Historisch hoekje Het 'huisgezin' met strenge regels (3) Elllürffl0!41IEy¥J PAGINA VRWÖAG 19 APRIL 2002 In deze aflevering zullen nog enkele aspecten van het vreeshuisleven in Ooltgensplaat aan de orde komen: de voeding der kinderen en hun ver zorging in het geval dat zij ernstig ziek werden. Mocht het leven van weeskinderen niet altijd gemakke lijk zijn, zij waren in elk geval ver zekerd van zorg en aandacht op deze punten. Voeding Jaap woonde met zijn ouders op één van de dijken van het dorp Sommels- dijk. Hij had geen broers of zusters, ook nooit gehad. Naarmate hij ouder werd, maakten zijn ouders zich een beetje ongerust over de toekomst van hun zoon. Het begon erop te Ujken dat hij als ongetrouwde man verder door het leven zou moeten gaan. Dat von den zij jammer, want, zo dachten zij, wie zal voor onze Jaap gaan zorgen als wij er niet meer zullen zijn. ktWMIMHIilM Ook wat betreft de etenstijden waren er regels opgesteld. De binnenvader moest "de maeltijt van de kinderen reguleren dat des morgens ten 8 uijre ieder een ontbijt off stuk (d.w.z. een stuk brood) naer de groote van den appetijt gegeven werden, des mid- daeghs ten 12 uijre en des avonts ten seven uijre gekookte spijs, die op iedere dagh sail werden gereet gemaekt, naert tijts gelegent- heijt, bij de buijtemoeders met kennisse van de buijtenvaders te reguleeren". Lezen we de lijstjes met aangekochte levensmiddelen na, dan kunnen we zeg gen dat de kinderen waarschijnlijk dezelf de soort maaltijden kregen als de gemid delde Hollander in die tijd. Brood vormde een hoofdbestanddeel; de warme maaltij den werden ook nog wel aangevuld met brood. Aardappelen gaan in de loop van de achttiende eeuw overal een grotere plaats op de dagelijkse dis iimemen, waar schijnlijk ten koste van granen en peul vruchten. In het najaar werden de grote aankopen gedaan, een wintervoorraad moest dan aangelegd worden. Zo besloten de regenten op 2 oktober 1738 tot de bestelling van 16 zakken aardappelen, een zak groene erwten, twee zakken blauwe erwten, anderhalve zak witte bonen, twee zakken peen, appels, 600 pond spek en 1000 pond vlees. Er werden trouwens ook wel "luxere" artikelen en specerijen aan geschaft: pruimen, rozijnen, krenten, sui ker, koffie, thee, nagelen, noten, kaneel, stroop. Zo af en toe mag de binnenmoeder ook overgaan tot de aanschaf van flessen Franse wijn, maar die is dan bestemd voor de zieken. Wat er van al de ingrediënten gekookt werd? Uit 1738 is er een weekmenu over gebleven, opgesteld door de regentessen: Maandag: vlees met grutten en prui men, 's Avonds pap. Dinsdag: kool en een stuk vlees of spek. Woensdag: stokvis met aardappels. Donderdag: bonen of erwten met spek. Vrijdag: aardappels met spek Zaterdag: witte bonen met spek, of hutspot met peen. Eens in de week 's avonds koeken Voor de zondag staat niets vermeld. Op zondag werd er namelijk niet gekookt: "ten eijnde desen dagh ter verrigtinge van godsdienstpligten niet door te veel omslagh omtrent de tijdelijcke saekcen van het huijs belet werden, saU des smid- dags niet werden gekookt, maer de koude spijse des saturdaegs te vooren daertoe op voorraet werden bereijt en claer gema- eckt". Een mooi voorbeeld van het feit dat er op de kleintjes gelet werd, én dat er ook bui ten het eiland boodschappen werden gedaan, lezen we in 1775: de regenten hebben gehoord dat de Ierse boter op dat moment niet best is en naar verhouding duur, dus zal er een proef genomen wor den met boter uit Oudenbosch. Medische verzorging Werden kleine kwaaltjes die zich voorde den bij de kinderen, afgehandeld door de moeder, die als in een gewoon gezin troostte met een verbandje of een lekker drankje, soms was het nodig om de hulp van een dokter of chirurgijn in te roepen. GebruikeUjk was dat een chirurgijn, meestal die van Ooltgensplaat, werd aan gesteld door de regenten om voor een vast bedrag per jaar de zorg voor de bewoners van het weeshuis op zich te nemen. Niet altijd werkte dit naar behoren. In 1750 vol deed chirurgijn Baars niet als "huisarts". Er werd een beroep gedaan op Christoffel Kesler uit Den Bommel om zonodig de reis naar Ooltgensplaat te aanvaarden. Ook de "thuiszittende armen", de mensen die door het armbestuur voorzien werden van voedsel, kleding of geld, moesten wanneer zij medische verzorging nodig hadden, zich wenden tot de arts/chirurgijn van het huis. Deden zij dit niet, dan werd verdere bedeüng geweigerd. We lezen van een zie ke weduwe uit Ooltgensplaat, die bijstand vraagt, maar daarvoor wel moet beloven niet langer hulp te zoeken bij de chirurgijn van Oude-Tonge, Bartinus Alderkerk. Soms was het ziektebeeld zo onduidelijk of moeiUjk te behandelen dat zelfs buiten Adolfsland hulp gezocht werd. Wat te bedenken van de opmerking uit de regen tenvergadering van 26 mei 1774? Vier kinderen "met zeere hoofden" werden uit besteed bij ene David Blom in Nieuwe- Tonge om daar te genezen. Een apart geval moet ook geweest zijn het meisje Willempje van der Veer. Voor haar werd zelfs de hulp ingeroepen van Pieter van Esch, chirurgijn te Dordrecht. Hij diende in 1743 een rekening in van fl. 50 (de aangewezen arts van het huis kreeg fl 36 per halfjaar als vast bedrag!). Wat had Van Esch daarvoor gedaan: "ten dienste van Willempje van der Veer haar stijve en slimme hals, het noodige daartoe gedaan, met het appliceren van gumrijke emoU. cataplasma (een verzachtend papje of compres) van 9 Meij tot den 16 Junij toe, komt daarvoor, met de gedane moeijte en verbande t zame f 50". Enkelpapieren overblijfselen De bloeitijd, voor zover je dat van een huis kan zeggen, heeft van dit weeshuis gelegen in de eerste decennia na de oprichting. Uit die tijd stanmien ook de meest uitvoerige aantekeningen. Geleide lijk werd het aanbod van kinderen kleiner, en daarmee ook de inkomsten uit het loon der kinderen. In de Franse tijd was er genoeg ruimte om groepen soldaten in het huis onder te brengen, daarmee vooruitlo pend op de latere bestemming van het pand: kazerne voor een klein garnizoen Nederlandse soldaten. In de laatste jaren van zijn bestaan fungeerde het weeshuis voornamelijk als uitdeelpunt van goederen en geld voor de armen van de dorpen Ooltgensplaat en Den Bommel. Het bestuur was nog in handen van regenten maar feitelijk waren dit de burgemeesters en wethouders van de na de spütsing van Adolfsland ontstane twee gemeentes. Een aantal van de oude regels werd nog gebruikt zoals het aanbesteden van het schoenlapwerk (zie de afbeelding: Ansem Dorsman wil dit werk in 1821 voor fl. 264,doen). Op 6 augustus 1829, in een vergadering van beide gemeenteraden, aangevuld met de enige regent die niet tot die groep behoorde, werd besloten tot opheffen van het weeshuis en ontslag van de regenten "uit hoofde men het gestigt konde beschouwen als vervallen te zijn". De armlastigen werden voortaan door het armbestuur geholpen en wezen zonodig in een pleeggezin geplaatst. Daarmee werd een tijdperk afgesloten, waarin een klein dorp jarenlang op een haast "stadse" manier voor zijn wezen had gezorgd. Niet langer kon men op zondag tweemaal getuige zijn van de optocht van kinderen die zich onder het laatste klokgelui naar de kerk begaf, uniform gekleed, twee aan twee, de oudste jongens met de binnenva der voorop, aan het eind van de rij de kleinste meisjes met de moeder. Het huis aan de Langeweg kreeg zoals gezegd een andere functie, als kazerne. Maar uiteindelijk kwam ook de slopersha mer tevoorschijn voor dit markante gebouw. Rond 1911 werd de grond lijp gemaakt voor nieuwe bebouwing. Dit stukje Langeweg, inmiddels Weespad geheten (ik heb niet kunnen achterhalen watmeer deze benaming is ingevoerd), ging eruit zien zoals op de foto. Timmer man Dorsman bouwde voor de heer L. van Kempen Wzn. in 1912 het huis hele maal links, "op het erf van het weeshuis". Voor het derde huis van links werd in februari 1911 een bouwverguiming afge geven voor het adres "Weespad-kazeme; het werd een woonhuis annex schilders- werkplaats voor G. van Nimwegen, Zo resteert van het met zoveel inzet gestichte weeshuis van Adolfsland dus niets meer dan een straatnaam en een tien tal dozen met papieren bescheiden. Eva Lassing-van Gameren Weaspsd. Ooitgenapteaf Het huwelijk van Jaap Maar toen hun zoon al ruim de dertig was gepasseerd, verlegde hij als bij toverslag zijn interesses en raakte bevriend met een vrouw van zijn eigen leeftijd. Zij woonde in Rotter dam. Hoe de eerste kennismaking tot stand was gekomen bleef voor iedereen geheim. Toch was men in het dorp büj dat laap een vrouw gevonden had. Eerst wilden zijn ouders het niet geloven, maar op een zater dagmiddag toen laap zich extra lang in de teil had staan wassen en daarna zijn mooiste kle ren had aangetrokken, begrepen beide oudjes maar al te goed wat dat te betekenen had. Bovendien had hij de avond ervoor bij laap van der Voorde op het Zandpad in Middel- hamis zijn haar laten knippen. Dat had hij best nog een paar weken kunnen laten staan. Dan had hij nog geenszins voor spot gelopen. Toen laap van voor de gebarsten spiegel stapte, kwam het hoge woord eruit. "Ik ga straks naar Rotterdam en daar blijf ik een nachtje. Ie hoeft je niet ongerust te maken, want ik heb daar een meisje leren kennen. Ze woont in de Oranjeboomstraat, niet zo ver van het station van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij en daar overnacht ik." Na deze korte verklaring viel er een grote stilte in de eenvoudig ingerichte woonkamer waarin het kleine gezin op dat moment ver bleef. De beide ouders waren toch verrast en het duurde wel even voor zijn moeder zei: "Zal je uitkijken, mijn jongen. Rotterdam is een grote stad en daar kun je gauw de weg kwijtraken." "Nee moeder", zei laap, "ik zal niet verdwalen. Mijn meisje komt me van het station afhalen en dan gaan we regelrecht naar haar huis." En zo ging hun zoon op stap, helemaal alleen. Zowel zijn vader als zijn moeder Heten hem dan toch maar gaan naar wUdvreemde mensen in een stad waar laap nog maar twee keer was geweest. Maar toen nog tussen hen in om te gaan winkelen in de Hooghstraat. Dat waren hoogtepunten geweest in hun eenvoudig bestaan. Na de terugkeer van laap werd hij bestormd met allerlei vragen, die hoofdzakelijk door zijn moeder werden gesteld. Zijn vader luis terde maar wat en voelde aan dat het tussen zijn zoon en de jonge vrouw uit Rotterdam wel goed zou komen. Bovendien had Jaap gezegd dat Magda, zo heette zijn meisje, over twee weken naar Sommelsdijk zou komen. Eigenlijk heette zij Magdaline, had Jaap haar volledige voornaam prijsgegeven. "Dat zal wel Magdalena moeten zijn," wilde zijn vader hem verbeteren, maar zoon Jaap hield vol, zonder te hoeven druisen dat zij Magdaline heette. Maar Magda was haar roepnaam en dat kon er best mee door, vond hij. Geen Flakkeese namen meer als Jaene of Jaone of Keetje bijvoorbeeld. Dat soort namen kende men in de havenstad niet meer. Wat duurden de dagen toch lang, voordat ze met Magda kennis konden maken. Vooral zijn moeder brandde van nieuwsgierigheid naar haar toekomstige schoondochter. Ineens schrok ze uit haar mijmeringen op toen het woord schoondochter door haar hoofd spookte. "Laat ik er toch niet op vooruit lopen", schrobbeerde ze zichzelf, "'t Kan nog wel op mks uitlopen en wat dan?" Ein delijk was het zaterdagavond geworden, waarop Jaap zijn geüefde zou gaan afhalen op het tramstation van Middelhamis. Hij had haar precies uitgelegd hoe ze reizen moest. Eerst moest Magda met de tram vanaf de Rosestraat tot Hellevoetsluis rijden. Dat was het eindpunt dus bij het uitstappen kon ze zich onmogeUjk vergissen. Daar moest zij de tramboot opgaan die over het brede Haring- vUet naar MiddeUiamis-Haven zou varen. De overtocht duurde wel een half uur en, had Jaap gezegd: "Je loopt maar met iedereen mee als je in Hellevoetsluis uit de tram stapt, want vanaf het perron loopt iedereen over de ponton de boot op." Als de boot in Middelhamis-Haven aankomt gaan de reizigers de boot af en stappen daar over, de tram in. Op het Havenhoofd had Magda de keuze tussen twee daar gereed staande trams. Eén ging er naar Ooltgens plaat, de andere ging naar Ouddorp. Maar, had Jaap gezegd, het geeft niet in welke van de twee trams je zult stappen, ze gaan toch allebei eerst naar Middelhamis-dorp en daar moetje uitstappen. Dat is de eerste halte, dus je kunt je ook daar niet vergissen. Magda had echter een ding niet begrepen. Ze moest in Middelhamis uitstappen en niet in Sommels dijk, waar zij toch moest zijn? "Stopt de tram dan niet in Sommelsdijk?", had ze nog gevraagd. "Ja wel", had Jaap gezegd, "maar stap nou maar in Middelhamis uit, want daar zal ik je komen afhalen!" Hij wilde niet zo weten dat het stationnetje van Sommelsdijk maar een primitief uitziend perronnetje was, waarop veel onkruid groei de. Het was meer een peeterreintje zoals de halte in de volksmond ook werd genoemd. Eigenlijk was het de Rotterdamse vrouw wel een beetje tegengevallen dat Jaap haar niet in haar stad was komen afhalen. Doch ze wilde verder geen waarde hechten aan negatieve gedachten over haar toekomstige Flakkeese man. Jaap had het immers niet zo rijk, even min als zijzelf trouwens. Op het station aan gekomen, waar niemand haar kende, stapte zij welgemoed uit de tram. Ze had altijd gedacht dat het eiland Goeree-Overflakkee een Zeeuws eiland was, maar Jaap had haar verteld dat Flakkee bij Zuid-Holland hoorde. Ze waren dus gewoon provincie-genoten. Voorts had Jaap nog verteld dat alleen de gemeente Sommelsdijk op Flakkee onder Zeeuws bestuur had gestaan. Hij dacht dat dit tot het jaar 1805 had geduurd en dat was juist. Verder had hij thuis bij Magda verteld dat op Flakkee veel 'juun' werd verbouwd, en toen ze nota bene op die zaterdagavond uit de tram stapte was het eerste wat ze rook, de lucht van uien! Ze rook de geur van uien zelfs door de lucht van de stoomwolken heen, die uit de locomotief over het brede perron woei en. Jaap had dus niet overdreven of gefanta seerd. Bij toeval had ze de tram naar Ouddorp geko zen en die was in Middelhamis het eerst aan gekomen. Even had Jaap nog staan denken, zou ze toch wel komen? Maar nee, ook hij smoorde de eerste negatieve gedachte over zijn toekomstige vrouw resoluut. Ze hadden het toch samen duideUjk afgesproken dat ze vanavond zou komen. Plotseüng zag hij haar stam. Ze was gekleed in een blauw mantel pakje met in haar hand een rieten reiskoffer tje. Gelukkig had ze geen Uppenstift gebruikt. Dat zou Jaaps moeder zeker niet goed gevonden hebben. Jaap stapte lachend op haar toe en maakte een kleine buiging. Hij nam het koffertje van haar over en zei: "zul len we maar gaan". Ze gaven elkaar geen arm. De mensen zouden wel denken. Nog maar amper met elkaar kennis gemaakt en dan al zo innig over straat gaan. Ze hepen het station af en sloegen linksaf de Koningin Julianaweg op. Vervolgens gingen ze de Langeweg op in noordelijke richting tot op het eind bij Holland-Zeeland. Daar sloegen ze Hnks af en na een poosje rechtuit te hebben gelopen stopte Jaap bij het dijkhuisje waarin hij geboren was. "Hier woon ik," zei hij en lachte enigszins verlegen bij deze korte ver klaring. Na binnenkomst was de ontmoeting allerhar- teUjkst. Alles zag er van birmen sobertjes uit. De koffie was heerhjk en Jaaps moeder had voor deze bijzondere gebeurtenis vier tom poezen bij bakker Wessels gekocht. Zeven cent per stuk kostten die, bij Bienefelt acht. Het nieuwtje giag als een razend vuurtje door het dorp. De familie was al van tevoren inge- Ucht. Velen hadden Jaap al met een stadse dame zien lopen en menige vrijgezel werd er een tikkeltje jaloers op. Maar de meeste van deze vrijgezellen hielden zich groot. Een van hen zei: "Je mot heur schouwtje kenne zieje roake!" Hij vond het maar niks zo ver van het dorp verwijderd om daar een meisje te gaan zoeken. "Dan maar geen ega", verzuchtte hij, bang daar hij was zijn vrijheid en zijn spaar centjes te moeten verhezen. Deze verstokte vrijgezel bleef altijd bezwaren opperen en het was dan ook geen wonder dat hij zijn ver dere leven ongetrouwd bleef. Nee, dan Jaap nog eensDie had al veel eerder gewild, maar had eerhjkheidshalve niet zoveel kans gehad. De volgende dag ging hij met zijn nieuwe vriendin een rondje kuieren. Hij het haar de Kaai zien, de Voorstraat, de Grote Kerk met de mooie Ring eromheen. Het stel werd in het dorp door bijna iedereen nagekeken. Zij hepen nu wél gearmd. Dat nakijken doen ze uit jaloersheid, dacht Jaap en zijn toekomsti ge vrouw hield het op ongepaste nieuwsgie righeid. "Dat zou men bij ons in Rotterdam niet doen hoor," zei ze schouderophalend. De bezoeken aan elkaar gingen over en weer. Als Jaap 's zaterdags naar Rotterdam reisde, reisde zijn Rotterdamse geliefde de daarop volgende zaterdag naar Sommelsdijk. Intus sen had Jaap een tweedehands damesfiets bij De Mooij op de kop getikt. Een fraai rijwiel! Daar was zijn eigen fiets maar een brikje bij. Op een heerlijke zomeravond gingen ze op de fiets een rondje door de polder doen. Toen ze de Kaai afreden en de eerste bocht naar links moesten nemen, hoorde Jaap achter zich een grote gil. Hij keek onmiddelhjk naar achter, maar zag dat er gelukkig niets gebeurd was. Die bocht was daar namehjk erg smal. Hij fietste door en reed recht toe recht aan naar het Nieuwe- diekje oftewel de Kraaijesteinsedijk tot aan de Heggetjes. Bovenaan het oprel stapten ze beiden van de fiets af en keken uit over het weidse landschap. Aan de ene kant lag de Everdina en aan de ande re kant de Westplaat polder. Toen de jonge vrouw achterom keek zag ze de onbedorven en ononderbroken sky- liae van Sommelsdijk en Middelhar- nis. Maar voor ze iets kon opmerken of vragen, vroeg Jaap haar nog eens waarom zij op de Kaai zo'n gil gegeven had. Onderweg had hij die vraag ook al gesteld maar ze had er geen antwoord op gegeven. "Nou, als je het dan per sé weten wilt; ik ben geschrokken van een grote rat die daar met zijn staart over de modder rondüep. Bah!" riep ze uit en rilde even met haar Uchaam. "Oh," zei Jaap, "ik dacht datje bang was van dat smalle bochtje en datje ook bang was dat je daarin het water zou vallen." Dat een vrouw bang was van een rat kon Jaap zich goed indenken. "Maar in Rotterdam zijn toch ook wel ratten," vroeg laap, eigenlijk meer om zich voor zijn omgeving te verontschul digen dan om een antwoord te verwachten. Intussen was in het dorp het nieuwtje over Jaap en zijn meisje verouderd geraakt. De dorpsgemeenschap had ongetwijfeld al ande re nieuwtjes te verwerken gekregen. Op het werk of op de Kaai waar vooral 's avonds veel mensen bijeen kwamen spraak Jaap onomwonden over zijn toekomstige vrouw. Hij prees haar! Plaaggeesten vroegen hem of zij van goede komaf was en of zij misschien wel rijk was. Op dergelijke vragen gaf Jaap wijsehjk geen antwoord, dan keek hij de andere kant maar op. Over privé-aangelegenheden hadden ze zich niet te bemoeien. Echter op een nazomer avond toen Jaap als gewooiüijk naar de man nen op de Kaai ging om een praatje te maken kon hij het grote nieuws niet meer voor zich houden! Jaap wilde met zijn verloofde in het huwehjksbootje stappen en dat zou zeer bin nenkort gaan gebeuren. Ja, het moest er maar van komen. Zijn pretoogjes stonden nog vro- hjker dan anders en toen iemand uit het volk opmerkte dat zijn verbintenis "het huweUjk van het jaar" zou worden, glunderde hij nog meer. Enige dagen later stond het bericht te lezen dat Jaap en Magdaline, geboortig te Rotter dam, in de echt verbonden zouden worden. Nu was het dus toch waar. Jaap had niet opgeschept en het nog jonge stel zou een goed huweüjk worden. Wanneer in het in 1772 gebouwde gemeentehuis van Som melsdijk op de Voorstraat een huwelijk gesloten werd, dan stonden van te voren nieuwsgierige burgers te wachten op de komst van de bruiloftsstoet. Soms waren het er weinig maar vaak stonden er velen om een glimp op te vangen van het stralende paar. Vooral wanneer er iets bijzonders over het nieuwe paar bekend was zoals leeftijdsver schil tussen man en vrouw of andersom of de maatschappehjke status van beiden of van één van hen. Een paar uit de grauwe midden moot kreeg minder bekijks dan bijvoorbeeld een paar dat afkomstig was uit hogere krin gen. Echter ene Alie, een uithuizig type vrouw, stond steevast op haar plaats dichtbij de groene waterpomp uit 1890 vlak voor het gemeentehuis. Ahe kende ook elk detail van vorige trouwparen en dat liep van de kleur van de bruidsjurk tot aan de soort van bloe men in het bruidsboeket. Ook wist zij te ver tellen onder welke weersomstandigheden er was getrouwd en wie er met koetsjes was gekomen of gewoon lopend in een stoet ach ter elkaar. Het bmidspaar voorop, dan daar achter - voor zover die mensen in leven waren - de ouders van de bruidegom en daar weer achter de ouders van de bruid, met daar achter de overige famiheleden van beide kanten en meeste ook nog enkele vrienden. Toch moest Ahe één keer verstek laten gaan. Helaas was dat te wijten geweest aan een klein foutje in de aankondiging. In plaats van drie uur had er twee uur moeten staan, dus toen Ahe arriveerde was de uit slechts drie personen bestaand hebbende stoet allang ver trokken. Deze mensen heb ik als jongen wel zien gaan, omdat zij in onze buurt woonden. Jaap en Magdaline zouden op een donder dagmiddag in september te Sommelsdijk gaan ttouwen. Het stond aan de muur van het gemeentehuis aangeplakt. Degene die tot nu toe had gedacht dat het bericht over deze verbintenis in de echt een verzinsel was, had het mis. Het bericht was nu officieel. Toen de jonge kandidaten naar het gemeen tehuis waren getrokken om daar aangifte van te doen, vroeg de ambtenaar in functie of ze er niet tegenop zagen, "'t Is de belangrijkste stap in je leven die juUie zullen gaan maken, vergeet dat niet" had de ijverige ambtenaar gewaarschuwd. "Nou, om eerlijk te zijn, zie ik er wel een beetje tegenop om van huis te gaan lopen en dan over de Voorsttaat te moeten gaan. Daar staan altijd zoveel men sen bij een trouwpartij. Dat is niks voor mij al die belangstelling", zei Jaap open hartig. "Zo, zie jij daar zo tegenop. Jaap. En u?" vroeg de Sommels- dijkse ambtenaar aan Magda. Zij lachte wat flauwtjes en zei een beetje spottend: "ze zul len het moois niet van me afkijken, hoor!" Het gemeentehuis aan de Voorstraat oostzijde te Sommelsdijk, gebouwd in 1772. Op het gemeentehuis staat een torentje waarin een bel hangt de eertijds 's zondags om twaalf uur werd geluid om de inwoners bijeen te roepen om afkondiging aan te horen betreffende huwelijken en verkopingen. Aldus dokter J.L. Braber in Sommelsdijk in vertellingen deel I van zijn hand. Volgens Jan Both, gemeentearchivaris van Middelhamis, zijn met ingang van 1 september 1987 huwelijksafkondigingen door de gemeente (landelijk) afgeschaft. Deze monumentale waterpomp werd in november 1890 voor het gemeentehuis geplaatst en staat nog op dezelfde plaats. Idem dokter J.L. Braber. De ambtenaar lachte nu ook en Jaap vond het prachtig dat Magda zo'n flink antwoord had gegeven. "Maar als Jaap daar zo tegenop ziet, dan weet ik daar wel een mouw aan te pas sen," stelde hij het stel gemst. Deze ambte naar die wel voor een aardigheidje te porren was, fronste zijn voorhoofd en deed het vol gende voorstel. "Als jullie nu in plaats van voorheen over de Voorstraat gaan, komen jullie achterheen over de Oostelijke Achter weg. De zal wel maken dat de achterdeur naast de soepkokerij open staat." Zo gezegd, zo gedaan. De grote dag was gekomen. Jaap en Magdahne gingen voor de wet trou wen. Een vriendelijk schijnende september- zon beloofde niets dan goeds. Jaap had het al bijzonder fijn gevonden dat Magda hier in Sommelsdijk het huwelijk wilde sluiten in plaats van in het stadhuis op de Coolsingel. Jaap opende de houten deur van de achterin gang van het gemeentehuis en liet zijn bijna echtelijke vrouw netjes voorgaan. Haar bruidsboeket was niet groot, maar het geurde heerhjk. Het was hoofdzakelijk samenge steld uit witte miniatuurroosjes. Eenmaal binnen in het gemeentehuis was de plechtig heid al gauw achter de rug. Wat viel dat mee! Had Jaap daar zoveel drukte om gemaakt en had hij daarom zoveel zweetdmppeltjes gela ten als hij er aan moest denken? De ambte naar fehciteerde hen beiden met hun huwe- hjksverbintenis en wijdde nog een enkel woord van trouw en wederzijds begrip, ook in moeilijke tijden die in vrijwel ieders men senleven kunnen voorkomen. Wees dan elkaar tot steun had de ambtenaar gezegd. Het echtpaar vertrok uiteraard door de ach terdeur naar huis. Zij waren samen gegaan zonder familieleden en ze gingen nu samen naar huis. Intussen stonden er geen tientallen maar eni ge honderden nieuwsgierigen op de Voor straat. Jaap zou vandaag trouwen met een vrouw uit Rotterdam. Men had al eerder gezegd dat dit het huwelijk van het jaar zou worden, vandaar deze abnormaal grote belangstelling. Half twee zou de plechtigheid aanvangen. Ahe was dit keer niet eens de eer ste van de toegestroomde menigte. Er werd veel gepraat. De spanning werd almaar gro ter, vooral toen de torenklok de slag van half twee duidelijk over het dorp had laten klin ken. Enkele mensen begonnen de aankondi ging te herlezen maar daarop stond half twee aangegeven en geen ander tijdstip. Ze zullen zo wel komen, dacht men. 't Is trouwens niet ver van Jaaps huis naar hier, zo redeneerde men gemoedelijk. Iemand riep nog: "'t Is toch geen aprilmop in september?" Doch wachten duurt lang. Pas om tien voor twee stapte iemand uit de menigte naar voren en zei ietwat geïrriteerd: "ik gae het binnen es vraege hoe 't noe eigen- üjk zit mit die ttouw van Jaop". Hij ging naar binnen. Bovenaan de steile, houten ttap stond de ambtenaar die het kersverse echtpaar nog maar net aan de achterkant van het gemeen tehuis uitgeleide had gedaan. "Bluuf maar beneje," zei de ambtenaar, "de ttouwplech- tigheid heit allang al plaets gevoende. Het echtpaer is al naer huus." Teleurgesteld droop de burger af, ging de Voorstraat af en deed kond van het feit dat Jaap en Magda reeds waren getrouwd en dat zij via de achterdeur waren gekomen en waren gegaan... De menigte voelde zich bedot. De ambtenaar stond boven door het raam te kijken, schudde meewarig zijn hoofd en zag het volk uiteen zwermen. Later zijn Jaap en Magda naar Rotterdam vertrokken en leefden nog lang en gelukkig. D. Hoogzand, Sommelsdijk

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2002 | | pagina 9