Oude Tonge EIIAHDEn-mEUWJ Een heel bijzonder geval van overleving heeft plaatsgevon den op het dak van de Poter- loods van de zogeheten Boe renbond aan de Stationsvi^eg te Oude Tonge. Zodra een levensbedreigende situatie voordoet openbaart zich bij menigeen een geweldige overlevingsdrang. Soms blij ken mensen over veel moed en uithoudingsvermogen te beschikken, zelfs onder de erbarmelijkste omstandighe den. Dat klinkt als theorie maar in werkelijkheid heb ben verscheidene mensen tij dens de Ramp van 1953 dat ook getoond! IJselijk De verschrikkingen De nacht brak aan PAGINA 21 )AG 18 OKTOBER 2002 De Ramp van 1953 (deel 21) Nog altijd voelen de benen van Dingenus van den Ouden en zijn vrouw Cornelia Jaco- ba Huijer koud en stram aan als zij hun ver haal vertellen. Ook 50 jaar na dato! Het jon ge stel was tien maanden voor de Rampda tum in Ooltgensplaat in het huwelijk getreden. De ambtenaar van de Burgerlijke Stand was niemand minder dan burgemees ter P. W. Hordijk. Dies en Corry hadden een woning van Floor Osseweijer gekocht. Het huis Stationsweg 67 stond op de hoek Emmastraat. De woning ernaast, no. 69, was gekocht door Dan van Kempen (zie deel 19), die stond met de Ramp leeg. De woningen maakten deel uit van een blokje van vier en een blokje van vijf met een .s/op ertu.s.sen. Deze woningen stonden aan de dorpskant van de Stations weg precies tussen de Emmastraat en de Julianaatraat in. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 is van deze huizen geen steen overeind gebleven. Er voltrok zich daar in het donker een bikkelharde strijd op leven en dood die slechts door enkele mensen kon worden gewonnen en door velen werd verloren. Op de andere hoek Emmastraat-Stationsweg, dus tegenover no. 67, woonde Toon Pieterse met zijn vrouw Gerda Krouwer. Tussen deze overburen onderling bestond een zeer goede verhouding en die verhouding zou door wat hun tijdens de Ramp te wachten stond, onverbrekelijk worden. Toon is wakker geworden door het gelui van de torenklok zo rond vier uur in de nacht. Hij realiseerde zich dat het luiden van de klok een dringende waarschuwing inhield. Dat bracht hem ertoe zijn overbuurman Dies te gaan wekken. Dies dacht dat hij het versla pen had en dat het maandag was. Hij werkte toen bij Marien van Kempen. Maar het was zondag. Toch had Dies zijn werkkleren aan getrokken. De beide buren wilden eerst gaan kijken naar de Suispolder. Ze waren nauwe lijks op weg door de Emmastraat toen ze het water vanaf het dorp reeds zagen aankomen waarop ze als een gek terugholden naar huis. Daar begonnen zij onmiddellijk met de boel naar boven te brengen. Bij Toon werd zelfs een brandende kachel naar boven gebracht! De mannen waren sterk genoeg. Er werd flink wat water verwacht maar veel hoger dan in februari 1944 met de inundatie zou het wel niet komen, zo redeneerde men. Eerst stroomde het water geleidelijk aan, het licht viel uit en het water kwam bij Dies en Corrie al tot kniehoogte in de kamer. Zij gin gen naar boven en staken een paar kaarsjes aan. Dies wilde nog even naar beneden gaan om zijn geld te pakken. De avond tevoren had hij nog om geld geweest bij Marien van Kempen aan wie hij een partij uien had ver kocht. Van het ontvangen geld had hij onderweg naar huis nog een tweetal rekenin gen betaald en het resterende bedrag lag beneden. Nauwelijks stond Dies half op de trap of een enorme vloedgolf dreef hem met trap en al naar boven. Het water kwam tot ongeveer 25 centimeter op de zolder. Tegen dit plotselin ge geweld was niets bestand. Niets en nie mand kon enig verzet bieden tegen deze enorme waterkracht die met geen enkel ins trument te meten zou zijn geweest. Dies en Corrie gingen bij het raam staan dat in de topgevel was aangebracht. Dat raam zou hun nooduitgang worden. Ze keken naar buiten en constateerden een chaos die bijna niet te omschrijven viel. Alles wat drijven kon zoals stukken hout, meubels, hooi en stro en wat niet al, vormde een dikke laag. Veel ervan werd met de grote stroom mee gevoerd. Een grote stroklamp. Waarover al eerder is gerept, trok voorbij en koerste naar het tramstationsgebouw waar de familie Ouwens woonde en waar de ongelukkige Bram van Wijk op wat wrakhout was heen- gespoeld (zie deel 16). Op de grote golven die door de stormwind werden opgejaagd dreef een vlot van flinke afmetingen. Als in deze serie over een vlot gesproken wordt, moet gedacht worden aan dakdelen of een stuk van een zolder soms misschien aan een vloer, een schutting of een wand. Maar op dat bewuste vlot dat Dies en Corry voorbij zagen drijven zat de familie van Simon Beijer die in de Julianastraat woonde. Aan de ene kant van het vlot zat de vrouw van Simon, Elizabeth de Vos, met drie van haar vijf kinderen en op de andere kant stond Simon zelf met de overige twee van hun kroost. Die twee waren de zevenjarige Hans en de vijfjarige Wim. Zij allen ondergingen de schrik van hun leven toen plotseling het vlot in tweeën brak. Het gedeelte waarop de moeder en de drie kinderen zaten kon het gewicht van hen niet dragen. In een flits ver dwenen zij in het stromende en sterk golven de water. Het andere deel waar de vader met zijn twee zoontjes op zaten, werd met kracht meegesleurd in de richting van de Poterloods die aan de oostkant van de Stationsweg stond en nog staat. Overbuurman Toon Pieterse had vanuit zijn raam het ene huis na het andere aan de JuUa- nastraat zien instorten. Aan de Stationsweg was in heel korte tijd ook het stationsgebouw annex woning van Koen Ouwens ingestort. De woningen van Dies en Toon stonden evenzo op instorten. Toon riep zo hard hij kon tegen de luidruchtige stormwind in dat Dies en Corrie uit hun woning moesten gaan. Dies kroop zonder aarzelen uit het raam, kon met een hand om de taps lopende De Stationsweg febr. 1953. Links op de achtergrond de Poterloods. De oorspronkelijke Stationsweg van Oude Tonge. geveh^and heen grijpen en met de andere hand hield hij zijn vrouw Corry vast. Zij zouden elkaar niet meer los laten. Dies gooi de snel wat dakpannen van het dak af om meer greep te krijgen. Hij zag kans uit het raam te stappen en met de voeten op een schuin lopende, zinken afvoerpijp voor het regenater te gaan staan en het dak op te klimmen terwijl Corry dezelfde stappen moest nemen om ook op het dak te geraken. "Je denkt niet, je vreest niet, je doet het", zeiden man en vrouw een dezer dagen. Elk ogenblik kon hun woning instorten. Maar daar dreef Ida Kik op een stuk hout. Zij woonde in de Julianastraat. Zij was twintig jaar. Zowel Toon als Dies konden in de chaos een ladder pakken en staken die de drenke- hng toe. Corry hield met alle macht haar man vast maar samen wisten zij net niet de arme Ida te bereiken. "Laat me maar gaan, ik spoel wel ergens aan", riep ze, terwijl ze op een haar na was gered. De woorden van Ida werden voor altijd in het geheugen van de helpers opgeslagen. Maar Ida verdronk, evenals haar twaalfjarig broertje Johannis. Tussen al het drijvend materiaal lag een los geraakte dakkapel van meer dan twee meter lengte. "Laten we daar op springen!", riep Dies. Zij vatten elkaar opnieuw bij de hand en sprongen gelijktijdig op het drijvende gevaarte. Achter hen stortte hun woning in, het huis waar ze beiden nog maar zo kort tevoren een nestje zouden bouwen. Door het donker, door het gehuil van de storm, door de geluiden van adembenemen de noodkreten van zowel mensen als van dieren werd het iimige tweetal door het water meegesleurd in de richting van de Poterloods. Tegen deze loods lag een enor me hoeveelheid wrakhout die daar door het water was heengestuwd. Ook de dakkapel stootte tegen die vloer van hout en wat dies meer zij. Dies en Corry liepen en sprongen over de rommel heen en klauterden op het dak van de loods. Zij waren de laatste twee die daar hun toevlucht hadden kunnen nemen. Daar voegden zij zich bij acht andere geheel doorweekte lotgenoten. Overbuurman Toon Pieterse en zijn vrouw Gerda Krouwer met haar negen maanden oude baby, Bep, waren ook op stukken hout bij de loods beland. Simon Beijer met zijn jongens hadden de loods ook al bereikt en de weduwe Zweerus- van Nieuwaal had op dezelfde wijze kans gezien om op drijvend hout zich in leven te houden. Ook zij stond huiverend op het dak. Joost Groenendijk die in het laatste huis van de Julianastraat woonde, was daar ook aan gespoeld. Zijn vrouw Neeltje van der Laan met haar kinderen Nellie van 21 jaar en Josi- na van 16 jaar zouden tot de vele slachtoffers van de Julianastraat gerekend worden. Toon Pieterse die voor geen kleintje ver vaard was en zelfs niet voor een enorme vloedgolf nam staande op het dak het initia tief. Ze zouden op het dak gaan liggen van de wind af. Dan hadden ze tenminste nog enige beschutting. Zij moesten ook zo dicht mogelijk tegen elkaar aan gaan üggen. Het zou daarbij verstandig zijn de sterkste man nen aan de buitenkant te plaatsen en de vrou wen en kinderen met de ouderen er tussen in. De zich van een wisse dood geredden lagen als volgt: 1. Dies van den Ouden, 2. Hans Beijer, 3. Wim Beijer, 4. Corry Huijer, 5. weduwe Zweerus, 6. Joost Groenendijk, 7. Simon Beijer, 8. Gerda Krouwer, 9. haar baby en 10. Toon Pieterse. Daar lagen zij. Doornat, verkleumd en hevig geëmotioneerd. Ze lagen niet op een plat dak maar op een schuin aflopend dak van beton dat met fijne, scherpe grind was geasfalteerd. Hoe groot zou het heUingspercentage zijn van zo'n dak? De bewuste loods, die voor de tien Oude Tongenaren als een soort ark heeft moeten dienen staat er nog. Hoe waren de arme drommels gekleed? Dies droeg een ketelpak. Hij zou immers naar Van Kempen gaan om te werken? Ook droeg hij een soldatenjas. Corry droeg een mantel. Zij waren een beetje in staat om hun eerste ouderUjke zorgen in praktijk te bren gen voor de jongens van Beijer. Die waren heel schaars gekleed! Hun vader Simon lag op dat dak zelfs blootsvoets! "Ze, moedigden elkaar aan om op bepaalde lichaamsdelen zoals rug en dijbenen te gaan kloppen en wrijven. Een kleine marteling moesten zij daarbij ondergaan want om de haverklap moesten zij zich weer naar omhoog begeven als ze weer te veel onderuit waren gezakt. Zouden zij dit niet hebben gedaan dan zou een onvermijdelijke val in het ijskoude water beneden hen de dood heb ben betekend. De stormwind bleef loeien. De angstkreten van mensen en dieren hiel den nog lang aan en stegen boven het geluid van de storm uit. De urenlange roep van een man die zich in die contreien had weten vast te klampen aan een balk van een loods, sneed hen door de ziel. De Brandweer van Oude Tonge had zich bij de Witte Stee op de Magdalenadijk geposteerd en zwaaide zo nu en dan met een zoeklicht over de golven. Twee jongens van Bert Ouwens die op de hoek Wilhelminastraat-Stationsweg woon den, hanteerden een grote lantaarn en schreeuwden naar de mensen op de Poter loods dat zij moesten 'blijven roepen!' Wak ker büjven betekende deze waarschuwing. Niet in slaap vallen want anders was het gevaar groot het bewustzijn te verliezen en dan was onder die omstandigheden alles ver loren. De jongens van Ouwens waren zeeva rend vandaar hun goed advies. Het urenlange hulpgeroep en de angstkreten van mensen en dieren dat boven het grimmi ge geluid van de aanhoudende storm uit kwam verminderde op de duur totdat deze geluiden geheel verstomden. Toen het die zondag hcht werd zagen de mensen op de Poterloods, die nog steeds midden in een golvende zee was büjven staan, dat de vloedgolf een zeer hoge tol had geëist. Er dreven heel veel dode dieren voorbij en hoe macaber dit ook mocht zijn; het werd nog veel erger door de aanblik van drijvende mensenlichamen. Een vreselijke schok ging door de groep toen Joost Groenendijk op een drijvend hchaam wees en zei met een van pijn verwrongen stem: "daar drijft mijn vrouw, ik zie het aan haar groene rok. Iemand uit de groep bevestigde dit. Wederom moesten zij zich naar boven schuifelen om niet verder van het steeds in beweging zijnde dak af te vallen. De hagel buien schoven als een gordijn voor de zon en als de harde, witte hagelsteentjes neervielen bleven die op de schaars bedekte mensen üg gen en smolten niet eens, zo koud was de kledij en de zo verkleumde üchamen daar onder. Instinctief schraapten zij met de hand wat van de hagel bijeen en gebruikten dit als drinkwater door ervan te nippen. Een heücopter vloog over en landde op de Kaai van Oude Tonge. Dat bleek later een Belgisch toestel te zijn geweest met als piloot Trémiere. Bij aankomst zou de piloot gezegd hebben dat op een stukje dijk een groep mensen bijeen zat dat ongetwijfeld in de allergrootste nood verkeerde. Maar dokter Voogd wist van geen stukje dijk op de aan gegeven locatie. Steeds weer zakten de mensen op het dak langzaam onderuit. Iedereen liep kleine ver wondingen op van de scherpe asfaltlaag. Vooral Simon Beijer, zijn tenen waren kapot. Deze man was immers blootsvoets. Laten wij niet proberen een idee te krijgen van de vreseüjke omstandigheden waarin die man en Joost Groenendijk verkeerden. Wat hebben zij voor eigen ogen zien gebeuren! En de twee overgebleven zoons van Beijer? Hans is inmiddels overleden maar Wün, die thans aan de Heerendijk woont, vertelde mij dat zijn vader er nooit zoveel over had gezegd. Wim zelf, die toen vijf was, kon zich er niet veel meer van herinneren. Om die reden verwees hij mij naar Dies en Cor rie. Toon en Gerda leven ook niet meer. Een nacht vol ontberingen maar ook een nacht vol strijd en doorzettingsvermogen. Ze leefden tenminste nog en zolang er leven is, is er hoop. Er viel niet te denken aan warme dekens want ze lagen onder de blote hemel. Er viel niet te denken aan een warme kop koffie. Zij moesten wakker blijven en alert zijn op elk gevaar dat hen omringde. Wan neer zij weer waren weggezakt tot bijna de rand van het aflopende dak moest de hele groep zich weer naar boven bewegen. Begin februari duren de nachten nog zo lang. Toen die nacht eindelijk om was en het eerste morgenlicht aan de oostelijke einder viel waar te nemen rekenden ze meteen op ver lossing. Toon en Dies besloten om met stuk ken hout en braken een opening in het beton nen dak te forceren. Het benodigde materiaal lag in ruime mate op de golven te deinen. Bij de nok bewogen beide dakhelften telkens uit elkaar wat de mogelijkheid bood om er een stuk balk mssen te plaatsen. Daarmee begon nen de sterke en lenige mannen te dompen. Ze hadden al gauw succes. Een brok beton van zo'n 60 centimeter brak af en plofte op de zolder naar beneden. Door het ontstane gat üet iedereen zich op die zolder zakken. Op de vloer lag kaf. Klam en vunzig kaf. Het verblijf daar binnen was allesbehalve aange naam. Men vond het er te eng. Ze vonden het binnen slechter dan buiten op het dak waarna de groep in zijn geheel weer terug keerde naar het dak. Toon Pieterse wilde naar de stee van Slis aan de Kolfweg gaan zwemmen want een man zoals hij werd als het ware getart om zo maar af te wachten of iemand hen zou komen ophalen. Maar zijn vrienden Dies en Coiry raadden hem dat ten sterkste af. "We moeten geduld blijven betrachten", zei Corry en zij wees op de reë le mogelijkheid van bevrijding of verlossing. "Ze zullen".nauwelijks had Corry dat gezegd of daar arriveerde een boot bij het witte huis aan de Kolfweg. Het zal elf uur in de morgen zijn geweest van maandag de tweede rampdag. Maar helaas; de golfslag was te groot en de stormwind nog te sterk! De boot voer terug en pikte onderweg de vrouw van burgemeester Van Dijk met haar herdershond op. Zij woonde daar aan de Kolfweg. Er moest door de mensen op het dak nog vroeg was: "waar is Dies?" "Nog op de Poterloods", was het korte antwoord. De geredden werden naar het café van Karel van de Tonnekreek gebracht. Dokter Voogd heeft daar iedereen onderzocht. Dat gebeur de op de biljarttafel. Niemand van de groep zou later tengevolge van de doorstane ontbe ringen ziek worden. Gerda Krouwer ging met haar kind naar een broer van haar man. Achter het café stond een soort van keuken. Daar was zuster Wereld druk in de weer om de zojuist aange komen stakkers warm te wrijven. Zij deed dit met doeken die bij de kachel steeds wer den verwarmd. Buiten vroeg Piet van den Ouden aan Corry waar zijn broer Dies was gebleven. Hij kreeg hetzelfde antwoord dat aan Jan Buscop was gegeven. Toen begon Piet te huilen want hij had vanuit zijn huis de woning van Dies en Corry in elkaar zien storten. Hij verkeerde in de vaste veronderstelling dat zij zouden zijn verdronken. Het ene drama na het andere raakte bekend. De boot was amper leeg of de bemanning ging er weer mee terug naar de Stationsweg. Maar in de Kerkring bij de Looze moesten zij een poos schuilen voor een grote hagelbui die de achtergebleven mannen op het dak van de Poterloods andermaal moesten trotse ren. Het was pas vijf uur, het daglicht ging al over in de avondschemering, toen de boot opnieuw langszij de loods aanlegde. Na 34 uren verheten de mannen de spreekwoorde lijke strohalm waaraan tien mensen zich hadden vastgeklampt. Vierendertig uren in een gierende storm, in een ijskoude omge ving, in een gevaarlijke houding zonder enig comfort of bescherming en zonder eten met smeltende hagelstenen als drinkwater. De mannen stapten in de boot. Ook zij werden naar de Voorstraat gebracht en naar het café van Van de Tonnekreek geleid. Dies kon niet meer praten en dat zou een week zo blijven. Simon Beijer heeft de verschrikkingen verwerkt op een wijze die niet te peilen is. Ook Joost Groenendijk moest de bittere waarheid onder ogen zien. Toon Pieterse had _een broer mpt zijn vrouw en twee zoontjes verloren, zijn vrouw Gerda Krouwer verloor haar beide ouders, twee broers en twee zus ters. hoe konden zij het bevatten. De familie Van den Ouden vertrok na enkele dagen per schip naar Dintel Sas en vandaar per bus naar het Seminarium te Hoeven. Ze reisden onder andere met de familie Jan Buijs (zie deel 16) en zaten late rop de dag aan dezelfde tafel te eten: boerenkool met worst. De familie Van den Ouden kwam terecht in 's Gravenmoer. Dies en Corry bij een klein- landbouwer. Dies' ouders, een zus en een schoonzus bij een bloemenkweker en de jon gens Piet 18, en Wim 14 op een ander adres. Toen ze naar Oude Tonge terugkeerden had den zij niets meer. Gelukkig kwamen Dies en Corry in aanmerking voor een Zweedse De brokstukken van de Stationsweg, Rechts in het midden het woonhuis van Dies en Corry van den Ouden. Op de achtergrond de vernietigde Julianastraat. Geheel op de achtergrond het ene huis aan de Capelleweg dat overeind bleef staan. meer geduld worden opgebracht. Eindelijk begon de stormwind wat te luwen. Om onge veer twee uur in de middag kon de houten boot de Poterloods bereiken. De bemanning van de boot bestond uit: Aren de Looze (thans 89), Brandweercommandant, Toon Buijs van de Dijkring Flakkee, Toon Hameeteman, fietsenmaker en Koos Nijsse, garagehouder. De boot werd langszij de loods gelegd. Als eersten moesten de vrou wen en kinderen instappen. Dat waren Gerda met haar baby, Corry, de weduwe Zweerus en Hans en Wim Beijer. De vader van de twee jongens riep hen toe:' "gae mar naer je opoe"... Waar zouden deze arme schapen anders heen moeten gaan? Hun moeder, twee zusjes en broertje waren immers gisternacht ver dronken en hun woning was toch door het water verpletterd? De boot voer naar het eindpunt op de Voor straat. Corry Huijer, lenig als zij wsas (ook later bij de gymnastiekvereniging) werd door Jan Buscop, een vriend van haar man Dies, uit de boot genomen. Het eerste wat hij woning aan de Juüanastraat 75. Daar wonen zij nog. Ook bij hen in de hal hangt de herin neringstegel van het Zweedse Rode Kruis. Het echtpaar Van den Ouden-Huijer heeft drie kinderen, een zoon en twee dochters van wie Thea onderwijzeres is op de J. C. van Gentschool te Sommelsdijk. Juf Thea heeft aan drie van mijn kleinzoons les gegeven en dat is weer eens iets aardigs. Het gerucht gaat dat de Zweedse woningen in de Juüanastraat die onder het beheer van de Woningbouwvereniging vallen (dus niet die in particulier bezit zijn) binnenkort zul len worden afgebroken.Als dit gerucht op waarheid berust dan hoop ik dat tenminste de Zweedse Ambassade in Den Haag hier over zal worden ingelicht. Of zal het zijn zoals in dat oude rijmpje: Eens gegeven blijft gegeven niet meer vrom (wederom) gatje krom. (wordt vervolgd) D. Hoogzand

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2002 | | pagina 21