EIIAimBf-niEUWS
PAGINA 15
VRUDAG 18 APRIL 2003
Zacht knisperend bij iedere stap, loopt een
baardig figuur, diep in zijn jas gedoken door
dit flonkerende landschap. Een tas met een
nem over de schouder gehangen en de han
den diep in de zakken gestopt loopt hij, witte
ademnevel uitblazend, over het smalle pad
tussen tussen twee rijen geknotte wilgen.
Aan weerszijden een met ijs bedekte sloot
waar het droge riet als een grijsgeel accent
her en der door het bijna zwarte ijs prikt en in
het fluisterstille landschap roerloos omhoog
steken met sprankelende ijsglinsteringen op
de verdorde droge bladeren.
Als we goed kijken loopt daar onze Gerard
met rijp aan zijn baard van het ademen. Zo nu
en dan blijft hij staan en kijkt dan met gekne
pen ogenleden door zijn oogharen naar het
landschap tot dat zijn ogen in de verte een
donker figuurtje zien bewegen over het don
kere ijs van de bevroren Kralingse plassen,
duwend achter een oude platte bakslee.
Ineens krijgt Gerard haast en glijdend en
lopend begeeft hij zich over het ijs in de rich
ting van een denkbeeldig punt, waar ook het
bewegende figuurtje zjch heen begeeft. Wan
neer beiden bijna op dezelfde plaats uitkomen
aan de rand van een rietveld waar ook al bos
sen gesneden riet op hopen zijn gezet, zoekt
hij zijn zakken na voor een stukje houtskool
of een conte-potlood. Even later is hij half
staand en half zittend tegen enkele gestapelde
rietbossen al aan het tekenen. Het schetsboek
dat hij uit zijn tas gehaald heeft blijkt al op
vele bladen betekend te zijn maar toch rust
zijn hand nog op een blank vel papier terwijl
zijn ogen de werkzaamheden van de riethak
ker volgen. Zijn in moffen gestoken handen
laten de vingers vrij die het contepotlood over
het papier laten bewegen. Regelmatig brengt
hij zijn hand naar z'n mond om al blazend
deze nog wat te verwarmen.
De oudere riethakker stopt op gezette tijden
even met zijn werkzaamheden om dan z'n
armen kruiselings met de handen tegen de
schouderbladen te slaan, net zolang tot zijn
handen beginnen te gloeien en hij zijn werk
zaamheden vervolgd. Gerard begint inmid
dels ook te stampvoeten daar zijn tenen kou
der en kouder worden en het duurt dan ook
niet lang meer of hij stopt zijn schetsboek
terug in de tas om glijdend en lopend zijn
weg terug te zoeken naar de 'bewoonde
wereld'
Enkele dagen later vinden we Gerard terug
op zijn knusse atelier waar het kleine ronde
'paalkacheltje' een behaaglijke warmte ver
spreid. Gezeten voor zijn schildersezel en
met het door zijn duim vastgehouden palet op
zijn linkerarm, schilderd de kunstenaar het
tafereel wat hij enkele dagen eerder naar de
werkelijkheid heeft getekend. Als geheugen
steun staat in het deksel van zijn geopende
schilderskist op een kruk tegenover hem, het
geopende schetsboek.
Zo zal het gegaan zijn op een dag in januari
1908.
hts Ml N2U door Gerard Altmann, 85x126 mm.
Nadat de jonge kunstenaar lid geworden is bij
het Amsterdamse Sint Lukas, neemt hij in
1906 deel aan de jubileum tentoonstelling van
mei t/m juli, ter gelegenheid van het 25 jarig
bestaan in het stedelijk Museum van Amster
dam. Gerard stuurt daarvoor twee schilderijen
in die worden geëxposeerd onder nummers 3
en 4, 'Namiddag' en 'Molenvaart'. Zijn adres
is Mathemesserlaan 288 Rotterdam, waar hij
dan zijn atelier heeft.
De laatste keer dat hij bij Sint Lukas deel
neemt aan een schilderijententoonstelling, is
van 1 tot 30 december 1923.
Lam Wijsmuller, Fine Art. A'dam).
In 1913 is erop de 'wintertentoonstelling van
Sint Lukas', Amsterdam, een schilderij dat als
titel draagt "Weide in de Betuwe'Het is dan
ook niet denkbeeldig dat hij daar in het voor
jaar en/of de zomer, ook is geweest. De Betu
we heeft voor hem in het voorjaar een bijzon
dere aantrekkingskracht en wanneer de fruit
bomen in bloei staan weet hij menig eigenaar
een schilderij van zijn boomgaard in volle len
te-bloesem te verkopen. Juist zijn handelsken
nis maakt dat hij zakelijk z'n mannetje staat en
goed aanvoeh of de eigenaar ook een portret
van zijn vrouw op prijs zou stellen of dat een
fraai stilleven het goed zou doen boven het
dressoir. Als hij er eenmaal een contact gelegd
had, en men was in zijn werk ge'intereseerd,
wist hij vele mogelijkheden te benutten om
een kunstwerk te verkopen. Hij was echter wel
zo slim om na de pluk van de kersen b.v. juist
dan op die plaatsen op te duiken waar de ker
sen goed verkocht waren, want waar geld is, is
handel had hij al jong geleerd.
Zijn deelname aan de in 1839 opgerichte
Maatschappij 'Arti et Amicitiae' begint in
1907 en eindigt bij zijn overlijden in 1940.
Wel is het zo, dat net als bij 'Sint Lukas', hij
niet ieder jaar deelneemt aan de tentoonstel
lingen. Opmerkelijk is echter dat hij vanaf
1923 tot 1930 ook bij 'Arti' niet deelneemt
aan tentoonsteUingen en om ook daarna met
enkele deelnemers 'hinkstapsprongen' te
vervolgen van '31, '33, '36, '37, '38 en de
eeuwfeesten van 1939 en '40.
De deelname door alle jaren heen aan de spe
ciale tekeningen-tentoonstellingen verlopen
ook nogal grillig. Net als met de schilderijen
begint hij in 1907 en'08, dan '11, '12, '14,
15, 16,17,18,19, '20 '22, '30, '31, '33,
'35, '36, '37, '38 en 1939. Na zijn overlijden
op 17 augustus 1940 wordt er zelfs nog pos
tuum, met een tekening onder zijn eigen
naam, deelgenomen.
'Arti' krijgt, door het plotselinge overlijden
van de zoon van een vermogende koopman,
Hollands landschap', dk 60x94 cm. (Sothelys A'dam 1998).
Willink van Collen in december 1878, die als
kunstlievend lid en amateurschilder, een
legaat van 5000 gulden voor het Weduwen
en Wezenfonds en zo'n 30.000 gulden
nalaat. Uit de rente van dit fonds werd vanaf
1880 een wedstrijd, de zgn. Willink van Col-
lenprijs en een premie van enkele honderden
guldens als tweede prijs, toegekend aan
Nederlandse kunstenaars tot 30 jaar. Later
toen er ook de subsidie aan werd toegevoegd
werden de geldprijzen, zowel als de premie
en de subsidie, over de winnaars gelijkelijk
verdeeld. In 1914 weet onze Gerard deze pre
stigieuze Willink van Collenprijs te winnen,
Salamon Garf (1879-1943) werd tweede ter
wijl Jan Sluyters (1881-1957) de derde prijs
'in de wacht sleepte'.
Of onze kunstenaar ook in andere landen
exposeerde, wordt niet echt duidelijk, wel dat
hij reizen onderneemt naar Engeland en
Schotland en zelfs naar Frankrijk om daar te
schilderen. Maar ja 'dat is geen Holland
meer', zegt Gerard later, 'en het licht is er
ook anders'Het is echter wel bekend dat hij
in 1929 deelneemt hij aan een verkoop-ten
toonstelling in 'Glasgow and Edinburgh'
waarna zijn werk naar zijn zeggen 'ook in
Engeland verkoopt'.
Gerard was ook een gewaardeerd lid van 'de
Kunstenaars Sociëteit', 'de Neder-landse
Kunstkring' en was mede oprichter van 'de
Rotterdammers'. Rond 1920 was hij lid van
de 'Rotterdamsche Tien'. Wie dat waren is
tot op heden niet te achterhalen maar het is
goed mogelijk dat Marius Richters (1878-
1955), J.H.Weijns (1864-1945) en Adriaan la
Riviere (1857-1941) daarbij waren.
Als schilder weet hij in Nederland echter heel
goed de weg en ontmoet op zijn omzwervin
gen velen die met hem van gedachten wisse
len aangaande hun vakmanschap. De Leidse
kunstenaars A.J.van Driesten (1878-1969),
Chr. v.d.Windt(1877-1952), W.J.Dingemans
(1873-1925) of A.C.Rosemeier (1888-1992)
hebben met Gerard soms hele gesprekken
over hun etswerk als zij hem ontmoeten in
het plassengebied van Noorden of Nieuw
koop. Het is bekend dat de gebroeders Van
der Windt en Arend Jan van Driesten experi
menteerden met het etsen terwijl WaaUco
Dingemans dan al een uitgesproken goede
etser genoemd kan worden die tevens over
een etspers beschikt en daar ook anderen op
laat afdrukken zoals 'de oude' Roermeester
en Kees Vreedenburgh.*
Lex Rosemeier had, net als Kees Vreeden
burgh, bewust het gezelschap gezocht van
Arend Jan van Driesten want, zegt Lex jaren
later, 'het schilderen van een landschap leer
je niet op de academie, dat leer je door
gewoon aan het werk te gaan en te luisteren
naar de corrigerende kritieken van andere
landschapschilders'. Gerard antwoord op
enkele vragen, die Nico van Harpen uit Laren
aan hem steld; 'geen modemismen' [te pen-
selenjen, [ik schilder en teken] 'niet alleen
zomers maar in alle jaargetijden' [buiten].
Juist door de titels die Gerards aan de schilde
rijen geeft, weten wij waar hij deze motieven
zowel 'zomers als s'winters' gevonden heeft.
Zo was hij te vinden in Amsterdam, Den
Briel, Oostvoome, Rockanje, de Zuid-Hol
landse duinen. Noorden, Nieuwkoop, Korten-
hoef, Vreewijk, aan de Kaag, aan de Waal,
aan de Linge, Rotterdam, Overschie, aan de
Rotte, Kralingen, de Kralingse-plassen, aan
de Maas, aan de Eemdijk, Reeuwijk, Hattum,
de Betuwe, Arnhem, de Achterhoek, Hoger-
heide, Eindhoven, Ossendrecht, Lunteren, de
Lier, het Kagermeer, Hilversum, t'Gooi,
Numansdorp, Mijnsheerenland, aan de Rijn
bij Amerongen en de Linge bij Enspeijk.
Onze kunstenaar voelt zich pas in zijn ele
ment als hij in alle rust kan werken. Hij ont
trekt zich het liefst aan de drukte van de ste
den en 'de toestanden' die zijn echtgenote
oproept voor de verkoop van de door haar
gemaakte modieuse kleren. Hij werkt dan op
zijn ateher of liever nog in de vrije natuur en
laat zich niet al te veel afleiden door conven
tionele verplichtingen.
Naast een veelzijdig kunstenaar is hij ook lid
van de amateur- fotografenvereniging 'Rot
terdam' waar Gerard de kunst van het foto
graferen goed onder de knie hoopt te krijgen
en waar hij vele vrienden maakte.
Overal waar hij kwam maakte hij na verloop
van tijd vrienden. Zo is er nog werk te vinden
dat hij maakte voor de mensen waar hij
logeerde, in de kost was of een 'atelier'
gebruikte bij minder zonnige dagen. Velen
wisten nog te vertellen van het innemende
karakter van de kunstenaar die liefdevol
glimlachte als zijn vrouw hem vertelde dat zij
op doktersadvies een paar dure schoenen
moest kopen of door de dokter naar de bio
scoop gesmurd werd.
Vooral de gehechtheid aan eenvoudige din
gen en de rust die hij uitstraalde, kenmerkten
de oudere kunstenaar, 's Avonds na gedane
arbeid kon hij genoegUjk een pijpje rokend
genieten van de stilte van de polder en zij die
hem goed kenden lieten dan 'het gesprek op
de wind verwaaien' daar zij 'Gerard met zijn
gedachten mijlenver zagen afdwalen'.
Vanaf zijn huwelijk op 11 januari 1917 is hij
woonachtig op het adres Burgemeester Mei-
neszlaan 67 a, in het Nieuwe Westen van
Rotterdam. Zijn atelier heeft hij dan op de
bovenste verdieping van dit adres. Een
bezoeker van zijn atelier uit die dagen, weet
het kernachtig te beschrijven.
Lange rijen spieramen; hoog invallend licht
over een schildersezel, die met een wigje
gemaakt uit een sigarenkistje, wordt versteld.
Op een kast met bolpoten staat een hele ver
zameling gemberpotten en boven een schrijf
tafel hangt een rek vol met uitgerookte pij
pen. Dikke mappen met schetsen staan tegen
de muur. Het was goed waarneembaar dat hij
vader was van twee jongens want er was ook
een padvinders hoed, vliegtuigmodellen en
postzegelalbums die getuigden van de aan
wezigheid van het jonge volkje.
Hier is hij het Uefst warmeer hij niet in een
oude schuit op de plassen van Nieuwkoop of
Reeuwijk kan dobberen, tussen lisdotten en
pronkend-witte lelies. Daar is hij in zijn ele
ment, en zegt hij zelf, 'daar ben ik liever dan
op een vacantie in Zwitserland'De wanden
van het atelier zijn 'gestoffeerd' met alle
mogelijke studies van de onderwerpen die hij
lang geleden, maar ook eerdaags nog vast
legde. Het zijn de motieven die hem juist zo
frappeerden zoals koeien, waterplanten en
schuiten, maar ook molens, vissers of een
stalinterieur. Dat zijn studie aan de Rotter
damse Academie in eerste instantie gericht
was op het schilderen van portretten laten
deze studie's, zowel van portret als van
figuur, ook wel aanzien. Later, na zijn acade
mie-tijd is hij zich pas gaan toeleggen op het
Hollandse landschap. Toen hij in zijn jonge
jaren veel aan de plassen ging schilderen ont
stond er tussen hem en 'de oude' Gerardus
Johannes Roermeester (1844-1936) eenzelf
de wisselwerking als die welke Gerard had
met Cornells Vreedenburgh, die zelfs nog
tien weken les neemt van de oudere land-
schapschilder. Al snel krijgt hij dan ook
vraag naar de weiden met Hollands vee,
knotwilgen, vaarten en plassen. Toch heeft
Gerard een uitermate ruime variëteit aan
motieven geschilderd. Zo zijn er prachtige
stillevens, gegroepeerd om een oude bijbel
met koperen sloten, fraaie bloemstillevens,
soms een eenvoudig gemberpotje met viool
tjes of forse zonnebloemen op een flink for
maat geschilderd. Zelfs een stilleven met
kreeft en vis wist hij uitstekend op het doek
te krijgen. Dan werd het weer een gracht in
de oude binnenstad van Rotterdam of een
groot en weids gezicht over de Maas met op
de achtergrond 'de kop van t'Land' waar de
Holland-Amerikalijn aanlegde. Hij schilder
de dat vooreen Rotterdamse buurtvereniging
die het grote doek aanboden aan prinses
Juliana op haar achttiende verjaar
dag. Stalinterieurs met koeien of een
zeilpraam die de dokter vervoerd,
winterlandschappen met sneeuw en
ijs, maar ook de lome, zomerse war
me namiddag of een stille wei met
fijne ochtendnevel zowel als door de
avondzon, rood gekleurde boerderij
en, zijn onderwerpen welke hij met
veel gevoel op het doek weet te bren
gen. Soms lijkt het wel of het hem
geen moeite kost om een en ander op
het doek te krijgen of een collega
kunstenaar 'te vangen' (Roermees- j
ter?) als deze aan de ezel zit te wer
ken.
Zijn liefde voor de oude boerderij
tjes en de tot in detail geschilderde
bloemen-weelde rondom deze oude
'spulletjes', hebben hem heel wat
klanten bezorgd vooral als de eige
naar er zijn bedoening in herkend. Er
waren er natuurlijk ook die hem
vroegen om e.e.a. te schilderen of te
tekenen bij wie hij dan ook wel
logeerde.
Wie Gerards werk goed op zich in
laat inwerken ontkomt niet aan het
'Zomer', dk. 60x80 cm. (foto Galerie Bert Borkus, Breukelen).
uitgesproken vakmanschap en het gevoel
waarmee de kunstenaar het onderwerp aan
het Unnen heeft toevertrouwd. Niet alleen het
jaargetij is er in te zien, maar ook het moment
van de dag is in vele werken bijna tot op het
uur te herkennen. Wij zijn ook nogal eens
degene die vanuit de schuit opkijkt naar de
koeien aan de waterkant of vanaf het water
naar een boerderij kijkt waardoor wij zeker
weten dat dit werk vanuit de boot geschilderd
of getekend is. De evenwichtige composities
en de met veel talent uitgevoerde kleurstelling
versterken het gevoel van rust die er van uit
gaat waardoor een Altmann aan de muur
nooit gaat vervelen.
Zijn tekeningen zowel als zijn etsen, zijn
zonder een spoor van twijfel op het papier
getekend of in het koper geëtst en ook daarin
herkent men de goede smaak van de kunste
naar, waar zijn tijdgenoten hem zo over
roemden. Gerard zelf zegt daarover, 'ik heb
dat onbewust bereikt want als ik schilder,
schilder ik alleen voor mezelf en dan ben ik
volkomen gelukkig, voor zover men op aar
de van volkomen gelukkig kan spreken'.
Schilders hebben altijd moeite met conven
tionele of sociale verplichtingen en dat was
bij onze Gerard dan ook niet anders want toen
hij gehuldigd zou worden voor zijn zestigste
verjaardag, in de kunstzalen van gebroeders
Koch, en hij daar iets over vernam mompelde
hij; 'o hemel, speeches, dankbetuigin
gendaar kan ik zo slecht tegen'
Toch bleek toen pas hoe geliefd hij was
onder zijn vele vrienden die 'van heinde en
veire' gekomen waren om hem met geschen
ken en welgemeende toespraken te overla
den. Zelfs van het gemeente bestuur werd bij
monde van wethouder Ratte de gelukwensen
overgebracht en werd hij toegesproken door
een vertegenwoordiger van de kunstenaars
organisatie 'R33'.
Door het 'Nederlandsch Kimstverbond' werd
een doek van de jubilaris aangekocht terwijl
een aan het huldigingscomité geschonken
werk in de Gemeente-Bibliotheek zou
komen te hangen. De kunstenaar die met zijn
vrouw, dochter en zoons in de bloemen
waren gezet, dankte allen 'uit de grond van
zijn hart', voor de mijlpaal die het voor hem
was geworden.
Helaas is het hem niet gegeven om oud te
worden want slechts drie jaar na zijn huldi
ging, overlijdt hij op 17 augustus 1940 in het
eerste jaar van de oorlog.
Dominee Gorter die op zijn huldiging de
feestredenaar was, spreek drie jaar later aan
Gerard Altmann op zestigjarige teeftijd,
getekend door Herman Mees (1880-1964).
Zij kenden elkaar van Imn studietijd
op de academie.
zijn geopende groeve op de algemene
begraafplaats in Crooswijk.
'Zalig zijn de zachtmoedigen want zij zullen
het aardrijk beërven'. 'Altmann was een
zachtmoedig mens'. 'Hij was steeds mild in
zijn oordeel, ontvankelijk voor de zachtheid
van de natuur en voor het edele in de mens,
die hij portretteerde. 'Wij zijn dankbaar',
vervolgd dominee Gorter, 'om wat God ons
in deze mens heeft willen geven, om wat aan
eeuwige waarden uit de openheid van zijn
hart en de zuiverheid van zijn ziel tot ons is
gekomen'
Tot slot dankt zijn oudste zoon Gerard voor de
grote belangstelling en eindigd met, 'als wij in
ons leven voor moeilijkheden staan, zal ons de
herinnering aan het zelfopofferend dienen van
onze vader ons rust en vrede geven'
Tijdens de oorlog wordt hun moeder opge
pakt voor het verbergen van Joodse mensen
waardoor beide broers er alles aan doen om
hun moeder uit het gevang te krijgen. Uitein
delijk laten zij zich zelf opsluiten als remp-
la9ant voor hun moeder. In 1944 overlijden
beide broers aan de ontberingen in een Duits
concentratiekamp, 21 en 25 jaar oud.
Over zelfopofferen gesproken.
Corn. G. v. d. Sluijs
Gewassen tekening, mt. onbekend (foto Mrs. Palmer, Zuid Afrika).
Tekening met gegevens zoals van de bloemen e.d. 42x36,2 cm.
'v.