Battenoord
Klokkenluider
Concert
Jaco van Leeuwen
Oii[elconcert
met tegenstellingen
Kapelle - Op zaterdag 20 juli zal de uit
Noordwijk afkomstige organist, Jaco van
Leeuwen, een orgelconcert verzorgen in de
Ned. Herv. Kerk van Kapelle. Deze uitste
kende organist studeerde onder andere aan
het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek te
Utrecht orgel, piano, koordirectie, zang en
kerkmuziek. Hij vervolgde zijn orgelstudie
aan het Sweelinck Conservatorium te
Amsterdam bij Piet Kee, waarbij in 1987 bet
diploma Uitvoerend Musicus behaalde. Als
componist is hij werkzaam voor diverse uit
gaven van liturgische koormuziek en orgel
muziek. Vaste cantor/organist is Jaco van
Leeuwen sinds 1986 aan de Grote of St.
Jeroenskerk te Noordwijk, alwaar hij ook het
Vesperkoor dirigeert. Op het programma
van deze avond staan o.a. werken van Muf-
fat, Bach, Reger en Bossi. Aanvang van het
concert 20:00 uur. Toegang: 4,50 euro
(CJP/Pas 65/t.m. 15 jr. 3,50 euro). Na afloop
is er gelegenheid om koffie te drinken.
BROUWERSHAVEN - Het tweede
concert in de serie orgelconcerten in
de grote of Sint Nicolaaskerk van
Brouwershaven wordt op woensdag
17 juli om 20.00 uur gegeven door
Reitze Smits uit Nieuwegein. Reitze
Smits heeft een programma samenge
steld dat geheel op het lijf van het
orgel is geschreven. Dit instrument is
betrekkeUjk nieuw (1968/1980), maar
bevindt zich in een meubel dat uit
1557 dateert.
Die ogenschijnlijke tegenstelling heeft de
concertgever in zijn contrastrijke program
ma doorgetrokken; tussen muziek uit de
barok door kan men twee werken van hem
zelf horen: Toy en March. In deze wat bruta
le werken zijn elementen uit de lichte
muziek verwerkt zoals syncoperende ritmes
en jazzy akkoorden Uit vroegere eeuwen
hoort men muziek die ook niet bepaald
representatief is voor de gangbare orgelstijl
uit die tijd. Van Handel hoort men een
Ouverture voor opera en een vierdelige
sonate, beide oorspronkelijk geschreven
voor klavecimbel. Van de engelse compo
nist Byrd hoort men militante muziek: The
Battel waarin diverse scènes uit het krijgsle
ven muzikaal geschilderd worden. Van Bach
speelt Smits tenslotte een Aria met variaties
'op zijn Italiaans', waarin hij de uitgebreide
mogelijkheden van het orgel laat horen,
daarbij niet gehinderd door het aangehangen
pedaal. Van Bach is ook de Toccata in D te
horen, geschreven is in een stijl die dicht
aanleunt tegen het werk van Noordduitse
componisten als Buxtehude: een virtuoos
werk met een aaneenschakeling van zeer
gevarieerde muziek en een ritmisch vrije
voordracht.
Reitze Smits behaalde na zijn studie orgel,
klavecimbel, compositie en muziekweten
schappen prijzen op diverse internationale
concoursen. Hij leidt het ensemble Concerto
Strumentale en verkent als organist de raak
vlakken tussen het repertoire voor orgel, kla
vecimbel en piano. Hij is organist van de
Sint Maartenskerk te Zaltbommel en docent
van de Conservatoria te Utrecht en Leuven.
Na afloop van het concert is er, zoals gebrui
kelijk, gelegenheid om onder het genot van
koffie, thee of fris na te praten en met de
concertgever van gedachten te wisselen.
Klokkenluider. Een oud en ouderwets
beroep. Vroeger werd de klok handmatig
geluid. Een secuur en degelijk werk. }e moest
er slag van hebben, gelijkmatig en in het
juiste tempo luiden. Dan galmden over stad
en land welluidende klanken. Maar ook de
monotone en sonore klank van de doods
klok, een herkenbaar geluid in de wijde
omtrek.
/l/s de klepel tegen de stilstaande klok sloeg
betekende dat alarm. Het klepperen kondig
de nood aan. Water of vuur. Vijand of
bezetter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog
werden de klokken zelf onderwerp van
alarm. Diefstal bedreigde de gegoten reu
zen. Veel klokken werden meegenomen en
dienden onedele doelen, ze sneuvelden en
keerden nimmer terug. Sommige redden het
vege lijf om na de bevrijding triomfantelijk
weer op te duiken.
Klokken zijn er om te luiden. Dat hoor je niet
meer altijd en overal. In sommige streken is
het klokluiden iets bijzonders geworden.
Weinigen weten nog hoe het moet. Klokken
stoelen en andere klokkendragers geraken
in onbruik en verval.
De moderne klokkenluider is de man of
vrouw die binnen een bedrijf misstanden
naar buiten brengt. Hierbij moet worden
gedacht aan arbeidsomstandigheden- en tij
den, uitbetaling van loon en het opnemen
van vrije dagen of vakantie. Ook de veilig
heid is nogal eens in het geding. In bedrijven
gaat het wel eens mis of wordt de hand
gelicht met veiligheidsmaatregelen. Dan
kan iemand de klok gaan luiden. Hij stelt
zich moedig maar tegelijk kwetsbaar op. en
toont een treffende gelijkenis met de klok
kenluider van weieer. Dag en nacht, in weer
en wind en bij nacht en ontij, werd als het
moest de klok geluid. Ook eigentijdse klok
kenluiders zijn nodig in een maatschappij
die niet wakker genoeg is en die dreigt in te
slapen.
Reeds in 1455 werd de polder Bat-
tennoord ingedijkt. De naam werd
al gauw met slechts één letter N
geschreven, op oude kaarten nog
met twee. De gemiddelde Neder
lander zal wel nooit van deze
naam hebben gehoord ook al ligt
het aan de zeer wel bekende Gre-
velingen. Het haventje van Batte
noord was voor het dorp Nieuwe
Tonge van grote betekenis. Tot
1966 behoorde Battenoord tot de
zelfstandige gemeente Nieuwe
Tonge. Na die tijd was het Middel-
harnis wat de klok sloeg.
Afgezien van de economische betekenis
zou het vroegere Battenoord waar heel
veel landbouwprodukten werden verla
den, bezat de omgeving een grote aan
trekkingskracht bij zweinliefhebbers uit
Nieuwe Tonge, Dirksland en zelfs uit
Middelhamis en Sommelsdijk. Vooral de
getijdewerking speelde daarbij een rol,
maar na de afsluiting van de Grevelingen
in 1971 verviel dat altijd weer boeiende
verschijnsel van eb en vloed. Men ging
daar vóór de afsluiting ook wel een maal-
tje krukels (alikruiken) zoeken.
Tegenwoordig ondergaat Battenoord een
recreatieve ontwikkeling echter op een
verantwoorde schaal naar verhouding tot
de plaats.
Bekendheid
Battenoord kreeg ineens een veel grotere
bekendheid toen ook het plaatsje geteis
terd werd door de grote Ramp van 1
februari 1953. Dat zo'n klein plaatsje
zoveel slachtoffers aan de wilde zee
moest afstaan was een droef en vreselijk
lot. Onder de bewoners van de Batte-
noordsedijk waren 27 slachtoffers te
betreuren en op Battenoord zelve 8. In
deze omgeving kwamen echter nog meer
mensen om het leven die er niet woon
achtig waren.
Omstreeks half vijf moet de buitendijk
van de polder Battenoord op vele plaat
sen tegelijk doorgebroken zijn. Er vorm
de zich een enorme vloedgolf die met
grote kracht over en door de Battenoord-
sedijk sloeg, daarbij ook de Hanendijk
praktisch vernielde en het Noordland en
Klinkerland geheel overstroomde.
Op de boerderij van Izaak Vreeswijk, ge
huwd met Klaasje van der Linde, staande
aan de Battenoordsedijk werd op 31 janu
ari 1953 de verjaardag gevierd van de
man des huizes. Zij hadden drie kinderen:
Francina (Sina genoemd), Jacob en Jaco-
mijntje (Mies genoemd). Het hele gezin
zat die avond thuis. De vriendin van
Mies, Lenie van Prooijen, eveneens
woonachtig te Nieuwe Tonge was ook
aanwezig. Mies en Lenie gingen beiden
op school in Dordrecht.
Buiten raasde de storm waar bijna niet
tegenop getornd kon worden. Maar bin
nenskamers bij de brandende kachel had
men daar geen last van. Vreeswijk zal die
avond de paarden nog hebben gevoerd
zoals te doen gebruikelijk was, waarna hij
weer gezellig bij de familie ging zitten.
Toen de avond om was gingen ze allen
naar bed. Ook Lenie van Prooijen. Zij
was te gast en met dat akelige noodweer
kon ze maar beter op stee van Vreeswijk
blijven dan naar Nieuwe Tonge gaan.
Sina had om bepaalde redenen de wekker
op vier uur gezet maar voor vier uur wer
den ze reeds gewekt omdat er acuut
gevaar bestond voor overstromingen. In
een mum van tijd was iedereen opgestaan
en had iedereen zich vlug aangekleed. De
moeder, de twee dochters en de logé
haastten zich de Batten-oordsedijk op en
liepen in de richting van Battenoord. De
vader en de zoon gingen eerst nog andere
bewoners, onder wie de familie Buijs,
waarschuwen voor het grote gevaar dat
hun te wachten stond. Erg ver zijn ze niet
gekomen want ze werden door het water
genoodzaakt terug te keren naar hun
eigen boerderij. Wadend vonden zij de
weg terug door de Havenweg en gebruik
ten de daar staande telefoonpalen als
baken. Deze palen konden Vreeswijk en
zijn zoon Jacob in de donkere en spook
achtige nacht amper ontwaren. Zij keer
den terug naar hun boerderij en begaven
zich naar boven. De hond was al door
Sina naar boven gestuurd.
De vier vrouwen waren terecht gekomen
bij het spulletje van Henk Jan Vreeswijk.
Zij waren in de verte familie van elkaar.
Henk Jan Vreeswijk was gehuwd met
Anna Nooteboom. Zij hadden vier kinde
ren: Krijna, Piet, Paulus Johannes en
Arend. Zij woonden daar in vrede en in
üefde met elkaar.
Hun rust werd echter door die Rampnacht
volledig verstoord en hun vertrouwde
stek moest plotseling worden gedeeld met
vele mensen die hun toevlucht zochten
bij Vreeswijk. Er kwamen steeds meer
mensen aangelopen en werden zonder
enige gereserveerdheid binnengelaten.
Twee jongens van de familie Buijs uit de
Havenweg voegden zich bij hen. Ook
bakker Breen, installateur Arie Th. Schip
pers, Jan Koppenaal, Leen Bruggeman en
een zoon van de familie Dorst klopten
allemaal aan bij Henk Jan Vreeswijk.
Voorts was ook Cor Vreeswijk met zijn
vrouw Marina Osseweijer met hun twee
jongens Henk en Kees binnen gekomen!
Daar stonden zij.
Niet lang daarna kwam er water binnens
huis wat de reden vormde om met zijn
allen naar boven te gaan. Voor zoon Piet
was dat niet zo gemakkelijk daar hij aan
een been derdegraads brandwonden had
opgelopen. Maar ook deze vijftienjarige
knaap wist boven te komen.
Men stond op een gegeven moment allen
rondom het trapgat. Toen begon het door
de storm opgejaagde water met een ver
woestende kracht te beuken tegen de boe
renwoning en schuur waarin zich 21
mensen in grote nood bevonden. Een
groot gedeelte van het woonhuis en de
schuur stortte in. Op eens stonden zij op
een open gekraakte zolder. Men kan
slechts gissen hoe groot de angst was van
al die mensen die daar verbleven. Toch
brak er geen paniek uit, verklaarde Piet
Vreeswijk, die tegenwoordig lid van de
gemeenteraad van Middelhamis is voor
de SGR
Na enige tijd begon het restant van het
eens zo waardevolle boerderijtje min of
meer te wiebelen. Door onderling overleg
werd het besluit genomen om op het dak
te klinunen. Dat kon alleen via het dak
raam. Enige mannen van de groep gingen
eerst om een flink gedeelte van de pannen
van het dak te gooien. In rap tempo wer
den de dakpannen naar beneden gegooid.
Maar voordat zij hun toevlucht op het dak
zouden nemen dreef een stuk van een zol
dering voorbij waarop Jan van Zielst met
een kind zat die luid om hulp riep. Hoe
moesten zij toch helpen als ze zelf zo
dringend hulp nodig hadden? Leen Brug
geman scheen met zijn zaklantaarn (het
enige licht dat ze nog hadden) in de rich
ting van het vreemdsoortige vlot dat
voorbij dreef. Gelukkig kwam het later
terecht op de boerderij van Cor Vreeswijk
alwaar zij zich in veiligheid wisten te
brengen.
Het moment was aangebroken dat men
van de zolder naar het dak ging. Iedereen
wurmde zich door het dakraam naar bui
ten al of niet geholpen door de jongere
mannen die de groep rijk was. Toen ieder
een plaatsje had ingenomen bleek echter
dat het ook daar niet veilig genoeg was.
Het water stroomde om het huis en de
schuur, de stormwind gierde vanaf de
achterkant en beide natuurelementen
brachten steeds meer schade toe aan het
wankele restant van het boerderijtje.
Mede door deze barre omstandigheden
had Willem de Gast zijn vrachtauto op de
Battenoordsedijk niet verder kunnen krij
gen dan tot de plaats waar het huis en de
schuur van Henk Jan Vreeswijk stonden.
Juist waar de gelukkig onbeladen auto
was gestrand werd het toestromende
water over de dijk enigszins naar twee
kanten geleid en werd het middengedeel
te van huis en schuur ietwat beschermd
tegen de ondermijnende krachten van het
natuurgeweld. Het geheel begon te wie
belen en deze bewegingen brachten de
mannen op het idee om van het dak af te
gaan en plaats te nemen op de laadbak
van de vrachtauto die schuin onder hen
stond.
Iemand heeft zich laten zakken en wist
uit de auto een stuk touw te vinden dat
sterk en lang genoeg was om de als
gevangenen uit hun verblijf te kunnen
verlossen. Het touw werd stevig aan de
panlatten vastgebonden en één voor één
moest men met behulp van dat touw naar
beneden zien te komen en op de vloer
van de laadbak te gaan staan. Vrouwen en
kinderen werden bijgestaan door Henk
Jan Vreeswijk en zijn mannen. Vreeswijk
zelf nam met de kleine Arend op zijn
schoot plaats in de cabine. Piet ging op
het rechterspatbord zitten en hield zich
vast aan de achteruitkijkspiegel. Op zijn
schoot hield hij zijn achtjarige broer Pau-
lus beet. Na deze verplaatsing van het
dak op de auto stond of zat ieder met zijn
eigen gedachten. De kleine Paulus vroeg
aan Piet, die vijftien was, "hoe zal het nu
met mijn konijntjes zijn?" Wat een voor
beeld .van tere bezorgdheid van een kind
dat zelf in feite de dood voor ogen had!
Het ontbrekende daglicht verhoogde het
algemene gevaar waarin al die mensen
verkeerden.
Een van de meisjes, de zestienjarige
Lenie van Prooijen verloor haar even
wicht en viel van de vol met mensen
staande auto in het ijskoude water. Haar
vriendin. Mies Vreeswijk, wilde haar te
hulp schieten maar ook zij viel van de
laadbak af het water in. Beide vriendin
nen werden een prooi van het woest
tekeer gaande water en zouden hun val
niet overleven.Onder de auto stond
ongeveer een meter water.
Wat een verslagenheid moet dat teweeg
gebracht hebben bij een ieder die zich op
de laadbak van de auto bevond, in het bij
zonder voor de moeder en de zuster van
éénn der slachtoffers. Allen stonden ont
redderd op dat kleine stukje van de
wereld dat slechts bestond uit een houten
vloer van een vrachtauto. Gelukkig dat
die er nog stond zou men achteraf kurmen
concluderen maar de auto begon een
beetje weg te zakken en vormde niet lan
ger het reddend vlot waarop al die men
sen in een gierende storm met temperatu
ren die niet veel boven de nul graden Cel
sius lagen. Zij konden niets anders doen
dan weer teruggaan naar het schuine dak
waarvan nog meer dakpaimen moesten
worden afgeworpen om iets meer ruimte
te krijgen en ook om het gewicht van het
dak wat te verminderen daar de last van
de mensen zelf te samen al niet gering
was.
Daar stonden zij, sommige biddend maar
allen hopend op redding. Maar wie zou
hen kunnen redden?
Iedereen in de hele omgeving verkeerde
in nood. Het gevaar dat het schamele res
tant van de kleine hoeve zou instorten
was levensgroot maar daar mocht men
niet aan denken. Eindelijk werd het een
beetje licht.
Een nieuwe dag brak aan gedateerd
1 februari 1953!
Het daglicht vverd van lieverlee wat ster
ker. Dat gaf nieuwe hoop.
Vanaf Battenoord kwam een aantal man
nen lopend in hun richting. Zij hadden
een lang touw bij zich en eenmaal bij het
spulletje van Henk Jan Vreeswijk te zijn
aangekomen moest men één voor één van
het gehavende dak afkomen en stevig aan
het touw vastgrijpen en dat touw ook vast
blijven houden! Achter elkaar al knijpend
in het touw vertrok de lange stoet over
een schraal stukje asfalt ter breedte van
een tot anderhalve meter dat van het weg
dek was overgebleven. Aan beide zijden
zwiepte het water over hen heen en de
tocht die 200 tot 250 meter lang was, leek
wel uren te gaan duren. Sina Vreeswijk
trok in haar gedachten een parallel met de
tocht van het Joodse Volk door de Rode
Zee om de ellende van hun bestaan in
Egypte te kunnen ontlopen.
Piet Vreeswijk werd door zijn vader
gedragen en zou het beeld van de onder
gelopen polders nooit meer vergeten. De
geredde mensen vonden allen een open
deur in de woning van de Dijkbaas Kees
Lugtenburg. Die woning kon worden
beschouwd als een oase van rust te mid
den van het ruwste weer dat men maar
bedenken kon. Daar kwam men wat op
verhaal.
Na zich enigszins gerealiseerd te hebben
welke verschrikkingen zij die nacht had
den doorstaan, deden zich weer andere
problemen voor. Sina Vreeswijk leed aan
suikerziekte maar zij had geen insuline
bij haar en zij had bovendien nog niets
gegeten. Wat nu?
Gelukkig had iemand gezien dat haar
vader Izaak Vreeswijk en haar broer Jaap
boven in hun woning waren gezien en dat
bericht nam een deel van smart en onze
kerheid weg.
Helaas raakte Siena de volgende morgen
in coma en op die maandagochtend werd
ze noodgedwongen per brancard te voet
over het gors van Battenoord naar Her
kingen gedragen. Wie waren die dragers?
Dat werd voor hen een zware tocht maar
de hulpverleners bereikten Herkingen
van welke plaats de ernstig zieke dochter
van Vreeswijk per auto naar het zieken
huis te Dirksland werd vervoerd. Dat
was daar over de dijken nog mogelijk.
De polder het Oudeland van Dirksland
was gelukkig niet onder water gelopen.
Ware dit wel het geval geweest dan had
er nog veel meer ellende over de Flakkee-
se bevolking gekomen. Dokter Jessurun,
de internist van het ziekenhuis ontfermde
zich over de patiënte. Hij zei: "dat krijgen
we wel in orde!" Na een maand werd Sie
na Vreeswijk uit het ziekenhuis ontslagen
en kon zij zich bij haar familie voegen
die inmiddels in Dirksland was gaan
wonen.
Maar Mies Vreeswijk en haar vriendin
Lenie van Prooijen konden slechts voort
leven in de wrange herinneringen aan die
verschrikkelijke nacht op de Battenoord
sedijk. Op de Battenoordsedijk no. 3
woonden toen een broer en zuster van
Izaak Vreeswijk. Zij waren beiden onge
huwd. Paul heeft zich kunnen redden op
de hooizolder van de schuur maar zijn
zuster Jannetje Adriaantje is janmierlijk
verdronken. Zij werd 57 jaar.
De meeste van de mensen die op Batten
oord waren gestrand, volgden eveneens
het smalle pad dat over het genoemde
gorsgebied liep en vertrokken te voet
naar Herkingen. Men kon op Battenoord
niet blijven want de voedselsituatie en de
watervoorziening liet dat in die eerste
dagen niet langer toe. Piet Vreeswijk her
innerde zich nog dat hij op een handkar
moest worden vervoerd waarop zijn
broertje Arend en nog een oude vrouw
geplaatst werden. Om de kar te duwen en
te trekken was een zwaar karwei, immers
de grond was totaal doorweekt! Het was
en barre tocht.
Nieuw LEVEN
Te midden van de verschrikkingen en de
onoverzichtelijke toestand aan de Batte
noordsedijk werd op 2 februari een jon
getje geboren. De geboorte vond plaats
op 'Hoeve Katendrecht' van het echtpaar
Marinus Groenendijk en Hendrica de
Huichelare. Alle huisgenoten waren in de
eerste Rampnacht naar boven gevlucht.
Niet alleen de man en zijn hoog zwangere
vrouw, maar ook hun kinderen Henk, Piet
en Jan en vader Jan Baptist de Huichelare
vluchtten naar boven.
De Huichelare was tijdens de Eerste
Wereldoorlog uit België gevlucht maar
dat gebeurde iti totaal andere omstandig
heden om te vluchten dan die in 1953
voor het vijandige water in het eigen
huis.
Op de tweede dag, 's maandags dus, dien
de de kleine Marinus, zoals hij later
gedoopt zou worden, zich aan in een
kraambed tussen de zakken tarwe. Zon
der vroedvrouw, zonder dokter zoals bij
de natuurvolken in vroeger eeuwen.
De aanstaande vader wist niet zo gauw
hoe hij in deze omstandigheden diende te
handelen. Maar goede raad kan soms erg
goedkoop zijn. Naast de familie Groenen
dijk woonde de familie Kas. Beide fami
lies leefden op goede voet met elkaar.
Door het dakraam liet Marien aan vrouw
Kas weten wat er aan de hand was. Zijn
geroep werd beantwoord: "zolang moge
lijk de navelstreng afsnijden!!" riep
vrouw Kas door de nog altijd stormachti
ge wind.
Groenendijk zag kans om in een testje
wat smeltwater van de neervallende
hagel- en sneeuwbuien op te vangen.
Ook stond er boven een gevuld petro-
leumstel. Zodoende kwam er een beetje
warm water ter beschikking.
Naar beneden gaan was onmogelijk daar
het water tot aan de zolderbalken stond te
klotsen. Aan de wateroppervlakte dreef
een schaaltje met een paar eieren erin.
Die kreeg Groenendijk gelukkig te pak
ken.
Zo hebben zij zich weten te redden.
De volgende dag werd de moeder en het
kind op een groot vlot van de hoeve weg-
gevaren naar de Battenoordsedijk en
werd intussen het vervoer naar het zie
kenhuis te Dirksland geregeld. Terwijl
beneden in de stallen vier paarden en vier
koeien waren verdronken was boven in
de boerenwoning een gezonde jongen
geboren. Het gezin werd naar Den Haag
geëvacueerd. In de jaren na de Ramp
kreeg het echtpaar Groenendijk-de Hui
chelare nog drie kinderen: Ad, Jannie en
Leonie. (wordt vervolgd)
D. Hoogzand
De ramp van 1953
(deel 7)
Battenoordsedijk 30, het boerderijtje van Henk Jan Vreeswijk. Bij de deur Krijna Vreeswijk-van Oostenbrugge en haar zoons Hendrik Jan en Cor.
De trieste aanblik van hetzelfde boerderijtje nadat de natuurelementen waren uitgeraasd.
Henk Jan Vreeswijk, de eigenaar, kijkt over een woeste vlakte voor hem. {jous Piet Vnvsmjki