^k Life Style Goedereede \Sh' De nieren, het water en onze vitaliteit 1 Vrettige Kerstdagen en een Voorspoedig Vlieuwjaar Tevreden liep Martinus van Bamevelt, Heer van Noordeloos, in de ochtend van 24 december 1769 door de ruime planta- gie rondom zijn Slot op Grootewaard. Met een gezicht van: zie het was goed zoals ik het heb latten scheppen. Een krasse baas voor zijn 78 jaren. Hij droeg die jaren waardig. Nog altijd rechtop. Naast hem zijn huispoëet Johan Mattheus Martini. Zijn privé-dichter om zo te zeg gen. Martini had een wat vreemde smaak, maar ja, wat wil je van een kunstenaar? Die tooien hun hoofd niet met sierlijk golvende lange lokken. Die dragen snor noch baard: die kostelijke sieraden van het mannelijk gelaat. Martini ging dwars tegen de heersende mode van de voorna me geslachten in. Het gelaat glad gelijk dat van een baardloze knaap. De haren kort geknipt als bij een dagloner. Maar afgezien daarvan mocht Van Bamevelt deze huisgenoot gaarne. De man was belezen. Had daar ook alle tijd voor. Je kon tot diep in de nacht met hem praten over kunst, filosofie, sterrenkunde, de vreemde landen die hij bereisd had. Dat was een groot goed. De familie woonde weliswaar vorstelijk op het Noordelose Slot, maar die fraaie behuizing stond dan toch maar midden in die weinig toegan kelijke Alblasserwaard. Erg geïsoleerd van de buitenwereld. En die van Noorde loos hadden andere zorgen aan het hoofd dan de denkwereld van Plato, de gedich ten van Vondel, de geheimen van de avondhemel of de pleinen en bruggen van Venetië. Daarover viel met hen geen ver standig woord te wisselen. Daarvoor had Heer Martinus zijn poëet Martini nodig. Het aangename in de man was, dat als je niet praten wilde, hij zweeg als het graf. Zo ook in deze ochtend van de dat vóór Kerstmis. Johan Mattheus Martini wan delde weliswaar aan de zijde van zijn broodheer door de lanen, singels, parken, tuinen en bongerds aan deze en gene zij de van de Giessen, maar hij liet de ambachtsheer zijn eigen gedachten naspiimen. Die had tegen het einde van het jaar daaraan altijd behoefte. Hij had een druk leven, was vaak dagen, soms weken van huis. Maar tegen Kerstmis, op de Kerstdagen zelf en tussen Kerst en de jaarwisseling resideerde hij op zijn Noor delose Slot. Dan maakte hij de balans van het jaar op, dan passeerde alles nog eens zijn geestesoog. Als het winterse weer hetmaar even toeliet, wandelde hij om het Slot of in het bos op Grootewaard met de hoofdlaan recht op de frontgevel van het Slot. Zo previes had Martinus dit gewild. Toen zijn vader. Hendrik de Heerlijkheid in 1716 van de %kn cteis^Lippes kocht, stond het Huis o^ de slötüetifVèl ei: wat verwaarloosd bij, was de naaste omge ving nogal haveloos. Martinus telde toen 25 lentes. Vanaf die tijd dateert zijn rela tie met het Slot en Heerlijkheid, want zijn vader had hem direct tot Drossaard benoemd. Meer dan 50 jaren - om pre cies te zijn: 53 - waren sedertdien voor bijgegaan, er was in die periode veel tot stand gekomen. Het Slot was ingrijpend gerestaureerd. De fraaie lusthoven, die rijke Amsterdammers langs de Vecht lie ten bouwen, dienden hem tot voorbeeld. De grachten waren uitgediept, de lanen en singels weer beplant, een fraaie planta- gie ten zuiden van het Huis, een loofbos voer de Giessen op Grootewaard. Het spreekwoord zegt: Boompje groot, plan- tertje dood. Voor Heer Martinus gold dat niet. Hij mocht van de volle wasdom genieten. Dat deed hij ook deze morgen. De bomen stonden er met hun bladerloze takken wat kaaltjes bij. Maar ieder jaar getijde heeft zijn eigen bekoring. En dat zeker als er dankbaarheid en vrede in het hart leeft. En dat was bij Martinus van Bamevelt om meer dan één reden het geval. Het jaar was voorspoedig geweest. Hij mocht dan 78 zijn, de arbeid en de verantwoordelijkheid drakten hem nog in genen dele. Zijn carrière was in opgaande lijn gegaan. Bij de dood van zijn vader, Martinus was toen 49, werd hij Vrijheer van Noordeloos. Dat betekende tevens een heemraadschap in het waterschap de Overwaard. Op de schouwtochten in het jacht over de boezem naar de Elshout, op de vergaderingen in het Gemeenelands- huis bij de nieuwe molens aan de Kinder dijk mankeerde hij zelden. Hoogdijk- heemraad, later dijkgraaf van de Alblas serwaard. Door deze laatste functie lag de eindverantyvoordelijkheid voor de bescherming van de streek tegen het bui tenwater bij hem. Diep in zijn geheugen stond de overstroming van 1740 gegrift. Allengs was hij een deskundige van lan delijke faam op waterstaatkundig terrein geworden. In de deftige Rotterdamsche Courant had hij een vaste rubriek onder de titel 'Rivierkundige Waamemingen' Zijn lidmaatschap van de admiraliteit op de Maas gaf hem regelmatig contact met de groten van het snel opkomende Rotter dam. Tenslotte als kroon op het werk: Gecommitteerde in de Staten van Holland en West-Friesland. Eerst gewoon lid. Later lid van het Dagelijks Bestuur. Dat betekende talloze tochten per koets naar Den Haag. 's Maandags in alle vroegte daarheen. Logeren in het 'Hof van Hol land'. Als dan donderdag laat de hoeven van de koetspaarden op de Slotbrag klep perden, betekende zulks dat de Heer van Noordeloos de komende drie dagen op zijn Slot of ergens in de Waard te vinden zou zijn. En heden, 24 december, in de komende dagen en weken niets van dat alles. Kersttijd - tijd van mst na arbeid - tijd van bezinning. Tijd ook van vreugdevol samenzijn met zijn vrouw - ene geboren Brayning - zijn kinderen, zijn kleinkin deren. Kersttijd betekende familiereünie op het Slot in Noordeloos. De ambachts heer en zijn vrouw hadden uit Gods hand vier kinderen ontvangen: twee zonen, twee dochters. De ene zoon, Antonié, was in 1748 gestorven, bijna twintig jaar oud. Zijn uitgeteerde lichaam was in de fami liegraftombe in het koor van de kerk bij gezet. Dat was een hele klap geweest. Nu na 21 jaren, op deze ochtendwandeling, trok er weer iets van leed door hem heen bij de gedachten aan dien jongen. Geluk kig bleef de andere zoon in leven. Op hem, Hendrik, rustte de hoop op voortzet ting van de geslachtslijn. Die was nu 43. Pas Iaat - zes jaar geleden - in de echt getreden met freule Geertruy Maria Elisa beth baronesse van den Heuvel tot Beychlingen gezegt Barlotte, Een mond vol vonden die van Noordeloos. Toen ds. Van Waemen het huwelijk midzomer inzegende was ook hij bij de voorlezing van het formulier over die lange naam gestmikeld. Tijdens die plechtigheid bin nen hadden de jonge schutters, die voor de kerk opgesteld stonden gewedijverd in het goed uitspreken van die naam,.Vrij- Wel niemand bracht dat feilloos ten einde. Wel feilloos was het hanteren van hun pieken, pamissen, vaandels, hellebaarden, snaphanen, rottingen en trommels. Toen het jonge paar stralend naar buiten schreed hadden zij de wapenen die gepre senteerd moesten worden stram-militair gepresenteerd, de trommels gromden dof, de vaandels werden gezwaaid, de snapha nen afgeschoten. Uit dit met zoveel zwier begonnen huwelijk was nu vier jaar gel den een stamhouder geboren: Willem Hendrik bij de doop, oogappel van zijn grootvader. Die mocht dan één van de machtigste mannen van zijn tijd zijn, in de nabijheid van Willem Hendrik was hij alleen maar de trots grootvader net als iedere andere opa. Zoon Hendrik bewoonde een fraai wijnkopershuis aan de Lingehaven in Gorkum. Vandaag zou den zij in de sierlijke met vier paarden bespannen statiekoets naar Noordeloos rijden. Om Kerst en Oud en Nieuw op het ouderlijk Slot te vieren. Er zouden nog twee koetsen naar Noordeloos komen. Eén vanuit Vlijmen met dochter Sara gehuwd met baron Sweerts de Landas, een zoon en een dochter. Eén vanuit Crimpen op de Leek met dochter Anna gehuwd met jonkheer del. Court en drie kinderen, een zoon en twee dochters. Ook die huwelijken waren in de Noordelose dorpskerk voltrokken. De wat ouderen in Noordeloos herinnerden zich de festivi teiten nog levendig: ringrijden om de gouden zweep, volop wijn en bier. "Hoe laat schat gij het", vroeg Heer Mar tinus aan zijn begeleider. De huisdichter hiel het op omtrent elf uur. Als een onge duldig kind sloeg Martinus aan het reke nen. Om zes uur zullen zij hier zijn, dan moet Anna om drie uur in Crimpen en Sara omtrent twee uur in Vlijmen vertrek ken. Zoon Hendrik zou al vroeg in de middag arriveren. Die moest met zijn vader eerst nog enkele financiële zaken toegewenst door Delta Industrieweg 40 te Stellendam 1 Advies, Ontwerp, Levering Installatie van: 1 1 Keukens, Bedrijfsbalie's. Badkamers Meubelen 1 doorspreken. Zo naderden zij weer het Slot. Uit de keuken kwam de geur van pittige spijzen. Binnen was het een bedrijvig heen en weer van meiden en knechten. Vrouwe Geertray hield daar de zaken goed in de hand. "Het oog van de vrouw maakt de bout knappend bruin", placht zij gekscherend te zeggen. Maar nu leek het toch echt of het haar wat teveel werd. Zoveel gasten gedurende zoveel dagen! Reeds dagen lang was er gebakken, gebraden, gesmoord, gekookt, gesudderd. Amandelen, wafels, gember- potten, kruidnagels, rozenwater, stoop- flessen vol gekonfijte vmchten, koek- planken, moten schapevlees, karper en brasem, de pasteien, het kerstbrood, het stond en lag in bonte mengeling op tafels en aaru:echten in de mime met Delftse tegels gelambriseerde keuken. Wijd en zijd was Vrouwe Geertmy beroemd van wege haar hutspotgerecht: gesudderde blokjes lambout, groene groente, pink- stemakel (pastinaak), dat alles overgoten met citroensap, het geheel geweekt in sterke azijn en dan maar smorrelen in vet en gember. Geliefde waren haar koeken van gemalen amandelen met kruidnagels en dat dan aangelengd met rozenwater. Natuurlijk ontbrak de marsepein niet. Die hoort thuis op elke feestdis. In het zijka mertje lagen twee vaten wijn, één vat bier en stonden de flessen met gerstebrande wijn. Dat was voor de heren der schep ping. Voor de dames: Chinese thee, anijs en bisschopswijn. Tussen dat alles door de giechelende meiden, de plagende knechten en niet te vergeten Vrouwe Geertmy. Aanvankelijk zag niemand dat de lucht betrok. Die had er vroeg in de morgen al wat kamemelkachtig uitgezien. De wan delende heren hadden vastgesteld, dat daar 'vuiligheid' achter stak. Nu omtrent het middaguur kwam die naar beneden. Eerst wat dunne spettertjes regen. Daarna - één van de keukenmeiden zag het 't eerst - natte sneeuw. Dan sneeuw die lig gen bleef, weer een beetje wegdooide, nieuwe sneeuwbui tussen nat en droog in. Zo kwakkelde dat maar door in de vroege namiddag van de dag vóór Kerstmis. Het Gorkumse gezelschap, was door de buien heen gekomen. In de koets met stoven en kleden was het wel om uit te houden. De koetsier op de bok had niet zo'n aangena me tocht. Zijn neus - een fikse kokkert - was rood-paars en dat echt niet alleen van de gerstebrandewijn. "Als het tegen de avond opvriest, wordt het spiegelglad", voorspelde Hendrik. "Dan moet ik nog zien dat Sara en Anna Noordeloos halen." Maar die gedachten wuifden de grootou ders weg. Ze genoten van hun kleinkind. Wat werd dat een parmantig ventje. Wat babbelde hij gezellig. Een echte Van Bar- nevelt in zijn uiterlijk. Oma toonde hem de eetzaal met de sierlijk gedekte, lange tafel. Het maakte niet veel indmk op het kind. Op zijn moeder des te meer: de kan ten tafeUakens, de Goudse kaarsen op kristallen kandelaars, het tafelservies met bonte spreuken, de dik buikige bokalen voor de wijn en de hoge smalle fluitgla- zen voor de likeur, de porceleinen kopjes, de houten vleesplanken, het zilveren bestek glimmend na vele uren van poet sen, de tinnen wijnkannen. Voor het vol gende, dat hem getoond werd, had de kleine jongen meer oog. Dat was dan ook het kroonjuweel van het komend diner. Een compleet wild zwijn, in de grote braadoven toebereid, nu op een braadsle- de liggend omgeven door geurige kmi- den, tussen de spitse tanden van de geo pende bek een sinaasappel. Pittig dam pend. Veelbelovend. "Mooi beesie", riep de kleine jongen vermkt. "Lekka eeta." De rest van de middag vloog voorbij. Tegen de tijd, dat de dag het opgaf, klaar de de lucht op. Er woei een fijn windje uit het oosten. Voordat de avond Noorde loos in haar beschermdende armen nam, waren slotheuvel en bmg en Voordijk bedekt met een geniepig laagje ijs. Zou Hendrik dan toch gelijk krijgen? Ze moesten er niet aan denken daar in het Slot, waar het flakkerende kaarslicht nu door de hoge vensters de donkerte buiten in straalde. Zou het een streep door de rekening worden? Al die moeite, die zor gen, die bUjde verwachting van een gezellig samenzijn binnen de familie kring. .voor niets? Kerstmis, dat was toch ook het feest van het gezin. De kerstnacht ging je toch in met hen, die je het naast staan? Daar leefde je heel die lange adventstijd toch ook naar toe? Dat bleef toch een wenkend lichtpuntje in de donkere dagen vóór Kerstmis? Zou dat nu, A.D. 1769, als een kaartenhuis in elkaar zakken? En daar ging het nu toch echt op lijken. De klok sloeg vijf, half zes, zes. Geen Anna, geen Sara. Schoon zoons noch kleinkinderen. Toen er om half zeven nog niemand aangekomen was, keken zij elkaar wat verward aan. Wat nu? Alle dingen waren toebereid. De vuren doven? De kaarsen uitblazen? Punt uit? En al die kostelijke spijzen dan? Kijk, dat zijn van die ogenblikken, dat dichters naar het woord moeten grijpen. Hetgeen Martini dan ook deed. "Heer, zoek Uw gasten in de heggen en de steg- gen." Martinus van Bamevelt was bijbel- vast genoeg om na een blik van verstand houding met zijn vrouw prompt te reage ren. "Martini ga naar de Voordijk en dwing de late passanten om in te gaan." En tot zijn vrouw zei hij: "Geliefde echt genote, richt de tafel toe, andere gasten zuUen weldra binnen treden." Martini gehoorzaamde. Hij glibberde over de Slotbmg en stelde zich op aan de voet van de dikke kastanjeboom daar ter plaat se. Wie was zijn eerste 'vangst'? Teun de klepperman. Al van ver hoorde men zijn ratel en de monotone klank van zijn stem: de klok heit zeuven, zeuven heit de klok. Bij de Slotbmg gekomen, schrok hij even van de donkere gestalte bij de kastanje. Wat mot die versiesmaker in de kou? Die vertelde hem, dat de ambachtsheer hem binnen wachtte. Daar had onze klepper- baas niet op temg. Voorzichtig scharrelde hij over de bmg naar het Slot. Het milde kaarslicht scheen naar buiten. Het zilver en kristalgerei glansde en flonkerde. In de deuropening stond zoon Hendrik. De klepperman frunnikte verlegen aan zijn muts. "Kom binnen en zit mee aan de dis." Was de jonkheer nu gek of Teun de klepperman? Geen van beiden. Voor hij precies wist wat er aan de hand was, stond zijn klap in een hoek van de hall, had een dienstmeid hem van zijn jas ont daan, stond hij in de eetzaal te midden van het gefloiiker, de mond wijd open van verbazing. Heer Martinus en Vrouwe Geertmy begroetten hem minzaam. Een glas gerstebrandewijn in de hand. Een pluche stoel onder het gat. Sjonge, sjon ge, was me dat effe wat. Nog geen vijf minuten later stond nummer twee binnen. Dries de koddebeier. Als eenzaam vrijge zel woonde hij in het huisje op de een denkooi. Vanavond was hij op pad gegaan om te controleren of er nog stro pers op een kerstboutje uit waren. Nu was hij zelf gestrikt. Nog wel door een poëet. De der was een jonge griendhakker uit Ameide. De hele week kapte hij in de Biesbosch. Aan de vooravond van de zon- en feestdagen punterde hij naar Giessendam. Langs de Giessen liep hij dan naar Noordeloos en vandaar door de polder naar Termei. Zijn klompen had hij uitgetrokken, op zijn kousen was hij de wegbermen uit komen scharrelen. Een" onderbreking van de tocht in Noordeloos kwam het niet ongelegen. Droge sokken waren er ook. Die eerste drie vonden steun bij elkaar. De stemming werd losser door de komst van een Vlaamse paarde- koper, die nog een logement in Gorkum had willen bereiken, maar in Noordeloos strandde. In de kortste keren was hij met Heer Martinus in een geanimeerd gesprek geraakt over Antwerpen en deszelfs geneugten. Zelfs de dames, die zich tot nu toe over wat op de achtergrond gehou den hadden, genoten van de kostelijke verhalen. Met de vijfde gast kwam de muziek biimen. Heel letterlijk. Een echte speelman: trom op de mg, compleet met koperen deksels er bovenop en een trom melknots er tegenaan, de narremuts met bellen op het hoofd, trekpiano voor de buik, schellen om de enkels, puntschoe nen aan de voeten, een rollend geluid opwekkende fluit tussen de lippen. Onze speelman had op zijn ronde kennelijk al wel zoveel brandewijn met suiker genut tigd, dat bij het betreden van de feestzaal alle schroom hem vreemd was. Alles aan en om hem maakte muziek. Kleine Wil lem Hendrik, die op de knie van de 'grienduilgekropen was, keek zich de ogen uit, zwaaide met de armpjes, liet zich op de grond zakken en bestudeerde vanuit die gezichtshoek het éénmans- orkest-in-actie. 'Je kijkt er toch van op hoeveel volk er op Kerstavond nog over de Voordijk trekt", zei de vrouw van Hendrik tot haar schoonmoeder. "Ja, zeg dat wel en welk een variatie." Dat bleek een waar woord te zijn. Op de fluitende, trommelende, rinkeleride, de trekpiano bevingerende speelman volgde een gans ander figuur. Diep weggedoken in een lang zwart tot bijna op de schoenen rei kend overkleed, de donkere flambard ver over het voorhoofd getrokken, diep in de oogkassen gelegen doordringende ogen, mager gelaat. Beroep? Niemand die het raden kon. Pas in de loop van de avond kwam dat emit. Geen beroep, maar een roeping. Een van conventikel tot conven- tikel rondtrekkende ouderling. Bereid om aan alle wateren te zaaien. Ook in deze bonte kring van vreemde vogels, die door een merkwaardige samenloop van omstandigheden in deze feestzaal verga derd waren. Overigens vermocht deze 'blikken dominee' de pret niet te dmkken. Hetgeen trouwens ook niet zijn bedoeling was. Ook hij huldigde het standpunt, dat de brandewijn niet voor de ganzen gebrouwen is. In dat opzicht verschilde hij niet van de Vlaamse paardekoper, die zijn roomse opvoeding niet verheimelijk te. Het liep intussen reeds naar achten. Doch voordat onze dichter zijn post aan de voet van de kastanje verliet, had hij nog twee gasten gestrikt. Een verlate blikslager uit Dordrecht, die de nacht aan het Pinkeveer had willen doorbrengen, maar geen bezwaar had om in de feest- vreugde op het Noordelose Slot te delen... De allerlaatste was 'de zwarte Braban der', telg liit een voornaam geslacht in de Meierij van Den Bosch, geheel aan lager wal geraakt, een zwervend bestaan lei dende en op deze avond vóór Kerst op weg naar de bedelaarsdoelen in de Min- keloos. Klokke acht noodde de ambachtsheer allen aan de ovalen dis. Hij zelf met echt genote in het midden, de kleine Willem Hendrik tussen hen in. Daar tegenover Hendrik met vrouw en onze dichter. Daar omheen de onverwachte gasten en die knechten en meiden, die in de keuken nu wel gemist konden worden. Heer Marti nus keek tevreden om zich heen. "Weest welkom gij onverwachte gasten. Onver wacht voor Ulieden, onverwacht ook voor mijn gemalin en mij. Zo dadelijk zullen de eerste spijzen binnengedragen worden. Tast toe, alsof gij in Uw woning of Uw logement waart. Maakt U over gebmik van lepel, mes of vork geen zorg, doet daarmede wat gij het makkelijkst vindt. Mag ik Ulieden nu verzoeken op te staan voor het gebed." Daar stond het bonte gezelschap met ontbloot hoofd. De paardenkoper en 'de zwarte Brabander' sloegen een kmis, de rest was dus prote stants. Toen ze weer gezeten waren, werd de soep binnengedragen. Zij dampte kmi- dig. Het water liep de meeste gasten door de mond. Ja, wie heeft er in de avond van zo'n koude winterdag nu geen honger? Het stenamengeroes viel weg, alleen het getik van de lepels was nog te horen. "Wie lust er nog een bord?" Dat was aan geen dovemans oren gezegd. Na de soep kwamen de verhalen weer los. De paar- denkoopman vertelde van de markten in Hedel en Gorkum en Zuidlaren. De speel man kwam met verhalen van kermissen en gildefeesten. De grienduil uit Termei berichtte van stormnachten in de Bies bosch en angstig stijgend, opgezwiept water. Daar kreeg je nu echt de rillingen van over de mg. Maar lang duurde dat niet, want de beide deuren naar de hal zwaaiden open. Het gebraden, wilde var ken - prachtig opgemaakt op een enorme zilveren schaal - werd met gepast eerbe toon binnengedragen. De oogjes van klei ne Willem Hendrik glommen. Trouwens niet alleen de zijne. Teun de klepperman en Dries de koddebeier keken elkaar aan met een blik van: dromen wij nu, of zijn wij echt wakker? De ambachtsheer sneed voor. Net of het zijn dagelijks werk was. De mannen in de kring volgden het cere monieel met stijgende respect. En toen klokte de rode wijn uit de kannen in de bokalen. Men smulde en dronk en praatte en lachte. De hele avond door. Buiten begon het licht te ijzelen. Het duurde nog uren vóór de laatste zoetigheden binnen kwamen. Nogmaals deed de gastenkring de tafel alle eer aan. Toen de laatste koek gegeten en de laatste slok wijn gedronken was, kreeg de lerend ouderling de Staten bijbel. Of hij een kapittel wilde lezen op deze heilige avond? Dat wilde hij. Wat koos hij? Het bericht van het Kind in de kribbe uit Lukas 2? Hij las inderdaad van dat Kind, maar niet uit het overbekende hoofdsmk. Hij bladerde nog wat verder in het Lukasevangelie. Het Kind is reeds man geworden, "Ende het seyde tot den genen, die Hem genoodt hadden: Wan- -# neer gij een middagmaal ofte avontmaal suit houden soo en roept niet uwe vrien den noch uwe broeders noch uwe magen noch uwe rijke gebueren: opdat ook deselve u niet te eeniger tijd weder en nooden ende U vergeldingen en geschie de. Maer wanneer gij een maaltijt suit houden soo noodt arme, verminkte, kreu pele, blinde. Ende gij suit salig zijn omdat zij niet en hebben om u te vergel den: want het sal u vergolden worden in de opstanding der rechtveerdige." door Maarten W. Schalel Vitaliteit kan worden vertaald met levens kracht of energie. Er zijn veel factoren die bijdragen tot vitaliteit of juist het tegen overgestelde, gebrek aan levenskracht. Wat voor invloed hebben onze nieren en het water dat we drinken op onze vitali teit? Om te kunnen leven heeft de mens water nodig. Ongeveer 70% van ons lichaam is vocht. Willen wij in leven blijven dan moe ten wij vocht (water) tot ons nemen. Omdat veel water te vinden is in bronnen die feite lijk onzuiver zijn, heeft ons lichaam filters nodig. Bij de omzetting van dranken of voedsel vinden chemische processen plaats in het lichaam, die giftige stoffen opleveren. Onze nieren filteren deze uit ons bloed en hebben dus een grote invloed op onze gezondheid. Hoe zien de nieren er uit? Normaal gesproken heeft de mens twee nie ren. Onder in de mg aan beide kanten van de wervelkolom één. Het bloed circuleert door het hele lichaam en passeert herhaalde malen de nieren via de slagaders, (één voor elke nier). Na de nier te zijn binnengegaan splitst de slagader zich in kleinere vaten die zich bevinden in de buitenste en binnenste laag van de nier. Op die manier worden ver schillende elementen in kleinere rijen geka naliseerd. Ik zag laatst een illustratie, waar bij dit werd vergeleken met een stadion voor waar een voetbalwedstrijd zal worden gehouden. De menigte stroomt uit alle rich tingen samen voor het stadion. Vervolgens moet ze zich splitsen in een aantal kleinere rijen. Dan gaan de mensen één voor één door de controlepoortjes. Personen zonder kaart jes worden weggestuurd. Personen met een kaartje mogen door en begeven zich naar de plaats die op het kaartje is aangegeven. Zo werk het ook in de nieren. Na gekanaliseerd te zijn, arriveert het bloed bij kleine klu wens, die elk bestaan uit ongeveer 40 stevig gebundelde minuscule haarvaatjes. Elk klu wen wordt een 'glomemlus' genoemd, en is omgeven door een membraan dat uit twee lagen bestaat en het kapsel van Bowman wordt genoemd. De glomemlus en het kap sel van Bowman vormen samen het eerste deel van een controlepoortje, een nefron, dat is de feiteUjke basiseenheid van de nier. Eén nier bevat maar liefst mim één miljoen nef- ronen. Ze zijn heel klein en alleen door mid del van een microscoop te zien, kwetsbaar maar zéér effectief. Hoe functioneren de nieren? Het filtreren en afvoeren is één van de voor naamste functies van de nieren. Zonder dit unieke systeem zal de gezondheid achterait gaan en zal kunstmatig filtratie moeten wor den toegepast in de vorm van nierdialyse. Het is een groot wonder wanneer wij de nie ren bekijken en gaan begrijpen hoe ons Uchaam behouden kan worden door het identificeren, isoleren en afvoeren van schadeUjke stoffen. Het is uniek omdat er tegelijk ook belangrijke elementen temg gewonnen worden. De kapsels van Bowman zorgen ervoor dat het verlies van bloedcellen en eiwitten wordt voorkomen. Al in 1840 ontdekte chimrg Bowman dit. Bloedvaten die de glomemlus inlopen, spUtsen zich in zeer kleine haarvaatjes met heel dunne wan den. Daar perst de bloeddmk water en ande re kleine moleculen door het fijne membraan in het kapsel van Bowman en het nierbuisje. Dit buisje heeft als functie de bmUcbare stof fen weer aan het lichaam temg te geven. De grote eiwitmoleculen en alle bloedcellen blijven zodoende in de bloedbaan en zetten hun weg voort. Gespeciahseerde cellen in de binnenwand van het nierbuisje herkennen nuttige moleculen, zoals zouten, suikers, mineralen, vitaminen, hormonen, aminozu ren en water. Door resorptie in de wand van het nierbuisje en teragvoer naar het omrin gende netwerk van haarvaten worden ze effectief teraggevoerd naar de bloedbaan. De haarvaten verenigen zich weer tot kleine aderen die zich combineren met een bloed vat dat nierader heet. Daardoor verlaat het bloed, nu gezuiverd en gefiltreerd de nier en stroomt verder. Zo houden de nieren ons leven en vitaliteit in stand. Wat gebeurt er met de afvalstoffen? De stoffen die in het buisje achterblijven worden gezien als stoffen, waar het lichaam geen prijs meer op stelt. Het wordt naar de grote verzamelbuis gebracht waar ook ande ren cellen in de buiswand hun afscheidings- stoffen in lozen. Ze bevat o.a. ammoniak, kahum, ureum, urinezuur en overtoUig water. Het eindproduct is urine. Dit loopt in het nierbekken en vervolgens via de ureter of urineleider naar de blaas. Er wordt door een gezond üchaam dat voldoende vocht opneemt in 24 uur ongeveer 2 hter urine geloosd. Het is goed stil te staan bij het feit dat de nefronen elke 45 minuten de 5 liter grote waterinhoud van het bloed filtreert. Wat IS HET BELANG VAN ZUIVER WATER Bij langdurige overbelasting van de nieren door teveel en te hardnekkige afvalstoffen loopt de functie achtemit door dat de glome- mli en nierbuisje onder invloed van kwalijke stoffen verharden en niet optimaal kunnen functioneren. Er kunnen lichamelijke klach ten optreden als verhoogde bloeddmk, nier- functiestoornissen, chronische vermoeid heid of reumatische klachten door te hoge concentratie afvalstoffen in ons üchaam. Meestal komen deze klachten pas na langere termijn aan het licht en worden zij niet meer in verband gebracht met de kwaliteit van het drinkwater. De nieren onderhouden zichzelf mits er voldoende zuiver water wordt gebraikt om te spoelen. Er moet heel wat water door de nieren om vitaliteit in stand te houden. Bij gebmik van goed gezuiverd water heeft ons unieke filtersysteem veel minder belasting en blijven de wanden van de glomemli en het nierbuisje soepeler en beter doorlaatbaar. Elk mens kan zijn bijdra ge leveren om de nieren te helpen en voor schade te behoeden. Begin in ieder geval met het drinken van gezuiverd water. Het, voor de gezondheid, beste gezuiverde water is volgens de Consumentenbond het water uit een osmosefiltersysteem. Mineraalwater belast, in tegenstelhng van wat algemeen wordt gedacht, de nieren en het lichaam nodeloos door teveel aanwezigheid van zou ten en kalk en kan het beste vermeden wor den. VitaUteit en water zijn onlosmakeüjk met elkaar verbonden. Werk met het lichaam samen en benut de systemen die er zijn om afvalstoffen die onze vitaliteit kunnen aan tasten te verwijderen. U kunt uw vitaUteit ook positief beïnvloeden door minimaal eens per jaar een reinigingskuur te doen. J. M. Bergsma I

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 2000 | | pagina 33