1877 '"Eenyopmtelimnyde^gMed&cma^ 19^-0 m m m m EIIAI1D^.rtlEUW5 EEN WINTERSE DAG IN JANUARI 1908 PAGINA 14 VRUDAG 18 APRIL 2003 j Qerard cAltmanu Hendrik Aulhony Allmann 1791-1863, grootvader van onze Gerard, schoolmeester, kunstschilder en boekverkoper. (Foto gemeente archief Rotterdam). 't Is weer al heel wat jaren geleden dat mijn aandacht getrokken werd naar een, door en door Hollands landschap dat niet alleen een wei met koeien te zien gaf maar dat ook uit straalde met zo'n kracht dat men de zon bij na voelde en de wei met koeien zowat kon den ruiken en horen. Van af die tijd heb ik mijn hart aan aan deze schilder verpand en stap ik 'in zijn schilderij en' om mij te verwonderen over de land schappen zoals deze Gerard Altmann ze gekend heeft en die door ons, meer dan zestig jaar later, moeilijk zijn voor te stellen. Niet alleen het landschap is sterk veranderd maar vooral het gevoel van wat het vroeger uit straalde is voor de jongeren niet meer voor te stellen. De grootouders van Gerard waren afkomstig uit Den Burg op Texel. Grootvader Hendrik Anthony, is op 7-I1-I791 in Zaandam gebo ren (overl. R-dam 23-12-1863). Hij huwt in 1816 op Texel met Geertje Sijbrands Koning, geboren Den Burg 18-5-1796 (overl. R-dam 11-1-1838). Hendrik Anthony is dan niet alleen schoolhoofd in Den Burg maar tevens een begenadigd kunstenaar die kerkinterieurs, landschappen en portretten schildert en ook lithogi;afeert. Wanneer het gezin in 1827 naar Rotterdam verhuist, laat hij zich inschrijven als boek verkoper. Het gezin telde toen zes kinderen die in Den Burg op Texel geboren waren, vier meisjes en twee jongens, terwijl er nog eens zes kinderen in Rotterdam ter wereld kwamen, vijf jongens en een meisje. Of vader Hendrik Anthony zich als school hoofd in Den Burg, al met schilderen bezig hield, is niet geheel duidelijk, daar er pas vanaf 1832 tentoonstellingen van hem bekend zijn. Zijn oudste zoon, de nog op Texel geboren Sijbrand (1822-1890), genoemd naar zijn moeders vader, is onge twijfeld de fakkeldrager van vaders artistieke begaafdheden hoewel Hendrik Anthony's oudste dochter Anna, ook niet onverdienste lijk tekende. Gerards vader, in Rotterdam geboren op 6 september 1831, is dan al de 'tweede Hend rik' daar zijn oudere broertje met de zelfde naam, nog geen anderhalfjaar werd en zeven maanden voor de geboorte van Gerards vader is overleden. Hendrik huwt op 1 mei 1865 met de dokters dochter, Hillegonda Marga- retha Maria Wilhelmina Meijer, geboren te s'Gravenhage op 10 juli 1844. Uit dit huwe lijk werd onze Gerard geboren op 25 mei 1877 te Rotterdam. Zijn vader verdient dan de kost als uitgever/boekhandelaar en woont sinds 27 januari 1866 in de Toe Rijstuin no. 10 als Hd van het Doopsgezinde kerkge nootschap van Rotterdam. Het gezin zal uit eindelijk uit zes personen bestaan, vader, moeder en vier jongens. Voor dat Gerard geboren werd waren hem al twee jongens voorgegaan t.w. Hendrik, geb. 14-8-1866 en Carel Philippus, geb.3-7-1875. Na Gerard worden er nog twee kinderen geboren, Cor- nelis Sijbrand, die met een handicap aan de voeten geboren wordt op 21-2-1881. Zijn jongste zus echter, Mary Marianne, geb. 16- 4-1883 overlijdt reeds op 15-12-1885. Helaas was vader Hendrik toen ook al over leden op 2 april 1884. Gerard was toen op een maand na, zeven jaar. Ten tijde dat vader overlijdt was de familie Altmann niet onbemiddeld daar deze het redelijk voor de wind gegaan is. Het was bij hun soms een komen en gaan van minder for tuinlijke familieleden waarvan Gerards vader zelfs zijn zusters Anna en Maria in 1879 in huis neemt. In 1876 was al een tijdje zijn zwager, de man van zijn zuster Neeltje, Ger- rit Hendrik Rissi(n)k in huis. Gerrit was eerst getrouwd met Geertje, de oudere zus van Neeltje die reeds in 1853 was overleden. Neeltje die bijna acht jaar jonger is als haar overleden zuster trouwt in 1854 met de in Dordrecht geboren geneesheer Rissink, waar uit dit huwelijk nog zes kinderen geboren worden. In 1876 vertrekt deze familie naar Pretoria in Zuid Afrika. In de negentiende eeuw is het geschreven woord nog zeer belangrijk. Er zijn dan nog geen communicatieve middelen zoals radio of telefoon zoals wij die nu kennen. Boeken waren de aangewezen middelen om kennis te vergaren of om zich te verpozen, want 'wie vermaak schept in het lezen, behoeft geen eenzaamheid te vrezen', stond er vroeger te lezen in de bibUotheek. De boeken die vader Hendrik uitgeeft en als handelaar verkoopt zijn wat wij nu, het meer Sijbrand Altmann,1822-1890, oudere en ongehuwde broer van Gerards vader, leerling van de academie te s 'Gravenhage en van P. van Schendel 1806-1870 en hoogleraar aan de Rijksacademie te s 'Gravenhage. Schilder, lithograaf en graveur. (Foto gemeente archief Rotterdam) populaire genre zouden noemen. Soms zijn het vertalingen of aansprekende titels zoals 'Winteravond vertellingen''Uit het Ghetto' 'De bedevaart gangers', 'De beide landshoe- ven' of 'Ehze', welke in 1877 bij G.J.Thieme in Arnhem gedrukt worden en door Gerards vader in Rotterdam uitgegeven. Het gaat het gezin dus redelijk goed ook al heeft Gerards moeder de zorg over een gehandicapte zoon. Als echter vader Hendrik in 1884 komt te overlijden, duurt het niet lang of Gerards moeder begint een pension om zo de financiën op orde te houden. Vier opgroeiende jongens waarvan de oudste ruim 17 jaar is, en die een goede opleiding nodig hebben om zo hun plaats in de maatschappij te veroveren, zal in die tijd zeker niet zijn meevallen. Het is dan ook vooral de hulp van oom Sijbrand Altmann (1822-1890), de ongetrouwde kunstschilder en broer van vader Hendrik, die dan hoogleraar is aan de Rijksacademie te s'Gravenhage, waardoor de weduwe het tot een goed einde weet te brengen. Hendrik, de tien jaar oudere broer van Ger ard, huwt tenslotte met Maria Josepha Koop man en wordt Resident (rijks-gevolmachtig- de) van Kederi in Indonesië. Carel Philippus, slechts twee jaar ouder als Gerard, huwt in Zuid-Afrika met de violiste Hendriette Cornelia Terkuhle en onderscheid 'Aan de Kralingse Plas', r.o. ges., dk. 60x90 cm. (Foto Henk Broeke. s 'Gravenhage) Oe 30 jarige Gerard voor zijn schilderij van januari 1908. zich tijdens een pest epidemie waarvoor hij een ridderorde ontving. Cornells Sijbrand, 'Kees', die bijna vier jaar jonger is als Gerard, kan het echter uitstekend vinden met zijn oudere broer. Kees weet zich later nog goed te herinneren dat er in het pension van zijn moeder heel wat pannekoeken gegeten zijn en wanneer er ker mis was, hij er met vereende krachten naar toe gedragen werd. Gerard en de pensiongas- ten sjouwden hem dan onvermoeibaar van de ene naar de andere kermisattraktie. Beide broers studeren op de Hogere Burger School en worden daarna opgeleid voor de handel. Kees ontpopt zich als een handelsman bij uit stek en verlaat al snel het handelskantoor waarbij werkt om zich, als directeur van zijn eigen exportbedrijf met Indonesië en het transport per vrachtwagen, dat toen nog in de kinderschoenen stond, bezig te houden. Gerard kan men na zijn handelsopleiding, terug vinden op de kruk van een handels-kan toor als hij zo'n zestien jaar oud is. Gerard de derde van het kunstzinnige talent uit de familie, zal zich steeds meer op het tekenen gaan toeleggen, in tegenstelling tot zijn jongere broer Kees die pianoles al als een 'gruwel' ervaart. Gerard neemt de aanwijzin gen bij het tekenen van oom Sijbrand steeds serieuzer en zal na het overlijden van zijn oom, uiteindelijk 'privaatles te nemen bij Jan de Jong'(1864-1901). Daarna studeert hij nog drie jaar aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten onder de deskundi- Hendrik Altmann 1831-1884, vader van Gerard, boekverkoper en uitgever. ge leiding van Jan Striening (1827-1903), Ferdinand Oldewelt (1857-1935), Frederik Nachtweh (1857-1941) en de onvolprezen A.H.R. van Maasdijk (1856-1931). Op de Academie laat Gerard al van zich spreken door er een klasseprijs te bemachtigen met een geschilderij getiteld, 'binnenhuis Niet lang daarna stapt hij van de kantoorkruk af om zich in het onzekere bestaan van een kunstenaar te storten. Gerard die volgens zijn zeggen, 'het land schap' (ook vee), 'portret' en 'stilleven' tot zijn genre gekozen heeft, probeert zich daar in te bekwamen door zoveel mogelijk te teke nen naar de werkelijkheid. Uiteindelijk zal hij alle technieken beheersen die de toenma- Uge kunstenaars ten dienste stonden zoals, tekenen, schilderen, aquarel-leren, etsen en lithograferen. Zo ontstaan er ten tijde van zijn avondstudie aan de Academie, de getekende portretjes van de mensen, dieren en dingen die hij om zich heen ziet. Gelukkig was er een nichtje van Gerard die van jongs af een grote 'fan' is van haar lievelings-oom en die al de tekeningetjes die haar vader als kost baarheden bij elkaar hield, goed bewaarde zodat we de eerste jaren van Gerard op het 'kunstenaarspad', goed kunnen volgen. De jonge kunstenaar heeft zich o.a. opgehou den in en om, de dorpen op de Zuid-Holland se eilanden en zo vinden wij hem in 1902, in Den Briel, Rockanje en Oostvoome.Hij tekend en schilderd er de oude boerderijtjes, de meertjes in de duin- pannen en vooral het vee dat daar geweid wordt. Op zijn schetsen noteert hij de kleur en zelfs de bloemenna- men worden erbij geschreven zodat hij later de goede kleuren en de juiste bloemen 'als stoffering' op zijn schilderijen kan penselen. In 1904, wanneer Gerard in de dan nog schil derachtige polders rondom Den Haag zijn motieven zoekt, ontmoet hij er 'de kunstzin nige zakenman', Louis Stutterheim (1873- 1943),die vooral onder druk van zijn ouders, eerst in Rotterdam en dan in Den Haag op een handelskantoor werkt. De twee kennen elkaar al van de lessen op de Rotterdamse Academie. Louis was zelfs daarvoor al vanaf 1889 tot 1893 in de leer geweest bij J.A.B. Stroebel (1821-1905), een schilder van romantieke interieurs. De gesprekken die de vrienden dan met elkaar hebben resulteren er in dat Louis het zakenleven vaarwel zegt en samen met Ge rard er op uit trekt op zoek naai' de mooiste plekjes om te schilderen. Zo trekken zij naar Noorden en Nieuwkoop en ontmoeten er de jongeren die in het kiel zog van de Haagse School proberen naam te maken. Vele gelijk gestemde kunstenaars hebben daar 'hun ezel opgezet' en vertoeven er in het pension van 'moeder' Verzijden waar men voor weinig geld 'kost en onder dak heeft'. Daar waren 'de oude' G.J. Roer meester (1844-1936), J.H. Wijsmulier (1855-1925), Willem Weissenbruch J.H zn. (1864-1941), W.A. Roelofs jr. (1870-1940), Comelis Vreedenburgh (1880-1945), Chris v.d.Windt (1877-1952), A.J.van Driesten (1878-1969), en de Belgische Victor Bauffe (1849-1921) die jaren lang 'de vrolijke Weiss' op zijn tochten vergezelde (Hentkik Johannes,'J.H'. Weissenbruch 1824-1903). Niet ver van 'moeder' Verzijdens pension worden, aan het begin van de twintigste eeuw, door aannemer Hakkeling al twee hou ten atelier-woninkjes gebouwd ('de Kare- kiet' en 'de Koet') waar kunstenaars met vrouw en kinderen konden werken/verblij ven. Ook was er de herberg 'het Vliegende Paard' waar men een kamer kon huren. Men kon dus redelijk comfortabel onder collega- schilders zijn werk verrichten want zelfs de kunstkopers wisten de weg naar Noorden te vinden. Gerard, (rechts) nog als kantoorklerk, met zijn jongere broer Kees en hun moeder ongeveer 1895. Onder de minder draagkrachtige schilders waren er ook die zich in de vrije nataur ophielden. Zij sliepen dan in hooibergen, wasten zich in de sloot of aan de pomp van een vriendelijke boer die soms ook wel een paar dikke boterhammen kon missen. Hun warme maaltijd 'hengelden' zij dan uit de vele visrijke plassen en vaarten. Het is niet zo'n grote overgang van het plas- sengebied van Noorden en Nieuwkoop, naar dat van Kortenhoef, ten westen van Hilver sum. Het genoot in die jaren vooral bekend heid door Paul Gabriel (1828-1903), die daar al in 1871 de molen schilderde. De jongeren die zich in de voetsporen van de oudere en meer bekende schilders, wilden ontwikkelen zochten de plaatsen en motieven welke de ouderen door de jaren heen met meer of min der succes, geschilderd hadden. Paul Joseph Gabriel wordt dan ook beschouwd als de aartsvader van de Kortenhoefse schildersko- lonie. Doordat Anton Mauve (1838-1888) in het Gooi woonde en daar zijn mooiste wer ken maakte, kreeg Laren en omstreken aan het eind van de negentiende eeuw de naam, 'het land van Mauve' te zijn. De jongere landschapschilders noemden het piassen- gebied bij Kortenhoef dan ook steevast 'het land van Gabriel' Gerard was daar niet de enige Rotterdammer die zich op gezette tijden in het plassenge- bied van Kortenhoef ophield want ook de oudere Derk Wiggers (1866-1943) die wel geen Rotterdammer van geboorte was maar er woonde en de Academie volgde, zowel als Gerard Krol (1882-1950) en de jong overle den August van Voorden (1881-1921) schil derden daar hun expressievolle schilderijen. Het waren echter vooral de oudere kunste naars die in deze schilderskolonies een aan zuigende werking op de jongeren hadden. Comelis en Johanna Ravenschot, 'Vrijage bij maanlicht'. Gouache op papier 50x57 cm, 05-12-1905 Geo Poggenbeek (1853-1903), Nico Basterd (1854-1939),J.H.Wijsmuller (1855-1925), H.G.ten Hoet (1855-1928), F.J.van Rossem du Chattel (1856-1917) maar zeker ook de Belgische Victor van Bauffe (1849-1921) was zo'n animator die vooral ook jager was. Hij organiseerde er soms drijfjachten en bereidde van het wild de heerlijkste gerech ten voor zijn schildersvrienden die dergehjke buitenkansjes niet versmaden en zich het goed lieten smaken. Gerard zelf werd door de anderen bewonderd om zijn gedegen schilders wij ze en juist de jongere kunstenaars die geen Academie gevolgd hadden trokken soms een tijdlang met hem mee om zo het werken af te zien om zich het een en ander eigen te maken. Zo was de Woerdense, Comelis Vreeden burgh (1880-1945) eerst werkzaam in het schildersbedrijf van zijn vader, alvorens hij de stap maakte om kunstschilder te worden. Daar hij het als een gemis ervoer dat hij geen echte opleiding genoten had, zocht hij het gezelschap van de beter opgeleiden. Na zijn 'tien weekse opleiding bij de oude Roer meester' trok hij een tijdje met Gerard mee naar o.a. de Reeuwijkse plassen. Gerard fietste zomers heel wat kilometers om telkens 'nieuwe motieven te zoeken'. Hij huurde soms een tijdje een atelier of iets wat daarvoor kon doorgaan, zodat hij ook bij minder goede weersomstandigheden kon blijven werken. Hij fietste dan de omgeving af en schilderde zo op de meest afgelegen plaatsen. Vooral nadat hij in 1917 gehuwd was met Antje Borsje, geboren in Utrecht op 9-4-1884, dochter van kleermaker Gerrit Borsje en Cornelia Keinemans, was de nood zaak om meer te schilderen, een extra stimu lans. 'Mej. P.A.(Gerards dochter). Voor dat Antje met Gerard huwde, werkte zij op haar eigen mode- en naaiatelier. Ook later hield zij dit werk aan en kwamen 'de chic' van Rotterdam regelmatig haar kleren bekijken en kopen. Door haar smaak en charmante uitstra ling, had zij over klandizie niet te klagen. Zelfs toen er drie kindermondjes (een meisje en twee jongens) te vullen waren wist Gerard zijn huishouden, 'met dienstbode'goed op orde te houden en met de verkoop van zijn werk zijn kinderen een onbezorgd jeugd te bezorgen. Zelfs in de crisisjaren wist hij zijn werk nog redelijk te verkopen daar hij ook uitstekende portretten en stillevens schilderde. Sinterklaasavond is in de jaren toen Gerard nog vrijgezel was, de uitgelezen avond voor 'de Altmannen' om bij elkaar te komen om dan middels gedichtjes bij de surprises, elkaar vrolijk 'de les te lezen' of geheimpjes te verklappen. Op 5 december 1905 maakt Gerard voor zijn jongere broer Kees het volgende gedicht: Een zek're heer en jongedame (k'Verzwijg hierbij nu maar deiiamenj Hielden veel van de vrije natuur En genoten daarvan in t'avond-mr Eens zouden ze weer samengaan Beschenen door de zilv'ren maan Maar toen de avond 'tvas verstreken En zij eens naar het maantje keken Toen bleek hun beiden al heel ras Dat er geheel geen maantje was De mist had hun een kool gestooft En t'zilv'ren schijnsel uitgedoofd Dat men zoiets niet dadelijk ziet Lijkt wel heel vreemd, maar is 't toch niet. Kees had nl. ondanks zijn handicap, \-erke- ring gekregen met een jongedame waar de familie waarschijnlijk niets \'an wist. Gerard maakte een tekening van het jonge stel in 'het vrijers-laantje' en liet dit gepaard gaan met dit leuke gedicht. In 1909 huwt Kees met deze 'jongedame'. Johanna Catharina Elizabeth 'Jo' Raven- schot waarvoor de 'sinterklaas tekening' door Gerard als een aquarel wordt gepresen teerd en is dus een van de oudst bekende aquarellen van de jonge kunstenaar. Het vrij erspaartje wordt daarop echter wel door de maan beschenen. De broers hebben in die jaren hun afspraakjes op een 'speciale bank' in een park in Rotterdam die zij 'de snitsel- bank' noemden, dit daar zij op die bank voor al 'gezongen spelletjes' deden. Stijve, staande boorden noemden de jongens 'Altmann boorden' daar deze in de fan'ulie toen nog veel gedragen werden. Zelfs Kees droeg later als directeur \'an zijn exportbe drijf zo'n 'Altmann-boord' en rookte daarbij zelfs nog "de directeur-sisaai'. 't Is koud, ijzig koud. wat te zien is aan de met een wit velour bedekte natuur die zich door een dunne mistsluier aan ons oog ont rold. Het gesluierde zonlicht dat moeizaam door de mist prikt glinsierd in de ijle vries lucht op de fijne ijsnaaldjes die een dekkend kleed vormt o\er alles wat in de namur door de zon wordt aimgeraakt. 'In de veenderij'. Dk. 28.5.x48,5 cm. (Foto Johan Th. Hillcman. Arnhem).

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2003 | | pagina 14