Historisch hoekje
Het 'huisgezin'
met strenge regels (3)
Elllürffl0!41IEy¥J
PAGINA
VRWÖAG 19 APRIL 2002
In deze aflevering zullen nog enkele
aspecten van het vreeshuisleven in
Ooltgensplaat aan de orde komen:
de voeding der kinderen en hun ver
zorging in het geval dat zij ernstig
ziek werden. Mocht het leven van
weeskinderen niet altijd gemakke
lijk zijn, zij waren in elk geval ver
zekerd van zorg en aandacht op
deze punten.
Voeding
Jaap woonde met zijn ouders op één
van de dijken van het dorp Sommels-
dijk. Hij had geen broers of zusters,
ook nooit gehad. Naarmate hij ouder
werd, maakten zijn ouders zich een
beetje ongerust over de toekomst van
hun zoon. Het begon erop te Ujken dat
hij als ongetrouwde man verder door
het leven zou moeten gaan. Dat von
den zij jammer, want, zo dachten zij,
wie zal voor onze Jaap gaan zorgen als
wij er niet meer zullen zijn.
ktWMIMHIilM
Ook wat betreft de etenstijden waren er
regels opgesteld. De binnenvader moest "de
maeltijt van de kinderen reguleren dat des
morgens ten 8 uijre ieder een ontbijt off
stuk (d.w.z. een stuk brood) naer de groote
van den appetijt gegeven werden, des mid-
daeghs ten 12 uijre en des avonts ten seven
uijre gekookte spijs, die op iedere dagh sail
werden gereet gemaekt, naert tijts gelegent-
heijt, bij de buijtemoeders met kennisse van
de buijtenvaders te reguleeren".
Lezen we de lijstjes met aangekochte
levensmiddelen na, dan kunnen we zeg
gen dat de kinderen waarschijnlijk dezelf
de soort maaltijden kregen als de gemid
delde Hollander in die tijd. Brood vormde
een hoofdbestanddeel; de warme maaltij
den werden ook nog wel aangevuld met
brood. Aardappelen gaan in de loop van
de achttiende eeuw overal een grotere
plaats op de dagelijkse dis iimemen, waar
schijnlijk ten koste van granen en peul
vruchten. In het najaar werden de grote
aankopen gedaan, een wintervoorraad
moest dan aangelegd worden. Zo besloten
de regenten op 2 oktober 1738 tot de
bestelling van 16 zakken aardappelen, een
zak groene erwten, twee zakken blauwe
erwten, anderhalve zak witte bonen, twee
zakken peen, appels, 600 pond spek en
1000 pond vlees. Er werden trouwens ook
wel "luxere" artikelen en specerijen aan
geschaft: pruimen, rozijnen, krenten, sui
ker, koffie, thee, nagelen, noten, kaneel,
stroop. Zo af en toe mag de binnenmoeder
ook overgaan tot de aanschaf van flessen
Franse wijn, maar die is dan bestemd voor
de zieken.
Wat er van al de ingrediënten gekookt
werd? Uit 1738 is er een weekmenu over
gebleven, opgesteld door de regentessen:
Maandag: vlees met grutten en prui
men, 's Avonds pap.
Dinsdag: kool en een stuk vlees of
spek.
Woensdag: stokvis met aardappels.
Donderdag: bonen of erwten met
spek.
Vrijdag: aardappels met spek
Zaterdag: witte bonen met spek, of
hutspot met peen.
Eens in de week 's avonds koeken
Voor de zondag staat niets vermeld. Op
zondag werd er namelijk niet gekookt:
"ten eijnde desen dagh ter verrigtinge van
godsdienstpligten niet door te veel
omslagh omtrent de tijdelijcke saekcen
van het huijs belet werden, saU des smid-
dags niet werden gekookt, maer de koude
spijse des saturdaegs te vooren daertoe op
voorraet werden bereijt en claer gema-
eckt".
Een mooi voorbeeld van het feit dat er op
de kleintjes gelet werd, én dat er ook bui
ten het eiland boodschappen werden
gedaan, lezen we in 1775: de regenten
hebben gehoord dat de Ierse boter op dat
moment niet best is en naar verhouding
duur, dus zal er een proef genomen wor
den met boter uit Oudenbosch.
Medische verzorging
Werden kleine kwaaltjes die zich voorde
den bij de kinderen, afgehandeld door de
moeder, die als in een gewoon gezin
troostte met een verbandje of een lekker
drankje, soms was het nodig om de hulp
van een dokter of chirurgijn in te roepen.
GebruikeUjk was dat een chirurgijn,
meestal die van Ooltgensplaat, werd aan
gesteld door de regenten om voor een vast
bedrag per jaar de zorg voor de bewoners
van het weeshuis op zich te nemen. Niet
altijd werkte dit naar behoren. In 1750 vol
deed chirurgijn Baars niet als "huisarts".
Er werd een beroep gedaan op Christoffel
Kesler uit Den Bommel om zonodig de
reis naar Ooltgensplaat te aanvaarden. Ook
de "thuiszittende armen", de mensen die
door het armbestuur voorzien werden van
voedsel, kleding of geld, moesten wanneer
zij medische verzorging nodig hadden,
zich wenden tot de arts/chirurgijn van het
huis. Deden zij dit niet, dan werd verdere
bedeüng geweigerd. We lezen van een zie
ke weduwe uit Ooltgensplaat, die bijstand
vraagt, maar daarvoor wel moet beloven
niet langer hulp te zoeken bij de chirurgijn
van Oude-Tonge, Bartinus Alderkerk.
Soms was het ziektebeeld zo onduidelijk
of moeiUjk te behandelen dat zelfs buiten
Adolfsland hulp gezocht werd. Wat te
bedenken van de opmerking uit de regen
tenvergadering van 26 mei 1774? Vier
kinderen "met zeere hoofden" werden uit
besteed bij ene David Blom in Nieuwe-
Tonge om daar te genezen. Een apart
geval moet ook geweest zijn het meisje
Willempje van der Veer. Voor haar werd
zelfs de hulp ingeroepen van Pieter van
Esch, chirurgijn te Dordrecht. Hij diende
in 1743 een rekening in van fl. 50 (de
aangewezen arts van het huis kreeg fl 36
per halfjaar als vast bedrag!). Wat had
Van Esch daarvoor gedaan: "ten dienste
van Willempje van der Veer haar stijve en
slimme hals, het noodige daartoe gedaan,
met het appliceren van gumrijke emoU.
cataplasma (een verzachtend papje of
compres) van 9 Meij tot den 16 Junij toe,
komt daarvoor, met de gedane moeijte en
verbande t zame f 50".
Enkelpapieren overblijfselen
De bloeitijd, voor zover je dat van een
huis kan zeggen, heeft van dit weeshuis
gelegen in de eerste decennia na de
oprichting. Uit die tijd stanmien ook de
meest uitvoerige aantekeningen. Geleide
lijk werd het aanbod van kinderen kleiner,
en daarmee ook de inkomsten uit het loon
der kinderen. In de Franse tijd was er
genoeg ruimte om groepen soldaten in het
huis onder te brengen, daarmee vooruitlo
pend op de latere bestemming van het
pand: kazerne voor een klein garnizoen
Nederlandse soldaten. In de laatste jaren
van zijn bestaan fungeerde het weeshuis
voornamelijk als uitdeelpunt van goederen
en geld voor de armen van de dorpen
Ooltgensplaat en Den Bommel. Het
bestuur was nog in handen van regenten
maar feitelijk waren dit de burgemeesters
en wethouders van de na de spütsing van
Adolfsland ontstane twee gemeentes. Een
aantal van de oude regels werd nog
gebruikt zoals het aanbesteden van het
schoenlapwerk (zie de afbeelding: Ansem
Dorsman wil dit werk in 1821 voor fl.
264,doen). Op 6 augustus 1829, in een
vergadering van beide gemeenteraden,
aangevuld met de enige regent die niet tot
die groep behoorde, werd besloten tot
opheffen van het weeshuis en ontslag van
de regenten "uit hoofde men het gestigt
konde beschouwen als vervallen te zijn".
De armlastigen werden voortaan door het
armbestuur geholpen en wezen zonodig in
een pleeggezin geplaatst. Daarmee werd
een tijdperk afgesloten, waarin een klein
dorp jarenlang op een haast "stadse"
manier voor zijn wezen had gezorgd. Niet
langer kon men op zondag tweemaal
getuige zijn van de optocht van kinderen
die zich onder het laatste klokgelui naar
de kerk begaf, uniform gekleed, twee aan
twee, de oudste jongens met de binnenva
der voorop, aan het eind van de rij de
kleinste meisjes met de moeder.
Het huis aan de Langeweg kreeg zoals
gezegd een andere functie, als kazerne.
Maar uiteindelijk kwam ook de slopersha
mer tevoorschijn voor dit markante
gebouw. Rond 1911 werd de grond lijp
gemaakt voor nieuwe bebouwing. Dit
stukje Langeweg, inmiddels Weespad
geheten (ik heb niet kunnen achterhalen
watmeer deze benaming is ingevoerd),
ging eruit zien zoals op de foto. Timmer
man Dorsman bouwde voor de heer L.
van Kempen Wzn. in 1912 het huis hele
maal links, "op het erf van het weeshuis".
Voor het derde huis van links werd in
februari 1911 een bouwverguiming afge
geven voor het adres "Weespad-kazeme;
het werd een woonhuis annex schilders-
werkplaats voor G. van Nimwegen,
Zo resteert van het met zoveel inzet
gestichte weeshuis van Adolfsland dus
niets meer dan een straatnaam en een tien
tal dozen met papieren bescheiden.
Eva Lassing-van Gameren
Weaspsd. Ooitgenapteaf
Het huwelijk van Jaap
Maar toen hun zoon al ruim de dertig was
gepasseerd, verlegde hij als bij toverslag zijn
interesses en raakte bevriend met een vrouw
van zijn eigen leeftijd. Zij woonde in Rotter
dam. Hoe de eerste kennismaking tot stand
was gekomen bleef voor iedereen geheim.
Toch was men in het dorp büj dat laap een
vrouw gevonden had. Eerst wilden zijn
ouders het niet geloven, maar op een zater
dagmiddag toen laap zich extra lang in de teil
had staan wassen en daarna zijn mooiste kle
ren had aangetrokken, begrepen beide oudjes
maar al te goed wat dat te betekenen had.
Bovendien had hij de avond ervoor bij laap
van der Voorde op het Zandpad in Middel-
hamis zijn haar laten knippen. Dat had hij
best nog een paar weken kunnen laten staan.
Dan had hij nog geenszins voor spot gelopen.
Toen laap van voor de gebarsten spiegel
stapte, kwam het hoge woord eruit. "Ik ga
straks naar Rotterdam en daar blijf ik een
nachtje. Ie hoeft je niet ongerust te maken,
want ik heb daar een meisje leren kennen. Ze
woont in de Oranjeboomstraat, niet zo ver
van het station van de Rotterdamse Tramweg
Maatschappij en daar overnacht ik."
Na deze korte verklaring viel er een grote
stilte in de eenvoudig ingerichte woonkamer
waarin het kleine gezin op dat moment ver
bleef. De beide ouders waren toch verrast en
het duurde wel even voor zijn moeder zei:
"Zal je uitkijken, mijn jongen. Rotterdam is
een grote stad en daar kun je gauw de weg
kwijtraken." "Nee moeder", zei laap, "ik zal
niet verdwalen. Mijn meisje komt me van het
station afhalen en dan gaan we regelrecht
naar haar huis." En zo ging hun zoon op stap,
helemaal alleen. Zowel zijn vader als zijn
moeder Heten hem dan toch maar gaan naar
wUdvreemde mensen in een stad waar laap
nog maar twee keer was geweest. Maar toen
nog tussen hen in om te gaan winkelen in de
Hooghstraat. Dat waren hoogtepunten
geweest in hun eenvoudig bestaan.
Na de terugkeer van laap werd hij bestormd
met allerlei vragen, die hoofdzakelijk door
zijn moeder werden gesteld. Zijn vader luis
terde maar wat en voelde aan dat het tussen
zijn zoon en de jonge vrouw uit Rotterdam
wel goed zou komen. Bovendien had Jaap
gezegd dat Magda, zo heette zijn meisje, over
twee weken naar Sommelsdijk zou komen.
Eigenlijk heette zij Magdaline, had Jaap haar
volledige voornaam prijsgegeven.
"Dat zal wel Magdalena moeten zijn," wilde
zijn vader hem verbeteren, maar zoon Jaap
hield vol, zonder te hoeven druisen dat zij
Magdaline heette. Maar Magda was haar
roepnaam en dat kon er best mee door, vond
hij. Geen Flakkeese namen meer als Jaene of
Jaone of Keetje bijvoorbeeld. Dat soort
namen kende men in de havenstad niet meer.
Wat duurden de dagen toch lang, voordat ze
met Magda kennis konden maken. Vooral
zijn moeder brandde van nieuwsgierigheid
naar haar toekomstige schoondochter. Ineens
schrok ze uit haar mijmeringen op toen het
woord schoondochter door haar hoofd
spookte. "Laat ik er toch niet op vooruit
lopen", schrobbeerde ze zichzelf, "'t Kan
nog wel op mks uitlopen en wat dan?" Ein
delijk was het zaterdagavond geworden,
waarop Jaap zijn geüefde zou gaan afhalen
op het tramstation van Middelhamis. Hij had
haar precies uitgelegd hoe ze reizen moest.
Eerst moest Magda met de tram vanaf de
Rosestraat tot Hellevoetsluis rijden. Dat was
het eindpunt dus bij het uitstappen kon ze
zich onmogeUjk vergissen. Daar moest zij de
tramboot opgaan die over het brede Haring-
vUet naar MiddeUiamis-Haven zou varen. De
overtocht duurde wel een half uur en, had
Jaap gezegd: "Je loopt maar met iedereen
mee als je in Hellevoetsluis uit de tram stapt,
want vanaf het perron loopt iedereen over de
ponton de boot op."
Als de boot in Middelhamis-Haven aankomt
gaan de reizigers de boot af en stappen daar
over, de tram in. Op het Havenhoofd had
Magda de keuze tussen twee daar gereed
staande trams. Eén ging er naar Ooltgens
plaat, de andere ging naar Ouddorp. Maar,
had Jaap gezegd, het geeft niet in welke van
de twee trams je zult stappen, ze gaan toch
allebei eerst naar Middelhamis-dorp en daar
moetje uitstappen. Dat is de eerste halte, dus
je kunt je ook daar niet vergissen. Magda had
echter een ding niet begrepen. Ze moest in
Middelhamis uitstappen en niet in Sommels
dijk, waar zij toch moest zijn?
"Stopt de tram dan niet in Sommelsdijk?",
had ze nog gevraagd. "Ja wel", had Jaap
gezegd, "maar stap nou maar in Middelhamis
uit, want daar zal ik je komen afhalen!" Hij
wilde niet zo weten dat het stationnetje van
Sommelsdijk maar een primitief uitziend
perronnetje was, waarop veel onkruid groei
de. Het was meer een peeterreintje zoals de
halte in de volksmond ook werd genoemd.
Eigenlijk was het de Rotterdamse vrouw wel
een beetje tegengevallen dat Jaap haar niet in
haar stad was komen afhalen. Doch ze wilde
verder geen waarde hechten aan negatieve
gedachten over haar toekomstige Flakkeese
man. Jaap had het immers niet zo rijk, even
min als zijzelf trouwens. Op het station aan
gekomen, waar niemand haar kende, stapte
zij welgemoed uit de tram. Ze had altijd
gedacht dat het eiland Goeree-Overflakkee
een Zeeuws eiland was, maar Jaap had haar
verteld dat Flakkee bij Zuid-Holland hoorde.
Ze waren dus gewoon provincie-genoten.
Voorts had Jaap nog verteld dat alleen de
gemeente Sommelsdijk op Flakkee onder
Zeeuws bestuur had gestaan. Hij dacht dat dit
tot het jaar 1805 had geduurd en dat was juist.
Verder had hij thuis bij Magda verteld dat op
Flakkee veel 'juun' werd verbouwd, en toen
ze nota bene op die zaterdagavond uit de
tram stapte was het eerste wat ze rook, de
lucht van uien! Ze rook de geur van uien zelfs
door de lucht van de stoomwolken heen, die
uit de locomotief over het brede perron woei
en. Jaap had dus niet overdreven of gefanta
seerd.
Bij toeval had ze de tram naar Ouddorp geko
zen en die was in Middelhamis het eerst aan
gekomen. Even had Jaap nog staan denken,
zou ze toch wel komen? Maar nee, ook hij
smoorde de eerste negatieve gedachte over
zijn toekomstige vrouw resoluut. Ze hadden
het toch samen duideUjk afgesproken dat ze
vanavond zou komen. Plotseüng zag hij haar
stam. Ze was gekleed in een blauw mantel
pakje met in haar hand een rieten reiskoffer
tje. Gelukkig had ze geen Uppenstift
gebruikt. Dat zou Jaaps moeder zeker niet
goed gevonden hebben. Jaap stapte lachend
op haar toe en maakte een kleine buiging. Hij
nam het koffertje van haar over en zei: "zul
len we maar gaan". Ze gaven elkaar geen
arm. De mensen zouden wel denken. Nog
maar amper met elkaar kennis gemaakt en
dan al zo innig over straat gaan. Ze hepen het
station af en sloegen linksaf de Koningin
Julianaweg op. Vervolgens gingen ze de
Langeweg op in noordelijke richting tot op
het eind bij Holland-Zeeland. Daar sloegen
ze Hnks af en na een poosje rechtuit te hebben
gelopen stopte Jaap bij het dijkhuisje waarin
hij geboren was. "Hier woon ik," zei hij en
lachte enigszins verlegen bij deze korte ver
klaring.
Na binnenkomst was de ontmoeting allerhar-
teUjkst. Alles zag er van birmen sobertjes uit.
De koffie was heerhjk en Jaaps moeder had
voor deze bijzondere gebeurtenis vier tom
poezen bij bakker Wessels gekocht. Zeven
cent per stuk kostten die, bij Bienefelt acht.
Het nieuwtje giag als een razend vuurtje door
het dorp. De familie was al van tevoren inge-
Ucht. Velen hadden Jaap al met een stadse
dame zien lopen en menige vrijgezel werd er
een tikkeltje jaloers op. Maar de meeste van
deze vrijgezellen hielden zich groot. Een van
hen zei: "Je mot heur schouwtje kenne zieje
roake!" Hij vond het maar niks zo ver van het
dorp verwijderd om daar een meisje te gaan
zoeken. "Dan maar geen ega", verzuchtte hij,
bang daar hij was zijn vrijheid en zijn spaar
centjes te moeten verhezen. Deze verstokte
vrijgezel bleef altijd bezwaren opperen en
het was dan ook geen wonder dat hij zijn ver
dere leven ongetrouwd bleef. Nee, dan Jaap
nog eensDie had al veel eerder gewild, maar
had eerhjkheidshalve niet zoveel kans gehad.
De volgende dag ging hij met zijn nieuwe
vriendin een rondje kuieren. Hij het haar de
Kaai zien, de Voorstraat, de Grote Kerk met
de mooie Ring eromheen. Het stel werd in
het dorp door bijna iedereen nagekeken. Zij
hepen nu wél gearmd. Dat nakijken doen ze
uit jaloersheid, dacht Jaap en zijn toekomsti
ge vrouw hield het op ongepaste nieuwsgie
righeid. "Dat zou men bij ons in Rotterdam
niet doen hoor," zei ze schouderophalend.
De bezoeken aan elkaar gingen over en weer.
Als Jaap 's zaterdags naar Rotterdam reisde,
reisde zijn Rotterdamse geliefde de daarop
volgende zaterdag naar Sommelsdijk. Intus
sen had Jaap een tweedehands damesfiets bij
De Mooij op de kop getikt. Een fraai rijwiel!
Daar was zijn eigen fiets maar een brikje bij.
Op een heerlijke zomeravond gingen ze op
de fiets een rondje door de polder doen. Toen
ze de Kaai afreden en de eerste bocht naar
links moesten nemen, hoorde Jaap achter
zich een grote gil. Hij keek onmiddelhjk naar
achter, maar zag dat er gelukkig niets
gebeurd was. Die bocht was daar namehjk
erg smal. Hij fietste door en reed
recht toe recht aan naar het Nieuwe-
diekje oftewel de Kraaijesteinsedijk tot
aan de Heggetjes. Bovenaan het oprel
stapten ze beiden van de fiets af en keken
uit over het weidse landschap. Aan de
ene kant lag de Everdina en aan de ande
re kant de Westplaat polder. Toen de
jonge vrouw achterom keek zag ze de
onbedorven en ononderbroken sky-
liae van Sommelsdijk en Middelhar-
nis. Maar voor ze iets kon opmerken of
vragen, vroeg Jaap haar nog eens
waarom zij op de Kaai zo'n gil
gegeven had. Onderweg had hij
die vraag ook al gesteld maar
ze had er geen antwoord op
gegeven.
"Nou, als je het dan
per sé weten wilt;
ik ben
geschrokken van een grote rat die daar met
zijn staart over de modder rondüep. Bah!"
riep ze uit en rilde even met haar Uchaam.
"Oh," zei Jaap, "ik dacht datje bang was van
dat smalle bochtje en datje ook bang was dat
je daarin het water zou vallen." Dat een
vrouw bang was van een rat kon Jaap zich
goed indenken. "Maar in Rotterdam zijn toch
ook wel ratten," vroeg laap, eigenlijk meer
om zich voor zijn omgeving te verontschul
digen dan om een antwoord te verwachten.
Intussen was in het dorp het nieuwtje over
Jaap en zijn meisje verouderd geraakt. De
dorpsgemeenschap had ongetwijfeld al ande
re nieuwtjes te verwerken gekregen. Op het
werk of op de Kaai waar vooral 's avonds
veel mensen bijeen kwamen spraak Jaap
onomwonden over zijn toekomstige vrouw.
Hij prees haar! Plaaggeesten vroegen hem of
zij van goede komaf was en of zij misschien
wel rijk was. Op dergelijke vragen gaf Jaap
wijsehjk geen antwoord, dan keek hij de
andere kant maar op.
Over privé-aangelegenheden hadden ze zich
niet te bemoeien. Echter op een nazomer
avond toen Jaap als gewooiüijk naar de man
nen op de Kaai ging om een praatje te maken
kon hij het grote nieuws niet meer voor zich
houden! Jaap wilde met zijn verloofde in het
huwehjksbootje stappen en dat zou zeer bin
nenkort gaan gebeuren. Ja, het moest er maar
van komen. Zijn pretoogjes stonden nog vro-
hjker dan anders en toen iemand uit het volk
opmerkte dat zijn verbintenis "het huweUjk
van het jaar" zou worden, glunderde hij nog
meer.
Enige dagen later stond het bericht te lezen
dat Jaap en Magdaline, geboortig te Rotter
dam, in de echt verbonden zouden worden.
Nu was het dus toch waar. Jaap had niet
opgeschept en het nog jonge stel zou een
goed huweüjk worden. Wanneer in het in
1772 gebouwde gemeentehuis van Som
melsdijk op de Voorstraat een huwelijk
gesloten werd, dan stonden van te voren
nieuwsgierige burgers te wachten op de
komst van de bruiloftsstoet. Soms waren het
er weinig maar vaak stonden er velen om een
glimp op te vangen van het stralende paar.
Vooral wanneer er iets bijzonders over het
nieuwe paar bekend was zoals leeftijdsver
schil tussen man en vrouw of andersom of de
maatschappehjke status van beiden of van
één van hen. Een paar uit de grauwe midden
moot kreeg minder bekijks dan bijvoorbeeld
een paar dat afkomstig was uit hogere krin
gen. Echter ene Alie, een uithuizig type
vrouw, stond steevast op haar plaats dichtbij
de groene waterpomp uit 1890 vlak voor het
gemeentehuis. Ahe kende ook elk detail van
vorige trouwparen en dat liep van de kleur
van de bruidsjurk tot aan de soort van bloe
men in het bruidsboeket. Ook wist zij te ver
tellen onder welke weersomstandigheden er
was getrouwd en wie er met koetsjes was
gekomen of gewoon lopend in een stoet ach
ter elkaar. Het bmidspaar voorop, dan daar
achter - voor zover die mensen in leven
waren - de ouders van de bruidegom en daar
weer achter de ouders van de bruid, met daar
achter de overige famiheleden van beide
kanten en meeste ook nog enkele vrienden.
Toch moest Ahe één keer verstek laten gaan.
Helaas was dat te wijten geweest aan een
klein foutje in de aankondiging. In plaats van
drie uur had er twee uur moeten staan, dus
toen Ahe arriveerde was de uit slechts drie
personen bestaand hebbende stoet allang ver
trokken. Deze mensen heb ik als jongen wel
zien gaan, omdat zij in onze buurt woonden.
Jaap en Magdaline zouden op een donder
dagmiddag in september te Sommelsdijk
gaan ttouwen. Het stond aan de muur van het
gemeentehuis aangeplakt. Degene die tot nu
toe had gedacht dat het bericht over deze
verbintenis in de echt een verzinsel was,
had het mis. Het bericht was nu officieel.
Toen de jonge kandidaten naar het gemeen
tehuis waren getrokken om daar aangifte van
te doen, vroeg de ambtenaar in functie of ze
er niet tegenop zagen, "'t Is de belangrijkste
stap in je leven die juUie zullen gaan maken,
vergeet dat niet" had de ijverige ambtenaar
gewaarschuwd. "Nou, om eerlijk te zijn, zie
ik er wel een beetje tegenop om van huis te
gaan lopen en dan over de Voorsttaat te
moeten gaan. Daar staan altijd zoveel men
sen bij een trouwpartij. Dat is niks voor mij
al die belangstelling", zei Jaap open
hartig. "Zo, zie jij daar zo tegenop.
Jaap. En u?" vroeg de Sommels-
dijkse ambtenaar aan Magda.
Zij lachte wat flauwtjes en zei
een beetje spottend: "ze zul
len het moois niet van me
afkijken, hoor!"
Het gemeentehuis aan de Voorstraat oostzijde te Sommelsdijk, gebouwd in 1772. Op het gemeentehuis
staat een torentje waarin een bel hangt de eertijds 's zondags om twaalf uur werd geluid om de
inwoners bijeen te roepen om afkondiging aan te horen betreffende huwelijken en verkopingen.
Aldus dokter J.L. Braber in Sommelsdijk in vertellingen deel I van zijn hand. Volgens Jan Both,
gemeentearchivaris van Middelhamis, zijn met ingang van 1 september 1987 huwelijksafkondigingen
door de gemeente (landelijk) afgeschaft.
Deze monumentale waterpomp werd
in november 1890 voor het gemeentehuis
geplaatst en staat nog op dezelfde plaats.
Idem dokter J.L. Braber.
De ambtenaar lachte nu ook en Jaap vond het
prachtig dat Magda zo'n flink antwoord had
gegeven. "Maar als Jaap daar zo tegenop ziet,
dan weet ik daar wel een mouw aan te pas
sen," stelde hij het stel gemst. Deze ambte
naar die wel voor een aardigheidje te porren
was, fronste zijn voorhoofd en deed het vol
gende voorstel. "Als jullie nu in plaats van
voorheen over de Voorstraat gaan, komen
jullie achterheen over de Oostelijke Achter
weg. De zal wel maken dat de achterdeur
naast de soepkokerij open staat."
Zo gezegd, zo gedaan.
De grote dag was gekomen.
Jaap en Magdahne gingen voor de wet trou
wen. Een vriendelijk schijnende september-
zon beloofde niets dan goeds. Jaap had het al
bijzonder fijn gevonden dat Magda hier in
Sommelsdijk het huwelijk wilde sluiten in
plaats van in het stadhuis op de Coolsingel.
Jaap opende de houten deur van de achterin
gang van het gemeentehuis en liet zijn bijna
echtelijke vrouw netjes voorgaan. Haar
bruidsboeket was niet groot, maar het geurde
heerhjk. Het was hoofdzakelijk samenge
steld uit witte miniatuurroosjes. Eenmaal
binnen in het gemeentehuis was de plechtig
heid al gauw achter de rug. Wat viel dat mee!
Had Jaap daar zoveel drukte om gemaakt en
had hij daarom zoveel zweetdmppeltjes gela
ten als hij er aan moest denken? De ambte
naar fehciteerde hen beiden met hun huwe-
hjksverbintenis en wijdde nog een enkel
woord van trouw en wederzijds begrip, ook
in moeilijke tijden die in vrijwel ieders men
senleven kunnen voorkomen. Wees dan
elkaar tot steun had de ambtenaar gezegd.
Het echtpaar vertrok uiteraard door de ach
terdeur naar huis. Zij waren samen gegaan
zonder familieleden en ze gingen nu samen
naar huis.
Intussen stonden er geen tientallen maar eni
ge honderden nieuwsgierigen op de Voor
straat. Jaap zou vandaag trouwen met een
vrouw uit Rotterdam. Men had al eerder
gezegd dat dit het huwelijk van het jaar zou
worden, vandaar deze abnormaal grote
belangstelling. Half twee zou de plechtigheid
aanvangen. Ahe was dit keer niet eens de eer
ste van de toegestroomde menigte. Er werd
veel gepraat. De spanning werd almaar gro
ter, vooral toen de torenklok de slag van half
twee duidelijk over het dorp had laten klin
ken. Enkele mensen begonnen de aankondi
ging te herlezen maar daarop stond half twee
aangegeven en geen ander tijdstip. Ze zullen
zo wel komen, dacht men. 't Is trouwens niet
ver van Jaaps huis naar hier, zo redeneerde
men gemoedelijk. Iemand riep nog: "'t Is
toch geen aprilmop in september?" Doch
wachten duurt lang.
Pas om tien voor twee stapte iemand uit de
menigte naar voren en zei ietwat geïrriteerd:
"ik gae het binnen es vraege hoe 't noe eigen-
üjk zit mit die ttouw van Jaop". Hij ging naar
binnen. Bovenaan de steile, houten ttap stond
de ambtenaar die het kersverse echtpaar nog
maar net aan de achterkant van het gemeen
tehuis uitgeleide had gedaan. "Bluuf maar
beneje," zei de ambtenaar, "de ttouwplech-
tigheid heit allang al plaets gevoende. Het
echtpaer is al naer huus."
Teleurgesteld droop de burger af, ging de
Voorstraat af en deed kond van het feit dat
Jaap en Magda reeds waren getrouwd en dat
zij via de achterdeur waren gekomen en
waren gegaan... De menigte voelde zich
bedot. De ambtenaar stond boven door het
raam te kijken, schudde meewarig zijn hoofd
en zag het volk uiteen zwermen. Later zijn
Jaap en Magda naar Rotterdam vertrokken en
leefden nog lang en gelukkig.
D. Hoogzand, Sommelsdijk