1 I I I I I 1 I I I I I I I 1 DE LES VAN DE SLINGERAAPJES QCfaasJe QCoKKef fij de tandarts ifAWH t\ n Hallo allemaal! Ml^i^iSiSIBIBIBiaBMflqMMBJBIBlBigMBMBIBigi^^ Utz:^ (óf de kringen in het water) Het is maandag. Nog vroeg in de morgen. Moeder zit bij de telefoon. Ze neemt de hoÖrn van de haak. Duwt een paar cijfers in. Zachtjes hoest ze. De bel gaat over. Ja, er wordt opgenomen. "Hallo, u spreekt met mevrouw Kokkel. Kan ik een afspraak maken?" Even stilte. Dan klinkt het: "Ja voor vandaag. Als het kan graag. Mijn zoontje moet ook mee". Weer even niets. "Wat zegt u? Ja het is voor controle. Oh dat is mooi", antwoordt moeder. "Het is helemaal niet mooi", denkt Klaasje. Hij luistert stilletjes mee. Vanuit de keuken. Met een sip gezicht zit hij daar. "Klik", mama hangt de haak op. "Zo Klaasje", zegt mama. "Jij mag vanmiddag met me mee". "Boodschappen doen?", probeert Klaasje. "Dat ook. Maar eerst moeten we naar de tandarts". "Ik toch niet? Ik at geen knikker". Klaasje kijkt met grote ogen. Van de angst. 't Is alleen maar om even te kijken joh. Als je niets hebt mag je zo van de stoel af'. Klaasje schudt zijn hoofd. "Ik wil niet. Ik ga niet". Hij begint te huilen. "Toe nou, je moet flink zijn. Het stelt niets voor. Misschien hoeft er niets te gebeuren. Klaasje zet een grote keel op. Blijft maar roepen, gillen. "De wil niet!" "Je moet", zegt zijn moeder boos. "Klaar uit. Voor mij is het helemaal niet leuk. Ik weet zeker dat er iets gaat gebeuren". "En bij mijen bij mij?", vraagt Klaasje bang. "Laat me eens even in je mond kijken". Klaasje doet hem open. Moeder duwt met haar vingers. Tegen zijn lippen. En murt. "Hm", zegt ze. "Een klein gaatje". "Wè, wèh", jankt Klaasje. "Stel je niet aan. Het is zo voor elkaar. Nu wil ik er niets meer over horen. Begrepen Klaasje?" Moeder pakt hem onder zijn kin beet. Streng kijkt ze hem aan. Heel benepen klinkt het: "Ja mama". O, o wat duurt het lang. Wordt het dan nooit middag? Eindelijk is het zo ver. Samen hebben ze hun tanden gepoetst. Heel goed natuurlijk. Met dikke klodders tandpasta. "Als je groot bent, krijg je een cadeautje". Dat hjkt Klaasje wel wat. Ze fietsen door het dorp. Ze zijn een beetje aan de late kant. Staat er lekker een stoplicht op rood? Nee. Jammer. Kijk daar loopt een politie. Zal hij hen aanhouden? Helaas niet. Verder rijden ze. Bochtje om. Het erf van de tandarts op. Lopend nu. Naar het grote huis. Hoog is dat zeg. Wat een scheve stoep. Zou mama vallen? Met een zeer been kun je niet de stoel halen. Moeder stapt gewoon binnen. Klaasje volgt bang achter haar. Een poosje later staan ze voor een muurtje. Een witte juffrouw zit erachter. Ze staat op. Wijst hen de weg. "Zo, die deur daar. U kunt gelijk doorlopen". Moeder mag eerst. "Aha", zegt de tandarts. "Dat is pech. Een stuk van uw kies. Even boren hoor". Een andere witte vrouw komt er bij zitten. We doen eerst een stofzuigertje in uw mond". "Een stofzuiger", denkt Klaasje. "Ben je mal. Die gebruik je toch voor de vloer?" Er klinkt geslurp. "O wat eng", vindt Klaasje. "Rrrrr", doet de boor. Moeder spoelt nu haar mond. Ze zakt weer omlaag. De zuster heeft een spuitje klaar. Met vuIsqI. De tandarts duwt het aan. "Ziezo, nu nog even schuren. Klaar mevrouw. Nu mag Klaasje." De dokter wenkt vriendelijk. Klaasje wil niet. Hij durft niet. Hard schudt hij zijn hoofd. "Nee, nee". Het klinkt steeds angstiger. "Nee, nee". Kijk eens. Nu trekt de tandarts ook nog handschoenen aan. Plastic. En witte. Nee hoor, hij begint er niet aan. "Toe toch", probeert de tandarts. De witte juf pakt hem bij zijn hand. O gaan ze een eindje wandelen? Fijn naar buiten. Nee, dat is niet de bedoeling. Ze sleept hem over de vloer. Het zeil piept. Klaasje werkt tegen. Met alles. Kijk eens, o kijk eens. Zijn schoenen tekenen een zwarte streep. Op de grond. Hij is bijna op de stoel. Ineens springt Klaasje weg. In ene loop naar zijn moeder. "Zo gaat het natuurlijk niet mevrouw". De tandarts moppert een beetje. De zuster haalt een emmertje te voor schijn. Een doorzichtige. Propvol met speeltjes. Zeilbootjes, autootjes met witte wielen. Zandbakvormen. En een heuswaterpistool. "Wat wil je vraagt de juffrouw. Heel lief en geduldig. Klaasje pakt het pis tool. "Neem het maar mee naar de stoel". Klaasje steekt het in zijn broekzak. Stapt dapper op de stoel. "Niet schieten hoor", doet de tandarts bang. "Ik durf niet", bibbert hij voor de grap. Klaasje lacht. De dok ter kijkt. Tikt op sommige tanden. Raakt met het spiegeltje een kies. "Ach", zegt hij met een verdrietige stem. Laat ik daar nu een klein gaatje zien. Dat zullen we even vullen." Hij bukt zich om een boortje te pakken. "Vullen?", vraagt Klaasje. "Ja natuur lijk", bromt de tandarts terug."Doen we gelijk", zegt Klaasje. Intussen wipt hij snel naar voren. En zuigt zijn pistool vol. Met spoelwater uit de plastic beker. Hij richt de loop. Kwaadaardig precies op de tandarts. "Hé, ben je mal", zegt deze. "Dat doen we niet. Hier wordt niet geschoten". "Nee, maar wel gespoten", roept Klaasje brutaal. En hij wil de trekker overhalen. Moe der rent naar hem toe. Pakt zijn arm beet. "Sppppt", de straal spuit naar het plafond. "Ha, ha", spot de dokter. Blij dat ik daar niet zat". Nijdig pakt hij Klaasje beet. Samen met zijn helpster. Ze zetten hem op de stoel. Huppelakee. "En nu geen gezeur. Mond open". De tandarts krijgt zijn zin. Heel vlug wordt er geboord. Snel gevuld. Daarna vlucht Klaasje van de stoel af. De dokter is boos. Heel boos!"Mevrouw, u hoeft hier niet meer te komen. Uw zoontje is een ettertje". "Oooh, dat mag u niet zeggen", waarschuwt Klaasje. "Je mond spoelen meneer". "Zeker met jouw pistooltje? An me nooit niet", buldert de man. "Daar is de deur". "Daar wast ie zonet ook", merkt Klaasje droog op. Met een rode kleur stapt moeder de kamer uit. Naar de gang. Ze schiet haar jas aan. Snel op de fiets. Naar huis. Moeder is ook boos. En verdrietig. Wat een toestand. Met die Klaasje van haar is niets te beginnen, 't Is altijd wat. 's Avonds aan tafel. Ze zitten achter hun prakje. Vader heeft alles gehoord. Hij schudt zijn hoofd. ledere keer weer. "We moeten Klaasje strenger aanpakken". Dat vindt vader. Moeder ook trouwens. Klaasje kijkt hen met onschuldige ogen-aan. Zijn stem trilt. "Ik ben geen ettertje". Hij prikt een piepklein aardappeltje aan zijn vork. Brengt die naar zijn mond. En zegt: "Ik ben alleen maar een etertje!" Lukt het vakantiehouden een beetje? Verzamelaars hebben deze maand niet gereageerd, wellicht zitten ze allemaal in buiten land. Er zijn ongeveer 6 bezorgers benaderd voor een interview. Een van hen, uit Oude-Tonge, heeft ons al verrast door een vlug antwoord. De rest wachten we rustig af. Vragen, aanbiedin gen kun je kwijt op Jeugdeiland, p/a Eilanden-Nieuws, Post bus 8,3240 AA Middel- harnis. Beul: "Ornaat u margenochtend wordt terechtgesteld, mag u zeggen wat u vandaag voor de allerlaatste keer wilt eten". Ver oordeelde: Als ik het toch voor iet zeggen heb: breng me de rechter maar, gebakken met een «itje erbij en als toetje de advocaat". In de 'Winkel van Jamm. "En jongeman, wat zal het zijn?" "ik wil graag voor twee kwartjes gesorteerde bonbons juffrouw". "Dat kan. Kijk eensj hier heb je er fwee. Js knnt ze zelf wel sorterenhè?" Waarom heeft de hoofdstad zoveel straten met eenrichtingsverkeer? Om te voorkomen dat de ambtenaren die te laat op hun werk komen opbotsen tegen de ambtenaren die te vroeg naar hïtis gaan. Twee nieowe ploegen onderhoudswerkers zijn bezig telefoonpaïen ia de grond te zetten. Op het eind van de dag vraagt de baas aan de eerste ploeg hoeveel palen ze hebben geplaatst "Twaalf luidt het antwoord. "Niet slecht", zegt hij. Daarna vraagt hij aan de tweede ploeg hoeveel palen ze in de grond hebben gezet. "Twee". "Twee?", roept de baas. "De anderen hebben er twaalf gedaan, en jullie maar twee?" "Ja zegt de voorman van de tweede ploeg. "Maar u moet eens gaan kijken hoe lang de stukken paal zijn die zij boven de grond hebben laten uitsteken". Gezagvoerder tegen passagiers: "Dames en heren, ik heb goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat we een kaper aan boord hebben. Het goede nieuws is dat hij naar de Bivièra wil". [ïï]jgiBiagMBIBMBJBiagIBJBMBJgMagMBIBJBJBJ5IBjgMligigJlI^ Dit verhaal werd mij jaren geleden eens verteld door een ouderling. Hij deed dat om duidelijk te maken hoe zorge loos men is als het over sterven gaat. Een verhaal uit de dierenwereld. Wat leer jij ervan? En u? En ik? Zachtjes schommelen de bananentrossen in de suizelende wind. Er heerst een vochtige en kille sfeer in het oerwoud. Dikke druppels druipen langs de klamme stammen. Grijze nevels slieren wervelend door het hoge pampasgras aan de rand van het bos. De harten van de roze bromelia's zitten propvol regenwater. Grote groene baarden van mos hangen naar beneden. Hoog in de bomen kwetteren enkele slingeraapjes. Hun macabere zwarte snuitjes blikken terloops naar omlaag. De pezige grijphandjes pakken de wiegelende takken en ineens tjoempen ze enige meters omlaag. Maken een salto en slingereri hun staartje om een tak. Wiegen even heen en weer, geven een zet, en daar zitten ze reeds op hun tak. Vader slingeraap, de stouterd, hepft een grote kokosnoot in de hand. Pats daar ploft hij rakelings langs moederaap. Met een doffe bons valt de bruine noot op de bosbodem. Ratelend tikken vliegensvlugge apennageltjes langs de rui ge stam. Pats, daar krijgt vaderaap ineens een klap op zijn rug. Moeder met kind zweven omlaag. Vader rent naar boven, duikelt over de kop, hangt aan één arm. Krult de teennagels en maakt een geweldige zwieper. Suizend valt hij naar beneden, buigt de staart om vast te haken. Mis! Blad dwarrelt langs zijn oren. Even nog strekt zijn magere handje naar houvast. Mis! Fel spettert het water op. Razendsnel komt de onopvallende boomstam tot leven. Grotesk blikkeren de vlijmscherpe krokodilletanden in de gapende bek. Een ijzingwekkende hoge >i<i snerpgil klinkt door het woud. Even woest gespatter en dan een rode bloedvlek wolkt y^^door het water. Leven en dood! Als standbeeldjes zo stil zitten de andere slingeraapjes toe te kijken vanaf hun hoge tak ken. Ontzet staren ze naar de steeds wijder wordende kring van waterrimpels. Ze lijken diep onder de indruk, maar als de rimpels vervagen, hervatten ze hun spel. Ze zijn dit dra ma vergeten. Tussen het groene bosloof hangt een reusachtige anacondaslang. Roerloos en schijnbaar verstijfd. De aapjes spelen al weer. In 't water zijn immers de kringen verdwenen. Van links en rechts buitelen ze tussen de takken. Hoog veren hun lijf jes op, als de kleine doUemannnetjes, op de takken dansen. Ineens verliest één van het evenwicht en stort achterover het meertje in. De lange anacondaslang laat zich griezelig vlug naar beneden zakken en bijt toe. Kermend siddert het aapje in de gruwelijke slangebek. Maar niets helpt. Een doodssnik welt uit zijn magere keel op en de glans verdooft in de oogjes. Leven en dood! De slang plompt in het water en kronkelt naar de groene oever. Verstijfd kijken ze naar de cirkels van golfjes. Maar zodra die weggeëbd zijn, spe len ze al weer. Eerst aarzelend, even later volop, 't Is net of hun grijze kopjes wil len zeggen: Ik ben nog niet aan de beurt". Aan de wortels van de bomen kabbelt het grauwe water van het bosmeer. Een lich te rimpel verraadt iets. Wat is dat? O, een forel met donkere vlekjes op de rug staat vinstil in het heldere vocht. Zijn golvende zijlijn ligt als een ragfijne borduurdraad over de lengte van het schubbig lijf. Hij tuit plotseling de lippen en zuigt een vlieg je van de waterspiegel weg. Leven en dood! In de boom springen de aapjes langs de groenbemoste stammen en verdwijnen tus sen het wapperende bladerendek. Eén van hen pelt een banaan en werpt de schil in het water. Deze zakt langzaam uitgespreid naar de diepte, schimt weg als een steeds vager wordende vlek. Twee ondeugende oogjes piegen door het loof. een heel klein slingeraapje loert naar z'n moeder, springt onverwacht op haar rug. Luid gillend van heer lijke speelpret schiet deze zigzaggend omhoog met het jong op haar rug zittend. Haar wangen trillen, fluks vlooien de vingers door de borsthaartjes. Niemand bemerkt de anacondaslang, die half in de schaduw hangend, naar prooi loert. Een grote bruinige boomstam drijft stil in 't water. Grove scheuren lopen over haar schors, 't Is alleen raar dat die boomstam een paar koude rode ogen heeft. Tekeningen; B. Goeree i— Tekst: W. Flakkee Wat vooraf ging Yanco dacht een oude vrouw te beroven. Zij blijkt echter van zessen klaar te zijn en laat hem daarentegen struikelen met haar paraplu. Na een goed gesprek en een juiste verzorging brengt ze hem zelfs thuis per rolstoel. De dag staat als een blauw vierkant voor de deur. Het is heerlijk weer. Muggen dansen in tarantella-tempo voor de gazen horren van het hotel. Bescheiden tikt een butler op de deur van Yanco's zitkamer. Een mager ja klinkt meer vra gend dan antwoordend als reactie. De hotelbewoner zit al aangekleed voor zijn tafeltje, de handpalm bedachtzaam onder z'n kin gebogen. Als hij de pols draait en de knokkels over zijn huid wrijft, hoort hij het schrapend geluid van ettelijke baardstoppels. "Goede morgen", schalt de stem van de bediende vrolijk. "Hier is uw drinken en de lunch". Terwijl de man het zegt, schuift hij een aluminium blad met geurende tosti's op tafel. Het geheel is omzoomd met frisgroene slablaadjes en partjes tomaat. Als laatste wordt er een glas cerise neergezet. De ijsklontjes dobberen langs het rietje. "Eet smakelijk meneer". "Dank u", bromt Yanco traag. Hoe lekker de maaltijd ook is, erg smaken doet het Yanco niet. Hij is nog teveel met zijn gedachten bij de gebeurtenissen van afgelopen avond. Vanmorgen vroeg had hij al naar de zaak gebeld. "Mijn voet is verzwikt, de komende dagen moet ik even gas terug nemen". Ze hadden meelevend gereageerd en hem het beste gewenst. Na het brood moeizaam weggekauwd te hebben, ligt er een hele dag voor Yanco. Zijn gezwollen voet is wonderbaarlijk geslonken. Alleen het lopen valt nog niet mee. Toch tobt hij zo goed en kwaad als het kan zijn kamer uit, laat de lift naar beneden zoeven en staat even later knipperend tegen het felle zonlicht op de parkeerplaats voor het hotel. De roodwit gestreepte zonneschermen geven het gebouw een vrolijk aanzien. Hij voelt in de borstzak van zijn overhemd. Ja, alles goed, het zit er nog. Yanco kijkt een paar keer om zich heen. Hé, dat ie daar nu geen erg in heeft gehad. Op de hoek staat een taxi. Een blauwe Thunderbird met zacht slissende cilinders.Het is een pracht wagen, met een licht gebogen verchroomd raster als grill Yanco wenkt. Onmiddellijk, alsof de chauffeur erop had zitten wachten, zet de luxe slee zich in beweging. Met een gracieus gebaar wordt eventjes later het portier voor hem opengedaan. Yanco stapt in, zakt diep weg in de runderleren zitting. Het wemelt van klokjes, meters en displays in het dash board. "Wat mag de bestemming zijn jongeman?" De taximan kijkt hem geheimzinnig aan, zijn ogen gaan schuil achter het polaroid van zijn donkere zonnebril. "Zandkreek 14 alstuWieft". "Haast de moeite niet", denkt de chauffeur, maar hij Iaat niets merken. Hij tipt de toetsen van zijn prijsmeter in, schakeh en de wagen suist over het wegdek. Rozenperken, gladgeschoren gazonnen en geparkeerde auto's schuiven langs het raam. De behaarde arm van de chauffeur ligt op het stuurwiel, met de vingers van zijn vrije hand trommelt hij nonchalant op de knop van zijn versnellingspook. Plotseling duwt hij een paar keer pompend op het rempedaal. Er steekt een eend over met een sliert kuikens als gele tennisballen op pootjes. Haast hebben ze niet. De taxi wacht geduldig. Moeder eend slobbert wat weggegooide frites uit een zakje, wellicht achteloos wegge- mikt door de één of andere veelvraat. Eindehjk is het festijn ten einde. De beestjes trip pelen naar de berm. De rit gaat verder. Hoog aan de muur hangt het blauwe bord met de witte letters: Mosselkreek. Bocht nemen, Zandkreek. Nummer 2,4, aha, daar is nummer 14. "Alstublieft meneer, we zijn er. Dat is dan f 17,50". Yanco's mond valt open van verbazing. Een rit van luttele minuten en dan zo'n bedrag. Maar hij houdt zich groot, klikt zijn portemonnee open en steekt de chauffeur twee briefjes van tien toe. De taxi lacht zijn witte tanden bloot en deponeert ze in zijn buiktas, die als een kangoeroebuidel om zijn middel hangt. "Dank u wel", klinkt het. 'k Was beter met pekingeend van de Chinees geweest", grapt Yanco, terwijl hij naar de voordeurbel reikt. De bestuurder hoort het niet meer, zijn Thunderbkd spuit over het beton weg. "Kom binnen, kom binnen m'n jongen". Bedrijvig zwaait Marrigje de deur open en schuift met haar ene voet de paraplubak aan de kant. "Fijn datje gekomen bent. Ik had trouwens niet anders verwacht. Gaat het een beetje met je voet?" "Nou hij is wel dun ner geworden. Maar ik zag het toch nog niet zitten om lopend te komen. Gelukkig stond er een taxi bij het hotel. Voor 20 piek bracht hij me hier". "Allemensen zeg. Had me toch gebeld. De rolstoel staat voor het grijpen". "De zie me zelf gaan", grimast Yan co met een rode blos op de wangen. Als hij naar de stoel gehinkeld is legt hij het medaillon en de losse guldens op een hoek van het tafelkleed. Met een dankbaar gezicht pakt Marrigje deze op en doet ze in de la onder het aanrecht. "Fijn jongen, dat je op je zaakjes terug keert. We praten er niet meer over", is verder haar enigste com mentaar. "Poing", de sierklok naast de kamerdeur laat zijn metalen klank horen. Rustig zwiebert de Franse harpslinger door. "Wat een rust gaat eruit van zo'n ding". "Ja dat is zeker joh. 't Is een antieke. Vroeger hadden de mensen meer de tijd weetje".'t Is duidelijk te horen in het tempo", beaamt Yanco. Marrigje trekt de koelkast open, keert zich om en vraagt: "Lust je wat? 'k Heb hier yoki staan. Eheens even kijken". Ze draait het kartonnen pak als een carroussel in haar handen om precies te lezen welke soort het betreft. "Perzik Yanco?" "Mij best". "Zo joh, ik kom er even bij zitten. Van- „Sb vtstt i» er neii t» 6|euw „Hefe ik je {jng !»«eh w«<Jtr«ft, daag heb ik het toch niet zo druk, want de werkster komt". "De werkster?", vraagt Yanco. "Nou ja, 't is meer een bejaardenhulp, ze stoft voor me, helpt met boodschappen doen, wast mijn kleren, enzovooils". "Zeker zo'n ouderwetse met een rok tot op haar hielen en één vlecht op de rug", spot Yanco. "Welnee joheh wacht even, daar komt ze net". "Is ze soms van de R.S.T?" roept Yanco haar achterop. De achterdeur is al opengegaan. Heftig geveeg van voeten. Een jas wordt vlug op de kapstok gemikt. En daar stapt ze binnen. "Ha oma!" Een pittige jongedame omhelst het oudje. Ze kijkt vervolgens naar de tafel en voegt er in één adem aan toe: "Wie is er op visite en denkt dat ik kom kramen?" Yanco blikt in een open spon taan gezicht. Blond haar golft tot over de schouders. "Blauwe ogen, zonnig Madeira", schokt de herkenning door hem heen. Het is Marietta. De kleindochter van Marrigje dus. Wie had dat kunnen bevroeden. Hij heeft zich lelijk in de nesten gewerkt, beseft hij. Voelt zich alsof hij in z'n zwembroekje op brandnetels zit. Zijn gezicht kleurt rood, en dat is echt niet alleen van schaamte. "Zo dus deze schemiel denkt dus dat ik bij de R.S. T. werkt. En denkt me ongestraft te kunnen beroven bovendien. Heb je mooi mis mannetje". Yanco is geschrokken overeind gekomen. Marietta stuift op hem af "Rusrig, rustig kinderen", gebaart Marrigje. Ze draah haar armen als op hol geslagen molenwieken door de lucht om verdere problemen te bezweren. Ze is echter te laat. Met een venijnige klets slaat Marietta de beker uit Yanco's handen. Vliegensvlug graait ze het plastic wegwerpgeval naar zich toe en houdt het ondersteboven. Net bij Yanco's hoofd. De gele drab zakt over zijn wenkbrauwen, komt in zijn neusgaten. Yanco snuift verontwaardigd. Had hij beter niet kunnen doen. Vervolgens krijgt hij een nies bui die de kanarie in z'n kooi paniekerig doet rondvliegen. "Stop, stop", roept Marrigje. Maar als enigste antwoord bukt haar kleindochter zich en trekt de gezondheidsslipper van haar voet. "Pats, pets, peng". Links en rechts mept ze Yanco ermee tegen zijn oren. Deze ziet zowat het halve pla- netenstelsel aan sterren plus kometen aan zich voorbij schieten. Hij is nog net zo bij zijn positieven, om met de handen beschermend over zijn beide oren en wanghelften, de aftocht te blazen. "Durf je wel hè", snatert Marietta. "Onschuldige omaatjes bepraten. Om van weerioze meisjes maar niet te spreken!" In staccato plombeert ze nijdassend haar woorden. "Weerioos?", huilt Yanco met een van pijn verwrongen gezicht. De yoki druipt van zijri kin. "Je lijkt wel een handlanger van Madam Mikmak". "Eruit, eruit", tiert Marietta. Als een snoek duikt ze naar de vensterbank, grijpt de eer ste de beste plant beet die ze maar te pakken kan krijgen. Laat dat nou een cactus zijn, zo'n exemplaar met naalden van 5 cm. Het projectiel suist door de lucht met als bedoeling Yanco's achterwerk als speldenkusen te laten functione ren. "R. S. T., raak snel terug", snerpt ze snedig. Een doffe dreun. Spattende scherven, verdroogde potgrond verkruimelt tot halverwege in de keu ken. De vlijmscherpe stekels prijken in de net op tijd dicht gegooide deur. Bevangen door emotie is Marietta op haar knieën gevallen om de rommel op te gaan ruimen. "Kindlief', zucht Marrigje. "Wat heb je nu toch gedaan. Het was net zo'n aardige jongen aan het worden, afgezien van het feit dan dat hij me gisterenavond aanviel". "Wat, wat zegt u daar?"Mariëtta is overeind geschoten. "U overvallen?" "Ja in het park, 's avonds in de schemer. Woedend is Marietta, ze raakt over de kook. Een rood waas trekt even voor haar ogen. Ze stapt op de keukenla af. "Satévlees zal ik van hem maken, steak voor de barbecue". Marrigje sloft vermoeid naar haar toe. "Heere laat het niet doorgaan", verzucht ze in stilte. Marietta buigt zich voorover. Dat grote broodmes met die kartels eraan moet ze hebben. Wacht daar heeft ze het. Ineens blijft ze versteend staan. Het medaillon en haar geldstukken. Hoe komen die hier? Oma's handen strelen langs haar sleutelbeen. "Meisje, meisje, luister toch eens". Marietta hijst zich half op het aanrechtblok en hoort met stijgende verbazing het hele verhaal van oma aan. Na een klein uurtje is de vloer geveegd, de tafel met Ajax gekuisd. De halfopen la als een stil gemige. Tegen twaalf uur maakt Marietta aanstalten om naar huis te gaan. "Echt probeer de minste te zijn. Haat roept om wraak. Dat is zeker het geval bij zulke jongens". Marietta haalt haar schouders op. Ze staat al met de deurkruk in haar hand. "En vervolgt oma dringend,jij weet best hoe je dat doen kan "Een kus op zijn yokigezicht zeker?", schampert Marietta. Resoluut schudt ze al lopend haar hoofd. "Goed maken met zo één. Nee dat nooit". KorzeUg klimt ze op haar zadel en fiets na een korte groet weg. Yanco is in zijn hotelkamer. Vraag niet hoe. Beneden bij de toiletgroep heeft hij zijn gezicht enigszins gewassen en met tissues schoon gewreven. Toen hij bij de trap naast de lift dreigde te wankelen en zowat een palm met houten kuippot en al omstootte, schoot een piccolo vanachter de bar naar hem toe en bracht hem boven. Even later bekijkt hij de schade met een spiegeltje in zijn hand. De rode striemen staan op zijn wangen. Geluk kig komt er geen bloed uit zijn oren. Wel heeft hij een barstende hoofdpijn. En als hij zij sokken uitgedaan heeft, hoeft hij geen dóleter te raadple gen om te constateren dat ze dikker zijn geworden. Met een grom laat hij het elastiek van zijn kousen voorzichtig terug veren. Man'igje en Marietta. De oude is een schat. De jongste eigenlijk ookalleen onbereikbaar, ongenaakbaar. Hij zou ze wel een passend bruidsboeket kunnen geven: Gedroogde Spaanse pepers met bramentakken of zoiets. (wordt vervolg)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1999 | | pagina 7