Help, ik heb
problemen!
STRANDWANDELING
VERVOLGVERHAAL
%entering
PAGINA 3
Dinsdag 2 inaart 1909
IT^PIJT VINYL
TRAMWEG 33 OUDE TONGE
500 jaar Grote Kerk
Middelharnis
Bij het gereedkomen van de renovatie
van de Nederlandse Hervormde Kerli
te Middeltiarnis willen we een stukje
geschiedenis van dit monumentale
kerkgebouw in vogelvlucht aan onze
gedachten laten voorbijgaan.
In 1465 kwamen de eigenaars van de onbe-
dijkte gebieden van Middelharnis, Som-
melsdijk en een deel van Grijsoord overeen
dat rondom deze gebieden een gemeen
schappelijke dijk gelegd moest worden. De
inpolderingsovereenkomst werd schriftelijk
vastgelegd op 1 januari 1465. In de uitgifte-
brief van de bedijking stelde de overheid
voorwaarden. Zoals bijna altijd, werd in die
voorwaarden over een kerk gesproken.
Immers, dat was een onmisbare factor voor
het lukken van zo'n onderneming. De kerk
in Middelharnis werd gebouwd 'ter eeren
Godes ende sijner gebenedijder moeder
Marien ende sonderlingen den Heilighen
Engel Sinte Michiel'. In het zelfde jaar,
1465, werd de eerste pastoor aangesteld. De
Rooms Katholieke periode duurde van
1465 tot de reformatie (1574).
Het koor is waarschijnlijk, zoals bijna over
al, het oudste gedeelte van de kerk. De
ramen zijn smaller dan die van het - later
gebouwde - schip van de kerk. Latere uit
breidingen zijn de zuider- en noorderkapel
en het zogenaamde transept. Het schip is 9
meter breed, de totale lengte van de kerk is
ruim 47 meter. Het transept is door vijf
zandstenen pilaren van het schip geschei
den en is 6,5 meter breed. De kerk is, zoals
alle oude Rooms Katholieke bedehuizen,
oost-west gebouwd.
Direct na de hervorming was het kerkbe
zoek slechts gering. Later nam dit toe,
waarom er in 1598 enkele nieuwe kerkban
ken bij werden gemaakt. Deze werden
geplaatst in het hoogkoor. Men vond de
kerk nu echter te hol geworden. Dat moest
veranderen. Er werd opdracht gegeven om
'een zeecker groot tavereel' (een afschei
ding) in de kerk aan te brengen, met daarop
geschilderd de Tien Geboden. Deze
afscheiding werd geplaatst tussen het koor
en het schip. (De voltooiing van deze werk
zaamheden werd met veel bier gevierd!)
Door uitbreiding en vernieuwing van de
kerk werd er in deze tijd veel materiaal aan
gekocht en verwerkt. In 1597 werden de
muren in het koor met hout betimmerd en
twee jaar later werden een nieuwe lessenaar
en lesbanken gemaakt. De muren van de
kerk werden regelmatig gewit en jaarlijks
gaf men de kerk een grote schooonmaak-
beurt. Dat laatste zal in 1599 geen overbo
dige luxe zijn geweest, omdat toen soldaten
in de kerk hebben gelegen! In de eerste
jaren van de 17e eeuw kwamen er rode en
blauwe plavuizen in de kerk. Er werd ook
een 'croone' (kaarsenkroon) in de kerk
gehangen en op de preekstoel, op de eiken
houten banken en ook elders in de kerk
werden blakers aangebracht voor kaarsver
lichting. Later werden er ook glas-in-lood
ramen gemaakt.
Sinds de hervorming stond de preekstoel
tegen de afscheiding tussen het koor en het
schip. Omdat de bevolking snel toenam
werd in 1793 het koor bij de preekkerk
betrokken. De preekstoel werd toen
geplaatst tegen de oostelijke binnenhoek
van de zuidkapel. Vóór 1904 kon de kerk
niet worden verwarmd. Dat betekende dus
grote kou in de winter. Daarom kleedden de
kerkgangers zich in degelijke dikke kleding
en werd er ook voor voetverwarming
gezorgd. In vuurtestjes werden dan turven
tot gloeien gebracht. Die testen werden
door de koster onder de voetenplanken
gezet. De kerkenraad kreeg een gratis vuur-
test, de overige kerkgangers konden deze
huren. In 1811 werd een tweede kaarsen
kroon aangeschaft en in 1863 schakelde
men van kaarsverlichting over op gas.
Op 25 juni 1904 - inmiddels hingen^ er vier
prachtige kaarsenkronen in de kerk en
Foto 's van de ruïne na de eerste brand (1904).
stond er een orgel tegen de oostmuur - ging
de kerk in vlammen op. Bij reparatiewerk-
zaamheden aan de dakgoten gingen lood
gieters op een onverantwoorde wijze met
een benzinelamp om, waardoor het dak van
de kerk vlam vatte. De eikenhouten kap, die
brandde als een fakkel, stortte in het kerk-
ruim waardoor het orgel, de banken en
vloeren veranderden in één grote vuurzee.
Bijna alle oude grafzerken, die onder de
houten vloer lagen, werden door het vuur
en de grote hitte verwoest. Slechts een
grote puinhoop bleef over, troosteloze afge
brokkelde muren en zandstenen pilaren
waren de restanten van wat eens een voor
naam kerkgebouw was. Alleen de toren was
in tact gebleven. Het enige wat men nog
had weten te redden waren twee psalmbor
den, de fraaie leuningen van de preekstoel
en nog wat andere zaken. Gelukkig bleken
de kerkmuren nog sterk genoeg te zijn om
daarop de kerk te herbouwen.
Vier en veertig jaar later, op donderdag
morgen 30 december 1948 omstreeks 10
uur, werd opnieuw brand ontdekt in het
kerkgebouw. Er was brand ontstaan in het
koor. Het vuur kon snel worden geblust,
maar al gauw bleek dat inmiddels ook de
houten bekapping in brand stond. Daar was
de brand blijkbaar ontstaan en die breidde
zich zeer snel uit over het gehele dak. Van
het hele eiland waren de brandweerkorpsen
te hulp gekomen - vooral Ouddorp was snel
aanwezig - maar er was geen redden meer
aan. Reeds om 12 uur stortte het brandende
dak in en ook de toren dreigde een prooi
van het vuur te worden. Evenals bij de eer
ste brand bleef de toren echter behouden.
Van het kerkgebouw restte opnieuw slechts
een zwartgeblakerde ruïne. Toch had men
jvrij veel materiaal uit het brandende
gebouw weten te redden, namelijk de kan-
kelbijbel en enige andere bijbels, vereni-
igingseigendommen, het complete archief,
enkele kerkbanken en beide kanselleunin
gen.
Ook na deze brand kon het kerkgebouw
weer op de oude kerkmuren worden her
bouwd. Op 2 april 1952 kon het kerkge
bouw weer in gebruik worden genomen. De
indeling van het kerkinterieur was weer
zoals vóór de eerste brand, in 1904, echter
nu met de hoofdingang onder de toren. Een
nieuwe kansel - met de historische leunin
gen van de vorige preekstoel - werd weer
op de oostelijke hoek van de zuidkapel
geplaatst en het koor maakte opnieuw deel
uit van de preekkerk. Alleen 'd'n tuun' had
geen hek meer. De uit de zeventiende eeuw
daterende kansellezenaar, die gehavend uit
de brand kwam, heeft na de restauratie zijn
ereplaats herkregen. Tevens werd een
nieuw orgel gebouwd, twee maal zo groot
als het vorige. Dit kreeg plaats boven de
hoofdingang, tegen de torenmuur.
De toren zelf was, zoals gebruikelijk in de
late middeleeuwen, aan de westzijde van de
kerk gebouwd. Als bekroning had de toren
een zeer fraaie spits. Deze raakte echter op
24 februari 1804 door blikseminslag in
brand. Met een brandspuit kon men in die
tijd zo'n hoogte nog niet bereiken. Daarom
klommen enkele burgers met emmers water
de torentrap op om het vuur tegen te gaan.
Eén van hen, metselaar H. de Wit, beklom
zelfs met groot levensgevaar het bovenste
gedeelte van de brandende spits en wist met
emmers water het vuur te blussen. De Wit
en de andere brandblussers, A. van Gelder
en D. Dekker, werden later voor hun moe
dig optreden gehuldigd door de schout. De
Wit kreeg een gouden horloge en de ande
ren een zilveren. Bovendien kregen alle
drie een zilveren tabaksdoos.
Helaas werd de prachtige torenspits in 1811
op last van de franse bezetter afgebroken:
men verkoos een optische telegraaf op de
toren... Van oudsher had de toren twee
klokken. Beide luidklokken werden door de
Duitsers geroofd tijdens de Tweede
Wereldoorlog. De kleine klok, uit 1752,
Het huidige kerkinterieur, na de restauratie.
werd na de bevrijding teruggevonden en
weer op zijn oude plaats gehangen, de
grootste klok, uit 1521, ging verloren. Op
24 december 1949 werd een nieuwe grote
klok in de toren gehangen, 1125 kg. zwaar,
1.22 m. rond en klinkend op de toon E. Op
deze klok werd een randschrift vermeld met
de volgend© tekst: 'Door de vijand geron
nen, Door eenheid gewonnen. Memento
Vivere, De Schepper ter ere'.
Deze laatste zin, 'De Schepper ter ere', zal
zeker ook de rode draad zijn geweest die
door de verwezenlijking van de thans vol
tooide restauratie van het kerkgebouw is
verweven.
Bron: Historie Nederlands Herv. Kerk
Middelharnis door J. L. Braber,
arts te Dreischor.
Herkent u dit? Borstvoeding
geven en ineens merken dat het
niet meer zo lekker loopt! Dit heeft bijna
elke voedende moeder weleens. Er over
praten wil dan vaak goed helpen. Zeker als
je dan ook de juiste informatie krijgt, om je
probleem te helpen verminderen of op te
lossen.
Deze informatie-avonden van borstvoe
dingsorganisatie La Leche League worden
gehouden op woensdag 10 maart in Mid
delharnis, Oostelijke Achterweg 46, en op
donderdag 11 maart in Ouddorp, Rust-
burg 44. De avonden beginnen om 20.00
uur en de kosten zijn 5,-, donateurs 3,-.
Hoe kun je problemen met de borstvoeding
voorkomen? Door te komen!
Elke aanstaande en voedende moeder is van
harte welkom, met de baby.
Voor meer informatie en verhuur van de
elektrische kolf kunt u bellen met:
Carla van Gils, tel.(0187)631716.
Anneke Akershoek, tel. (0187) 682999.
Francisca Wagenaar, tel. (0187) 684433.
Het kerkinterieur vóór de eerste brand (1904).
TELEFOON (0187) 6418 42 Fax 64 35 95
D.V. 6 maart gaan we weer naar het strand.
We hopen dat we goed weer hebben. Zo
niet, dan gaan we toch. Wil je mee? Bel dan
even om je op te geven: Hennie Looij
(652323) of Heleen van Heemst (651759).
We vertrekken om 18.45 uur vanaf Elim.
Tot ziens. Commissie ZAJW Nieuwe Tonge
i
Het kerkinterieur na de eerste en vóór de tweede brand.
-95-
Ze verlangden er vurig naar om op
zondagmiddag weer te luisteren naar
vader, die de preek las. En dan dat zin
gen met elkaar!
Het papier ritselde in Jan Willems
hand. Dit kwam omdat die hand een
beetje beefde. Gewoonlijk was hij zijn
gevoelens heel goed meester. Nu niet
geheel. Was het in het loggingcamp zó
erg? Hij had hen meer dan eens gevraagd hoe zij het
hadden. Dan praatten de jongens over zwaar werk en
goede voeding. Maar je kon toch wel nagaan dat het
in zo'n mannenmaatschappij, waar volk, uit alle oor
den van de wereld samengestroomd, hard werkte en
veel geld verdiende, rauw toegaan moest. Gelukkig,
ze kwamen nu thuis. En ze verlangden naar het
ouderlijk huis. Dit laatste deed Jan Willem machtig
goed. Zij mochten dan jaren hebben moeten verkeren
in een omgeving, waar de Canadese blizzard gierde,
ze waren toch niet gegrepen door de geest van Cana
da. En nu keerden ze terug in het gezin.
„Zouden ze komen?" vroeg Stijntje. „Je heb immers
geschreven hoe het met Hein Trompetter stond".
,,Ik heb hun niet geschreven dat ze daarom weg
moesten blijven".
„Neen, dat niet", erkende Stijntje.
Jan Willem geloofde dat ze thuis zouden komen. Hij
had immers niet eens geschreven dat hij Hein Trom
petter had gevraagd zijn beslissing veertien dagen uit
te stellen. Nee, zijn brief zou hen vast niet bewegen
om te blijven. Gelukkig niet.
Een week daarna brachten de kinderen, uit school
komend, weer post mee, die zij van het postkantoor
tje te Lacombe hadden afgehaald. „Van Klaas en
Cornelis", zeiden ze, hun vader de enveloppe over
reikend.
Jan Willem moest zich tot kalmte dwingen, zozeer
was hij in spanning, ofschoon hij zich voorhield dat
't niets bijzonders was. De brief bevatte natuurlijk
een bericht op welke dag de jongens zouden komen.
Hij zocht een mes en ritste de enveloppe open.
Klaas en Cornelis schreven aangaande Hein Trom
petter. Wou die zijn farm eraan geven? Dat was na
tuurlijk, omdat hij vreselijk in de knoei zat door die
brand. Maar het was toch te gek dat hij alles prijsgaf,
nu het einde van de crisis klaarblijkelijk in zicht
was! Ze wisten dat vader, die indertijd beloofd had
hem te helpen, dit niet kon doen, omdat hij niet meer
had. Maar zij waren er toch nog! Zij waren indertijd
in de logging gegaan om vader en hem erdoor te hel
pen. Als Hein het nu opgaf, was hun werk voor niets
geweest.
Dit moest Trompetter hun niet aandoen. Zij sloten
een cheque in. Die was voldoende om de bank te
betalen. Of vader hem maar aan Trompetter ter hand
wou stellen. Zij bleven hier nu nog een jaartje.
Vader en moeder moesten zich niets aantrekken van
wat ze in de vorige brief geschreven hadden over het
kamp. Zij waren toen wat huilerig geweest, 't Was
heus zo erg niet. Er mocht niet eens drank in het
kamp zijn. Onlangs had de Mounted Police een
harde slag geslagen. De drank was in beslag geno
men en de smokkelaars en ergste drinkebroers zaten
achter slot en grendel, 't Was nu best uit te houden.
Zondag hadden ze samen een grote wandeling ge
maakt.
Met kerstfeest kwamen ze weer met verlof en ze
mochten verwachten dat dit seizoen het laatste
wezen zou. En dan zou vader eens zien hoe snel het
gaan zou met de uitbreiding van de farm.
„Ik was er bang voor", zei Stijntje, toen ze de brief
gelezen had, terwijl ze een traan wegpinkte.
Jan Willem vroeg: „Is dit nou mijn schuld?"
Zijn vrouw zei niets, maar dit zwijgen was welspre
kend.
„Ik schrijf dat ze thuis moeten komen", zei Jan Wil
lem.
Zij schudde het hoofd. „Niet doen, man. 't Zijn geen
kinderen meer.
,,Wat moet ik dan?" vroeg hij verlegen.
„Naar Hein Trompetter gaan en hem 't geld brengen.
En wij moeten dankbaar zijn dat wij zulke kinderen
hebben".
Het volgende jaar was de tarwemarkt wat
beter. Jan Willem kon tijdens het dorsen een
deel van zijn oogst voor een redelijke prijs
van de hand doen. Hij had graag al zijn tarwe voor
dat geld gesleten, maar de koopman was voorzichtig
en nam niet meer. Drie weken later was Jan Willem
blij dat hij het grootste deel van zijn oogst nog in de
schuur had, want de prijs was aardig opgelopen. De
koopman wilde nu alles van hem kopen, maar dit
maal wou Jan Willem niet veel kwijt. Hij hield een
goed deel vast om van de stijgende tendens te pro
fiteren. Toen brokkelde de markt weer af. Stijntje
zei: ,,Had maar verkocht". Jan Willem dacht dit ook
en toen de daling doorzette, had hij geducht spijt.
Maar hierna kenterde het tij opnieuw en steeg de
prijs zelfs boven het peil, waarvoor hij de tweede
partij verkocht had. Nu hield Jan Willem op met spe
culeren en sleet hij zijn oogst. Voor het eerst sinds
jaren maakte hij winst.
Intussen had hij aan Cornelis en Klaas reeds geschre
ven: „Komen jullie thuis uit het loggingcamp? Er is
hier werk".
Tien dagen daarna stonden ze voor de deur. Ze
waren op reis gegaan, zodra ze vaders brief ontvan
gen hadden, en nu gelukkig eindelijk thuis te zijn.
De vreugde van de ouders was niet minder groot.
Gert bleef nog aan de spoorweg en Dirk in de garage
in Red Deer. Vier man erbij zou voor het uitgemer
gelde bedrijf ineens te zwaar zijn, en hun bestaan
was niet te vergelijken bij het rauwe leven, dat Klaas
en Cornelis in de logging hadden geleid.
De eerste sneeuw was al gevallen en de grond was
hard bevroren. Voor het opruimen van stobben en
stronken was het te laat. Maar voor het boswerk was
het 't geschikt seizoen. Jan Willem trok met zijn
zoons naar het perceel bos, waarvan hij land wou
maken, en wilde daar met Cornelis en Klaas gaan
opwerken, zoals vroeger. Doch hun bijlen sloegen
feller in het hout; zij hieuwen raker. Na drie, vier
slagen ging een lichte populier reeds wankelen. In
het loggingcamp hadden zij het vellen best geleerd.
Ze deden het nu beter dan de Indianen. Voor het
eerst bleef Jan Willem bij zijn jongens achter. Hij
kon het hebben. Zij moeten wassen en ik minder
worden, zei hij. Met vreugde werkte hij te samen met
zijn zonen.
Zo mogelijk verheugde hij zich nog meer hierin, dat
de zondagen weer waren als vanouds en zijn kamer
dan 's middags meer dan vol. Want behalve Cornelis
en Klaas, waren ook Gert, Dirk en Marijtje de week
ends dikwijls thuis. Ook in dit opzicht had hij zijn
kinderen terug. De Canadese blizzard had hen niet
geschaad, integendeel. Doordat zij het een poos had
den moeten ontberen, waardeerden zij het ouderlijke
huis nu des te meer. Hun gezin was in ieder opzicht
door de crisis heengekomen.
Op een zondag was Jan Willem voor het begin van
de middagsamenkomst nog even naar de barn ge
weest. Er stond een paard op werpen; hij had geke
ken hoe het dier het maakte. Nu ging hij haastig
terug. De Trompetters waren al binnen.
Daar zag hij Marijtje in het gras liggen, lezend in
een boek. ,,Wat nou, meid?" vroeg hij vermanend.
Zij begreep hem best, maar stond niet op. ,,Wat moe
ten wij er eigenlijk bij doen?" vroeg ze lusteloos, „'t
Is immers voor de oudjes". (wordt vervolgd)
■^ÈM^MÊÊmmmm