^k
Life Style Goedereede
\Sh'
De nieren, het water en onze vitaliteit
1
Vrettige Kerstdagen
en een
Voorspoedig Vlieuwjaar
Tevreden liep Martinus van Bamevelt,
Heer van Noordeloos, in de ochtend van
24 december 1769 door de ruime planta-
gie rondom zijn Slot op Grootewaard.
Met een gezicht van: zie het was goed
zoals ik het heb latten scheppen. Een
krasse baas voor zijn 78 jaren. Hij droeg
die jaren waardig. Nog altijd rechtop.
Naast hem zijn huispoëet Johan Mattheus
Martini. Zijn privé-dichter om zo te zeg
gen. Martini had een wat vreemde smaak,
maar ja, wat wil je van een kunstenaar?
Die tooien hun hoofd niet met sierlijk
golvende lange lokken. Die dragen snor
noch baard: die kostelijke sieraden van
het mannelijk gelaat. Martini ging dwars
tegen de heersende mode van de voorna
me geslachten in. Het gelaat glad gelijk
dat van een baardloze knaap. De haren
kort geknipt als bij een dagloner. Maar
afgezien daarvan mocht Van Bamevelt
deze huisgenoot gaarne. De man was
belezen. Had daar ook alle tijd voor. Je
kon tot diep in de nacht met hem praten
over kunst, filosofie, sterrenkunde, de
vreemde landen die hij bereisd had. Dat
was een groot goed. De familie woonde
weliswaar vorstelijk op het Noordelose
Slot, maar die fraaie behuizing stond dan
toch maar midden in die weinig toegan
kelijke Alblasserwaard. Erg geïsoleerd
van de buitenwereld. En die van Noorde
loos hadden andere zorgen aan het hoofd
dan de denkwereld van Plato, de gedich
ten van Vondel, de geheimen van de
avondhemel of de pleinen en bruggen van
Venetië. Daarover viel met hen geen ver
standig woord te wisselen. Daarvoor had
Heer Martinus zijn poëet Martini nodig.
Het aangename in de man was, dat als je
niet praten wilde, hij zweeg als het graf.
Zo ook in deze ochtend van de dat vóór
Kerstmis. Johan Mattheus Martini wan
delde weliswaar aan de zijde van zijn
broodheer door de lanen, singels, parken,
tuinen en bongerds aan deze en gene zij
de van de Giessen, maar hij liet de
ambachtsheer zijn eigen gedachten
naspiimen. Die had tegen het einde van
het jaar daaraan altijd behoefte. Hij had
een druk leven, was vaak dagen, soms
weken van huis. Maar tegen Kerstmis, op
de Kerstdagen zelf en tussen Kerst en de
jaarwisseling resideerde hij op zijn Noor
delose Slot. Dan maakte hij de balans van
het jaar op, dan passeerde alles nog eens
zijn geestesoog. Als het winterse weer
hetmaar even toeliet, wandelde hij om het
Slot of in het bos op Grootewaard met de
hoofdlaan recht op de frontgevel van het
Slot. Zo previes had Martinus dit gewild.
Toen zijn vader. Hendrik de Heerlijkheid
in 1716 van de %kn cteis^Lippes kocht,
stond het Huis o^ de slötüetifVèl ei: wat
verwaarloosd bij, was de naaste omge
ving nogal haveloos. Martinus telde toen
25 lentes. Vanaf die tijd dateert zijn rela
tie met het Slot en Heerlijkheid, want zijn
vader had hem direct tot Drossaard
benoemd. Meer dan 50 jaren - om pre
cies te zijn: 53 - waren sedertdien voor
bijgegaan, er was in die periode veel tot
stand gekomen. Het Slot was ingrijpend
gerestaureerd. De fraaie lusthoven, die
rijke Amsterdammers langs de Vecht lie
ten bouwen, dienden hem tot voorbeeld.
De grachten waren uitgediept, de lanen
en singels weer beplant, een fraaie planta-
gie ten zuiden van het Huis, een loofbos
voer de Giessen op Grootewaard. Het
spreekwoord zegt: Boompje groot, plan-
tertje dood. Voor Heer Martinus gold dat
niet. Hij mocht van de volle wasdom
genieten. Dat deed hij ook deze morgen.
De bomen stonden er met hun bladerloze
takken wat kaaltjes bij. Maar ieder jaar
getijde heeft zijn eigen bekoring. En dat
zeker als er dankbaarheid en vrede in het
hart leeft. En dat was bij Martinus van
Bamevelt om meer dan één reden het
geval. Het jaar was voorspoedig geweest.
Hij mocht dan 78 zijn, de arbeid en de
verantwoordelijkheid drakten hem nog in
genen dele. Zijn carrière was in opgaande
lijn gegaan. Bij de dood van zijn vader,
Martinus was toen 49, werd hij Vrijheer
van Noordeloos. Dat betekende tevens
een heemraadschap in het waterschap de
Overwaard. Op de schouwtochten in het
jacht over de boezem naar de Elshout, op
de vergaderingen in het Gemeenelands-
huis bij de nieuwe molens aan de Kinder
dijk mankeerde hij zelden. Hoogdijk-
heemraad, later dijkgraaf van de Alblas
serwaard. Door deze laatste functie lag de
eindverantyvoordelijkheid voor de
bescherming van de streek tegen het bui
tenwater bij hem. Diep in zijn geheugen
stond de overstroming van 1740 gegrift.
Allengs was hij een deskundige van lan
delijke faam op waterstaatkundig terrein
geworden. In de deftige Rotterdamsche
Courant had hij een vaste rubriek onder
de titel 'Rivierkundige Waamemingen'
Zijn lidmaatschap van de admiraliteit op
de Maas gaf hem regelmatig contact met
de groten van het snel opkomende Rotter
dam. Tenslotte als kroon op het werk:
Gecommitteerde in de Staten van Holland
en West-Friesland. Eerst gewoon lid.
Later lid van het Dagelijks Bestuur. Dat
betekende talloze tochten per koets naar
Den Haag. 's Maandags in alle vroegte
daarheen. Logeren in het 'Hof van Hol
land'. Als dan donderdag laat de hoeven
van de koetspaarden op de Slotbrag klep
perden, betekende zulks dat de Heer van
Noordeloos de komende drie dagen op
zijn Slot of ergens in de Waard te vinden
zou zijn.
En heden, 24 december, in de komende
dagen en weken niets van dat alles.
Kersttijd - tijd van mst na arbeid - tijd
van bezinning. Tijd ook van vreugdevol
samenzijn met zijn vrouw - ene geboren
Brayning - zijn kinderen, zijn kleinkin
deren. Kersttijd betekende familiereünie
op het Slot in Noordeloos. De ambachts
heer en zijn vrouw hadden uit Gods hand
vier kinderen ontvangen: twee zonen,
twee dochters. De ene zoon, Antonié, was
in 1748 gestorven, bijna twintig jaar oud.
Zijn uitgeteerde lichaam was in de fami
liegraftombe in het koor van de kerk bij
gezet. Dat was een hele klap geweest. Nu
na 21 jaren, op deze ochtendwandeling,
trok er weer iets van leed door hem heen
bij de gedachten aan dien jongen. Geluk
kig bleef de andere zoon in leven. Op
hem, Hendrik, rustte de hoop op voortzet
ting van de geslachtslijn. Die was nu 43.
Pas Iaat - zes jaar geleden - in de echt
getreden met freule Geertruy Maria Elisa
beth baronesse van den Heuvel tot
Beychlingen gezegt Barlotte, Een mond
vol vonden die van Noordeloos. Toen ds.
Van Waemen het huwelijk midzomer
inzegende was ook hij bij de voorlezing
van het formulier over die lange naam
gestmikeld. Tijdens die plechtigheid bin
nen hadden de jonge schutters, die voor
de kerk opgesteld stonden gewedijverd in
het goed uitspreken van die naam,.Vrij-
Wel niemand bracht dat feilloos ten einde.
Wel feilloos was het hanteren van hun
pieken, pamissen, vaandels, hellebaarden,
snaphanen, rottingen en trommels. Toen
het jonge paar stralend naar buiten
schreed hadden zij de wapenen die gepre
senteerd moesten worden stram-militair
gepresenteerd, de trommels gromden dof,
de vaandels werden gezwaaid, de snapha
nen afgeschoten. Uit dit met zoveel zwier
begonnen huwelijk was nu vier jaar gel
den een stamhouder geboren: Willem
Hendrik bij de doop, oogappel van zijn
grootvader. Die mocht dan één van de
machtigste mannen van zijn tijd zijn, in
de nabijheid van Willem Hendrik was hij
alleen maar de trots grootvader net als
iedere andere opa. Zoon Hendrik
bewoonde een fraai wijnkopershuis aan
de Lingehaven in Gorkum. Vandaag zou
den zij in de sierlijke met vier paarden
bespannen statiekoets naar Noordeloos
rijden. Om Kerst en Oud en Nieuw op het
ouderlijk Slot te vieren. Er zouden nog
twee koetsen naar Noordeloos komen.
Eén vanuit Vlijmen met dochter Sara
gehuwd met baron Sweerts de Landas,
een zoon en een dochter. Eén vanuit
Crimpen op de Leek met dochter Anna
gehuwd met jonkheer del. Court en drie
kinderen, een zoon en twee dochters. Ook
die huwelijken waren in de Noordelose
dorpskerk voltrokken. De wat ouderen in
Noordeloos herinnerden zich de festivi
teiten nog levendig: ringrijden om de
gouden zweep, volop wijn en bier.
"Hoe laat schat gij het", vroeg Heer Mar
tinus aan zijn begeleider. De huisdichter
hiel het op omtrent elf uur. Als een onge
duldig kind sloeg Martinus aan het reke
nen. Om zes uur zullen zij hier zijn, dan
moet Anna om drie uur in Crimpen en
Sara omtrent twee uur in Vlijmen vertrek
ken. Zoon Hendrik zou al vroeg in de
middag arriveren. Die moest met zijn
vader eerst nog enkele financiële zaken
toegewenst door
Delta Industrieweg 40 te Stellendam
1 Advies, Ontwerp, Levering Installatie van: 1
1 Keukens, Bedrijfsbalie's. Badkamers Meubelen 1
doorspreken. Zo naderden zij weer het
Slot. Uit de keuken kwam de geur van
pittige spijzen. Binnen was het een
bedrijvig heen en weer van meiden en
knechten. Vrouwe Geertray hield daar de
zaken goed in de hand. "Het oog van de
vrouw maakt de bout knappend bruin",
placht zij gekscherend te zeggen. Maar
nu leek het toch echt of het haar wat
teveel werd. Zoveel gasten gedurende
zoveel dagen! Reeds dagen lang was er
gebakken, gebraden, gesmoord, gekookt,
gesudderd. Amandelen, wafels, gember-
potten, kruidnagels, rozenwater, stoop-
flessen vol gekonfijte vmchten, koek-
planken, moten schapevlees, karper en
brasem, de pasteien, het kerstbrood, het
stond en lag in bonte mengeling op tafels
en aaru:echten in de mime met Delftse
tegels gelambriseerde keuken. Wijd en
zijd was Vrouwe Geertmy beroemd van
wege haar hutspotgerecht: gesudderde
blokjes lambout, groene groente, pink-
stemakel (pastinaak), dat alles overgoten
met citroensap, het geheel geweekt in
sterke azijn en dan maar smorrelen in vet
en gember. Geliefde waren haar koeken
van gemalen amandelen met kruidnagels
en dat dan aangelengd met rozenwater.
Natuurlijk ontbrak de marsepein niet. Die
hoort thuis op elke feestdis. In het zijka
mertje lagen twee vaten wijn, één vat bier
en stonden de flessen met gerstebrande
wijn. Dat was voor de heren der schep
ping. Voor de dames: Chinese thee, anijs
en bisschopswijn. Tussen dat alles door
de giechelende meiden, de plagende
knechten en niet te vergeten Vrouwe
Geertmy.
Aanvankelijk zag niemand dat de lucht
betrok. Die had er vroeg in de morgen al
wat kamemelkachtig uitgezien. De wan
delende heren hadden vastgesteld, dat
daar 'vuiligheid' achter stak. Nu omtrent
het middaguur kwam die naar beneden.
Eerst wat dunne spettertjes regen. Daarna
- één van de keukenmeiden zag het 't
eerst - natte sneeuw. Dan sneeuw die lig
gen bleef, weer een beetje wegdooide,
nieuwe sneeuwbui tussen nat en droog in.
Zo kwakkelde dat maar door in de vroege
namiddag van de dag vóór Kerstmis. Het
Gorkumse gezelschap, was door de buien
heen gekomen. In de koets met stoven en
kleden was het wel om uit te houden. De
koetsier op de bok had niet zo'n aangena
me tocht. Zijn neus - een fikse kokkert -
was rood-paars en dat echt niet alleen van
de gerstebrandewijn. "Als het tegen de
avond opvriest, wordt het spiegelglad",
voorspelde Hendrik. "Dan moet ik nog
zien dat Sara en Anna Noordeloos halen."
Maar die gedachten wuifden de grootou
ders weg. Ze genoten van hun kleinkind.
Wat werd dat een parmantig ventje. Wat
babbelde hij gezellig. Een echte Van Bar-
nevelt in zijn uiterlijk. Oma toonde hem
de eetzaal met de sierlijk gedekte, lange
tafel. Het maakte niet veel indmk op het
kind. Op zijn moeder des te meer: de kan
ten tafeUakens, de Goudse kaarsen op
kristallen kandelaars, het tafelservies met
bonte spreuken, de dik buikige bokalen
voor de wijn en de hoge smalle fluitgla-
zen voor de likeur, de porceleinen kopjes,
de houten vleesplanken, het zilveren
bestek glimmend na vele uren van poet
sen, de tinnen wijnkannen. Voor het vol
gende, dat hem getoond werd, had de
kleine jongen meer oog. Dat was dan ook
het kroonjuweel van het komend diner.
Een compleet wild zwijn, in de grote
braadoven toebereid, nu op een braadsle-
de liggend omgeven door geurige kmi-
den, tussen de spitse tanden van de geo
pende bek een sinaasappel. Pittig dam
pend. Veelbelovend. "Mooi beesie", riep
de kleine jongen vermkt. "Lekka eeta."
De rest van de middag vloog voorbij.
Tegen de tijd, dat de dag het opgaf, klaar
de de lucht op. Er woei een fijn windje
uit het oosten. Voordat de avond Noorde
loos in haar beschermdende armen nam,
waren slotheuvel en bmg en Voordijk
bedekt met een geniepig laagje ijs. Zou
Hendrik dan toch gelijk krijgen? Ze
moesten er niet aan denken daar in het
Slot, waar het flakkerende kaarslicht nu
door de hoge vensters de donkerte buiten
in straalde. Zou het een streep door de
rekening worden? Al die moeite, die zor
gen, die bUjde verwachting van een
gezellig samenzijn binnen de familie
kring. .voor niets? Kerstmis, dat was
toch ook het feest van het gezin. De
kerstnacht ging je toch in met hen, die je
het naast staan? Daar leefde je heel die
lange adventstijd toch ook naar toe? Dat
bleef toch een wenkend lichtpuntje in de
donkere dagen vóór Kerstmis? Zou dat
nu, A.D. 1769, als een kaartenhuis in
elkaar zakken? En daar ging het nu toch
echt op lijken. De klok sloeg vijf, half
zes, zes. Geen Anna, geen Sara. Schoon
zoons noch kleinkinderen. Toen er om
half zeven nog niemand aangekomen
was, keken zij elkaar wat verward aan.
Wat nu? Alle dingen waren toebereid. De
vuren doven? De kaarsen uitblazen? Punt
uit? En al die kostelijke spijzen dan?
Kijk, dat zijn van die ogenblikken, dat
dichters naar het woord moeten grijpen.
Hetgeen Martini dan ook deed. "Heer,
zoek Uw gasten in de heggen en de steg-
gen." Martinus van Bamevelt was bijbel-
vast genoeg om na een blik van verstand
houding met zijn vrouw prompt te reage
ren. "Martini ga naar de Voordijk en
dwing de late passanten om in te gaan."
En tot zijn vrouw zei hij: "Geliefde echt
genote, richt de tafel toe, andere gasten
zuUen weldra binnen treden." Martini
gehoorzaamde. Hij glibberde over de
Slotbmg en stelde zich op aan de voet
van de dikke kastanjeboom daar ter plaat
se. Wie was zijn eerste 'vangst'? Teun de
klepperman. Al van ver hoorde men zijn
ratel en de monotone klank van zijn stem:
de klok heit zeuven, zeuven heit de klok.
Bij de Slotbmg gekomen, schrok hij even
van de donkere gestalte bij de kastanje.
Wat mot die versiesmaker in de kou? Die
vertelde hem, dat de ambachtsheer hem
binnen wachtte. Daar had onze klepper-
baas niet op temg. Voorzichtig scharrelde
hij over de bmg naar het Slot. Het milde
kaarslicht scheen naar buiten. Het zilver
en kristalgerei glansde en flonkerde. In de
deuropening stond zoon Hendrik. De
klepperman frunnikte verlegen aan zijn
muts. "Kom binnen en zit mee aan de
dis." Was de jonkheer nu gek of Teun de
klepperman? Geen van beiden. Voor hij
precies wist wat er aan de hand was,
stond zijn klap in een hoek van de hall,
had een dienstmeid hem van zijn jas ont
daan, stond hij in de eetzaal te midden
van het gefloiiker, de mond wijd open
van verbazing. Heer Martinus en Vrouwe
Geertmy begroetten hem minzaam. Een
glas gerstebrandewijn in de hand. Een
pluche stoel onder het gat. Sjonge, sjon
ge, was me dat effe wat. Nog geen vijf
minuten later stond nummer twee binnen.
Dries de koddebeier. Als eenzaam vrijge
zel woonde hij in het huisje op de een
denkooi. Vanavond was hij op pad
gegaan om te controleren of er nog stro
pers op een kerstboutje uit waren. Nu was
hij zelf gestrikt. Nog wel door een poëet.
De der was een jonge griendhakker uit
Ameide. De hele week kapte hij in de
Biesbosch. Aan de vooravond van de
zon- en feestdagen punterde hij naar
Giessendam. Langs de Giessen liep hij
dan naar Noordeloos en vandaar door de
polder naar Termei. Zijn klompen had hij
uitgetrokken, op zijn kousen was hij de
wegbermen uit komen scharrelen. Een"
onderbreking van de tocht in Noordeloos
kwam het niet ongelegen. Droge sokken
waren er ook. Die eerste drie vonden
steun bij elkaar. De stemming werd losser
door de komst van een Vlaamse paarde-
koper, die nog een logement in Gorkum
had willen bereiken, maar in Noordeloos
strandde. In de kortste keren was hij met
Heer Martinus in een geanimeerd gesprek
geraakt over Antwerpen en deszelfs
geneugten. Zelfs de dames, die zich tot
nu toe over wat op de achtergrond gehou
den hadden, genoten van de kostelijke
verhalen. Met de vijfde gast kwam de
muziek biimen. Heel letterlijk. Een echte
speelman: trom op de mg, compleet met
koperen deksels er bovenop en een trom
melknots er tegenaan, de narremuts met
bellen op het hoofd, trekpiano voor de
buik, schellen om de enkels, puntschoe
nen aan de voeten, een rollend geluid
opwekkende fluit tussen de lippen. Onze
speelman had op zijn ronde kennelijk al
wel zoveel brandewijn met suiker genut
tigd, dat bij het betreden van de feestzaal
alle schroom hem vreemd was. Alles aan
en om hem maakte muziek. Kleine Wil
lem Hendrik, die op de knie van de
'grienduilgekropen was, keek zich de
ogen uit, zwaaide met de armpjes, liet
zich op de grond zakken en bestudeerde
vanuit die gezichtshoek het éénmans-
orkest-in-actie. 'Je kijkt er toch van op
hoeveel volk er op Kerstavond nog over
de Voordijk trekt", zei de vrouw van
Hendrik tot haar schoonmoeder. "Ja, zeg
dat wel en welk een variatie." Dat bleek
een waar woord te zijn. Op de fluitende,
trommelende, rinkeleride, de trekpiano
bevingerende speelman volgde een gans
ander figuur. Diep weggedoken in een
lang zwart tot bijna op de schoenen rei
kend overkleed, de donkere flambard ver
over het voorhoofd getrokken, diep in de
oogkassen gelegen doordringende ogen,
mager gelaat. Beroep? Niemand die het
raden kon. Pas in de loop van de avond
kwam dat emit. Geen beroep, maar een
roeping. Een van conventikel tot conven-
tikel rondtrekkende ouderling. Bereid om
aan alle wateren te zaaien. Ook in deze
bonte kring van vreemde vogels, die door
een merkwaardige samenloop van
omstandigheden in deze feestzaal verga
derd waren. Overigens vermocht deze
'blikken dominee' de pret niet te dmkken.
Hetgeen trouwens ook niet zijn bedoeling
was. Ook hij huldigde het standpunt, dat
de brandewijn niet voor de ganzen
gebrouwen is. In dat opzicht verschilde
hij niet van de Vlaamse paardekoper, die
zijn roomse opvoeding niet verheimelijk
te. Het liep intussen reeds naar achten.
Doch voordat onze dichter zijn post aan
de voet van de kastanje verliet, had hij
nog twee gasten gestrikt. Een verlate
blikslager uit Dordrecht, die de nacht aan
het Pinkeveer had willen doorbrengen,
maar geen bezwaar had om in de feest-
vreugde op het Noordelose Slot te delen...
De allerlaatste was 'de zwarte Braban
der', telg liit een voornaam geslacht in de
Meierij van Den Bosch, geheel aan lager
wal geraakt, een zwervend bestaan lei
dende en op deze avond vóór Kerst op
weg naar de bedelaarsdoelen in de Min-
keloos.
Klokke acht noodde de ambachtsheer
allen aan de ovalen dis. Hij zelf met echt
genote in het midden, de kleine Willem
Hendrik tussen hen in. Daar tegenover
Hendrik met vrouw en onze dichter. Daar
omheen de onverwachte gasten en die
knechten en meiden, die in de keuken nu
wel gemist konden worden. Heer Marti
nus keek tevreden om zich heen. "Weest
welkom gij onverwachte gasten. Onver
wacht voor Ulieden, onverwacht ook
voor mijn gemalin en mij. Zo dadelijk
zullen de eerste spijzen binnengedragen
worden. Tast toe, alsof gij in Uw woning
of Uw logement waart. Maakt U over
gebmik van lepel, mes of vork geen zorg,
doet daarmede wat gij het makkelijkst
vindt. Mag ik Ulieden nu verzoeken op te
staan voor het gebed." Daar stond het
bonte gezelschap met ontbloot hoofd. De
paardenkoper en 'de zwarte Brabander'
sloegen een kmis, de rest was dus prote
stants. Toen ze weer gezeten waren, werd
de soep binnengedragen. Zij dampte kmi-
dig. Het water liep de meeste gasten door
de mond. Ja, wie heeft er in de avond van
zo'n koude winterdag nu geen honger?
Het stenamengeroes viel weg, alleen het
getik van de lepels was nog te horen.
"Wie lust er nog een bord?" Dat was aan
geen dovemans oren gezegd. Na de soep
kwamen de verhalen weer los. De paar-
denkoopman vertelde van de markten in
Hedel en Gorkum en Zuidlaren. De speel
man kwam met verhalen van kermissen
en gildefeesten. De grienduil uit Termei
berichtte van stormnachten in de Bies
bosch en angstig stijgend, opgezwiept
water. Daar kreeg je nu echt de rillingen
van over de mg. Maar lang duurde dat
niet, want de beide deuren naar de hal
zwaaiden open. Het gebraden, wilde var
ken - prachtig opgemaakt op een enorme
zilveren schaal - werd met gepast eerbe
toon binnengedragen. De oogjes van klei
ne Willem Hendrik glommen. Trouwens
niet alleen de zijne. Teun de klepperman
en Dries de koddebeier keken elkaar aan
met een blik van: dromen wij nu, of zijn
wij echt wakker? De ambachtsheer sneed
voor. Net of het zijn dagelijks werk was.
De mannen in de kring volgden het cere
monieel met stijgende respect. En toen
klokte de rode wijn uit de kannen in de
bokalen. Men smulde en dronk en praatte
en lachte. De hele avond door. Buiten
begon het licht te ijzelen. Het duurde nog
uren vóór de laatste zoetigheden binnen
kwamen. Nogmaals deed de gastenkring
de tafel alle eer aan. Toen de laatste koek
gegeten en de laatste slok wijn gedronken
was, kreeg de lerend ouderling de Staten
bijbel. Of hij een kapittel wilde lezen op
deze heilige avond? Dat wilde hij. Wat
koos hij? Het bericht van het Kind in de
kribbe uit Lukas 2? Hij las inderdaad van
dat Kind, maar niet uit het overbekende
hoofdsmk. Hij bladerde nog wat verder in
het Lukasevangelie. Het Kind is reeds
man geworden, "Ende het seyde tot den
genen, die Hem genoodt hadden: Wan- -#
neer gij een middagmaal ofte avontmaal
suit houden soo en roept niet uwe vrien
den noch uwe broeders noch uwe magen
noch uwe rijke gebueren: opdat ook
deselve u niet te eeniger tijd weder en
nooden ende U vergeldingen en geschie
de. Maer wanneer gij een maaltijt suit
houden soo noodt arme, verminkte, kreu
pele, blinde. Ende gij suit salig zijn
omdat zij niet en hebben om u te vergel
den: want het sal u vergolden worden in
de opstanding der rechtveerdige."
door Maarten W. Schalel
Vitaliteit kan worden vertaald met levens
kracht of energie. Er zijn veel factoren die
bijdragen tot vitaliteit of juist het tegen
overgestelde, gebrek aan levenskracht.
Wat voor invloed hebben onze nieren en
het water dat we drinken op onze vitali
teit?
Om te kunnen leven heeft de mens water
nodig. Ongeveer 70% van ons lichaam is
vocht. Willen wij in leven blijven dan moe
ten wij vocht (water) tot ons nemen. Omdat
veel water te vinden is in bronnen die feite
lijk onzuiver zijn, heeft ons lichaam filters
nodig. Bij de omzetting van dranken of
voedsel vinden chemische processen plaats
in het lichaam, die giftige stoffen opleveren.
Onze nieren filteren deze uit ons bloed en
hebben dus een grote invloed op onze
gezondheid.
Hoe zien de nieren er uit?
Normaal gesproken heeft de mens twee nie
ren. Onder in de mg aan beide kanten van de
wervelkolom één. Het bloed circuleert door
het hele lichaam en passeert herhaalde
malen de nieren via de slagaders, (één voor
elke nier). Na de nier te zijn binnengegaan
splitst de slagader zich in kleinere vaten die
zich bevinden in de buitenste en binnenste
laag van de nier. Op die manier worden ver
schillende elementen in kleinere rijen geka
naliseerd. Ik zag laatst een illustratie, waar
bij dit werd vergeleken met een stadion voor
waar een voetbalwedstrijd zal worden
gehouden. De menigte stroomt uit alle rich
tingen samen voor het stadion. Vervolgens
moet ze zich splitsen in een aantal kleinere
rijen. Dan gaan de mensen één voor één door
de controlepoortjes. Personen zonder kaart
jes worden weggestuurd. Personen met een
kaartje mogen door en begeven zich naar de
plaats die op het kaartje is aangegeven. Zo
werk het ook in de nieren. Na gekanaliseerd
te zijn, arriveert het bloed bij kleine klu
wens, die elk bestaan uit ongeveer 40 stevig
gebundelde minuscule haarvaatjes. Elk klu
wen wordt een 'glomemlus' genoemd, en is
omgeven door een membraan dat uit twee
lagen bestaat en het kapsel van Bowman
wordt genoemd. De glomemlus en het kap
sel van Bowman vormen samen het eerste
deel van een controlepoortje, een nefron, dat
is de feiteUjke basiseenheid van de nier. Eén
nier bevat maar liefst mim één miljoen nef-
ronen. Ze zijn heel klein en alleen door mid
del van een microscoop te zien, kwetsbaar
maar zéér effectief.
Hoe functioneren de nieren?
Het filtreren en afvoeren is één van de voor
naamste functies van de nieren. Zonder dit
unieke systeem zal de gezondheid achterait
gaan en zal kunstmatig filtratie moeten wor
den toegepast in de vorm van nierdialyse.
Het is een groot wonder wanneer wij de nie
ren bekijken en gaan begrijpen hoe ons
Uchaam behouden kan worden door het
identificeren, isoleren en afvoeren van
schadeUjke stoffen. Het is uniek omdat er
tegelijk ook belangrijke elementen temg
gewonnen worden. De kapsels van Bowman
zorgen ervoor dat het verlies van bloedcellen
en eiwitten wordt voorkomen. Al in 1840
ontdekte chimrg Bowman dit. Bloedvaten
die de glomemlus inlopen, spUtsen zich in
zeer kleine haarvaatjes met heel dunne wan
den. Daar perst de bloeddmk water en ande
re kleine moleculen door het fijne membraan
in het kapsel van Bowman en het nierbuisje.
Dit buisje heeft als functie de bmUcbare stof
fen weer aan het lichaam temg te geven. De
grote eiwitmoleculen en alle bloedcellen
blijven zodoende in de bloedbaan en zetten
hun weg voort. Gespeciahseerde cellen in de
binnenwand van het nierbuisje herkennen
nuttige moleculen, zoals zouten, suikers,
mineralen, vitaminen, hormonen, aminozu
ren en water. Door resorptie in de wand van
het nierbuisje en teragvoer naar het omrin
gende netwerk van haarvaten worden ze
effectief teraggevoerd naar de bloedbaan.
De haarvaten verenigen zich weer tot kleine
aderen die zich combineren met een bloed
vat dat nierader heet. Daardoor verlaat het
bloed, nu gezuiverd en gefiltreerd de nier en
stroomt verder. Zo houden de nieren ons
leven en vitaliteit in stand.
Wat gebeurt er
met de afvalstoffen?
De stoffen die in het buisje achterblijven
worden gezien als stoffen, waar het lichaam
geen prijs meer op stelt. Het wordt naar de
grote verzamelbuis gebracht waar ook ande
ren cellen in de buiswand hun afscheidings-
stoffen in lozen. Ze bevat o.a. ammoniak,
kahum, ureum, urinezuur en overtoUig
water. Het eindproduct is urine. Dit loopt in
het nierbekken en vervolgens via de ureter of
urineleider naar de blaas. Er wordt door een
gezond üchaam dat voldoende vocht
opneemt in 24 uur ongeveer 2 hter urine
geloosd. Het is goed stil te staan bij het feit
dat de nefronen elke 45 minuten de 5 liter
grote waterinhoud van het bloed filtreert.
Wat IS HET
BELANG VAN ZUIVER WATER
Bij langdurige overbelasting van de nieren
door teveel en te hardnekkige afvalstoffen
loopt de functie achtemit door dat de glome-
mli en nierbuisje onder invloed van kwalijke
stoffen verharden en niet optimaal kunnen
functioneren. Er kunnen lichamelijke klach
ten optreden als verhoogde bloeddmk, nier-
functiestoornissen, chronische vermoeid
heid of reumatische klachten door te hoge
concentratie afvalstoffen in ons üchaam.
Meestal komen deze klachten pas na langere
termijn aan het licht en worden zij niet meer
in verband gebracht met de kwaliteit van het
drinkwater. De nieren onderhouden zichzelf
mits er voldoende zuiver water wordt
gebraikt om te spoelen. Er moet heel wat
water door de nieren om vitaliteit in stand te
houden. Bij gebmik van goed gezuiverd
water heeft ons unieke filtersysteem veel
minder belasting en blijven de wanden van
de glomemli en het nierbuisje soepeler en
beter doorlaatbaar. Elk mens kan zijn bijdra
ge leveren om de nieren te helpen en voor
schade te behoeden. Begin in ieder geval
met het drinken van gezuiverd water. Het,
voor de gezondheid, beste gezuiverde water
is volgens de Consumentenbond het water
uit een osmosefiltersysteem. Mineraalwater
belast, in tegenstelhng van wat algemeen
wordt gedacht, de nieren en het lichaam
nodeloos door teveel aanwezigheid van zou
ten en kalk en kan het beste vermeden wor
den. VitaUteit en water zijn onlosmakeüjk
met elkaar verbonden. Werk met het lichaam
samen en benut de systemen die er zijn om
afvalstoffen die onze vitaliteit kunnen aan
tasten te verwijderen. U kunt uw vitaUteit
ook positief beïnvloeden door minimaal
eens per jaar een reinigingskuur te doen.
J. M. Bergsma
I