Veertig jaar geleden overleed de Engelse christenapologeet en schrijver CS. Lewis
EIIIUr031-l1IEUW5
Airxix
't Was 22 november jl. veertig jaar geleden dat op één dag drie beroemd
heden overleden: twee schrijvers en een president. De gewelddadige dood
van John F. Kennedy in Dallas maakte de meeste indruk. Zodoende was
er voor het overlijden van de schrijvers - Aldous Huxley en CS. Lewis -
veel minder aandacht. Toch lijkt de aandacht in reformatorisch Neder
land voor CS. Lewis groter dan ooit. In dit artikel aandacht voor zijn
werk als kinderboekenschrijver.
John Bunyan
Verteller
Per ongeluk
Het neefje van de tovenaar
Geestelijke principes
Het hiernamaals
PAGINA 15
DINSDAG 23 DECEMBER 2003
Een Christelijk Alternatief
in magische tijden: de Narniaverhalen
door CD. van den Heuvel
kinderverhalen. Maar eerst nog wat aan
dacht voor Lewis als romancier. Hij
schreef vertellingen die altijd een diepere
christelijke of tenminste geestelijke bood
schap hadden, zoals 'De grote scheiding',
waarbij het verschil tussen de zielen in
hemel en hel heel helder en pijnlijk naar
voren komt. Heel beroemd werd hij door
zijn brievenroman 'Brieven uit de hel',
waarbij een oudere duivel een jongere
ondergeschikte van allerlei diabolische
adviezen voorziet.
De langere verhalen verschenen in
romans, zoals 'Het ware gelaat' en drie
sciencefictionboeken. Deze boeken zijn
geen Bijbelse romans, zoals die tegen
woordig verschijnen van de hand van
auteurs als Francine Rivers of Tim la
Haye. Het zijn verhalen waarin Bijbelse
principes zich ontwikkelen in een fantasie
wereld. Met name dat laatste zorgt ervoor
dat dingen, die je al meende te weten,
ineens weer heel helder gaan schitteren.
Dat geeft troost en inspiratie, maar ont
neemt je ook het excuus om dingen die je
niet zo prettig vindt, weg te moffelen met
de gedachte "dat was toen zo, maar nu niet
meer". Ook als kinderboekenschrijver
hanteerde Lewis deze manier van doen.
Lewis heeft zijn leven lang genoten van
sprookjes en andere mythologische vertel
lingen. Dat zal hebben samengehangen
met zijn aard en klassieke opleiding, maar
ook met zijn opvatting dat mythologie niet
kan worden afgedaan als dom heidendom.
Lewis meende dat de Heilige Geest óok in
oude heidense culturen werkte en vonkjes
van het latere Evangelie al liet doorsche
meren. Hoewel deze opvatting aan veel
lezers onbekend en daarmee wellicht als
onwaar voorkomt, is het idee als zodanig
niet nieuw in het Christendom. Dr. Abra
ham Kuyper worstelde ook al met de
vraag hoe het mogelijk was dat heidense
culturen toch een hoogstaande moraal
konden huldigen. In zijn driedelige
'Gemene gratie' meent hij dat er een alge
mene werking van de Heilige Geest is, die
het bederf beteugelt en zelfs tot dingen in
staat stelt, die in het menselijk verkeer als
goed te duiden zijn. Kuyper was niet de
eerste die hierover nadacht: Calvijn en
vroege kerkvaders deden het ook. Daar
mee was het mythische en sprookjesachti
ge voor Lewis dus iets dat met respect
behandeld diende te worden en bruikbaar
was voor de belangen van het Koninkrijk
Gods.
In een bepaald opzicht vertoonde Lewis
sterke gelijkenis met John Bunyan (1628-
1688). Het eerste boek dat Lewis na zijn
bekering schreef, was een heel duidelijke
knipoog naar Bunyans 'Pilgrims
Progress'. Het boek heette namelijk 'The
Pilgrims Regress'. In beide boeken wor
den geesteUjke principes uitgebeeld in
personen en gebeurtenissen. Toch zijn ze
volstrekt niet uitwisselbaar.
Bunyan geeft een beschrijving van het
geestelijk leven, terwijl Lewis de gevaren
van het niet-christelijke denken laat zien.
Bunyan is een prediker, Lewis een apolo
geet. Beide zijn wel herders. Ook theolo
gisch Uggen de broeders niet geheel op
één lijn. De ketellapper uit Bedford was
puriteins-gereformeerd; de professor uit
Oxford anglicaans en niet helemaal in een
bestaande richting onder te brengen. Wel
zijn beiden zeer Bijbelgetrouw.
Ook de zeven kinderboeken van Lewis
over Namia hebben gelijkenis met de ver
teltrant van John Bunyan. Beide zijn de
verteller die het verhaal inleidt, maar ook
af en toe het verhaal onderbreekt om iets
uit te leggen of een wijze les mee te
geven. Ook gebruiken ze fantasie-elemen
ten als draken en reuzen, waarbij de beel
den van Bunyan sterker uit de Schrift
opkomen dan die van Lewis. En dat alles
in een wereld, die niet de onze is, maar
wel heel sterk aan ons eigen leven doet
denken. Daarnaast volgen verhalen elkaar
op. De Namiareeks is een chronologisch
verhaal en latere delen refereren nog wel
eens aan eerdere personen of gebeurtenis
sen. Ook bij de Christinnenreis (1684) van
Bunyan - die zes jaar na 'De Christenreis'
verscheen - is dat het geval.
Ook hebben beide auteurs veel aandacht
voor "de legeringen van het geestelijk
leven". Bij Bunyan is dat meer bevindelijk
van aard. Men bedenke wel dat Lewis
Op 29 november 1898 werd Clive Staples
Lewis geboren in het Noord-Ierse Belfast.
Evenals Bunyan beschikte Lewis over een
diep geestelijk en psychologisch inzicht.
Verder deelde hij met de 17e eeuwse
literator het beeldend vermogen
om onzichtbare dingen
in een fantasieverhaal te verwerken.
Momenteel trekken de films rond het boek
'Lord of the Rings' veel belangstelling.
Ook de boeken over de tovernaarsleerling
Potter zijn een doorslaand succes. Iets lan
ger geleden deden de occulte boekenseries
'Thriller' en 'Kippenvel' het erg goed.
Magie kan zich in een hernieuwde belang
stelling verheugen. Van het occulte wordt
iets onschuldigs gemaakt. De zeer span
nende boeken zijn in, vooral onder kinde
ren en jongeren. Maar ook op de aller
kleinsten komt het occulte af, soms zelfs
via toUetjes in de chipszak. En wie houdt
het vol om altijd maar "nee" te verkopen?
Is er een alternatief denkbaar en is het fan
tastische, het sprookjesachtige altijd ver
keerd? De christelijke auteur CS. Lewis
schreef zeven 'magische' verhalen: De
kronieken van Namia. Maar wat moetje
nu met zeven kinderboeken over een
denkbeeldig land, hoewel het evident is
dat het over het christelijk geloof gaat? In
deze bijdrage ga ik de reeks niet bekritise
ren noch verdedigen. Ik wil wat achter
gronden geven met de bedoeling dat de
lezer zelf kan uitmaken of hij de boeken
wil lezen. Zelf ben ik er wel erg van onder
de indruk.
De schrijver van deze zevendelige reeks
was de Engelse literatuurwetenschapper
Cnve Staples Lewis (1898-1963). Hij was
in 1931 christen geworden en vanaf dat
moment stelde hij zijn literaire talent in
dienst van het Evangelie. Het meest duide
lijk was dat in zijn werk als apologeet. Hij
werd één van de meest vooraanstaande
verdedigers van het christelijk geloof in de
20^ eeuw. Enkele voorbeelden van zijn
apologetisch werk zijn 'Wonderen',
'Gods megafoon' (over het lijden) en 'De
afschaffing van de mens'. Ook was hij
verantwoordelijk voor talloze artikelen,
preken en lezingen, waarvan er vele later
weer gebundeld werden, ondermeer in de
bundels 'Transpositie' en 'Onversneden
Christendom'. Ook verschenen wat meer
meditatieve werken en het nodige autobio
grafische materiaal van zijn hand. Op
wetenschappelijk gebied heeft hij ook
enkele standaardwerken nagelaten.
In dit artikel wil ik echter een andere ster
ke kant van Lewis presenteren. CS. Lewis
als schrijver van verhalen, en dan vooral
voor kinderen schreef en ook niet de
instructieve bedoeling had van Bunyan.
Wel komt de menstekening overeen als het
om zonde en genade gaat. Mensen - ook
kinderen - zijn niet zielig, maar schuldig.
Een zielig mens kan het ook allemaal niet
helpen en heeft dus geen schuld. Straf
waardig is 'ie ook al niet, zodat een red
der, genade en bekering niet aan hem
besteed zijn. Bunyan en Lewis zetten in
Christus' spoor de zaken op scherp, waar
bij zonde en afwijking schuld is. Zodoen
de wordt genade ook weer genade. Dat
geeft verwondering, dat geeft vitaliteit: de
schuldige krijgt genade en daarmee weer
zin in het leven. Daar tegenover staat de
"zielige excuus-truus" vol zelfmedeüjden,
die altijd wel weer een verontschuldiging
klaar heeft en doormoddert. In dat geeste
lijke leven zit dan ook geen geur of
smaak.
Ook slagen beide broeders erin om ver
schillende aspecten van de Heere Jezus
naar voren te brengen. Bunyan doet dat
overigens vooral in 'de Heilige Oorlog',
waar de stad Mensenziel bevrijd wordt
door de Koningszoon Immannuël. In de
Namiareeks komt de Christusfiguur - de
leeuw Asian - wat regelmatiger naar
voren dan in bijvoorbeeld 'De Christen-
reis'. Beiden schilderen de Heiland als de
Majesteiteüjke en de Bewogene. Jezus
Christus is bij hen niet de mierzoete Kin
dervriend, Die altijd alles goed vindt. Hij
bestraft en vertroost. Hij beveelt en redt
uit.
Het grootste verschil tussen beide auteurs
gaf Lewis zelf aan in zijn brief aan een
aantal leerlingen van een Engelse lagere
school. Op 29 mei 1954 schreef Lewis het
volgende: "Jullie vergissen je als jullie
denken dat alle dingen in de boeken iets
moeten voorstellen. De dingen doen dat in
'De Christenreis naar de Eeuwigheid',
maar ik schrijf niet op die manier. Ik zei
niet tegen mezelf: laten we ons Jezus,
zoals Hij echt in onze wereld is, eens
voorstellen als een Leeuw in Namia, De
zei: laten we eens veronderstellen dat er
een land zoals Namia is, en dat de Zoon
van God daar een Leeuw werd, zoals Hij
in onze wereld een mens werd, en laten
we dan eens verzinnen wat er zou gebeu
ren. Als je er over nadenkt, zul je zien dat
dat nogal verschil maakt."
Toen Lewis met zijn kinderboeken begon,
was het ook niet eens de bedoeling om een
christelijk verhaal te schrijven. Hij wilde
gewoon een goed kinderboek schrijven in
een tijd, waarin realistische jeugdliteratuur
de trend was. Bovendien hep hij met een
aantal fantasiebeelden in zijn hoofd, die
hij bijeenbracht tot er een spannend ver
haal ontstond. Pas in tweede instantie
werd het een christeUjk verhaal. Mis
schien een logisch gevolg van Jezus'
belofte "Gij zult Mijn getuigen zijn" en
een praktische uitwerking van Johannes
15. Daar leert de Heiland dat Hij de ware
Wijnstok is en Zijn volgehngen de ranken
zijn, die vrucht dragen uit Hem. Hij zorgt
voor de levenssappen, zodat er vrucht
komt. Bij wat 'ie ook doet, sijpelt bij de
christen altijd iets door van de intense ver
bondenheid met de Meester.
In 1939 kwam het idee al bij Lewis op om
een kinderverhaal te schrijven, maar uit
eindelijk was het pas in december 1948
dat hij zijn eerste verhaal had afgerond. In
1950 verscheen het als 'The witch, the
lion and the wardrobe'. Twee jaar geleden
werd dit boek opnieuw uitgegeven door
Callenbach onder de titel 'Het betoverde
land achter de kleerkast'. Het verhaal
begint in het Engeland tijdens de Tweede
Wereldoorlog. Vier kinderen - Peter,
Susan, Edmund en Lucy - logeren als eva-
cué's bij een oude professor. De oude hou
ten kledingkast op zolder blijkt de door
gang te zijn naar het geheimzinnige land
Namia, waar de tijd totaal anders verloopt
dan bij ons en waar sprekende dieren en
fantasiewezens als faunen en centauren
wonen. Het land wordt geregeerd door de
Witte Heks Jadis en daarom is het er altijd
winter. Maar als er vier mensenkinderen -
twee zonen van Adam en twee dochters
van Eva - zullen komen, zal de Zoon van
de Keizer terugkeren. Deze Zoon, de
Leeuw Asian, zal de vloek, de vrieskou en
het bewind van Jadis verbreken en de
heerlijke lente brengen.
Een van de kinderen - Edmund - laat zich
echter door de Witte Heks inpalmen en hij
verraadt de verblijfplaats van de anderen.
We ontmoeten hier het Judasmotief, maar
ook een soort zondeval. In de strijd, die
volgt wordt Edmund bevrijd door Asian.
Maar Jadis refereert aan de wetten van
Namia, die eisen dat elke verrader door
haar gedood mag worden. Als dat niet
gebeurt, zal heel Namia ten onder gaan.
De Leeuw besluit Edmund nogmaals te
redden door zijn plaats in te nemen. In de
nacht gaat Asian alleen naar de heuvel met
de stenen tafel om bespot, gebonden en
gedood te worden door de heks. De vol
gende morgen, bij het aanbreken van de
dag staat de Leeuw op uit de dood en
breekt de stenen tafel. De wet is voldaan,
het leven overwint de dood. Iedereen zal
hier de Goddelijke plaatsvervanging en de
Opstanding herkennen. Ook de stenen
tafel als de wet, waarop de Zoon sterft, is
een duidelijke verwijzing naar het Evan
gelie.
De vier kinderen mogen jarenlang Namia
regeren en tijdens hun regering beleeft het
land een bloeitijd. Maar tijdens een jacht
partij rijden ze het land uit en belanden ze
weer in de kast van de oude professor.
Nadat ze hem het hele verhaal hebben ver
teld, reageert hij niet ongelovig, maar
geeft hij aan dat de kinderen er maar op
moeten rekenen dat ze nog wel een keer in
het land zullen teragkeren. Juist als ze het
niet verwachten.
Niet elke recensent was büj met het boek.
Het was te moraliserend en te indoctrine-
rend omdat kinderen spelenderwijs met
het Evangelie in aanraking kwamen.
Bovendien was Lewis een pedagoog van
de oude stempel. Hij geloofde in hiërar
chie en niet in gelijkheid van alle mensen.
Ook huldigde hij de gedachte dat moed,
trouw, onzelfzuchtigheid en eerlijkheid
belangrijke deugden zijn. Ondanks de kri
tiek van volwassenen sloeg het boek direct
aan bij kinderen.
Lewis begreep dat er een vervolg nodig
was. Hij begon echter een verhaal te
schrijven dat zich chronologisch eerder
afspeelde dan het eerste boek. Het werd
een verhaal over de wording van Namia,
over de zondeval aldaar en over de oor
sprong van het kwaad. Dan blijkt dat de
oude professor uit het eerste deel als kind
al in Namia geweest is. Halverwege liep
hij echter vast en daarom legde hij het ver-
haal-terzijde. In 1955 zou het p&s verschij
nen onder de titel 'Het neefje van de Tove
naar'. Volgens Lewis moest dit verhaal als
eerste gelezen worden en het eerste boek
als tweede.
Lewis was echter in de tussentijd met een
nieuwe poging begonnen. In dit verhaal
'Prins Caspian' keren de vier kinderen
weer terug naar Namia. Het gaat daar ech
ter niet goed. De slechte koning Miraz
onderdrukt het volk en bijna alle spreken
de dieren, kabouters en andere fabelwe
zens zijn ondergedoken. De rechtmatige
troonopvolger, prins Caspian, heeft de
hulp van Peter, Susan, Edmund en Lucy
hard nodig. Maar vooral de hulp van
Asian. Tijdens een tocht in het bos ver
schijnt Asian aan Lucy en roept haar om te
volgen. De beschrijving is prachtig: 'Het
grote dier liet zich op zijn zij rollen zodat
Lucy omviel - half zittend, half liggend
tussen zijn voorpoten. Hij boog zijn kop
voorover en raakte even haar neus aan
met zijn tong. Zijn warme adem omhulde
haar. Ze keek met wijdopen ogen op in zijn
grote wijze gezicht. "Welkom, mijn kind",
zei hij. "Asian zei Lucy, "je bent groter
geworden."Dat komt omdat jij ouder
geworden bent, kleintje antwoordde hij
"Elk jaar dat jij groeit, zul je merken
dat ik groter wordt.Een tijdlang was ze
zo gelukkig dat ze geen behoefte had om te
praten.
Het intieme contact met de Christusfiguur,
Zijn warmte en veiligheid. Zijn ontfermen
heb ik eigenlijk nergens zo aangrijpend
gelezen als bij Lewis. Het roept een sterk
verlangen, een diep heimwee op. Daar
naast geeft Asian zoveel wijze lessen,
zoals de opmerking datje je niet moet
bezighouden met "wat er zou zijn gebeurd
als.En de les dat het afstanunen van
Adam en Eva enerzijds voor de armste
schooier eervol genoeg is om met opgehe
ven hoofd te lopen en anderzijds genoeg
schande is voor de hoogste keizer om met
gebogen schouders rond te lopen" Uitein
delijk wordt Namia gered en Caspian de
nieuwe koning. Opnieuw keren de kinde
ren terug naar hun eigen wereld. Dit boek
verscheen als tweede, terwijl het in de
reeks als vierde gelezen dient te worden.
Na 'Het neefje van de Tovenaar' en 'Het
verborgen land achter de Kleerkast' komt
namelijk 'Het paard en de jongen'. Daarna
komt 'Prins Caspian'. Het derde deel in de
reeks speelt zich af tijdens de bloeitijd van
Namia onder de vier kinderen. De jongen
Shasta vlucht met het sprekende paard
Brie uit het slechte land Calormen naar
Namia. Tijdens deze lange reis ontmoeten
ze het meisje Avaris met haar sprekende
paard. Tijdens de reis maken ze veel mee.
Zo worden ze achtervolgd en worden ze
bedreigd door wilde dieren. Ondertussen
is er steeds een onbekende beschermer,
die uiteindelijk Asian blijkt te zijn.
Tijdens een tocht in het duister, ontmoet
Shasta zijn beschermer. Op de vraag van
Shasta aan Asian wie hij is, volgt de vol
gende scene: "Mezelf' zei de Stem, heel
diep en laag, zodat de Aarde ervan beefde.
En weer: "Mezelf', luid en duidelijk en
vroüjk. En toen voor de derde keer:
"Mezelf', zo zachtjes gefluisterd datje het
haast niet horen kon en toch leek het over
al om je heen te weerklinken alsof het ruis
te in de bladeren. Op een heel mooie
manier introduceert Lewis hier de heihge
Drieëenheid van God. Allereerst als de
Vader, dan als de Zoon en daama als de
Heilige Geest. Ook hier beschrijft Lewis
die persoonlijke ontmoeting waar alleen
overgave en aanbidding overblijft. De
slechterik van het verhaal Rabadash
scheldt Asian echter uit voor een boze
geest, een duivel. Ook hier is de verwijzing
duidelijk. In de delen drie tot en met zes
komen we niet zozeer heilsfeiten tegen,
maar geestelijke principes die erg leerzaam
zijn.
In het vijfde deel 'De reis van het draken-
schip' komen Peter en Susan niet meer
terug in Namia. Daarentegen mogen
Edmund en Lucy wel terug en in hun kiel
zog nemen ze hun vervelende neefje Eus-
taas mee. Terwijl ze naar een schilderij
van een drakenschip kijken, komt de
afbeelding ineens tot leven en worden de
drie als het ware in de zee gesleurd. Ze
worden gered door de opvarenden en aan
boord ontmoeten ze koning Caspian. De
koning is op zoek naar de zeven verdwe
nen vrienden van zijn vader. Ze maken
een spannende zeereis en doen verschil
lende eilanden aan. Op één van de eilan
den verandert Eustaas - vanwege zijn dra-
kerige hebberigheid - in een draak. Zijn
innerlijk wordt nu zijn uiterlijk en daar
mee wordt hij erg eenzaam en verdrietig.
Uiteindelijk is het Asian, die hem redt. De
Leeuw gebiedt het monster om zijn dra-
kenvel los te krabben. Na drie mislukte
pogingen van bekering, zegt Asian: "je
zult mij het moéten laten doen!" De eerste
haal van de leeuw gaat zo diep dat Eustaas
denkt dat zijn hart geraakt wordt. "Toen
hij mijn huid eraf begon te trekken deed
dat meer pijn dan alle andere dingen die ik
ooit heb gevoeld. Het enige waardoor ik
het kon verdragen was dat het echt een
fijn gevoel was als dat spul losliet." Onze
bekeringen doen geen pijn en geven ook
geen vreugde, maar alleen als de Leeuw
van Juda er zelf aan te pas komt, verandert
er wezenlijk iets. Opnieuw een diepe les.
Op een ander eiland wonen buitengewoon
domme wezens - de zogenaamde Duffel-
poeters - die niet anders doen dan onge
hoorzaam zijn aan de Tovenaar die het
eiland bestuurt. Daarnaast blijkt hun wijs
heid aperte dwaasheid te zijn. Zo beden
ken ze dat de borden en de messen voor
taan vóór het eten zullen afwassen. Dat
zou na het eten tijd besparen. Ook willen
t-rrksst I
ze gekookte aardappelen planten, want
dan hoeven ze na het rooien de aardappels
niet meer te koken. Gaandeweg herken je
steeds meer jezelf in die domme wezens,
die continu het handelen van de hefdevol-
le Tovenaar niet begrijpen. Van alles krijgt
Hij de schuld en vaak proberen ze Hem
voor de gek te houden met "slimmigheid
jes, die zelfs een kleuter nog door zou
hebben." Bij het afscheid krijgt Lucy te
horen dat ze niet temg zal keren naar Nar-
nia, maar dat ze Asian ook in haar eigen
wereld zal vinden. Maar daar heeft Hij een
andere Naam.
In de volgende delen 'De zilveren stoel'
en 'Het laatste gevecht' is meer aandachf
voor het hiemamaals. In deel zes komt
alleen Eustaas weer in Namia met zijn
medeleerling Jill. Van Asian krijgen zij de
opdracht om prins Rilian, de verdwenen
zoon van de oude Caspian, te zoeken. Van
zijn aanwijzingen houden ze er uiteinde-
Ujk maar eentje, maar toch vinden ze hem.
Aan het einde van het boek overüjdt de
oude koning Caspian. Het wordt de kinde
ren echter vergund om even in het land
van Asian (de hemel?) te zijn. Daar zien
Asian en de kinderen de dode koning:
"Daar stonden ze alledrie en huilden. Zelfs
de Leeuw huilde: grote leeuwentranen,
elke traan die kostbaarder dan de aarde
zijn zou, zelfs al was die één grote massie
ve diamant." Door het bloed van de
Leeuw komt Caspian opnieuw tot leven.
"Hij rende naar Asian toe en sloeg zijn
armen om de geweldige nek heen zover
als ze reiken konden en hij gaf Asian de
fiere kussen van een koning, en Asian gaf
hem de wilde kussen van een Leeuw."
In het laatste deel staat wel een heilsfeit
centraal, namelijk de wederkomst. In dit
boek heeft de sluwe aap Draaier de ezel
Puzzel een leeuwenhuid aangetrokken.
Tegen iedereen zegt hij dat dit Asian is.
De meeste dieren geloven de namaak-
Aslan. Draaier vertelt zelfs dat Asian en
Tash (de duivelgod van de slechte Calor-
menen) dezelfde persoon is: Tashlan. De
anti-Aslan komt met steeds slechtere
bevelen en koning Tirian moet de strijd
aangaan. Hij krijgt hulp van Eustaas en
Jill, maar de strijd is ongelijk. Uiteindelijk
worden ze verslagen en opgesloten in een
stal, die de dood lijkt te symboUseren. In
de stal ontmoeten ze de eerdere koningen
en koninginnen van Namia. Alleen Susan
ontbreekt. Zij wil niet meer bij Namia
horen...
Met de anderen die Asian niet liefhebben,
loopt het ook verkeerd af. Aangrijpend is
het als een aantal verlorenen beschreven
wordt. "Ze willen niet door ons geholpen
worden. Ze hebben ervoor gekozen ieder
een te slim af te zijn in plaats van te gelo
ven. Hun gevangenis bestaat alleen maar
in hun eigen gedachten en toch zitten ze
zelf in die gevangenis. Ze zijn zo bang om
voor de gek gehouden te worden dat nie
mand ze erait kan bevrijden."
De enige theologische misser in de reeks
komt in dit laatste deel voor. Lewis laat
Asian daarin een gesprek voeren met een
oprechte aanbidder van Tash. Omdat deze
man zo oprecht was, heeft hij zonder het
zelf te weten niet Tash, maar Asian aanbe
den. Dit Hjkt me strijdig met de noodzaak
van de bewuste onderwerping aan de Heere
Jezus. Ik denk dat de Bijbel hier niet in mee
gaat. (Johannes 14:6, Romeinen 10:14).
Dan breekt in dit laatste deel het einde van
Namia aan. Alle geredde wezens mogen
met Asian mee door de Deur. Namia zelf is
duisternis geworden en de overgebleven
sterten vallen uit de lucht. Alle levende
wezens verschijnen voor Asian en als ze
bij hem waren, gebeurde er iets. Bij som
migen kwam haat en angst op het gezicht
en zij verdwenen naar Asians linkerkant en
verdwenen in zijn schaduw. Maar de ande
ren keken in zijn ogen en hielden van hem,
hoewel ze soms ook heel bang voor hem
waren. Die mochten door de deur gaan aan
de rechterkant van Asian. Ondertussen
wordt Namia tot een koude duistere vlakte
en verbranden de zon en de maan. De tal
loze geredde wezens mogen met Asian
mee. Hij brengt ze in een nieuw Namia dat
ongerept en eindeloos schoon is. We zullen
het laatste woord in dit artikel aan CS.
Lewis zelf gunnen. De laatste alinea uit de
Namiareeks: "De dingen, die daama
begoimen te gebeuren, waren zo indmk-
wekkend en prachtig dat ik ze niet op kan
schrijven. Voor ons is dit het einde van de
kronieken van Namia. Maar voor hen was
het nog maar het begin van het echte ver
haal. Hun hele leven in deze wereld en al
hun avonturen in Namia waren niet meer
dan de omslag en de titelpagina geweest.
Nu begonnen ze eindelijk aan Hoofdstuk
Eén van het Grote Verhaal dat niemand op
Aarde nog gelezen heeft, dat voor eeuwig
door bUjft gaan en waarin ieder hoofdstuk
nog mooier is dat het vorige."