tab aan't ^aringüliet j Emiiisei-niEuws Fa. G. Kamp E-markt Mackloet gegodd, qdakkiq en spo/itie^ 2001 VAN RUMPT J. Mackloet Zn. Frans Meiaarde. „HET TREF PUNT" Fa. M. J. van Brussel Gezegende JCerstdagen „MANEGE OOSTMOER" Gezegende JCerstdagen Chr. Gem. Zangverg. „SOU DEO GLORIA" Jachthaven Atlantica niiivc I Verenigingsgebouw prettige %erstdagen en een gezond 2001 toe. Gezegende JCerstdagen en een POOrspoedig 2001 prettige JZerstdagen voorspoedig 2001 toegewenst Kees en Rita Maliepaard en een voorspoedig 2001 Fam. Maliepaard prettige feestdagen en een voorspoedig 2001 toe Mjne JCerstdagen en een voorspoedig 2001 toegewenst door fam. Mackloet en medewerksters Mevr. M. Baas-den Besten en een voorspoedig 2001 prettige "Kerstdagen en een voorspoedig nieuwjaar Gezegende JCerstdagen en een voorspoedig 2001 gezegende Kerstdagen en een voorspoedig 2001 eneew g£hikMgymmmjciar J. Grinwis-Rameijs Prettige Kerstdagen en een voorspoedig 2001 PAGINA 45 VRIJDAG 22 DECEMBER 2000 lever werden gevonden. Hij vertrouwde hem tenslotte de machtige toverspreuken toe van de Druïden. Tenslotte gaf hij hem ook een naam en hij noemde hem Loran. Toen Angband zijn slaaf zo had ingewijd in de macht van de Druïden, vulde hij zijn hart met diepe haat tegen de nieuwe god uit Ier land. Loran groeide op als een verbeten vij and van alles wat te maken had met het christendom. Zo smeedde Angband uit hem een staalhard zwaard in de strijd van het oude heidendom tegen het nieuwe evange lie. Toen de jaarkringen reeds tien maal waren rondgegleden, was Loran een sterk en ontwikkelde jongen van 19 zomers geworden. In die tijd zond Angband hem uit om zijn levensopdracht te vervullen. In de nacht van de zomerwende nam hij hem mee naar de stenen der Druïden en toen de zon al kort na middernacht haar eerste stra len tussen die stenen wierp, liet hij hem een donkere eed zweren. Het was een eed van vijandschap en wraak. Al de duisternis uit zijn eigen ziel liet Angband overstromen in de geest van Loran. Daarna zond hij hem heen om dienst te gaan nemen in het kasteel van Murdoch, de heer van Murran. En om daar in stilte het zaad van de duisternis te zaaien in de harten van alle knechten. Zo kwam Loran als veelbelovende jongeman in dienst bij Murdoch. En weldra stal hij de harten van de poortwachters en de kook- sters en de paardenverzorgers en de slot- knechten. Hij diende Murdoch als helper bij de jacht, omdat al spoedig bleek dat nie mand zo goed als hij de sporen van de die ren kon lezen en de loop van de wolken kon voorspellen. En Murdoch kreeg Loran lief omdat er iets in deze jongen was dat hem onbegrijpelijk aantrok. Loran echter ver zweeg zijn afkeer van het christendom en alleen in het diepste geheim richtte hij zijn machtsspreuken tot de sterren en soms was hij heel alleen achter in één van de stallen bezig met het lezen vati de lever. Toen de volgende zomer aanbrak, begon hij met het volbrengen van zijn opdracht. Ongemerkt zaaide hij onvrede in de harten van Mur dochs personeel. Hij opende hun ogen voor de slechte zijden van hun heer. Hij liet hen voelen hoe vrij en machtig Murdoch was en hoe arm en slaafs zijn knechten altijd ble ven. Hij druppelde onvrede en jaloersheid in hun geest. En hij vroeg hun, waarom de goede Druïde Angband was weggezonden en wat er nu eigenlijk was verbeterd sinds de komst van Eliger en de bouw van een kapel. Het was niet moeilijk om de geest van de knechten en hun vrouwen te vergif tigen. Eigenlijk hingen zij in het geheim nog aan de oude vertrouwde machten van toverspreuk en sterrebeeld. Zo wist Loran tegen het volgende voorjaar een geheime samenkomst voor te bereiden voor de zomerwende. Terwijl Murdoch sliep in het kasteel, slopen zijn knechten in de nacht naar het veld. En daar hieven ze hun han den weer op naar de sterren. En Loran bad voor hen tot de opkomende zon. En sinds die dag viel er een schaduw over de ogen van de knechten wanneer ze naar hun heer Murdoch keken. Het duurde niet lang of hij voelde de kilte die in deze zomer neerdaal de in het kasteel. Fluisterende stemmen wisten hem te vertellen wat er was gebeurd. En toen Murdoch hoorden van het verraad van Loran, drong een groot verdriet zijn hart binnen. Hij liet de knecht, waaraan hij zich zo gehecht had in deze jaren, nu voor leiden in de gerichtszaal en ondervroeg hem over de nachtelijke samenkomst. Loran echter zweeg. Toen liet Murdoch de bewa ker van de gevangenen komen. Die ont blootte Lorans rug om hem door geseüng tot spreken te dwingen. En allen in de zaal zagen toen voor het eerst de vreemde wijn- vlek die zijn schouder rood deed opUchten in het kaarslicht. Ook Murdochs ogen zagen. En zij bleven ernaar kijken. En zijn blik verstarde. En zijn handen klemden zich verkrampt om de leuningen van zijn zetel. En zijn adem stokte. Het kon niemand ont gaan dat een machtige herinnering binnent rad in de zaal. De gevangenbewaarder aar zelde met de gesel. De knechten staarden hun meester aan. Het waren slechts secon den, maar ieder voelde de zwaarte. Toen ontspande Murdoch zich en hij sprak met hese stem: "Breng Loran naar de kerker!" In de avond van die dag bezocht een gebo gen kasteelheer de kerker. Hij sloot de deur achter zich en was in deze kleine ruimte samen met Loran in het licht van een flak kerende kaars. Murdoch wist nu waarom er die geheimzinnige aantrekkingskracht was geweest tot Loran. En hij heeft aan hem op die avond het geheim van zijn leven ver teld. "Loran", zei hij, "luister naar mij. Eén- en-twintig zomers geleden werd in dit kas teel een zoontje geboren. Het was mijn zoon. Bij de geboorte stierf de moeder, de vrouwe van dit slot. Ik was opeens een een zamen man met een kind zonder moeder. Mijn dochtertje Lindel was nog klein. Het jongetje dat was geboren, moest worden gevoed en verzorgd. Ik heb het toen gebracht naar een boerenvrouw op één van mijn boerderijen. Zij had zelf een kindje gekregen en zij kon ook mijn zoontje voe den. Naar in dat najaar drongen de Vikin gen ver in het binnenland door. Mijn slot is onneembaar, maar de boerderijen zijn onbe schermd. Ze plunderden de landen en namen veel vrouwen en kinderen mee. Toen ze waren weggetrokken, ging ik direct naar de boerderij waar ik mijn zoontje had gebracht. Het huis was verbrand en de vrouw en de kindertjes waren meegeno men. Toen was ik zonder vrouw en ook zonder zoon. Misschien zou hij leven. Maar hoe kon ik hem ooit vinden? In die donkere tijd had ik één vertrouweling: de Druïde Angband. Ik vroeg hem, toverspreuken te gebruiken om daardoor zo mogelijk mijn zoon terug te doen komen. Ik vertelde hem ook een geheim dat hij kon gebruiken in zijn spreuken. Het was een geheim dat alleen de boerin die was weggevoerd kende en dat ik nu met niemand deelde dan met Angband. Alleen hij wist het: mijn zoontje had een wonderlijke wijnvlek op zijn rech terschouder." Murdochs stem werd omf loerst van tranen toen hij besloot: "En Loran, Angband heeft zich op mij gewro ken door mij mijn zoon méér af te nemen dan de Vikingen hadden gedaan." De volgende morgen, in alle vroegte, ver trok een eenzame reiziger uit het kasteel. Loran had tegen Murdoch maar één zin gesproken: "Laat mij gaan!" En in zijn ogen was de gloed van Angband geweest. Hij had gevreesd dat Murdoch hem als vol geling van de Druïde zou doden, maar in de morgen was de kerkerdeur voor hem geo pend. De bewaker had hem opgedragen, te vertrekken. Toen Loran uit het zicht van het kasteel was, onderzocht hij nieuwsgierig de inhoud daarvan. Hij vond eten en drinken voor enkele dagen. En tien goudstukken, die hij strelend door zijn vingers liet gaan. Onderin vond hij een houten crucifix, dat hij als,door een slang gebeten direct van zich afgooide in de struiken. Toch bleef er daarna een warmte in zijn hand die hij niet van zich kon afschudden toen hij verder trok. Hij lette op de zon, zoals Angband hem geleerd had. Hij keek ook naar de lig ging van de takken op de weg en probeerde de betekenis ervan te begrijpen. Vastbera den richtte hij zijn schreden naar de hoge verlaten heidevlakten van Angband, maar zijn hand gloeide en het was alsof hij ach terin zijn rugzak een zwakke plek voelde. Hij wilde trots dezelfde blijven die hij was geworden, maar het was alsof zijn zeker heid vanuit een onbekende verte \yerd bedreigd. Zo gebeurde het, dat Loran in de avond het pad kwijtraakte en van een berg- paadje langs de steile helling naar beneden viel. Daar bleef hij onder een heldere ster- renhemel machteloos üggen. De volgende morgen werd hij bewusteloos gevonden door een schaapherder. Deze nam hem op in zijn kleine woning, waar zijn vrouw de onbekende vreemdeling verzorgde. Maan denlang lag hij daar met zware koortsen. De goudstukken uit zijn reiszak werden door de herdersvrouw gebruikt om medicijnen en voedsel voor hem te kopen. En lang zaam genas Loran om te ontdekken hoe verzwakt hij was geworden. De zomer was reeds lang voorbij en de dagen werden kort, de avonden lang en duister. Gedurende die weken van herstel praatten de herder en zijn vrouw veel met hem. Ze vertelden over hun schapen. Ze vroegen op den duur ook naar zijn afkomst en werk, maar Loran verzweeg die voor hen en deed alsof hij een voorbij trekkende handelaar was uit een ander gebied. Hij begon te vragen naar deze streek, het land van Murran. En toen de herder prijzende woorden sprak over de kasteelheer aan wie ook dit verafgelegen weideland behoorde, probeerde Loran twij fel te zaaien. Was heer Murdoch niet rijk ten koste van de arme herders? Maar de herdersvrouw keek hem onderzoekend aan en zei: "Het is juist andersom. Heer Mur doch is rijk ter wille van ons. Vroeger, toen hij nog onder de macht van Angband leef de, was hij trots en hardvochtig. Maar sinds de komst van Eliger zorgt hij als een vader voor al zijn onderdanen. Vorig jaar waren de oogsten slecht door de grote stormen. Toen heeft hij alle schulden die we moesten maken, voor ons betaald zodat we weer gewoon verder konden in het nieuwe jaar. Wanneer hij niet rijk was geweest, waren wij nu straatarm of slaven." Toen kwam het einde van de wintermaand, Loran maakte alweer wandeüngen in de omgeving en wist, dat de mid winternacht zou aanbreken: het feest van de terugkerende en overwin nende zon. Voorzichtig sprak hij er 's avonds over met de herder en zijn vrouw: "Heeft Murdoch jullie niet verleid om het Midwinterfeest te vergeten? Kennen jullie niet meer de macht van de sterren en de zon?" Deze keer gaf de herder het ant woord. Hij vertelde aan Loran over een ster die tovenaars uit het Oosten had geleid naar de Heer van de christenen. Zie je wel, zei hij, dat ook de sterrenwereld onderdanig is geworden aan de nieuwe Heer? Loran zweeg, maar in die nacht woelde dat ver haal over de ster van de koning na in zijn geest. De ban van Angband ging wijken: hij kon niet langer weerstand bieden aan de stralen van licht die hij nu al maanden had gezien in de ogen van deze eenvoudige en gastvrije mensen. Hij moest ook steeds meer nadenken over het raadsel dat Mur doch zijn verraad niet had bestraft, maar hem had laten gaan met goudstukken voor onderweg. Langzaam kwam een andere wereld van ver weg dichtbij. De volgende dag nam Loran afscheid met zijn verzorgers en tegen de avond kwam hij op een twee sprong: het ene pad boog af in de richting van de eenzame heidevlakten, waar hij zijn kennis en macht had gekregen, de andere weg voerde omhoog naar het gebergte waar zich het slot van de heer van Murran bevond: het slot waar Loran iets had erva ren dat hij niet kende. Het spoor naar Ang band trok: het tekende zich duidelijk af in het licht van de opkomende maan. De weg naar het kasteel verdween al spoedig in de struiken. Het was een onzekere weg: diep in zijn hart was Loran nu bang voor dit pad waarlangs hij ruim twee en een halfjaar gelden zo trots was gereisd om zijn eede aan Angband te vervullen. Loran keek omhoog naar de hemel. In het Noqrden flonkerde boven de bergen de eerste ster van die avond. Was het een teken? Loran aarzelde: hij kon dit teken niet lezen. Maar er was een geheimzinnige aantrekkings kracht die hem dwong om de weg te nemen naar die bergen. Zo reisde Loran een dag een de volgende avond zocht hij opnieuw de eerste ster, maar de hemel was vol wol ken en hij vond geen teken dat voor hem uitging. Er was alleen een woordeloos gevoel in zijn hart dat hem meevoerde: Loran was nooit gewend geweest op te let ten op de stem van in het hart. Hij had alle sterke tekens geleerd, maar nooit de zwak ke. Hij had naar alle zijden leren zien: naar de hemel en naar de ingewanden. Maar hij had nooit in zichzelf leren zien. Onzeker voelde hij zich nu en toch ook weer zeker bij het naderen van het kasteel van Mur doch. Toen hij tenslotte het erf betrad, waar hij meer dan twee jaar als jachtknecht had gediend, blaften de honden in de avond: de dieren herkenden zijn tred. Toch kwamen geen bewakers naar buiten gerend. Het kas teel leek verlaten. Plotseling drong het tot Loran door dat allen nu in de kapel zouden zijn om het midwinterfeest van de christe nen te vieren, het Christusfeest. Zou hij teruggaan? Hij weifelde. En op dat ogen blik joeg de wind de wolken vaneen: het maanlicht verspreidde zich over de weg en boven het kasteel verscheen de sterrenhe mel. Loran haalde diep adem en sloeg lang zaam het pad in dat naar de kapel leidde. Voorbij de bocht zag hij het licht door alle ramen ervan naar buiten stralen. Bij de deur gekomen legde hij zijn hand op de zware ijzeren klinken. Toen aarzelde hij. Het was alsof hij in het middelpunt stond van een langzaam veranderende wereld. Van binnen klonk gezang. Loran luisterde en zijn ogen werden rustig. Toen opende hij voorzichtig en met bevende hand de deur zonder dat iemand het merkte. Achterin zocht hij een plaatsje. De monnik Ludger, die nu voorlas uit het evangelie, had hem echter zien bin nenkomen. Toen het koor een volgend kerstüed zong, sloop hij zachtjes naar Mur doch toe en fluisterde hem in het oor: "De verrader Loran is binnengekomen." Een ogenblik sloot Murdoch zijn ogen. Toen keek hij de monnik aan met een diepe glans in zijn blik en hij zei: "Wanneer hij is bin nengekomen, is hij geen verrader meer." En Murdoch verhief zich van zijn zetel. En allen zwegen verwonderd. En de stem van Murdoch klonk door de kerk: "Loran, ben jij daar?" en toen daalde het antwoord neer als een onbekende vogel uit een. ver land: "Ja, vader!" Er ging een schok door de kapel. Grote verwarring viel over alle men sen. Maar Murdoch liep door het pad naar de achterste stoelen en omarmde Loran. Tot grote verbazing van allen. De kerstdienst werd voortijdig afgebroken en in verwar ring en onzekerheid legden alle knechten zich die nacht te ruste. Maar de volgende avond waren allen opnieuw bijeen in de kapel. Veel was in die uren gesproken en verteld en nauwelijks begrepen. Maar één ding was duidelijk: die tweede avond ging de preek van Ludger wel door. Maar het ging nu over een heel andere tekst dan hij de vorige avond had gelezen. Ludger preek te over de Heer van de sterren, geboren in een stal en aanbeden door herders. Maar het leek wel alsof het ook al Driekoningen avond was, want hij vertelde hij meest over de tovenaars uit het Oosten die hun geschenken van goud, wierook en mirre waren komen brengen, geleid door de teke nen van een ster. En vele weifelende knech ten, die het oor hadden geleend aan Loran bij zijn eerste komst, wisten nu dat het rijk van de Druïde Angband toch zou verliezen. Enkele jaren na dit wonderlijke kerstfeest werd Mindoch ziek. Het was duidelijk, dat hij ging sterven. In die tijd echter kon hij alles toevertrouwen aan zijn zoon die op dat kerstfeest was teruggebracht. Hij heette nu allang niet meer Loran, de naam die Ang band hem had gegeven, maar hij werd nu door allen als heer Caspar aangesproken. Zo was hij bij zijn doop door Ludger genoemd, omdat Caspar de naam was van één van de drie tovenaars uit het Oosten die door de sterren leerden, de Heer van alle sterren te aanbidden. En na de dood van Murdoch was Caspar de nieuwe heer van Murran. Ludger begon de kroniek van zijn geslacht te schrijven. Maar dit verhaal, vol littekens, is daarin niet te vinden. Het is er verborgen onder een stille witte regel. Toch leeft het voort onder de sterrenhemel en wordt het verteld waar de mensen wonen. Tot vandaag toe! door dr. Jakob van Bruggen Bestuur en medewerkers van het te Stad aan 't Haringvliet Oranjelaan 14 wenst alle mensen Inl.: (0187) 611555 Voor al uw bruiloften en vergaderingen Schildersbedrijf Voorstraat 7, Telefoon (0187) 611412 3243 AV Stad aan 't Haringvliet Wij wensen alle mensen Molendijk 11, 3243 AL Stad a/h Haringvliet, tel.(0187)611214 Rijwielen, bromfietsen; BP benzinestation Vrienden en clientèle en een wensen familie, vrienden en kennissen Aardappelhandel XlUlZCX Handel in Landbouwprodukten Stad aan 't Haringvliet Tel. (0187) 6112 58 wenst alle relaties, vrienden en bekenden STAD AAN 'T HARINGVLIET F.N.R.S. A.N.W.B. Bondspaardestal Oostmoersedijk 2a 3243 LE Stad aan 't Haringvliet Telefoon (0187) 6112 42 WIJ WENSEN U ALLEN Fam. Kieviet wenst familie, vrienden en bekenden 3243 AP Stad aan 't Haringvliet, Oranje laan 12 B.V. Int. Transportbedrijf L. Vr. Poldersedijk 8 Postbus 3 STAD AAN 'T HARINGVLIET - Holland Fax (0187) 611896Tel. (0187) 611267 Wij zvemen aConze cCiëntèk, vrienden en bekpiden Bestuur, leden en dirigent van de wensen donateurs en vrienden STAD AAN 'T HARINGVLIET, december 2000 't Winkeltje Hiernaast Wij wensen u Prettige feestdagen en een creatief 2001 Onderhoud - Tegelwerken - Sierpleister wenst clientèle, vrienden en bekenden Achterdijk 22 3243 AA Stad aan 't Haringvliet Telefoon (0187) 6117 80 Fax (0187) 6117 80 Alle familieleden, vrienden en verdere bekenden Haringvliet, kamer 159, tel. 61 71 27 Verzorgingshuis 'De Goede Ree', Sommelsdijk Familie Bakker Zeedijk 54-56 3253 ZG Stad aan 't Haringvliet Telefoon (0187) 61 2524 ''^^LAmiTlA Familie, vrienden en clientèle Prettige Kerstdagen en een voorspoedig 2001 Laminaat Pergo Parket Plankenvloeren Bel voor afspraalc Baron van Brienenstrpat 34 Stad a/h Haringvliet. Tel. (0187) 470279 Familie, vrienden en clientèle Uv/ specialist in parket en planicenvloeren Workshops, Leuke woondecoraties, Houten en leerzaann speelgoed. Sieraden, Kinderkiompen, Verliuur van babyborden Mammoet skelters Nieuwstraat 15 Stad aan t Haringvliet Tel. 0187 619073 Geopend Vrijdag 9-12 en 13-17 uur Zaterdag 9-12 uur En op afspraak.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2000 | | pagina 45