Stille
nacht....
Hoe zuurkool
wordt gemaakt
EIIAIfDEII-IIIEUWS
PAGINA 35
WOENSDAG 22 DECEMBER 1999
Daarna de beesten nog melken, onszelf was
sen en eten. We hadden een tornmesje bij
ons, daar sneden we brood mee. Dat mesie
gmg door de rondte en ieder sneed een boter
ham af. Na het eten werden we in de kamer
geroepen, daar stond ons een schaal met
appelen te wachten, waar wij ons dan ook te
goed aan deden. Een paar uur gezellig bij
elkaar en toen gaan voeren en naar onze
slaapkamer. We hadden een zaklantaarn bij
ons waar wij dan ook gemak van hadden 's
Nachts werden we wakker van de kou we
hadden elkaar bloot getrokken en moesten
wateren, dat viel niet mee. We moesten het
hol uit en naar de stal.
26 december 1944
Om zeven uur werden we wakker gemaakt.
Onze bezorger kwam ons brood brengen.
We moesten weer gaan werken ook. De boer
was aan het melken, dus ik heb er toen ook
nog twee gemolken. De jongens zijn gaan
voeren en uitmesten. Ze hebben ook nog een
stallantaam laten vallen. Daar was het glas
van kapot, maar gelukkig had de baas nog
een glas. Half negen gingen we ons wassen
en dan eten.
Zo gingen onze kerstdagen dan voorbij. Een
hele dag in de schuur. In de avond werden
we geroepen. Er stond een lekkere schaal
appelbeignets gereed voor ons, we lieten ons
geen twee maal zeggen: "Eet maar raak jon
gens". Zo was het elke avond wat. De men
sen waren reusachtig voor ons. En toch werd
de baas helemaal niet geroemd.
27 december 1944
Veel bijzonders is er niet te melden. Aardap
pelen geschild voor de vrouwen, hout
gehakt, bosjes stro gemaakt voor de kachel
enz. We hielden alle deuren op slot, maar
toch stond dan de een en dan de ander onver
wachts voor ons. Wie goed bekend was op
zo'n boerenbedrijf, wist alle deuren te vin
den, dus door die ene die we open hielden
kwamen ze heen.
Die dag hadden ze geslacht en we moesten 's
avonds worstevlees helpen draaien. Daarna
wat appelen gegeten en een kopje koffie
gedronken met koeken en naar onze bedstee
gegaan.
Overdag hebben we een bus opgezocht,
want 's nachts naar beneden stond ons niets
aan. Die was om te wateren. Als we onder de
dekens lagen hadden wij de grootste lol. De
muizen liepen over onze dekens, soms had
den wij er drie gelijk in het licht. Maar het
hinderde ons niet, ze eten je niet op. Toch
droomde ik die nacht dat de muizen ons hol
weggesleept hadden. Ik werd wakker met
een schrik en ben toen gaan lachen, zodat
mijn vrienden ervan wakker werden.
28 december 1944
Toen we gewekt werden vroegen mijn maats
waarom ik had gelachen die nacht. Toen ik
het ze vertelde hebben ze zich ook een aap
gelachen. Die dag alweer door een paar man
gezien. Het werd zodoende een publiek
geheim dat wij daar waren. Je kan geen mens
vertrouwen met zoiets, dus maakten we een
plan. We zouden zaterdag een nieuwe
schuilplaats gaan zoeken.
Die avond hebben we nog erwten uitgezocht
omdat we de volgende dag erwtensoep zou
den eten. Er was in de ploeg bij ons een bak
ker, die moest nog koekjes voor de vrouw
bakken, maar zijn vader had de spuit verge
ten, dus dat werd niets meer.
29 december 1944
Die morgen werden we vroeg gewekt. We
hadden het nog druk, voor 3 dagen peen
malen voor de beesten en veel afkrauwen
voor de paarden. Veel hooi en stro afgooien
en 2 hokken maken voor de paarden die los
liepen. We hadden de vorige dag 12 palen uit
het land achter de schuur gehaald, die had
den we met 3 paarden uit het land gereden,
palen van de Wehrmacht. Die moesten we
ook nog in stukken zagen. Het vee verzorgen
en melken.
Toen was het voor ons hoog tijd geworden
om onszelf te wassen en te eten. We hebben
ons hele hebben en houwen ingepakt en de
baas met zijn gezin gedag gezegd en voor
alles bedankt. De maan kwam al vroeg op.
Voor die tijd wilden wij thuis zijn. Majoor
Hom had ons 's avonds een uur langer gege
ven dat we buiten mochten komen. Toen zijn
we vertrokken. Mijn vrienden naar hun
vader en ik naar mijn eigen huis en vrouw en
kinderen. Ik was gauw bij huis zonder door
iemand gezien te worden. Maar vlak bij huis
liep er een achter mij aan en ook hoorde ik de
deur bij de buren en wegkruipen kon ik niet,
dus ik moest vooruit.
De had de deur al vast. Toen hoorde ik roe
pen: "Ben jij daar?" Even later kwam die
vrouw kijken of ik thuis was, maar ik was
natuurlijk goed weggekropen. Er sUepen
twee van de kinderen. De ene had me direct
in de gaten en begon te roepen: "Ben jij daar
papa?" Ik heb eerst alles gereed gezet voor
eventuele vlucht, als dat soms nodig was en
toen naar bed.
30 december 1944
Die morgen zou ik blijven Uggen tot de
grootste kinderen naar Opoe waren en dan
zou ik eruit komen, maar het was niet nodig,
ik had een kou gevat en moest geweldig
hoesten. Hoewel ik onder de dekens kroop,
kon ik toch niet voorkomen dat ze het hoor
den. "Mamma, er zit een man in de bedstee,
wat moet die daar doen?" "Ik zal eens even
kijken", zei de oudste. Ze keek haar ogen uit
toen ze haar papa zag.
Om tien uur kwam er een buurjongen van
mij thuis. Die was uit Kampen gekomen en
had een ausweis gekregen. De had mijn
besluit gauw genomen en ging naar buiten,
net of ik met de andere meegekomen was. Ze
waren al gauw bij mij: "Heb je die jongen
van mij ook gezien?" Ik kon ze geen goed
antwoord geven en besloot eerst naar mijn
buurjongen te gaan en hem het een en ander
te vragen. Daarna kon ik ze een goed en vlot
antwoord geven als er geen anderen bij
waren.
's Avonds ben ik bij mijn vrienden wezen
kijken. Die waren goed aangekomen, maar
waren nog niet naar buiten geweest. De ene
was mijn buurman, maar hij kon niet naar
huis, want zijn vrouw had een zwerende keel
van de zenuwen.
31 december 1944
Mijn oudste dochter was jarig. Ze werd 5
jaar. Fijn dat ik nu net thuis was. Mijn vrouw
heeft 's avonds oliebollen gebakken, die wil
den er wel in. Verder was het alles rustig. Ik
had dan ook niet verwacht dat ze nu naar
ons, onderduikers, zouden gaan zoeken.
1 januari 1945
Het nieuwe jaar, wat zal het ons brengen?
Veel goeds zullen we hopen. Onze bevrij
ders hoeven maar ene sprong meer te doen
en ze staan bij ons. Maar de anderen, de mof
fen, proppen het eiland vol met soldaten. Ze
beweren dat ze een aanval op Walcheren
willen doen, maar daar zullen ze ook niet
suffen, denk ik.Verder een gezellige dag
gehad.
2 januari 1945
Ik ben het dorp opgegaan om een en ander
aan boodschappen te doen. En ook om mijn
haar te laten laiippen, dat was hard nodig.
Daar moest ik veel vragen beantwoorden en
er kwamen ook veel moffen. Maar ik kan
niet veel zeggen. Er waren er 2 bij die ook
in Kampen geweest waren. Er was er nog
een bij die zei: "Maar jij was toch niet op het
schip?" Goed, dat het een vertrouwd persoon
was. Df stootte hem even aan en hij vroeg
niets meer. Toch werd ik onrustig. De men
sen praten zoveel. Ze kunnen het niet heb
ben, dat er nog thuis gebleven zijn. Ik had
dan ook een plan gemaakt en zou de andere
dag vertrekken. Naar een andere plaats, dat
vond ik het veiligst.
3 januari 1945
's Morgens om half elf op pad, nadat ik van
mijn vrouw en kinderen afscheid genomen
had. De pad op met een stok gewapend. Als
het nodig was kon ik kreupel lopen, dan
vroeg er geen ene mof naar mijn ausweis.
Onderweg kwam ik nog een mof tegen. Die
vroeg de pad naar de plaats waar ik vandaan
kwam. Verder goed aangekomen.
Ik trof mijn zwager, eveneens een onderdui
ker. Hij was daar ook gestationeerd. Ze
keken daar vreemd op dat ik daar aan kwam
zetten, zo maar midden op de dag. Mijn zwa
ger heeft me van mijn baard ontdaan, een
van een week. Nou, dat niet mee. Hij sneed
er wel geen vlees uit, maar zette de huid dun.
Waar wij waren daar zijn vier jongens van
weg, dus die kunnen wel wat afleiding
gebruiken. De vrouw was er hard ziek van
geweest, maar kreeg toch wel wat meer
praats nu.
4 januari 1945
Regeringspersdienst meldt: Mannen die nog
geen ausweis hebben, vraag er geen aan. De
razzia's zijn niet geslaagd, nu willen ze op
listige manier achter de namen komen, dat is
gemakkelijker voor hen. En mannen die weg
zijn, worden geplaatst bij boeren in Duits
land, om arbeid te verrichten. En de mannen
die nog thuis zijn, die zijn ook ten dode
opgeschreven, daar dat de leidende personen
zijn en ook de onderduikers moeten ze heb
ben voor achter het front, die durven wat.
Dus wees op uw hoede.
5 januari 1945
Mijn vrouw is jarig. Ze moet nu zelf maar
komen, ze weet me te vinden. Ze bracht een
bevel mee. Ik kreeg een oproep om aardap
pelen te komen opdoen op last van de Duit
se Wehrmacht. 6 januari om half acht op de
Kaai. Ik heb het maar terstond in stukken
gescheurd. Ik denk er niet over. Dat kan er
nog wel bij.
Ondertussen kostwinnersvergoeding door
mijn vrouw aangevraagd. Ik kan niet van de
wind leven, dus moeten ze ook mij maar
onderhouden, ik doe het mezelf niet aan, ik
wil werken. Ondertussen heb ik ook daar
mijn werkzaamheden, wat hout hakken voor
de kachel, aardappelen schillen en groente
schoonmaken. Toen ik naar deze plaats ging
heb ik een paar vrienden opgezocht, even
eens onderduikers. Die zijn opgebracht en
moesten voor de moffen verschijnen. Ook
was er een zwager van mij bij, maar die heeft
kunnen vluchten. De anderen kunnen naar
huis en moeten nu voor de Wehrmacht wer
ken.
6 januari 1945
's Morgens negen uur op voor de kou. Het
was maar een oud baardje en dat werd met
hout gestookt, dat geeft niet veel warmte. In
dat vertrek kwamen 3 deuren uit, een raam
en een keldergat, waar een tochthor voor zat.
Dus het trok er vreselijk, 's Avonds ging het
beter, dan werd er een kooltje voor ons aan
gelegd en waren tenminste je voeten warm.
Negen uur naar bed.
7 januari 1945
Een mooi nachtje van negen tot negen. Eerst
hout hakken en sigaren draaien bij gebrek
aan vloei. Toen hebben ze zaad en een
machine gebracht om olie te draaien, dat is
weer een veranderingetje. Elke dag kwamen
ze ons op de hoogte houden van het nieuws.
Verder moesten wij dan ook nogal eens een
onverwarmde kamer in, als er een en ander
familieUd kwam die ons niet mocht zien. Het
is geweest van een vol uur. Toen ging onze
kostvrouw schreeuwen. Nu zullen ze wel
gauw weggaan, zegt mijn zwager. Ze had
den het over de jongens natuurlijk. Wij bul
derden allebei van het lachen.
's Avonds heb ik de sokken van de dienst
meid aan elkaar genaaid, zonder dat iemand
het gezien had.
Elke avond hadden wij een broodje, een paar
kommen pap, of wij bakten koeken. Ze lie
ten je daar eten dat je haast barstte.
8 januari 1945
Niets te melden, o ja, onze dienstmeid ging
tekeer als een grammofoon. Ze had wel een
half uur werk eer ze de sokken weer aan had.
Ze raasde als een bezetene. Ze praatte toch
altijd al zo vlug.
9 januari 1945
's Morgens negen uur op. Hout hakken, olie
draaien, mijn arm ging er zeer van doen. De
moest weer geschoren worden, het ging nu
wel wat beter en wat gauwer voor de tweede
keer. Onder het scheren moesten we weglo
pen. Aan de keel stond het haar nog, maar
dat hebben we maar laten staan.
10 januari 1945
Mijn vrouw kwam weer eens kijken. Ze wist
te vertellen dat de Duitsers weer een razzia
zouden houden, eerst moest er nog groene
politie komen. Mijn besluit was gauw geno
men, morgen ga ik naar huis. Ondertussen
hebben de Duitsers weer een oproep gedaan,
alle mannen van 17 tot 40 jaar moeten zich
weer melden. Ausweis of niet. Dat komt dus
al aardig uit volgens radio Londen.
11 januari 1945
Het heeft gesneeuwd, al een paar dagen. De
wegen zijn glad. Mijn zwager vindt er niets
aan dat hij nu alleen overschiet. En ook de
oudjes hebben er een hekel aan, het was net
zo gezellig.
Die dag hebben we het nog druk gehad met
het olie draaien. Vijf uur was het pas klaar,
toen nog wassen en eten. Om zes uur ben ik
op pad gegaan. Mijn stok had ik natuurlijk
weer bij me. Het was koud. Ik had een paar
sokken in mijn zak, die heb ik gebruikt voor
wanten. Het was een moeilijke weg. De
Rijksweg durfde ik niet te nemen, dan moest
ik langs teveel moffen. Ik heb dan ook twee
maal op mijn rug gelegen en als ik de stok
niet gehad had nog wel meer. De pad waar ik
over liep Ugt schuin. Vlak bij huis zag ik
twee mannen lopen, ze liepen voor mij weg.
Ze hadden een paaltje wezen lichten, er
lagen er drie op het pad waar ik over moest.
Ik had de grootste zin er een mee te nemen,
maar ze waren te zwaar voor mij alleen. Een
paar stappen verder zaten er nog twee bij een
paal te zagen en een klein eindje verder nog
twee. Het was druk, maar ik wist gelijk dat
mijn pad veihg was. Als een oude man, leu
nend op mijn stok, mijn jas hoog naar boven
getrokken, zo ging ik langs de huizen om
niet herkend te worden. Zo kwam ik onge
zien in huis. Daar stond mijn vrouw me al op
te wachten met een lekkere pan pudding, die
dan ook gauw vervlogen was. Nog een poos
je gezellig bij elkaar en toen naar bed. Eerst
hebben we alles in gereedheid gebracht voor
een eventuele vlucht door het dakraam.
12 januari 1945
Het ging nu niet tot negen uur. De kinderen
zaten zeven uur al bij ons. Ze waren wat bUj
dat ik weer thuis was. Ze bestormden me dan
ook met vragen. Blijf je nu thuis en waar ben
je geweest zo lang en nog veel meer. De kon
direct aan de slag nadat we gegeten hadden.
Hout hakken en zagen en vele andere werk
jes. En telkens wegkruipen als er een aan de
deur kwam. Toch zijn er altijd die onver
wachts voor je neus staan.
13 januari 1945
's Morgens acht uur op, de kachel aanmaken
en voor de aardappelen zorgen, 's Avonds
zijn we om een paaltje gegaan samen met de
buurman. Er kwam ons nog iemand overval
len. Hij stond onverwachts boven op ons.
Maar het hinderde niet. Hij kwam ook om
een paaltje. We hebben het in tweeën
gezaagd en zo mee naar huis genomen.
Dicht bij huis .neergelegd en 2'ó'sarhen,jiiaar'.
huis gedragen. .f
14 januari 1945
De volgende dag vroeg op en een poosje
naar buiten, een kleine wandehng, eten en de
paal aan blokken zagen en hakken, 's
Avonds een schuilplaats voor mij gemaakt
om bij huiszoekingen weg te kunnen krui
pen. De vloer opgebroken, twee avonden
tien zakken grond eruit gehaald en ik had
een plaats waar ik wel kon slapen als het
nodig was. Mijn buurman was ondertussen
ook thuisgekomen, heeft mij wezen helpen
en ik hem.
15 januari 1945
's Morgens zes uur op, de zakken naar bui
ten gedragen en een heel eind verder uitge
goten. De buurman was ook op. Toen zijn
we samen nog een paal wezen halen, je kan
er maar twee dagen van stoken, dus je moet
elke keer weer opnieuw. Zonder iemand te
zien hebben wij hem binnen geloodst en 's
avonds was hij weer aan blokken, dus kun
nen we weer stoken.
16 januari 1945
Die morgen is de huisbaas gekomen en zou
den we een plaats maken om wat op te ber
gen. Ook voor mij hebben we een luikje
gemaakt aan de bovenkant van de bedstee en
ook een luikje van de zolder. Zo kon ik van
uit de bedstee door het luikje naar de zolder
kruipen, 's Avonds heb ik mijn buurman mij
op laten zoeken, maar hij kon mij niet vin
den. Dat was een reuze schuilplaats.
17 januari 1945
Niets te melden. De vrouw een beetje plagen
en met de kinderen gespeeld. Die zouden er
een hekel aan hebben als ik weer wegging.
18 januari 1945
Vannacht hebben we slecht geslapen. De
hele nacht is men aan het schieten geweest.
Het was dan ook gauw bekend: de Tommies
zijn op Schouwen geland. Ik heb bij de buur
man op de muur geklopt en het nieuws ver
teld. Wij dachten dat we nu ook wel gauw
van de moffen verlost zouden zijn. Maar de
Tommies waren zo weer weg, dat was een
tegenvaller.
19 januari 1945
De Duitsers halen de kolen die bij ons op de
werf liggen weg, maar daar wilde ik er ook
nog wel wat van hebben. Met mijn buurman
zou ik ze een handje helpen. Drie zakken
opgezocht en 's avonds half tien eropaf. Het
was gewoon een sneeuwstorm, voor zulk
werk pracht weertje. Het was een moeilijk
karwei. We moesten eerst over een betonnen
heining van anderhalve meter en toen bij een
ander over de grond en weer over een beton
nen heintje van wel ruim twee meter. Daar
zaten van die ijzeren pinnen op, maar die
waren allemaal omgebogen. Er waren voor
ons al meer mensen geweest. We hebben
gezocht naar een riek of schop, maar die was
nergens te vinden, dus waren we genood
zaakt om met de handen te werken. Met de
tanden de zak vasthouden en zo net als een
kat vol krauwen. Zo hadden we nog gauw de
zakken vol, een touwtje erom heen en opge
ven. De ander over het heintje klimmen en
de zak aanpakken. En zo de tweede ook, dan
weer opgeven op het andere heintje en dan
naar huis. Tegen de dijk op, daar had een
trapje gezeten, maar dat was weggespoeld en
het was heel glad van de sneeuw. De eerste
moest ik al laten vallen net boven de dijk, ik
sUerde uit en liet hem over mijn hoofd val
len. In de armen en op de knieën het huis in.
Het gat in de vloer moest nu voor kolenhok
dienen. Toen heb ik een poosje staan stamp
voeten van de kou en mijn vingers tintelden
vreselijk. Dat spelletje hebben we drie keer
herhaald. De laatste keer waren wij zo moe
van dat gesjouw, we konden de zakken niet
meer opgeven en ook niet meer over het hein
krijgen. Na driemaal lukte het eindelijk.
Tegen de dijk elkaar vasthouden om op de
been te blijven. We konden niet meer. De
zak hing op mijn rug, mijn adem sneed ik
haast af. Ik hijgde als een paard dat pas
gestoken was, zei mijn vrouw.
Daarna zijn we nog een keer geweest, niet
om kolen, maar om te betalen. Met twee
punaises hebben we het op het schot vastge
maakt, zodat ze het de andere dag wel zou
den vinden. Terug over het hein scheurde
mijn buurman zijn broek en ik mijn jas aan
die pinnen.
20 januari 1945
's Morgens hoorde ik dat er die nacht nog
meer liefhebbers waren geweest. Mijn buur
vrouw en een vriend van haar. Zij waren er
op uit gegaan met 8 zakken, een trapje en een
riek, dat was veel handiger. Het heeft 's
nachts nog wat gesneeuwd en alle sporen
waren verdwenen. De penningmeester van
de kolenbond kwam die dag nog bij ons. Hij
had het geld wezen halen van de plank. De
Duitsers zijn de laatste kolen wezen halen.
Dt wilde maar dat wij er nog meer gehaald
hadden. Die moffen kunnen ook alles
gebruiken.
21 januari 1945
Het is zondag. Niets te melden. Ik heb veel
gelezen, 's Avonds zijn we naar de buren
geweest, knusjes bij elkaar gezeten en alle
verhalen nog eens opgehaald.
22 januari 1945
Ik ben weer aan een nieuw gat begonnen. De
Duitsers kunnen alles gebruiken en daarom
moeten wij maar zo veel mogelijk weg
smokkelen door het luikje. Die avond ben ik
naar mijn ouders gegaan. Daar staan nu twee
geiten, een van drie en een van twee jaar.
Mijn varken heb ik in het najaar stiekem
geslacht, maar dat was al op. De kinderen
hebben niets op hun boterhammen, daarom
ben ik maar naar huis gegaan om de jonge
geit te slachten Mijn vader heeft hem de kop
afgesneden, die heeft daar nogal slag van.
De huid eraf gevild en de rest gauw in een
emmer. Daar ben ik een nachtje gebleven en
's morgens in het donker met de emmer
vlees naar huis gegaan. Het vlees heb ik
gezouten en de huid heb ik gevild en ik wil
die klaar maken voor het gebruik.
23 januari 1945
Een man met wie ik samen een oliemachien-
tje hadi" heeft schragen gebracht en daar een
stelling mee gebouwd om oUe te draaien.
Mijn vrouw is weggeweest en heeft een
haarmachine meegebracht. De heb een hoofd
met haar, zo raar, met middenop allemaal
wit en kaal. Nu had ik besloten dat het er
allemaal afmoest. Mijn buurman zal het
knippen. De tafel opzij, een paar zakken om
de stoel en precies onder de lamp. Zo had hij
volop licht. De kinderen lagen op bed. Mijn
vrouw en de buurvrouw, allebei onder de 25
jaar, zaten al te giechelen. Eerst een baan
middenover, het was niets als hakkels. Een
drie kwartier later was het er eindelijk af met
veel gelach. Toen met de schaar om de hak
kels weg te knippen. Ik leek wel een bonte.
Ik besloot om het maar kaal te scheren, dan
was ik al dat oude haar kwijt. Eerst mijn
gezicht, dat heb ik zelf gedaan, terwijl mijn
buurman mijn hoofd al aan het inzepen was.
Het ging goed, maar toch was ik blij dat het
gebeurd was. De buurman maakte van mijn
haar een bosje om dat bij hem aan de deur te
hangen, wit en zwart door elkaar. Ondertus
sen was het negen uur geworden en het gas
was uit. De buren gingen naar huis. Ik ze
achterop met het haar en een pot gluton. Zo
heb ik een hele pruik op de deur geplakt. Wat
hebben we gelachen.
24 januari 1945
's Morgens vroeg op en even gaan kijken of
het haar er nog op zat. De mensen die langs
kwamen bleven staan om even te kijken. De
buurvrouw kwam de blinden open doen. Ze
had de deur nog maar vast, toen hoorde ik
het al door de muren heen: "Nee maar, kijk
hier nou eens". Ze stond helemaal paf. Ze
had er heel wat water voor nodig om het eraf
te krijgen. Eerst zij gelachen en toen ik.
25 januari 1945
Vandaag vier mensen weggevoerd. Eén had
de Duitse Wehrmacht opgelicht en de ande
re had valse ausweisse gedrukt en uitgege
ven. De kapper bij ons werd voor stroom
verbruik zonder vergunning opgepakt en hij
was in het bezit van een vals ausweis. Waar
naartoe ze vervoerd zijn weten we niet, maar
ze hadden per man twee moffen bij zich. En
ook nog een man die een paal had gelicht. Ze
hadden op plaatsen hier buiten de kom van
de gemeente wezen zoeken en vonden bij die
man nog een klein stukje van een sparrepaal.
Dus die was er vies bij.
26 januari 1945
Voor de buurvrouw hout gehakt, haar man is
ook weggevoerd. Ze bracht een hompje
boter mee voor de kinderen, echte boerenbo-
ter. Daar wil ik wel eUce dag een mand hout
voor hakken. De kinderen vonden het heer-
lijk.
27 januari 1945
Voor het eerst weer eens een zondags pak
aan sinds dat ik onderduiker ben.
28 januari 1945
Het is zondag, er is alweer een pak sneeuw
gevallen. Het is buitengewoon rustig. Je ziet
geen mens op de pad. Ze vertellen mij:
Majoor Horn is weg van het eiland, gelijk
met zijn soldaten. Er zitten er nu nog maar
dertig meer in het dorp. Nu is de majoor van
Schouwen-Duiveland hierheen gekomen,
die moet nog gemener zijn. Die majoor heeft
mensen laten ophangen op Schouwen. Het
waren mensen die overgingen naar het
bevrijde gebied en werden gepakt. De Rus
sen zijn nu een poosje het winteroffensief
begonnen en breken overal door de stellin
gen van de Duitsers heen. Ze kunnen het niet
afgegrendeld krijgen. Alle smeden moeten
hier grendels maken. Ze zitten nu bij Bres-
lau. De mensen vertellen van nog verder. De
Duitsers hebben toegegeven, ze hebben
Elbing ontruimd en wij mogen 's avonds
weer een uur langer buiten, nu tot acht uur.
29 januari 1945
Het westelijk deel van ons eiland moet nu
helemaal ontruimd worden. Ze mogen niets
meenemen, alleen eten, stooksel, slaapgerei
en goed. Ze krijgen met vijf gezinnen één
wagen om te verhuizen. Die moeten naar ons
deel van het eiland overgebracht worden.
30 januari 1945
Voor de verandering ga ik mijn zwager weer
eens een bezoek brengen. Half acht sta ik
kant en klaar. Het weer is buitengewoon
slecht. Ongemerkt kom ik mijn dorp uit.
Maar buiten de huizen was het zo koud dat ik
van plan was terug te gaan naar huis, mijn
oren deden zo'n pijn. Toen heb ik achter een
hoopje stro mijn zakdoek over mijn oren
gedaan en ben maar weer verder gegaan. De
ben goed aangekomen en mijn zwager was
dan ook blij dat ik hem weer eens gezelschap
kwam houden. Hij had eveneens als ik zijn
haar laten knippen, maar hij had vooraan
nog een paar lokken laten staan.
31 januari 1945
Daar heb ik een nachtje vertoefd en ben 's
avonds weer op huis aangegaan. Het had 's
nachts hard gedooid dus ik kon weer gemak
kelijk lopen. Mijn vrouw had een paar pan
nenkoeken gebaïeken dus dat viel mee.
Ze waren de nacht dat ik weg was geweest
voor Duitse inkwartiering langsgekomen,
maar mijn vrouw had ze laten rukken en
trekken, de blinden zaten van binnen dicht
en de deur natuurlijk op slot. Toen gingen ze
met de kolf van hun geweer er op los slaan,
maar het hielp niets, de deur bleef dicht. Bij
de buurvrouw eveneens staan razen en tie
ren. De buurman heeft de hele nacht in zijn
hok doorgebracht. Daarna zijn ze niet meer
geweest.
1 februari 1945
Bij de buren die opengedaan hebben zijn nu
moffen ingekwartierd. Ook in de schuur
voor mijn huis staan 8 paarden. Ze komen
water uit de regenbak bij mij halen, maar
mijn vrouw heeft de aker weggehaald. Nu
zijn ze met een klein groentebusje aan het
scheppen. Dat duurt een eeuw voor ze 8
paarden hebben laten drinken. Ze scheren de
hele dag hier zo'n beetje rond.
2 februari 1945
Ze hebben het hele dorp weer vol moffen
gepropt. De B.B.C, meldt voor de eilanden
die bij Walcheren liggen: nieuwe gebeurte
nissen op komst.
4 februari 1945
Het is hier rustig, veel te rustig naar m'n zin.
Er zijn vandaag twee V1' s overgekomen, die
veel leven maakten en een klein eindje ver
der uit elkaar spatten. Ik denk in het water
gebied, want wij hebben er verder niets meer
van gehoord. Vannacht is er ook weer een
verongelukt. De Duitsers voor mijn deur zijn
weer vertrokken.
5 februari 1945
Vandaag voor de derde maal kostwinners
vergoeding aan mijn vrouw uitbetaald. De
somma 56,00. De heb nog nooit zo makke
lijk verdiend.
6 februari 1945
Mijn stooksel raakt op, nog wat eierkolen
van de moffen. Palen dat gaat niet meer. Het
is gevaarlijk en ze zijn in de omtrek allemaal
op. Nu zijn we besloten het kolenerf eens op
te gaan zoeken. Buurman en ik zijn er 's
avonds tien uur op uit getrokken met een
zak, allebei een bezem en een schop. Het
was die avond druk met de moffen die ver
trokken tot diep in de nacht toe. Met de
schop maakten we niets klaar en met de
bezem ook niet. Dus zijn we met onze han
den begonnen. Het stof bij elkaar krauwen
en ook de kolen die wij uit de boden haalden.
Zo zijn we tot 's morgens drie uur bezig
geweest. Onze handen waren kapot, maar
wij hadden een volle zak stof en een halve
zak kolen. Toen we de eerste zak over de
heining gesjouwd hadden en thuis gebracht,
hebben we de buurvrouw gewaarschuwd.
Toen was het twaalf uur. We hadden ze zo
uit bed en ze was dan ook direct bereid om
met ons mee te gaan. De heb ze over het hein
geholpen en toen deed ze goed mee om ook
een zak vol te krijgen.
7 februari 1945
De bel gaat door het dorp. Ze riepen dat de
Duitsers de kolen op de gasfabriek in beslag
hadden genomen. Daar zou ik nog wel een
kleine portie van willen hebben, 's Avonds
met z'n drieën zouden we er op af gaan.
Twee mannen en een vrouw. Die vrouw was
gekleed als man, een broek, een jas en een
paar laarzen en een pet op. Daar aangeko
men konden we niet veel beginnen. Er waren
nog meer liefhebbers, die waren er vroeger
op uitgetrokken, want ze hadden de man al
twee zakken vol. Bij de eerste poging die we
deden zagen we dan ook een man met een
lichtje om de hoek komen, dus waren wij
genoodzaakt de benen te nemen. Daarna
hebben we er van afgezien en zijn naar huis
gegaan.
Wordt vervolgd
Dit relaas
wordt vervolgd in
het Oudejaarsnummer
van woensdag
29 december '99
Er is haast geen kerstlied zo
bekend als 'Stille Nacht, Heilige
Nacht'. En niet alleen bij de
kerkmensen, maar ook bij de
wereld. Draaiorgels strooien de
welbekende melodie tussen win
kelend publiek in grote steden.
Kerkkoren zingen de overbe
kende tekst op zangavonden.
Toch is het ontstaan van dit lied
erg opmerkelijk!
Jaren en jaren geleden werd de tekst
gedicht en de melodie gecomponeerd
in het Oostenrijkse Obemdorf, een
plaatsje even boven Salszburg.
De oorzaak was een defect kerkorgel.
Twee dagen voor Kerst komt Frans
Xaver Gruber, organist en dorpson
derwijzer, tot de teleurstellende ont
dekking, dat het oude kerkorgel stuk
is. Het brengt zelfs geen toon meer
voort. Reparatie vraagt tijd, geld en
een vakman, en geen van drieën is
voorhanden. De kerkmensen in
Obemdorf zijn arme bergboeren. De
kerstnachtdienst zal dus zonder muzi
kale omlijsting moeten worden
gehouden en dat wordt voor de
gemeente een grote teleurstelling. Het
zal een stille, kille Kerst worden voor
de armoedige boeren van Obemdorf.
De jonge geestelijke, Jozeph Franz
Mohn, zit er erg mee. Temeer daar
een verwoede poging van zijn vriend
Graber om het mankement te herstel
len, geen enkel effect sorteert. Samen
zoeken ze koortsachtig naar een alter
natief. Ze krijgen een idee en gaan
ijverig aan het werk. In één dag
schrijft Mohn de tekst en componeert
Gruber de melodie. Laatstgenoemde
heeft nauwelijks gelegenheid om het
lied door zijn kinderkoor te laten
instuderen. Maar ze willen beslist hun
parochianen een plezier doen. Het
ging hen waarschijnlijk helemaal niet
om eer en roem. In alle eenvoudig
heid maakten zij een ontroerend, sim
pel en treffend lied.
In de nachtdienst voor Kerst zingen te
Obemdorf, in een kleine, oude en
schamel ingerichte kerk, twee onge
schoolde maar klare en heldere solo
stemmen en een groepje schoolkinde
ren voor het eerst het 'Stille Nacht,
Heilige Nacht'Meester Gruber bege
leidt op zijn gitaar, omdat het orgel
stuk is. De parochianen van Obemd
orf hebben eerst hun hoofden geschud
over deze 'nieuwigheid' van hun jon
ge zielenherder. Daarna hebben ze
toch van het Ued genoten. Tenslotte
hebben ze God gedankt dat het orgel
stuk was.
Intussen begon het lied zijn overwin-
ningstocht op de wereld. Aanvanke
lijk ging dat niet zo snel. De makers
ervan worden pas in breder kring
bekend, als ze al lang overleden en
begraven zijn.
Bron: 'Komt tot Zijn Schijnsel' -
Rik Valkenburg
Wie van zuurkool houdt - het is nu weer de
tijd om zuurkool stamppot te eten - zal het
interesseren hoe deze groente wordt
gemaakt. Wellicht is bekend dat uitsluitend
witte kool geschikt is voor het maken van
zuurkool; andere kool verzuurt namelijk
niet.
Eenmaal in de fabriek wordt de kool eerst
grondig gereinigd. Na het ontbladeren wordt
de stronk eruit geboord en de kool
geschaafd. Het schaafsel wordt licht gezou
ten en via een lopende band vervoerd naar
een zogenaamde put, een diep bassin van
ongeveer 2x2 meter. Nu kan de mens ver
der alleen nog maar voor de juiste tempera
tuur zorgen en doet de melkzuurbacterie (die
dus alleen in de witte kool voorkomt) de rest.
Onder het wakend oog van de vakman gaat
de kool nu een week of vier verzuren. Van de
tien ton in de put gestorte kool zal er daarna
nog slechts vijf ton over zijn.
Voordat er nu, ter verhoging van de smaak,
kleine peperkorreltjes aan de zuurkool toe
gevoegd worden en ze verpakt wordt in plas
tic vaatjes van 25 liter, dient er eerst een
strenge keuring te worden uitgevoerd. Uit
een rijpe put worden verscheidene monsters
genomen die worden gecontroleerd op het
algemeen voorkomen van de zuurkool, de
snit (niet te grof en niet te fijn), de smaak en
het aroma, de kleur-aantrekkelijkheid enzo
voorts.
Het eindrapport geeft cijfers voor de kwali
teit en bevat talrijke andere gegevens over
onder andere de hoeveelheid vitamine C en
het suiker- en keukenzoutgehalte. Is het rap
port bevredigend, dan mag het product haar
weg gaan zoeken naar de talrijke consumen
ten in binnen- en buitenland, naar de lief
hebbers van een lekkere en uitermate gezon
de groente.