Firma de Looze
Fa. M. van Loon
Wout van Kempen Co
I kerstdagen
H en een
M gezond en
n gelukkig
I nieuwjaar
Notaris
Mr. H. P. M. van Lennep
X prettige
EIIAIIDEII-lilEUWS
Qezegende %trstdagen
en vtdgttuf:^tn gezondheid
in 2000
Qaeden'
nieumjaar
PAGINA 43
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
"Broeder Volmers, ik geef U het woord
Zegt U maar wat U op Uw hart hebt
Aldus dominee Ten Brake tot één van de
vier gemeenteleden, onder wie ook een
vrouwelijk lid, die zo juist op de kerken-
raadsvergadering zijn toegelaten en kenne
lijk met iets voor de dag willen komen.
"Kijk eens, dominee", zo neemt de aange
sprokene, een forse man van ongeveer mid
den veertig, het woord, "wij komen met een
voorstel waar wij onderling al heel wat over
gesproken hebben met z'n vieren. Namelijk
een bandrecorder aan te schaffen; U weet
wel zo'n apparaat waarmee je van alles kunt
opnemen, o.a. ook kerkdiensten enzo
voort..."
Dominee knikt even en zegt: "Ga maar door
Volmers..."
"Kijk eens, dominee, onze gemeente telt
nogal wat zieken, die zelden of nooit een
kerkdienst bij kunnen wonen en die het toch
graag zouden willen. Neem bijvoorbeeld
broeder Marksen, die nu al tien jaar aan zijn
woning gebonden is vanwege zijn chroni
sche reumatische aandoening. Onlangs zei
hij me nog hoe verlangend hij soms was een
kerkdienst mee te maken, maar hij zag er
geen kans toe. Als wij nu voor zulke mensen
eens een dergelijk apparaat aanschaffen,
zodat ze via die recorder toch weer diensten
mee konden maken, zou dat niet geweldig
voor ze zijn, dominee?"
"Ja, dat zou het zeker," antwoordt deze. En
zich tot de broeders kerkenraadsleden wen
dend vraagt hij wat zij er van denken.
Door de meesten wordt het voorstel met
instemming begroet. Enkelen nemen wat
reserve in acht. Ouderling De Moor echter is
er, zoals de dominee en ook Volmer, vooruit
al wel verwacht hadden, vierkant tegen.
Natuurlijk! Alles wat nieuw is, wordt door
hem bij voorbaat al verworpen, daarin
getrouwelijk gesteund door diaken ïQuishal,
die alles beaamt wat door De Moor gezegd
wordt.
Deze De Moor is landbouwer en komt eigen
lijk van buiten. Hij spreekt een eigenaardig
dialect. Ook heeft hij zelf een invalide doch
ter, die bijna nooit een kerkdienst bij kan
wonen. Het eigenaardige is dat zij nooit in
dialect «preekt, hoewel ze nooit anders hoort
bij haar thuis. Misschien komt het wel door
dat ze vroeger een paar jaar intern op een
soort invalidenschool is geweest.
"Domeneer", zo opent ouderling De Moor
nu zijn betoog. "Domeneer, ik bin er abso
luut teuge. Glad op teuge, domeneer! Mit al
deze dinger haole we de wereld in de kaark.
't Is teugesworig altijd weer wat aanders.
Dan is het dit, dan dat, mer meestal nie veul
bezonders. En nou ok weer zo'n warelds
ding. 't Gaot van kwaod tot arger. Laote we
toch veurzichtig zijn mit zukke dingen,
domeneer. De duvel het er schik mee, nimt
dat mer van mijn an. De wereldgelijkvur-
mighaid nimt haand over haand toe. We
gaon..."
"Maar broeder De Moor", valt dominee hem
in de rede, "nu geloof ik toch dat je over
drijft. Dit heeft toch niets te maken met
wereldgelijkvormigheid. Juist het tegendeel.
Volgens mij wordt de zaak van Gods
Koninkrijk hier juist door gediend. Je hebt
toch zelf ook een dochter die hoegenaamd
nooit in de kerk kan komen; hoe heerlijk
moet het voor haar wel niet zijn, als ze op
deze manier tóch.
"Hou op, domeneer, hou op...! Ik wil d'r
niet van horen. We vervlakken hoe langer
hoe meer. De waore godzaolighaid wurdt
gemist teugesworig. Mer bij mijn komt zo'n
ding niet in huis. Vas nie ok! Daor kan gien
zege op ruste, domeneer. Dat bestaot niet. Ik
heb gelukkig nog ouwe schrievers genogt
thuis, waor ze in léze kan. En ze is arg op de
zuivere onderwaarpelijke waorhaid. Daor
het et keind al veul zege op gehaad.
"Ja, maar broeder De Moor, daar zeg ik toch
ook niets van! 't Gaat er om of een bandre
corder verkeerd is ja of neen. En dan moeten
we dat met goed gefundeerde argumenten
motiveren."
"Nou, domeneer, ik bin d'r in ieder geval
gleuend op teuge en ik heb jullie nou gewa-
orschouwd", houdt De Moor vol.
"En ik ben er ook op tegen", beaamt Kluis-
hal, de diaken.
"U...? Maar waarom dan, broeder Kluis-
hal?" informeert de dominee.
"Ik ben er tegen omdat ik er tegen ben", is
het overtuigende bescheid dat Kluishal
geeft.
Dominee Ten Brake schudt zijn hoofd en
zucht.
Nu beginnen de andere broeders zich te
weren. Samen met het comité leggen zij de
twee tegenstanders het vuur wel zeer na aan
de schenen, zonder hen evenwel te overtui
gen. Tenslotte gaat het voorstel er toch door
en stelt de kerk zich dus garant voor de kos
ten.
Buiten gekomen kan Volmers het niet laten
enkele gepeperde opmerkingen te lanceren
aan het adres van de "schijnheilige vent".
Hiervoor wordt hij echter door de presidente
der vrouwenvereniging - ook lid van dit
comité - terechtgewezen.
In de loop van de week wordt er heel wat
gepraat over het geval in het dorp. Met de
nodige overdrijving natuurlijk. Er wordt
zelfs al verteld dat Volmers buiten de con
sistorie had staan wachten om ouderling De
Moor eens flink te 'knuffelen'. Al gauw vor
men zich twee groepen. De groep pro en de
groep contra recorder. De laatste veruit in de
minderheid; echter wat felheid betreft het
tegenovergestelde.
Naarmate de tegenstanders in de loop van de
tijd gewend raken aan het gebruik van de
recorder, dooft dit vuur spoedig en blijven er
nog maar enkele tegenstanders over. Het
comité heeft tenminste handen vol werk om
aan de aanvragen te voldoen. Het is voor hen
stimulerend dat ook velen van degenen die
eerst tegen waren, bij die aanvragers beho
ren.
Tussen Volmers en De Moor botert het niet
best meer na deze strubbelingen. Ze kunnen
eigenlijk geen broeders meer benoemd wor
den, de Moor ziet in Volmers een lichtzinnig
iemand, die met succes de grens tussen kerk
en wereld probeert uit te wissen. Volmers op
zijn beurt beschouwt ouderling De Moor als
een schijnheilige farizeeër.
Beiden leden van één kerk.
Beiden menen biddend voor Gods zaak te
strijden.
Beiden behoren broeders te zijn.
Op zekere avond in de Adventstijd, loopt
Volmers gewapend met de recorder de rich
ting uit van ouderling De Moor. Hij moet
langs zijn boerderij, want hij zal vanavond
de preek van afgelopen zondag afdraaien bij
de weduwe Horsting. Volmers hoopt maar
dat De Moor hem zal zien, want dan zal deze
onmiddellijk begrijpen dat hij op weg is naar
genoemde weduwe, want verder woont in
deze buurt niemand van de kerk. Ha, wat zal
die farizeeër daarvan opkijken, want de
weduwe Horsting is juist iemand waar De
Moor veel mee op heeft, omdat ze zo'n 'diep
deurgeleide ziel' is. Door zijn toedoen was
ze dan ook aanvankelijk tegen het gebruik
van de bandrecorder. Nu is dat echter anders
en De Moor weet daar natuurlijk niets van.
Bij het passeren van de boerderij merkt Vol
mers dat hij geluk heeft, want De Moor staat
in de bijkeuken naar buiten te kijken. Trots
loopt Volmers voorbij, zich ten volle bewust
van de rechtvaardigheid van zijn zaak.
De weduwe Horsting ontvangt hem hartelijk
en Volmers kwijt zich deze avond weer met
blijdschap van zijn mooie taak. Het is hem
inderdaad een genoegen de zieken der
gemeente tot steun te zijn en hun leed te ver
zachten. Dankbaar gestemd, aanvaardt hij
om een uur of tien de terugtocht. Spoedig
nadert hij nu weer de boerderij van De Moor,
er over peinzend hoe een man als de Moor
toch zo bekrompen kan zijn dat... Stil!
Hoort hij iets?.Daar uit dat schuurtje, waar
dat licht uit schijnt?
Wacht, hij zal er dicht langs lopen. Hé.wat
eigenaardig.'t Lijkt wel of er iemand.Ja,
inderdaad, daar bidt iemand! Duidelijk
onderscheidt Volmers de stem van De Moor,
die er een gewoonte van gemaakt heeft, 's
avonds in dit schuurtje zijn avondgebed te
bidden.
Aannemings- Tim merbed rijf
Goede Kerstdagen
Voorspoedig Nieuwjaar
Kerkring 62, OUDE TONGE, Tel. (0187) 641252
f/w eigen Drogist en Bottelier slijter
gezegend Kerstfeest
gezond en gelui<kig 2000 toe
Namens het hele verkoopteam
wensen wij u
SCHOENEN MODE SPORT
wenst haar chënten en relaties
en een
Voorstraat 18-22, Postbus 1,
3255 ZG OudeTonge
Tel. (0187) 641133 - Autotel. (06) 53845720
Fatsoenshalve wil Volmers nu doorlopen,
doch iets houdt hem tegen.
Onwillekeurig luistert hij scherp toe.
Zijn zelfbewustheid krijgt een knak als hij
het volgende beluistert: "O, Grote Ontfar-
mer. Gij wit toch hoe de kaark al langer hoe
veerder van U ofzakt. Jaocob wurdt dunne,
Heere, en hoe lange?.Och, Heere, stao nog
es op en zegen Uw arfdeel. Laot de wareld-
gelijkvurmighaid toch niet veerder toeneme.
Mocht et Je nog es komme te behaoge die
minse de oge te opene om hun het gevaorlij-
ke daorvan te laote inzien. Misschien doeh
ze het zonder moedwil, Heere, mer.
Volmers hoort er van op. Is dit nu het gebed
van een farizeeër? Het zit wel vol termen,
maar toch lijkt het dat De Moor er werkelijk
over in zit. Dwalend natuurlijk, maar wel
oprecht en te goeder trouw. Of... zou De
Moor het soms bij het goede eind hebben?.
Zou de kerk inderdaad te veel beïnvloed
worden door de wereld?
De gedachte verontrust Volmers. Hij hoort
nog meer:
"Wees ook mit mijn dochter Knehao, Heere,
en gif ze nog es een klein blijkie van Je lieve
gunst.en laot ze toch genogt hebbe an de
ouwe schrievers. Laot heur hart toch niet
getrokken wurde naor dat wareldse ding, dat
die minse de kaark hebben binnengeha-
old"...
Volmers heeft voorlopig genoeg. Stil schui
felt hij weg. De manier waarop De Moor
voor zijn misvormde dochter Cornelia bad
ontroerde hem. Volmers is zijn evenwicht
kwijt. Wat weegt die recorder nu veel zwaar
der dan daareven.
Hij weet niet meer hoe hij het heeft. Zou De
Moor werkelijk dichter bij God leven dan
hij? En zou God hem gebruiken om deze
vorm van wereldgelijkvormigheid tegen te
gaan?.Dat kan toch niet, want er rust toch
zegen op deze arbeid? Velen hebben hem
toch betuigd hoe vruchtbaar ze mochten lui
steren naar de predikaties vanaf de bandre
corder. En vrouw Horsting, toch stellig geen
werelds mens, hoe genoot die er niet van? 't
Wordt laat deze nacht eer Volmers in slaap
sukkelt.
Reeds de volgende morgen gaat ouderling
De Moor op bezoek bij de weduwe Horsting
om haar het schandelijke en goddeloze van
haar behoefte aan dat 'wareldse ding' onder
ogen te brengen. Hij begrijpt niet dat zij een
man als Volmers, die de grens tussen de kerk
en de wereld zo verdoezelt, in huis kan ont
bieden en dan nog wel met zo'n 'ding'. Hij
vraagt haar of 'Hierboven' haar met een
'waarheid' voorgekomen is, waardoor zij
vrijmoedigheid tot deze daad zou ontvangen
hebben.
Zij antwoordt ontkennend, maar voegt er
gevat bij dat het 'Opperwezen' haar ook niet
is tegengekomen met een waarheid en dat ze
er daarom toch wel vrijmoedigheid toe had.
Hoofdschuddend verwijdert De Moor zich.
Er ligt een verdrietige trek op zijn karakte
ristieke kop als hij het pad inslaat naar zijn
boerderij. "Wat gaot de duvel toch rond as
een briesende leeuw", mompelt hij. Er welt
bitterheid in hem op als hij aan Volmers
denkt: "Ze moste zo'n man onder sezuur zet
te. Zukke minse zijn nie aanders dan wolve
in schaopsklere. Nou is vrouw Horsting ook
al ingenome mit dat ding. 't Is toppunt! Mer
bij hèm komt dat ding nie in huisWat zou
de duvel schik hebbe as-tie dat klaar kon
speule. Hij kan de moeite wel spaore.
Hela, wat is dat? Wie komt daar zo gejaagd
de voorkamer uit lopen. Ah, hij ziet het al,
het is Hendrik, zijn jongste zoon. Er zal toch
niets bijzonders zijn?.Hendrik komt regel
recht op zijn vader af.
"Is er iets?" vraag deze gejaagd.
"Kneliao is nie goed gewurde, vao", ant
woordt zijn zoon. "Ze kwam de trap of en toe
dee ze weer net as verleje week, ze gaf.
Voor Hendrik is uitgepraat, rent zijn vader al
weg. Want dit moet gezegd, dat Cornelia de
Moor, de wat misvormde dochter van de
ouderling, zich geen betere vader kan wen
sen dan juist de hare. Alles heeft hij voor
haar over. Hij kan niet hebben dat haar ook
maar een haar gekrenkt wordt. Hij lijdt lie
ver zelf. Hij staat reeds over haar heen gebo
gen, haar hand in de zijne. Niet iedereen kent
ouderiing De Moor, zoals hij hier nu staat.
Hij geldt voor stug en eigenwijs en wellicht
terecht, maar nu is hij vader.Cornelia is
bijgekomen en ze lacht haar vader witjes toe.
Hij vraagt haar of ze pijn heeft, doch ze
schudt van nee.
"Moe, vader" fluistert ze, "ik ben zo moe".
Ze legt haar hoofd tegen haar niet rechte
schouder. Haar ene been - het kortste name
lijk - trekt wat. Ja, ze is misvormd, Cornelia,
maar haar ogen zijn als die der engelen.
"Mijn keind", zucht hij, "mijn keind toch".
Dan krijgt ze weer een aanval, 's Middags
komt de huisarts. Na het onderzoek zegt hij
De Moor onomwonden dat zij nog maar
enkele weken te leven heeft. Langzaam maar
zeker zal haar levenskaarsje uitdoven. Wel
licht nog vóór het Kerstfeest wordt. De boer
kreunt.
's Avonds als hij alleen bij haar zit terwijl ze
op een soort divan ligt, vraagt hij haar hoe ze
zich gevoelt. Haar antwoord is beslist. "Ik ga
sterven, vader. Ik weet het heel, heel zeker.
Soms is het alsof ik de Heere Jezus zie staan,
en dan... o, vader dan wenkt Hij mij te
komen... Ik wil graag, va, want daeir is het
zo mooi, zo mooi! En ze zijn allemaal
gezond die rondom Hem zijn. En het zijn er
zo veel, zo heel veel.
"'t Is anders mer een klain kuddeke", meent
De Moor zijns ondanks te moeten opmerken.
"Maar toch een schare die niemand tellen
kan, vader."
Haar zachte ogen stralen, terwijl ze dit zegt.
"De kan je niet missen, keind", kreunt De
Moor.
't Is even stil.
Dan hervat De Moor: "Als je soms nog
iets.een wens of zo.veurdat je, éh.dan
mot je et mer zégge, keind.
Cornelia antwoordt niet. Toch heeft ze iets,
merkt De Moor.
"Zeg het mer, keind, as ie iets hebt..." Het
meisje aarzelt en begint dan: "Eigenlijk heb
ik nog wel een laatste wens vader, maar daar
kan toch niets van komen.'t Is iets onmo
gelijks en daarom zwijg ik er maar liever
over."
"Je mot et me zegge, keind, as er een meu-
gelijkhaid is, dan zal ik er mijn best veur
doen. Toe, zeg het mer.
Cornelia richt haar mooie, sprekende ogen
op haar vader. Ze antwoordt: "Och vader, ik
zou zo graag nog eens een kerkdienst mee
willen maken, maar dat kan tóch niet,
helaas., 't Is misschien ook niet zo erg eigen
lijk..."
De Moor denkt even na. Nee, hier is beslist
geen mogelijkheid toe. De huisarts heeft alle
vervoer uitdrukkelijk verboden.
En dan, plotseling, dan snerpt er een gedach
te door hem heen. Fel en scherp als een
scheermes. Hij rilt ervan. Als een monster
komt het op hem af. Hij krijgt het tot stik-
kens toe benauwd. De bandrecorder!
Dus tóch een mogelijkheid.
Doch wat voor één.I
Maar goed dat Cornelia niets afweet van de
bandrecorder-historie. De Moor heeft er wel
met anderen, maar doelbewust niet met zijn
dochter over gesproken. En nu dit!
Hij mompelt wat over het verbod van de
dokter. Hij moet toch wat zeggen? Toch ziet
hij kans zijn innerlijke strijd voor Cornelia
verborgen te houden. De gedachte echter
laat hem niet los, maar woelt en wroet in
hem als een mol in de grond. Het verdere van
de avond spreekt hij er niet meer over. Het
woord bandrecorder wil hij niet noemen, stel
je voor dat ze in de verleiding kwam.
Als hij naar gewoonte in het schuurtje zijn
avondgebed bidt, is hij ten prooi aan een hef
tige tweestrijd. Mag hij zijn dochter deze
mogelijkheid ontnemen? Aan de andere
kant: Mag hij dat wereldse ding in huis
halen?
Wat had hij niet gezegd op de kerkenraads-
vergadering tegen al de broeders en ook
tegen Volmers en tenslotte vanmorgen nog
tegen de weduwe Horsting?.Nóg later dan
gisternacht Volmers, valt nu De Moor in een
ormistige slaap.
De volgende dag is zwaar voor de ouderhng.
Hij weet dat hij door middel van de recorder
aan de laatste wens van zijn dochter kan vol
doen. Voor het eerst probeert hij er eerlijk en
nuchter over na te denken - uiteraard omdat
de noodzaak min of meer dringt - en hij
komt tot de conclusie, al wil hij daar niet erg
aan, dat de principiële bezwaren tegen de
recorder toch niet zo rotsvast houdbaar zijn
als hij aanvankelijk wel dacht. Zijn trots ech
ter verbiedt het hem ook maar iets van zijn
eerst gelanceerde bezwaren in te trekken. Hij
ziet zich al bij Volmers aan de deur staan, of
hij alsjeblieft komen wil met de recorder bij
Cornelia, zijn dochter. Alles in De Moor
schreeuwt daartegen!
Maar de laatste wens van zijn dochter dan?
Zijn Cornelia? In de loop van de dag gaat De
Moor enigszins het onderscheid inzien tus
sen principe en traditie. Eensdeels verzet hij
zich tegen deze openbaring. Anderszins
spreekt zijn liefde tot zijn ongelukkige doch
ter ook een woordje mee. Als hij nu tóch
eens haar wens zou vervullen? Hoe blij zou
ze zijn!
Maar, nee, De Moor verwerpt deze gedachte
met kracht. Niet toegeven nu! Vasthouden!
Ook al wordt het moeilijk.
Door een samenloop van omstandigheden
spreekt Cornelia er ook met haar moeder
over en deze laat zich het woord bandrecor
der ontvallen. Nu rust Cornelia niet voordat
haar het hele geval uit de doeken wordt
gedaan. Haar moeder voldoet hieraan ten
dele. De twist rondom de recorder echter,
roert zij niet aan. Nu Cornelia dus tóch een
mogelijkheid ziet dat aan haar wens voldaan
kan worden besluit ze er met haar vader, die
bij hun gesprek niet aanwezig was, over te
spreken, zodra deze thuiskomt. Aan princi
piële bezwaren denkt ze niet eens. Waarom
ook? Temeer daar ze niet beïnvloedt is. Haar
hart is wel vol bewondering dat er zuUce
apparaten bestaan en ze hunkert er naar er
kennis mee te maken.
Als De Moor een uur later binnenkomt
begint ze meteen. "Vader, hoor eens, nu is er
voor mij toch nog een kans een kerkdienst
mee te maken, want.
Cornelia vertelt nu alles wat ze weet. De
Moor zucht en werpt een verwijtende blik op
zijn vrouw. Met zich zelf geen raad wetende
zwijgt hij in alle talen. Verwonderd vraagt
Cornelia of haar vader er niet blij mee is en
waarom hij niet antwoordt.
Nu moet De Moor wel iets zeggen. "Kijk es
hier, keind... êh... ik bedoel... die dinger
zijn wareldse dinger... die haolt een echt
christenmens nie in huis".
Wat vindt De Moor zijn verweer nu toch
zwak. De overtuigende kracht waarmede hij
pasgeleden sprak wordt geheel vermist. Hij
ziet hoe Cornelia haar niet rechte schouders
ophaalt. Haar antwoordt klinkt heel wat
overtuigender.
"Daar begrijp ik niets van, vader, een appa
raat waarmee je een kerkdienst kunt opne
men kan toch niet verkeerd zijn?"
De Moor zucht een paar keer. Waar zijn nu
zijn verdere bezwaren? Hij had er zo veel. O,
ja, daar heeft hij iets: "Je kunt er ok hele rao-
re en verkeerde dingese mee opneme, Kne
liao, zoas daansmerziek enne.vleuke en 'k
wit al nie van dat wareldse gedoei".
"Nou ja, maar dat zouden wij toch zeker wel
nalaten", reageert Cornelia hier onmiddellijk
op. "Er bestaan ook goede en verkeerde boe
ken, vader, maar daarom is het lezen op zich
zelf toch niet verkeerd?"
"Maok je nie te druk, keind", vermaant De
Moor, geen antwoord wetend.
"Ik zal d'r nog welles over denke. Ik mot
effies naor bove, nog het een en ander klaor-
maoke veur marge. Weind je mer nie zo op,
hoor."
Peinzend en prakkiserend stommelt vader
De Moor de trap op, maar als hij boven is,
komt van werken niet veel. Het probleem is
er voor hem dan ook niet gemakkelijker op
geworden. Eensdeels begrijpt hij het ook
niet. Dat Cornelia een 'echt keind des Hee-
ren' is, daar twijfelt hij niet aan. "Hij wit
veuls te goed hoe ze tot veraandering
gekomme is", maar het eigenaardige vindt
hij wel dat ze schijnbaar in 't geheel geen
gemoedsbezwaren heeft tegen dat 'ding'. En
ze ligt nog wel met de 'eeuwighaid' voor
ogen.
't Valt ouderling De Moor niet mee, als het
naakte licht der werkelijkheid zijn bezwaren
zodanig beschijnt dat er niet veel anders
overblijft dan toe te geven, eenzijdig en stijf-
koppig te zijn. Zal de liefde tot zijn dochter
het in zijn hart winnen van zijn wel rechtzin
nige en degelijke, maar tegelijk... ijdele
trots? Zal het kleine beetje oprechte
bezwaar, dat toch nog wel bij hem is overge
bleven, ook oplossen in dit licht der waar
heid?
Een dag of twee later zit Volmers 's middags
voor zijn bureau zijn zakenadministratie af
te werken. Hij is alleen thuis. Hij kijkt ver
wonderd als er gebeld wordt. Als hij open
doet kijkt hij beduusd in het gezicht van
Hendrik De Moor.Wat voert die hierheen?
Zijn verwondering wordt echter nog groter
als Hendrik hem vraagt deze avond met de
bandrecorder bij hem thuis te komen. Corne
lia had er naar gevraagd. En vader vond het
goed! "Je vader?.reageert Volmers, maar
zich bedenkend antwoordt hij: "'t Is goed,
Hendrik, ik ben vanavond toevallig vrij. Om
half acht ben ik bij jullie."
Terwijl Hendrik zich groetend verwijdert,
daalt er een diep gevoel van dankbaarheid in
Volmers hart, terwijl de twijfel, welke nog
steeds in zijn hart huisde, na die bewuste
avond, volkomen wegzakt. Hij voelt intuïtief
aan dat Iemand zich met het geval gaat
bemoeien. Er welt een traan in zijn oog. In
zijn hart begint het zacht te zingen: "Gij doet
duizend wonderheên. Gij zijt God, ja. Gij
alleen..."
Het komt niet in hem op zich te verheffen
boven De Moor. Heeft niet èlk mens een
strijd hier op aarde.
De Moor doet Volmers zelf open. Even kij
ken de twee mannen elkaar aan. Dan stapt
Volmers het huis van De Moor binnen, mèt
het 'ding'.
Als De Moor het luxe koffertje in Volmers
hand ziet flitst er toch nog een gebed uit zijn
hart omhoog: "Och, Heere, laot me er toch
gien kwaod mee doen dat ik dit toelaot."
Hij is nog niet helemaal zeker van zichzelf.
Met gemengde gevoelens ziet hij nu hoe
Volmers de 'wareld' zijn huiskamer in
draagt. Volmers zelf doet zo gewoon moge
lijk. Verrast groet hij de weduwe Horsting,
die ook aanwezig is. Vrouw De Moor loopt
met uitgestoken hand op hem toe. Ook Cor
nelia steekt hem haar hand toe. Haar door de
dood getekend gelaat met de uitdrukkings
volle ogen erin die verwachtend op hem
geslagen zijn, ontroeren hem.
Een tikkeltje nerveus brengt hij het apparaat
in gereedheid. Er wordt weinig gesproken.
De Moor neemt plaats naast Cornelia. Hij
zwijgt.
Het ijs is nog niet gebroken blijkbaar.
Dan... plotseling... dan is het er! Duidelijk
en echt "Onze hulpe is in de naam des Hee-
ren, die hemel en aarde geschapen heeft.
De 'kerkdienst' is begonnen.
De weergave is zeer natuurgetrouw,
"'t Is toch bar ok", mompelt vrouw De Moor
stil voor zich heen, terwijl ze haar ontroering
nauwelijks bedwingt. Zo echt had ze het zich
niet voor kunnen stellen, 't Is helemaal niet
'warelds'-
Cornelia is onmiddellijk gevangen in de ban
van het door hdoi zo lang ontbeerde. Ze is er
geheel in. Ze geniet intens; dankbaar en blij.
De Moor kan er nog niet zo makkelijk inko
men, maar hij is toch blij voor zijn dochter.
Hij merkt wel hoe ze er in op gaat. "'Hierbo
ven' het er kennelijk toch niks op teuge",
meent hij daardoor te mogen vaststellen. De
Moor is echter de enige die bij de tussenzang
niet mee zingt.
"'t Zal wel groeien", overweegt Volmers als
hij het merkt.
De avond vliegt voorbij. Bij het opgeven van
de slotzang pakt Cornelia haar vaders hand
en fluistert, terwijl er een traan langs haar
wang glijdt: "Dank je, dank je, vader, 't Was
heerlijk..."
Met voldoening ziet Volmers dat De Moor
de slotzang meezingt. Hij zingt langzaam en
draaierig, maar... hij zingt!
Pas aan de buitendeur reikt De Moor Vol
mers de hand. Voor het eerst weer. "Welte
rusten, broeder Volmers, en... enne...
mocht de Heere dit wark nog es kornme te
bekrone mit Zijn onmisbare zege, jong".
Meer zegt hij niet. Hoeft ook niet. Het is
genoeg. "Dank je, broeder", beantwoordt
Volmers deze uitlating. "Dank je en ook
welterusten. De Moor en het beste met Cor
nelia".
Dan laat De Moor Volmers uit.
De maan kijkt even tussen een paar wolken
door als Volmers kwiek en veerkrachtig het
erf van De Moors boerderij verlaat, met in
zijn hand de bandrecorder.
Onderweg neuriet hij en het maakt hem blij:
Lof zij de God van Israël,
De Heer' die aan Zijn erfvolk dacht.
Twee dagen voor het kerstfeest stierf Corne
lia. Zacht en kalm. Ze vierde het feest 'Hier
boven'
Vader De Moor was wel gebroken van ver
driet, nu zijn oogappel hem ontvallen was,
maar toch was er ook vrede.
Samen met zijn dochter hoopte hij eenmaal
de Heere 'groot te maken', zoals hij dat uit
drukte.
Van de toestemming die hij had gegeven tot
die 'bandrecorderdienst' heeft hij nimmer
spijt gehad. Integendeel! Hij besefte dat het
Gods genade was die hem deze strijd toen
deed verliezen en dat het in feite een over
winning was.
Toen hij op kerstavond in zijn schuurtje
bezig was te bidden, terwijl zijn Cornelia
'boven aarde stond', ruiste het ondanks alles
toch mild door hem heen:
Dus wordt des Meeren volk geleid.
Door 't Licht dat nu ontstoken is,
Tot kennisvan de zaligheid,
In hunne schuldvergijfenis.
Uit: 'Door't licht dat nu ont
stoken is' uitgegeven door
J.P. van den Tol, Dordrecht
De bandrecorder
_door^ Valkenburg
Kerkring 58 OUDE JONGE
Aan clientèle, vrienden en familie
en een
wensen familie, vrienden en begunstigers
en een
damen
OUDE TONGE, MOLENDIJK 59, TEL. (0187) 6417 71
OUDE TONGE, NIEUWSTRAAT12-16,
tel.(0187)643798