de
journalist Kees Slager, die een boekje
schreef over de gebeurtenissen op die ene
vierkante kilometer Capelle - van huis tot
huis en van uur tot uur. Sindsdien wordt
gerept van 1836 slachtoffers.
Maar dat getal is daarom nog niet juist.
Begin 2003 verscheen 'Aan de rand van de
ramp', een boek over de watersnood op het
Eiland van Dordrecht. Eén van de drie
auteurs zocht de nabestaanden op van de
twee officiële Dordtse slachtoffers.
Mevrouw Elizabeth Kampman-Bolder (82)
vertelde hem dat haar achtjarige dochter
Astrid tefi onrechte voorkomt op de 'doden
lijst' van het Rode Kruis. Het meisje stond
op een stoep, een vrachtwagen kwam hard
aangereden en Astrid kreeg een haak van de
laadklep tegen haar slaap. Ze was op slag
dood. "Het ongeval had niets met de water
snood te maken," zei haar moeder. Die
auteur was ik.
Eigenlijk moeten het dus weer 1835 slacht
offers worden. Is het niet beter om de lijst
met rust te laten, in plaats van eraan te mor
relen? Davidse: "1835 Is een symbolisch
getal geworden. Maar of dat aantal klopt? Er
zijn verschillende tellingen geweest destijds.
Er is de officiële lijst van het Rode Kruis,
maar daarop ontbreken de mensen die aan de
gevolgen van de watersnood zijn overleden.
Terwijl dat dus óók slachtoffers zijn. Ik
hecht aan 1835+1 om ermee uit te drukken
dat het er meer dan 1835 zijn geweest. Die
mag je, vind ik, niet veronachtzamen."
**te_
^"^■BWjp'
S,
De vier caissons werden november 1953 gebruikt om het allerlaatste dijkgat in het rampgebied te dichten. De caissons zijn oorspronkelijk gebruikt voor de bouw van een kunstmatige haven in zee, bij de landing vat^^ëaiïïëêraên in Noord hrankrijk.
In 2001 werd in één caisson het watersnoodmuseum geopend, (foto: Museum Watersnood 1953)