J. H. Gunning JHz. was een vriend
van geestelijic onbeliuisden
Historisch hoekje
Elkaar dienen
tijdens vrijwiliigerswerli
Eilanden-N ieu\A/s:
Een persoonlijke ontmoeting
/5^/M
■^■WttïQnJiiEuwi
'Contact met Joh. de Heer, Nic. Beets, ds. Paauwe, William Booth en Casper ten Boom'
MET OUD-DiRKSLAND
Uit de bundel
Schets
een krant die G-E-L-E-Z-E-N wordt!!
Wat verbindt Johannes de Heer,
ds. Nicolaas Beets, ds. J.P. Paauwe,
William Bootli, Casper ten Boom,
prof. dr. M. J. A. de Vrijer, ds. D.
Bakker, prins Hendrik, minister J.
Th. de Visser, ds. M. M. van Grie
ken en Johan Melse met elkaar?
Allen hadden in meerdere of min
dere mate contact met de hervorm
de predikant dr. J. H. Gunning
JHz. (1858-1940). Dit is het tweede
artikel over 'den Pniëlredacteur',
de zuchtende zoeker naar de 'Una
Sancta'.
Bevinding
Mislukt
Zestiger
Interesse
Waardering
C. D. van den Heuvel
geloiléld :b| h#^i^tetföe§:^^
zesjaöga^RgêH;: Hëtï^
;etl^?|n;;MsFt;|f©gÉe
vi#nejpn§BOi:B^
'lieveHng,, l^^zalt Hü spoedig; ;V#
ons:heengasri. Ben je niet ban|^
.otrt^testefVen?"
"'Néen,:liesévö:tón'"iZëi:i^
ben niet:bëng;öiTi lê;S|#tT>^''
'"Waaróm bènj^ dm niét bang; vïiör:
den dood?" vroeg de vader
opnieuw.
"Omdat ik naat^vJézöèga,-d'eWi|;'
zoo liefheeft," antwoordde het l<ind
in allen eenvoud.
"loe vyeet }e dat dan, dat
Jezus je liefheeft?" luidde het nog
maals van 's vaders lippen.
En het kranke, doodelijk vermoeide
kind, dat heelemaal niet begreep
waarom zijn vader zoo wonderlijk
bleef vragen, richtte zich met moei
te uit de kussens op, zag zijn vader
met die groote, diepe oogen aan,
zooats alleen sten/enden die heb
ben, breidde toen diep ontroerd
zijn armpjes uit en zeide: "zóó heeft
f-lij immers voor mij aan het kruis
gehangen!" Toen zonk het uitgeput
op zijn kussen neer, de moede
oogen sloten zich en het schaapje
was thuisgehaald door den goeden
Herder.
Hebt gij nu nog éénige 'theologie'
nodig als gij dit gelooft, mijn broe
der of zuster? Ik heb hier voor
leven en sten/en genoeg aan.
Amen, godüjk Evangelie, amen zegt
mijn ziel daarop!
Onder de loodgrijze lucht
ligt- in een zee van klei verdronken-
het oude dorp, waarin
in het midden de kerktoren staat te pronken.
De huisjes- aan 't oog onttrokken
door rond de kerk oprijzende bomen-
staan netjes in 't gelid
rond de sptegelgracht te dromen.
De watermolen- ver van 't dorp-
vangt de noordoosten wind,
die buitelend komt vanaf het Haringvliet.
De wiekslag gaat gezwind.
In een bed van klei verzonken,
ligt het landelijk Dirksland
-gevangen in de tijd-
in het midden van de 18de eeuw beland.
Het dorp van zijn voorvaderen
is door de schilder vastgelegd.
Een vlugge schets, niet meer,-
waarin alles wordt gezegd.
Hebt u heb jij het ook gelezen? Op de
achterzijde van de bijlage van het RD
'Opleiding en beroep' (januari), 't
Ging over werken met verstandelijk
gehandicapten. Zo stond het er: "Wat
ik meeneem naar mijn werk? Nou, in
ieder geval geen koffer, mobieltje of
laptop. (...)Ik neem mijn handen, mijn
hart en mijn enthousiasme mee om
mijn gehandicapten van dienst te zijn."
Logeerhuis voor gehandicapten
PAGINA 6
VRUDAG 14 FEBRUARI 2003
In het Zuid-Beverlandse Wilhelminadorp
staat nog altijd het hervormde kerkgebouw
waar de jonge dominee Gunning in 1881
door zijn vader in het ambt van herder en
leraar bevestigd werd. Daar waren ook nog
zijn grootvaders J.H. Gunning sr. en B.
Hoog aanwezig, die beide predikant waren.
Later zou hij hierover het volgende schrij
ven: "Daar, in die plechtige ure, daar in dat
kleine kerkje van Wilhelminadorp, ben ik
door Christus Zelf gewijd tot dienaar Zijner
heilige apostolische kerk." Deze zin typeert
Gunning. Overal zocht hij de Kerk van
Christus en hij was altijd bereid om open
naar andere sfromingen te kijken en waar
mogelijk ook contact te zoeken. Ook gaf hij
nieuwe verschijningsvormen van het Chris
tendom een eerlijke kans door ook met hen
in contact te treden. Daarnaast worstelde hij
met de grote problemen in zijn eigen Her
vormde kerk.
Dr. Johan Gunning Jhz. had de gewoonte om
overal waar hij kwam contact te zoeken met
plaatselijke geestelijken en zo mogelijk ook
samen met hen te bidden. Een merkwaardi
ge ontmoeting had hij met de oud-gerefor-
meerde ds. Daniël Bakker in 's Gravenpol
der, waarbij duidelijk werd dat hun achter
grond wel heel erg verschillend was. Ten
aanzien van de gereformeerd-bevindehjke
richting stond hij wat ambivalent. Veelvul
dig ontmoette hij mensen uit deze kring en
hij noemde velen van hen "eerlijke, oprecht-
godvruchtige mensen". Maar hij bedroefde
zich over "de onafgebroken vrees voor den
hoogen God, Wiens toorn en dreigingen hun
veel meer nabij en wezenlijk zijn dan de
rommeling van Zijn ingewand, waarover zij
het zoo vaak in hun gebeden hebben." Zijn
voornaamste zorg was dat er zo weinig "den
gloed der liefde van Christus in hun geeste
lijk leven" werd aangetroffen. "Het is alles
zoo dor en wettisch. hoe bevreesd zijn
zij voor zichzelven en voor anderen, hoe zel
den durven zij blijmoedig en van harte
gelooven dat iemand den Heere kent." Tot
slot betreurde hij "hun afkeuring over alles
wat buiten hunnen kring leeft."
Deze analyse was allerminst een trappen
tegen de gereformeerde bevinding, want wie
zijn geschriften en preken leest, komt juist
veel bevindelijk leven tegen. Zo schreef hij
over zijn twijfels en worstelingen: "Als ik
aan al mijn worstelingen denk, zie ik er
evenzoo vele bewijzen van dat ik Gods kind
ben, dat mijn hemelsche Vader niet los en
niet verre van mij is. Wij moeten eerst gron
dig ontledigd zijn, wil Hij ons kunnen vul
len. maar noch onze ontwikkeling, noch
onze wilskracht kunnen ons van den onder
gang redden - datgene wat ons waarlijk tot
mensen maakt is Gods nederbuigende gena
de, waardoor wij Zijn wil leren zien en lee-
ren willen dien op te volgen. Door onze
zwakheid en onmacht eerlijk te belijden,
krijgen wij kracht en vrijheid."
Iemand beschreef hem ooit zelfs als "een
wat piëtistisch prediker." Al schreef hij zelf
over zijn preken: "Zelf een zwakkeling zijn
de, onthield ik mij van alle groote woorden
en klinkende verklaringen over bevinding."
Voor zover ik het als schrijver van dit artikel
kan beoordelen heeft hij wel altijd een
bevindelijke ondertoon gehad, waarbij er
ook een zekere "Evangelische blijde spiritu
aliteit" naar voren komt. Verder was hij een
liefhebber van dr. H. F. Kohlbrugge. Hij
schreef dat de prediker uit Elberfeld één van
drie personen was, die hem het meeste heb
ben beïnvloed en hij slaagde erin om al zijn
geschriften te verzamelen. Na zijn emeritaat
zou Gunning optrekken met de erevoorzitter
van de Gereformeerde Bond, ds. M. van
Grieken, om tot herstel van de autoriteit van
de gereformeerde belijdenis in de Neder
landse Hervormde kerk te komen. Een belij
denis, die hij zijn hele leven lang ook bestu
deerd heeft en steeds meer lief kreeg.
Samenvattend kan gezegd worden dat Gun
ning een bevindelijk en spiritueel christen
was, maar ook de gevaren zag van een te
grote nadruk op het bevindelijke leven.
Zeker daar waar het ten koste ging van de
objectiviteit van het heil in de Heere Jezus
Christus en mensen louter terugwierp op
zichzelf
Het contact met andere christenen was juist
iets dat hij nodig had voor zijn innerlijke
leven. Na predikant geweest te zijn in Ben-
nebroek, Gouda en Leiden volgde Utrecht.
Hij was inmiddels vader van twee zoontjes
geworden, waarvan de jongste - Adriaan -
als kleuter was overleden in Bennebroek.
Het is waarschijnlijk dit verlies geweest dat
maakte dat hij zulke invoelende en tere stuk
ken kon schrijven over jong overledenen.
Zijn huwelijk met "zijn Tobina" was uitste
kend. Mevrouw Gunning was een beschei
den vrouw, die ondertussen wel het huishou
den draaiend hield en de financiën beheerde.
Dr. Gunning mei :Jju vrouw in hun laatste woonkamer van het Rusthuis te Amsterdam, begin 1940.
Gunning was volkomen onpraktisch. Zijn
bibliotheek, die duizenden titels bevatte,
daarentegen was wel goed voorzien.
In Utrecht werkte dr. Gunning hard, organi
seerde van alles, onderhield talloze contac
ten, stichtte het wijkgebouw 'Irene', schreef
veel boeken, uitte zich in artikelen en redi
geerde zijn geestelijk tijdschrift Pniël. Maar
gaandeweg werd hij 'droog in zijn ziel'. En
dat hield hij voor zichzelf; terwijl hij zelf
wist hoe goed het was om bij eigen geeste
lijk gebrek een ander te vragen om met je in
gebed te gaan. Hij bad, preekte en catechi
seerde, maar het was allemaal routine
geworden: de Goddelijke resonantie in zijn
ziel ontbrak.
In die dorre toestand nam hij een beroep aan
om predikant-directeur te worden van het
diaconessenhuis - een soort ziekenhuis - in
Haarlem. Dat was 1913. Hoewel hij vlak
voor de afscheidsdienst in de Domkerk de
gedachte kreeg om publiekelijk te zeggen
dat hij een foute beslissing had genomen en
Haarlem zou afschrijven, had hij er de moed
en kracht niet voor. Haarlem werd een
teleurstelling. Gunning was ongeschikt voor
het leiden van een arbeidsorganisatie. Van
de nodige reorganisatie kwam niets terecht
en hij vervreemdde de oudere diaconessen
van zich door zijn nieuwigheden. Na ander
half jaar legde hij zijn functie neer. Waar
schijnlijk was hij al in Utrecht overspannen
geraakt, maar nu ging het helemaal niet
meer.
De mislukte predikant-directeur verhuisde
naar Apeldoorn. Daar woonde ook zijn eni
ge zoon met zijn gezin, maar al snel verhuis
de die naar Veenendaal, waar hij een betrek
king kreeg als gemeenteontvanger. In 1922
had opa Gunning de droeve plicht om aldaar
de begrafenis te leiden van één van zijn
kleindochtertjes. In de koninklijke residentie
woonde hij als ambteloos burger. Johan
Gunning probeerde daar met zichzelf, maar
vooral met de Heere in het reine te komen.
Een tijd van veel rnoeite en strijd met zich
zelf en zijn opstandig en ontevreden hart
brak aan. Een aantal collega's nam hem in
die tijd op de konel en hij begon zich steeds
eenzamer te voelen. De latere professor M.
J. A. de Vrijer - schrijver van enkele boekjes
over Nadere Reformatoren - zocht hem nog
wel eens op.
Langzaam echter hervond hij zijn innerlijke
rust en vrede. Hij merkte dat de Heere God
weer tot hem sprak en langzaam groeide het
verlangen om weer in de wijngaard werk
zaam te zijn. Toch durfde hij zich nog niet
beroepbaar te stellen. In de tussentijd schreef
hij weer en kreeg hij een leidinggevende
functie bij een 'Evangelisatie', genaamd
'Maranatha'. Het was een buitenkerkelijke
groep, die zondags diensten belegde voor
onkerkelijken, maar ook zondagsschool
hield en zogenaamde kinderkerken. Dat
waren diensten voor kinderen van 10 tot en
met 15, waarbij op een eenvoudige manier
gepreekt werd. Volwassenen waren daarbij
niet welkom.
Na vier jaar, in 1920, durfde Gunning zich
weer beroepbaar te stellen, in de tussentijd
geestelijk zeer gesterkt. Een heerlijke jubel-
toon en diepe ootmoed waren typerend voor
zijn innerlijk. "Hoe schrikverwekkend en
hoe beminnenswaardig zijt Gij. Ik vrees U
en heb U lief. Dat gij u tot zulk een ver
harden zondaar als ik ben, wilt nederbuigen,
dat heeft mij voor eeuwig aan U verbonden,
en zoo weet ik dat wij nimmermeer geschei
den kunnen worden, mijn Schepper en
Zaligmaker, mijn Een en mijn Al Gelijk
een schaap heb ik gedwaald in het rond, dat
onbedacht zijn herder heeft verloren, maar
Gij hebt mij opgezocht en mij vastgehouden,
en nu kan ik niet meer zonder U en, geloofd
zij Uwe genade, ik zal ook niet meer zonder
U door het leven gaan. Want Gij zijt de Eeu-
wiggetrouwe."
Inmiddels de zestig gepasseerd en gekweld
door diverse lichamelijke gebreken, bedank
te 'den ouden Gunning' voor beroepen naar
Den Haag en Leiden en nam hij een beroep
aan naar Serooskerke, op Walcheren.
Opnieuw werd hij door anderen uitgelachen.
De gewezen predikant van Utrecht in een
kandidaatsplaatsje. Toch was hij er goed op
zijn plek en met jeugdig elan deed hij er zijn
werk. Hij was intens blij en djmkbaar weer
een eigen plekje te mogen hebben, vooral
onder de Zeeuwen, waar hij bijna veertig
jaar eerder begonnen was. Wel meende hij
een verschil te merken tussen de 'luchtere,
meer blijmoedige' Zuid-Bevelanders en de
wat mystiekere, voorzichtiger en geslotene
Walchenaars.
Hij ervoer zijn totale onkunde rond het boe
renleven wel als een gemis. Hij zou er voor
pleiten om alle aankomende predikanten een
cursus te laten volgen om de gewoonten en
aard van de lokale bevolking te leren ken
nen. Een interessant detail is intussen dat
Gunning wel een talenwonder was; hij sprak
dertien talen! Preken bleef hij, ook in Se
rooskerke, moeilijk vinden. Hoewel het niet
hinderlijk was, las hij gedurende zijn predi
kantschap zijn preken altijd op en sprak
nooit buiten het geschrevene om. In deze
gelukkige tijd begon Gunnings leeftijd
steeds meer mee te spreken; hij kreeg last
van hoge bloeddruk en viel van zijn fiets,
zodat hem duidelijk werd dat hij met emeri
taat moest gaan. Op 2 november 1924 preek
te hij afscheid en hij verliet de nog altijd aan
wezige pastorie, waarvan de serre - bij wij
ze van cadeau - werd betaald door de lezers
van zijn tijdschrift Pniël. Bilthoven werd
zijn nieuwe woonplaats.
In de loop der jaren had Gunning met de
meest uiteenlopende mensen contact gekre
gen. Zo bevestigde hij de later zo bekend
geworden ds. J. P. Paauwe als hervormd pre
dikant in zijn eerste gemeente. Dominee
Paauwe logeerde meer dan eens in de pasto
rie van Gunning. Hoewel er een wederzijdse
waardering bleef, groeiden beide mannen uit
elkaar. In de Utrechtse jaren ontstond er een
goede band met professor Nicolaas Beets,
die onder het pseudoniem Hildebrand de
bekende 'Camera obscura' zou schrijven.
Ook was hij een bekende van de vader van
Corrie ten Boom, de Haarlemse horlogema
ker Casper ten Boom. Hij schi'eef zelfs nog
een artikel over Ten Boom en met zoon Wil
lem ten Boom waren er ook hartelijke con
tacten. Een hele goede vriend was Johannes
de Heer. Samen schreven zij een boekje over
de wederkomst en De Heer nam Gunnings
'Ga niet alleen door het leven'op in zijn
zangbundel. Ook was er een hartelijke band
met de Zeeuwse houtsnijder Johan Melse,
die nog wel eens voor mooi illustraties zorg
de bij het werk van Gunning. Ook waren er
banden met ds. J.J. Buskes, die hem hielp het
verzameld werk van zijn vader, prof. Gun
ning jr., uit te geven. Johans studievriend
J.Th. de Visser was inmiddels minister van
Onderwijs geworden. In hoeverre dominee
Gunning iets met ons eiland heeft gehad, is
me niet duidelijk geworden. Of hij er ooit
gepreekt heeft of een lezing heeft gehouden,
weet ik niet. Uitsluiten doe ik het niet. De
enige link met het eiland, die ik ken is een
indirecte.
In Utrecht werd hij beroepen in de plaats van
ds. J. W. Felix (1824-1904), die eerder Nieu-
we-Tonge diende van 1860 tot en met 1862.
Onder ds. Felix heeft er rond 1861 een klei
ne opwekking plaatsgevonden. Ook maakte
hij daar het wonder mee dat de tweedaagse
kermis, waartegen hij gewaarschuwd en
gebeden had, op de eerste avond niet door
ging. Op de tweede avond was het echter een
groot feest, toen ineens bij onbewolkte
hemel een donderslag klonk. Een bliksem
straal trof een aantal kramen en de aanwezi
gen stoven uiteen. Ds. Felix schreef later:
"Door Gods lankmoedigheid werd niemand
gedood God had geantwoord, maar met
vuur. Na die slag is de wolk vertrokken en
verdampt." De kermisklanten braken op en
de menigte vluchtte. Het jaar daarop was er
geen behoefte meer aan een kermis in Nieu-
we-Tonge.
Zoals eerder gememoreerd, was Gunning
altijd bereid om nieuwe verschijningsvor
men van het christendom eerlijk te onder
zoeken. Zo was hij één van de eersten, die
het opnam voor het Leger des Heils in
Nederland. Aanvankelijk werd deze organi
satie met de nek aangekeken en op straat
werden de Heilssoldaten uitgejouwd en
weggejaagd. Gunnings vriendschap leidde
er zelfs toe dat één van de stafmuziekkorp
sen onder leiding van Bouwe Vlas aan het
graf van Gunning gespeeld heeft. Ook was
Gunning één van de weinigen, die de Pink
sterbeweging in het begin van de 20e eeuw
welwillend begroette. Deze beweging werd
grotendeels veroor-deeld zonder dat men er
echt grondig onderzoek naar gedaan had.
Theologisch gezien had hij bezwaar tegen
bepaalde aspecten, zoals een tweede aparte
geestesdoop en van tongentaai was hij ook
niet zo onder de indruk, maar het enthou
siasme en de spiritualiteit van de Pinkster
christenen spraken hem geweldig aan. Hij
bekende eerlijk dat deze mensen iets bezaten
dat hij niet had en zo graag bezitten zou. Wie
durft er tegenwoordig in ons gepolariseerde
Christendom nog zo open en liefdevol over
zijn theologische tegenstanders te spreken?
In de jaren dertig verhuisden Gunning en
zijn vrouw naar een Luthers rusthuis in
Amsterdam. Schrijven en preken deed hij
nog wel, maar het werd langzaam minder.
De Duitse inval van mei 1940 greep hem erg
aan en zijn hart kwam er niet meer bovenop.
Op 20 juni overleed hij. Enkele van zijn laat
ste woorden waren dat hij niet veel bijzon
ders naliet. "Maar wat ik over Jezus geschre
ven heb, is waar. Blijf erbij en zij het
geschrevene nog veel velen ten zegen. En nu
kinderen en vrienden, vaart wel en blijft bij
Hem. Tot weerzien voor den Troon."
Op maandag 24 juni 1940 werd hij begraven
op Zorgvlied in Amsterdam. Prof. dr. M.J.A.
de Vrijer leidde de rouwdienst en typeerde
de overledene als 'een goudsmid'. "Anderen
werken in de Kerk als gouddelvers en vinden
nieuwe visies, zoals Augustinus en Luther,
maar er zijn ook goudsmeden nodig, die het
goud bruikbaar maken voor de mensen. Zul
ke mensen zijn Spurgeon en Johan de Lief
de, maar ook Johan Guiming JHz.", aldus
prof. De Vrijer.
Een aantal aspecten van dr. Johannes Her-
manus Gunning JHz. zijn in deze artikelen
niet aan de orde gekomen, zoals zijn visie op
de Bijbel (voor hem absoluut Gods eigen
Woord), zijn politieke voorkeur, zijn literai
re inspanningen, zijn diep psychologische
inzichten, zijn interesse (en terughoudend
heid) voor het paranormale en zijn sociale
bewogenheid. Twee artikelen zijn te weinig
voor deze veelzijdige en kleurrijke christen.
Terugkijkend op dr. Johan Gunning consta
teer ik dat hij een enorme werkkracht had.
Zijn bibliografie bevat rond de 2000 titels,
zijn tijdschrift Pniël - dat wekelijks ver
scheen - redigeerde hij van 1891 tot zijn
dood in 1940, terwijl hij talloze preken en
lezingen hield. Zijn geheim was daarbij
ondermeer een strak levensritme ('s mor
gens vroeg opstaan, stille tijd houden, lange
wandeUngen ens avonds vroeg naar bed) en
een enorme ontvankelijkheid voor alles wat
er om hem heen gebeurde.
In zijn tijd gold hij als een bekende Neder
lander in kerkelijke kringen. Toch is Gun
ning vaak veroordeeld en niet begrepen,
omdat velen de lenigheid in zijn denken niet
konden volgen. Daarnaast was hij een
gevoelsmens; onconventioneel, niet zo
belijnd en ondogmatisch. De man was ver
schrikkelijk eerlijk en legde zijn hart vaak
bloot voor zijn lezers. Daarbij komen we in
zijn werk een intense liefde voor de Heere
Jezus tegen. Hij kende zich als een verloren,
tegenwerkend mens, die door de oneindige
liefde van God steeds weer werd opgezocht.
Het leven was hem daadwerkelijk Christus
en het sterven een gewin.
Inmiddels is hij vergeten en dat geldt ook
voor het meeste van zijn werk, dat overigens
antiquarisch nog goed verkrijgbaar is. Wie
zijn werk leest, weet zich meegenomen en
krijgt er een vaderlijke vriend in Christus bij.
Maar vooral blijkt zijn werk nu nog steeds
zegenrijk voor arme tobbers in zichzelf.
'Den ouden Gunning' zou niets liever
gewild hebben, opdat het huis zijn Meester
vol zou worden
Als proeve van Gunnings manier van
schrijven, volgt tenslotte één van zijn
overdenkingen, genaamd 'Amen!'
(uit 'NaarHuis', deel5 van 'Christus
Consolator, uitg. Kok Kampen 1929)
DOOR
Werner Bloemendaal
Diverse voorzieningen openen in deze tijd
van het jaar hun deuren tijdens open dagen
om een indruk te geven wat gehandicapten
zorg inhoudt. Omdat de Mantelienge een
kleine voorziening is, doen wij dat niet vaak.
Een dagje meedraaien door mensen die geïn
teresseerd zijn in het werken met gehandicap
ten of die op zoek zijn naar ander werk,
gebeurt echter wel regelmatig. Er zijn ook
mensen die vrij wilHgerswerk gedaan hebben
in bijv. logeerhuis De Mantelienge en die hier
later hun beroep van hebben kunnen maken.
Wij zoeken op dit moment ook jonge of
minder jonge mensen die op vrijwillige
basis met hoofd, hart en handen de gehandi
capten naaste willen dienen.
Omdat wij vooral de belangen van onze
logé's op het oog hebben zien wij het liefst
dat aan enkele voorwaarden kan worden vol
daan. U/jij
- hebt regelmatig tijd beschikbaar (tijdstip
en activiteit in overleg)
- bent bereid diverse (re)creatieve activitei
ten met één of meer loges uit te voeren
- kunt goed samenwerken en overleggen
- vindt het leuk om met jonge en ook oude
re mensen om te gaan
- bent bereid zich in te leven in de situatie
en mogelijkheden van de gehandicapte
naaste
- hebt gevoel om met mensen in zorgsitu-
aties om te gaan
- bent niet direct van slag als er iets mis
gaat
- bent niet jonger dan 17 jaar
- kunt de identiteit, gebaseerd op Gods
Woord, welke ook uitkomt in de praktijk
van alle dag, onderschrijven.
Klarebeekweg 7, 3253 LC Ouddoip. Tel. (0187) 68 37 03
U/jij mag verwachten dat we u/jou
- de gelegenheid geven om te weimen en te
ervaren of dit iets voor u is
- een stukje begeleiding en ondersteuning
zullen geven bij de uitvoering
- de gelegenheid geven om over de ervarin
gen die worden opgedaan in gesprek te
gaan (niet alleen als het moeilijk is)
- de iTiogelijkheid geven zelf met ideeën en
initiatieven te komen
- een tegemoetkoming in de reiskosten bie
den voor wie buiten Ouddorp woont.
Wat voor soort voorziening
is logeerhuis De JVIantelienge?
Een kleinschalige woonvorm waar tijdeUjk
verblijf wordt geboden, een week, een week
end, enkele dagen aan thuiswonende jonge
ren en ouderen met een verstandelijke handi
cap. Tijdens het verblijf wordt de eigen dag
opvang niet bezocht vanwege de afstand,
zodat het logeerhuis zelf dagactiviteiten aan
biedt, variërend van eenvoudige activiteiten
om de zinmigen te ontwikkelen tot een be
zoek aan de kinderboerderij; van kaarten
maken tot pizza's bakken. Veel loges heb
ben ook lichamelijke verzorging nodig.
Het logeerhuis is gevestigd in het buitenge
bied van Ouddorp.
Denkt u /jij met handen, hart en enthousias
me onze loges zou kunnen dienen?
Belangstellend geworden tijdens het lezen
van deze oproep?
Meer informatie nodig of wilt u /jij een kijk
je nemen in het logeerhuis?
Ook studerenden in een zorg werkveld nodi
gen we zeker uit. Twijfel je nog over je toe
komstige werkveld? Maak gebruik van deze
gelegenheid.
Bel dan naar de Mantelienge en vraag naar
E. Nap (683703 of 683631 's avonds).