Juf Huizer is getrouwd!
Handel in Dirksland
Overdenking uit de HeiUge schrift
Eicia^ndelijk nieuiw^s
Kruistocht
OUDJAAR 2003
NIEUWJAAR 2004
Koor, solisten en orkest met prachtige muziek
EIIAI1DB141IEUW5
Eilanden-Nieuws: een krant die G-E-L-E-Z-E-N wordt
VERVOLGVERHAAL
Op 12 december traden de Dirkslandse schooljuf Huizer uit Herkingen en haar eveneens Herkingse
bruidegom Teun van den Ochtend in het huwelijk. Bij alle onderdelen van de huwelijksvoltrekking, dus
zowel in het gemeentehuis te Dirksland als in de Ned. Herv. kerk te Herkingen, waren de leerlingen van
haar eigen groep - groep 5 van c.b.s. 'Prins Maurits' - aanwezig om het bruidspaar met een heuse ere
haag te omringen. Zowel voor bruidspaar als voor kinderen een onvergetelijke dag!
Gods sparende handen
Gods schenkende daden
Ifaicfa-^rilogie deel 1
PAGINA 5
DINSDAG 30 DECEMBER 2003a
nu
Als nieuwjaarsconcert organiseert op zater
dag 10 januari 2004, aanvang 19.30 uur, de
Christelijke Oratorium Vereniging 'Laudan-
do', in samenwerking met Stichting Podium
Goeree-Overflakkee, een Handel-concert in
de Ned. Herv. Kerk in Dirksland. Uitge
voerd worden drie zeer bijzondere werken
met een rijke orkestbezetting van G.F. Han
del (1685-1759). Het betreft het 'Detüngen
Te Deum', Psalm 89 (My song shall be
always) en de 'Four Coronation Anthems".
Met name het Dettingen Te Deum wordt in
Nederland zelden uitgevoerd. De muziek
moest dan ook in Engeland worden gehuurd.
Naast de Oratorium Vereniging werken mee
het Randstedelijk Begeleidings Orkest en de
vocale solisten Marijke Nieuwenweg
(sopraan), Annette Vermeulen (alt). Frank
Fritschy (tenor) en Jan Douwes (bas). Het
kistorgel wordt bespeeld door Jos Vogel,
dirigent is Rinus Verhage. De toegangsprijs
bedraagt 12,00. Voor CJP-houders, 65-
plussers en kinderen t/m 12 jaar is de toe
gangsprijs 8,00. Deze prijs is inclusief een
programmaboekje met tekst en vertaling.
Georg Friedrich Handel was al jong een emi
nent organist. In 1696 ging hij naar Berlijn,
waar hij kennis maakte met o.a. de Italiaan
se muziek. In Halle maakte hij later een
rechtenstudie af en in 1703 werd hij violist
en clavecinist bij de Hamburgse opera. Hier
schreef hij zijn eerste opera's. In 1706 ver
trok hij uit Hamburg en kwam hij via Bolog
na, waar hij voor het eerst castraten hoorde
zingen, in Florence, waar de prins Gian de'
Medici hem protegeerde. Met o.a zijn opera
'Agrippina' verwierf hij grote roem in heel
Italië en in 1710 keerde hij als een gevierd
man terug in Duitsland. Hij trad hier in
dienst van de keurvorst van Hannover en via
deze keurvorst kwam hij terecht in Enge
land, waar hij in zich in 1716 definitief ves
tigde. Vanwege zijn opera's en oratoria werd
hij beschouwd als de grootste componist van
zijn dagen en was hij iemand met een Euro
pese uitstraling. In 1759 stierf hij en kreeg
hij een vorstelijke begrafenis in de West-
minster Abbey in Londen.
Handel was een realist die ook als componist
rekening hield met de heersende smaak. Zijn
grootste betekenis ligt toch bij zijn oratoria
en zijn andere kerkmuziek. Dit genre werd
doorhem in geheel nieuwe banen geleid; een
genre waarin zijn dramatische talenten ster
ker, tot ontplooiing kwamen dan in zijn ope
ra's.
Illustratief hiervoor zijn de composities die u
in Dirksland kunt beluisteren. Een rijpe Han
del schreef in 1743 het Dettingen Te Deum,
een werk voor vijfstemmig koor solisten en
een orkest met veel koper. Het geheel is zeer
feestelijk en werd geschreven in opdracht
van koning Georg U ter gelegenheid van de
overwinning op de Fransen in Dettingen.
Van grote schoonheid zijn ook de vier Coro
nation Anthems (Kroningsmotetten). Met
dit werk wordt het concert afgesloten. In
1727 betrad Georg II, na de dood van zijn
vader, de troon. Handel werd uitgenodigd
om de muziek te schrijven voor de kronings-
dienst. De liturgie van deze dienst bepaalde
de functie van de vier anthems. "Zadok the
Priest" klonk bij de zalving, "Let thy hand be
strengthened" werd gezongen bij de voor
stelling van de koning aan het volk en "The
King shall rejoice" was bedoeld voor de
daadwerkelijke kroning. "My heart is indi
ting" werd uitgevoerd bij de kroning van de
nieuwe koningin Caroline. Deze kronings-
dienst maakte veel indruk en lang werd
gesproken "over deze gebeurtenis van grote
pracht". Met name de anthem "Zadok the
Priest" werd zo populair, dat deze bij elke
kroning sinds 1727 werd uitgevoerd.
De C.O.V. Laudando werd in 1961 opge
richt. Het koor bestaat uit ongeveer zestig
leden en valt op door de jonge samenstel
ling. Voor het repertoire wordt geput uit de
rijke schat van de kerkmuziek van alle stijl
perioden met een lichte nadruk op de Barok.
In 2003 voerde het koor ten bate van Ropa-
runhospice 'Calando' te Dirksland de Johan
nes Passion van Bach uit en werkte het mee
aan de Nationale herdenking van de water
snoodramp van 1953. In Oude-Tonge ver
zorgde het bij die gelegenheid de première
van 'Kyrie, Beati Mórtui' van Arie. J.
Keijzer. Recentelijk werd het stuk nog een
keer uitgevoerd bij de afsluiting van het her
denkingsjaar in den Haag. Vanaf 1979 is
Rinus Verhage dirigent van het koor.
Kaarten zijn in de voorverkoop verkrijgbaar
bij het VVV-kantoor, Vingerling 3 te Mid-
delhamis, tel: 484870, e-mail: vvv@flak-
kee.net. Boekhandel Van der Boom te Som-
melsdijk, Textielhuis Modem te Ouddorp en
bij de koorleden. Voor verdere informatie en
bestellingen kunt u ook contact opnemen
met mevrouw Tiele, tel.: 0187-603604, of
mevrouw Koek, tel. 0187 - 683614.
"Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat
wij niet vernield zijn
Klaagliederen van Jeremia 3:22
Het was een donkere tijd in het volksleven van Israël, toen Jere
mia zijn klaaglieden schreef. Jeruzalem, de Godsstad was in
vlammen opgegaan. Het heiligdom was leeggeroofd. De heide
nen heersten over het volk van het verbond en duizenden leefden
in ballingschap. Een klein gedeelte van het volk was nog over
gebleven in het land van Juda. Alles getuigde van het rechtvaar
dig oordeel des Heeren over de zonde. Jaren geleden had de pro
feet het onheil zien aankomen en had opgeroepen tot waarachti
ge bekering. Het volk was echter horende doof en ziende blind.
Juda leefde tussen twee grootmachten. Het machtige rijk van
Egypte en de opkomende macht van Babel. In plaats van op God
te vertrouwen, had de overheid en hadden de onderdanen geko
zen voor de steun van Egypte. De Heere had de dwaze keus ver
oordeeld met de woorden: "Mijn volk heeft twee boosheden
begaan. De Springader van levend water hebben zij verlaten en
ze hebben zich bakken uitgehouwen, die geen water bevatten."
Egypte werd verslagen en het volk werd een prooi van Babel.
Onder deze omstandigheden schrijft de profeet: "Ik ben de man,
die ellende gezien heeft door de roede Zijner
verbolgenheid."Als de profeet op dit alles ziet, is er geen ver
wachting. Toch laat de Heere ook zien wat de profeet schrijft in
de tekstwoorden. "Het zijn de goedertierenheden des Heeren dat
wij niet vernield zijn."
Wat vernield is, is onherstelbaar. Nu ziet de profeet, dat het alzo
nog niet geheel is geschied. Er is nog een deel dat overbleef en
dat doet hem getuigen: "Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom
zal ik hopen."
De woorden van Jeremia vragen om bezinning. Ook ons land
bevindt zich tussen grootmachten. Zowel in de wereld als in
Europa. Ook in het volksleven tonen zich vele machten en
krachten. Het volksleven wordt ondergraven en de geest van de
verdeeldheid scheurt in groepen en meningen. Helaas is het ook
zo in de zichtbare kerk. Ook daar openbaren zich machten en
krachten die niet gevoed worden door de arbeid van de Heilige
Geest. De Geest van Christus heeft geen lust tot nijdigheid. De
Heere komt niet in de stormen en de onweders, maar in het sui
zen van een zachte stilte. Het werk van de Heilige Geest ken
merkt zich in rust en bedaardheid. Het werkt ootmoed en afhan
kelijkheid. Het geeft opzien en doet eigen onvermogen ervaren.
Het werk vanuit de mens toont zich in verdeeldheid, en verwekt
tegenstellingen.
Dat ook wij op oudjaar 2003 de woorden van Jeremia mochten
beleven. "Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij nog
niet vernield zijn." Op vele terreinen wordt er gekozen. Nu is een
keus niet te veroordelen, maar wel een keus zonder en buiten
God. Het is een veilig stellen op grond van vleselijke overleg
gingen zonder dat de Heere er van af weet. Veel is de loop der
jaren al vernield. Vele levensvormen naar het Woord van God
zijn afgeschaft. De eis van het Woord van God is door velen ver
worpen. Een geest van vernieuwing met wereldse normen trekt
velen af van de levenswaarden naar het Woord van God. De
roep: "Geen God en geen meester", dringt steeds verder door op
alle levensterreinen. Waar zal dat alles gaan eindigen? De anti
christelijke levensopenbaring wordt aanvaard en goedgekeurd.
Het is als in de dagen van Noach en Lot en wie merkt er op?
Toch strekt de Heere zijn sparende handen nog uit, wij zijn nog
niet vernield.
Hoe ingrijpend zijn de woorden van de profeet. "Nog niet!" Nog
mogen wij het einde van het jaar 2003 beleven. Velen zijn heen
gegaan. Wij mogen nog zijn op de voetbank van Gods voeten.
Gods goedertierenheden zijn nog gebleven. Jeremia mocht het
opmerken.
Moge bij de laatste klokslag van het oude jaar het ook in onze
oren klinken: "Nog niet!"
Toch is er een waarschuwing in te beluisteren. Nog niet, maar in
het vervolg zal ook onze levensklok de laatste slagen doen
horen. Zullen de goedertierenheden Des Heeren ons tot bekering
hebben geleid? Bij al de herinneringen van het voorbijgevlogen
jaar, met al het hef en het leed, moeite en verdriet, blijft de bezin
ning op onze levenspaan: Nog niet vernield.
Dat er ook een bede zij: "Ontdekt mijn levenseind aan mij. Mijn
dagen zijn bij U geteld".
"Dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben.
Zij zijn alle morgen nieuw. Uw trouw is groot".
(Klaagliederen van Jeremia 3:22-23)
Laten wij verder denken over Jeremia's getuigenis bij het puin
van het land van Juda. Heeft hij nog verwachting voor de toe
komst? Zeker, want de ontwikkeling van de tijdgeest zal Gods
raad niet tenietdoen. De afval van het volk zal de toekomst
van het nieuwe Jeruzalem niet verhinderen. Immers, Gods
deugden blijven onaangetast. Daar heeft de vijand boog en
schild en vurige pijlen op verspild. Jeremia ziet Gods barm
hartigheid en trouw en dat geeft hem verwachting te midden
van het puin van de Godsstad. Gods barmhartigheid heeft
geen einde. Het komt voort uit de liefde Gods ten opzichte van
Zijn gemeente. Zo schreef Paulus in de brief aan Efeze: "God,
Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, heeft ons
levend gemaakt met Christus, uit genade zijt gij zalig gewor
den."
De barmhartigheden zijn elke morgen nieuw. Als de profeet
zijn ogen 's morgens opendoet ervaart hij het als een wonder
van God. Elke dag bewijst de Heere dat in zijn leven. Wat is
het een voorrecht als wij zo de nieuwe jaarkring mogen
ingaan in de beleving dat het Gods barmhartigheden zijn. De
Heere doet immers het zonlicht nog opgaan, Zijn Woord is
nog niet weggenomen, de oproep tot bekering wordt nog
gehoord. De deuren van Gods huis staan nog open. De weg
ten leven wordt nog voorgehouden. Gods trouw staat nog
tegen onze ontrouw. De trouw van God komt openbaar in het
volbrengen van Zijn beloften in natuur en genade. Immers het
volk zal in Babel niet ondergaan. Het geroep van de vijand is
niet in staat om de boodschap van Gods Woord te over
schreeuwen. Met het oog op deze God, de God van de braam
bos, kan Jeremia moed scheppen en de reisstaf weer in de
hand nemen. Kijken wij naar wat achter is, dan is er veel wat
ontmoedigen kan. Zien wij vooruit dan is er misschien een
donkere toekomst voor ons. Maar zien wij met de profeet op
God en Zijn heilige deugden, dan mogen wij het jaar 2004
weer ingaan, verwachtende dat Hij gisteren en heden en in de
toekomst Dezelfde zal zijn. Bij al de onzekerheden, en er zijn
er vele, is de onveranderlijkheid in God en Zijn heilige raad
de waarborg voor de toekomst. Door hart vernieuwende
genade zij het ook onze waarborg. De Heere volbrengt Zijn
beloften in de natuur. Dat is, de onderhouding van Zijn
gemeente zal blijken.
De openbaring van Gods Koninkrijk zal niet tenietgedaan
worden. Maar ook de beloften in de genade zullen vervuld
worden. De opbouw van de Gemeente des Heeren zal door
gaan. Dat houden geen grote mogendheden tegen, dat zal de
geest der revolutie niet verhinderen, dat zullen de gruwelijke
levensvormen niet verminken. Ook is daarin begrepen de toe
zegging van de opbouw in het allerheiligste geloof. Te mid
den van druk en verachting leunt de ware Gemeente des Hee
ren op Zijn grote trouw. Hij zal Zijn volk niet eeuwiglijk kas
tijden, na het zure geeft Hij het zoet. Ziende op het Woord des
Heeren zingt de verwachtende pelgrim bij de aanvang van het
nieuwe jaar:
Maar, trouwe God, Gij zijt
Het schild, dat mij bevrijdt,
Mijn eer, mijn vast betrouwen;
Op U vest ik het oog;
Gij heft mijn hoofd omhoog,
En doet mUw gunst aanschouwen.
k Riep God niet vrucht'loos aan;
Hij wil mij niet versmadn.
In al mijn tegenheden;
Hij zag van Sion neer.
De woonplaats van Zijn eer.
En hoorde mijn gebeden.
Lunteren, ds. P. Blok
-i-
Moeizaam tuft het treintje door het Duitse heuvel
land. Nu en dan braakt de locomotief dikke vette
rookwolken uit, die de reizigers kortere of lange
re tijd het uitzicht ontnemen. Op verschillende plaatsen Ug-
gen tussen de bossen en op de helhngen akkers, waarop
vrouwen aan het werk zijn. Een smal, snelstromend rivier
tje slingert zich door de dalen en verdwijnt achter een heu
vel om in de verte uit het groen weer te voorschijn te
komen.
Als de tnein weer een bocht heeft gemaakt, wordt in de ver
te een klein dorpje zichtbaar, waarvan de kerktoren boven
de bomen uitsteekt. Achter het dorpje weer de heuvel, met
hier en daar een boomloze plek, waar heflijke houten hui
zen staan. Er lopen wat vaalbruine koeien, die prachtig met
het landschap harmoniëren.
Langzaam komt het dorpje naderbij; enkele mensen, die
dadelijk de trein zullen verlaten, staan op en maken zich
gereed om uit te stappen. Onder hen is een soldaat, die
reeds lange tijd met verheugde blik naar het dorpje heeft
zitten kijken. Zijn oog dwaalt naar een van de houten
huizen hoog in de heuvels. Daar woont Elsa, zijn vrouw.
Steunend en piepend rolt de trein het kleine stationnetje
binnen. Er klinkt gesis, knarsen van remmen, stoom
wordt afgeblazen en met een schok staat de trein stil.
Een stem schreeuwt onverstaanbare woorden; deuren
worden opengeschoven en enkele passagiers stappen
uit.
Als een der laatsten verlaat de jonge soldaat de trein. Franz
Fischer, in volle bepakking. De staalhelm boven op de ran
sel, bajonet en pionierschop aan de koppel, stapt hij het per
ron op. In opgewekte stemming loopt hij naar de uitgang.
Maar deze opgewektheid verdwijnt spoedig als hij bij het
hek een paar gendarmen ziet staan, die de papieren contro
leren.
'Ausweis', gebiedt een van de kerels als Franz bij hem
komt. Deze haalt het gevraagde te voorschijn, klapt zijn
hakken tegen elkaar en geeft het aan de sergeant ter inzage.
De verlofpas en reisorder worden aandachtig bekeken,
waarna de sergeant hem met een minachtende blik aan
kijkt.
'Ach so?'
Franz begrijpt wat de man hiermee bedoelt. Ach so.Hij
behoort tot een van de velen die onder dwang naar het front
worden gestuurd, omdat zijn levensovertuiging niet in
overeenstemming is met wat de parlij voorschrijft. Omdat
hij zijn evangeüsche levensopvatting niet heeft afgezworen
om luidkeels achter de nazivanen aan te marcheren, is hij
gedoemd om na een kort verlof van drie dagen naar het
front te gaan.
Franz loopt het straatje in dat langs de kerk voert, naar de
andere kant van het dorp. Daar slingert een zandweg heu
velopwaarts. Een half uurtje lopen, dan is hij thuis. Zijn
huis, waar Elsa op hem wacht. Het plekje grond waar hij
samen met haar enkele gelukkige jaren heeft doorgebracht.
Zwaar krassen zijn met spijkers beslagen laarzen over de
keien van de dorpsstraat. C)p zijn mg rammelt het metaal
van zijn uitrusting. Zo stapt hij, stram, zoals dat een goed
soldaat 'des Führers' betaamt, door het dorpje dat hij een
jaar geleden heeft verlaten. Nu zijn er de twee dagen verlof,
waarna hij zich ergens in het oosten in een kazeme melden
moet. Daarvandaan zal zijn bataljon afreizen naar Polen,
om verder geoefend te worden.
Zal hij het vredige dorpje met zijn lindebomen ooit weer
zien?
Hij shkt een paar maal; deze gedachten benauwen hem.
Nooit heeft hij iets met het Hiüerregiem te maken willen
hebben.
Omdat hij verdacht werd van handelingen ten nadele van
het Groot-Duitse rijk, is hij voor de dienst opgeroepen. Nu
is hij ingedeeld bij troepen, die binnenkort hun kameraden
aan het Russische front zullen gaan aflossen.
Op de hoek van de dorpsstraat loopt hij de oude postbode
tegen het lijf. Het is een oude kennis, die al jarenlang per
fiets in het dorp en wijde omgeving de post bezorgt.
Vroeger, toen Franz nog op school was, stond de postbode
dikwijls aan het schoolhek en gaf de post mee met de kin
deren die buiten het dorp woonden. Dat scheelde hem heel
wat werk. Ach, wie kent de gemoedelijke man niet? En de
postbode kent alle bewoners van de streek, van de heel jon
ge kinderen tot de ouden van dagen.
Als Franz de man ziet, steekt hij zijn hand op ten teken van
groet. De postbode kijkt niet begrijpend wie hem daar
groet. Een soldaat in volle gevechtsbepakking krijgt hij in
dit achteraf gelegen oord niet alle dagen te zien. Als hij
Franz herkent, vertrekt zijn gezicht in een zorgelijke plooi.
Haastig mompelt hij een paar woorden en gaat zijns weegs.
Franz voelt zich teleurgesteld, maar meteen wordt hem dui
delijk wat de oorzaak is. De mensen zijn bevreesd om con
tact met hem te hebben; hij is een man die bij de partij in
ongenade is gevallen. Het is voor een ieder gevaarlijk met
zulke mensen om te gaan.
Een eindje verder staat de kapper, die op dat moment geen
klanten heeft, in de deuropening. Frans groet hem in het
voorbijgaan. De kapper groet hem terug, maar kijkt meteen
schichtig of iemand het heeft gezien.
Temeergeslagen stapt Franz de zandweg op naar huis. Hij
heeft het zelf ontworpen en daar heeft hij samen met Elsa
aan hun toekomst gebouwd. Ze waren vol idealen. Hij had
na zijn studie spoedig een baan als houtvester gekregen bij
de famihe, waar zijn vader en grootvader vóór hem in
dienst waren geweest. Hij, Franz Fischer, zou de traditie
voortzetten. Heel gelukkig zijn de eerste jaren van zijn
huwelijk geweest, maar toen kwamen er donkere wolken
hangen boven het huis in de heuvels. De partij, die ook in
de bosbouw een sterke vinger in de pap kreeg, stelde aller
lei wetten en voorschriften vast, waar Franz zich ormioge-
Kjk mee kon verenigen. Dat bracht hem al spoedig in moei-
üjkheden. Eindehjk was het zover; de krijgsdienst was
voor hem het aangewezen middel om weer in het gareel
gebracht te worden. Ingedeeld bij een speciaal onderdeel
werd hij politiek geschoold en gedrild op een manier die
niets mensehjks meer had.
In gedachten verzonken loopt hij de zandweg op. Na een
kwartier ziet hij tussen de bomen het dak van hun huis.
Onwillekeurig versnelt hij zijn pas. Nog een keer een hoek
om, dan staat hij voor het weilandje met de vruchtbomen,
die hij samen met Elsa heeft geplant. Nu zitten er vmchten
aan de bomen, die over enkele weken geplukt kunnen wor
den. Een glimlach speelt om zijn mond.
Hij schrikt van woest hondegeblaf. Het is Waidmann, de
Duitse staander. Aan het dier had hij helemaal niet meer
gedacht. De hond gaat heftig te keer, met de nekharen over
eind blijft hij op een afstandje staan.
Bhjkbaar komen er tegenwoordig niet veel mensen; vroe
ger was de hond veel vriendelijker.
Franz roept het dier bij z'n naam. De hond zwijgt en kijkt
argwanend naar de man die daar bepakt voor hem staat.
Een voor de hond onalledaags gezicht. Toch heeft hij
ergens de stem herkend, maar weet die niet in verband met
zijn oude baas te brengen.
"Waidmann, kom dan jongen, kom bij het baasje.kom
dan!"
De hond kwispelt, maar blijft afstand bewaren, wantrou
wend nog steeds.
"Waidman, kom dan jongen, kom bij het baasje."
Het korte staartje gaat nu veel heftiger heen en weer, eer is
een vage herkenning.
"Kom dan jongen, kom dan", houdt Fianz aan.
Nog heftiger kwispelt het staartje.
(wordt vervolgd)