Roeiers-Ver. 'Eendracht
herinnert zich de ramp
Overdenking
uit de
Heilige Schrift
Moeizaam overleg
over cao-kleinmetaal
Aanrijding met gewonde
Land maffen
ril de dijken braken Foto's: Archief M. Bezuijen, Schiedam
Zondagmorgen vroeg - 1 februari
1953 - voltrok zich over Nederland
de watersnoodramp. Nu, zes-en-veer-
tig jaar geleden, kijken wij als roeier
daar nog eens op terug. De Roeiers
ver. 'Eendracht' heeft een niet gering
aandeel gehad in het redden van
mensen, en op andere wijze hulp
geboden met hun vletten.
Het was zaterdagavond rond 18.00 uur dat
de beloodsing van schepen werd gestaakt.
De storm, die vanuit het westen naderde,
wakkerde aan en de eerste schepen raakten
in moeilijkheden.
Vissersschepen, welke gemeerd lagen in de
haven, raakten op, drift. Het water,was
hoger dan norniaaT ën morgen is het spring-
tij dus nog hoger.
Het Lichtschip Goeree ontving de melding
dat de 'Bore VI' was gestrand bij Westen-
schouwen.
Dit schip zou, na later is gebleken, de eerste
noodsignalen naar de wal seinen, dat de dij
ken waren bezweken door de zware storm
en de grote watermassa. De duinafslag was
enorm.
Om twee uur 's nachts, drie uur voor H.W.
(spring), begonnen diverse kleine dorpen
hun noodklokken te luiden en zover dit aan
wezig was werden de alarmsirene's aange
zet. Maar de noodklokken overstemden het
geluid van het stormgeweld niet.
Diverse helpers van het Rode Kruis alar
meerden de bewoners van ver afgelegen
boerderijen.
Het water stond al op een abnormale hoogte
en de storm had een orkaankracht.
De waterstand zou nog twee uur rijzen. De
dijken van de Zuidhollandse en Zeeuwse
eilanden zouden aanstonds kunnen bezwij
ken.
Vele mensen hebben ongetwijfeld de storm
over hun plaats gehoord doch velen zijn
verrast door het opkomende water. Het
water klom tegen de zeedijk op en om
03.30 uur brak de dijk bij Stellendam.
Toen was het werkelijk niet meer te stuiten
en ook Schouwen-Duiveland werd over
spoeld alsmede Tholen en Sint Philipsland.
Putten en de Hoekse Waard bleven ook niet
gespaard voor het niets ontziende water.
Zo voltrok zich de Watersnoodramp over
Nederland.
De dijkwachten en alle beschikbare mannen
van de dorpen en de polders worstelden
tegen een overmacht. Een overmacht van
wind en water.
Het bergingsbedrijf W. A. v. d. Tak spoed
de zich, met alles wat bruikbaar was aan
varend materiaal, naar Zeeland. De sleep-
dienst L. Smit en Co. stuurde de sleepboot
'Maassluis' naar Zierikzee met op sleep
touw het bergingsvaartuig 'Otter'. Ook de
Roeiersver. 'Eendracht' voer met haar
materiaal richting Oud-Beijerland.
Bedrijfsleider W. de Wit had opdracht van
het bestuur om voorlopig met zes man rich
ting Zeeland te gaan.
W. de Wit, Br. Brugts, Chr. Boontjes en E.
Akkerman voeren met de 'R.V.E.6' en een
roeiboot ofrsïeeptoüw haar 's-Gravendeel.
De Burgemeester van deze plaats waar
schuwde onze mensen en adviseerde 'beter
weer' af te wachten, doch daar wilde De
Wit niets van weten. Met de roeivlet op
sleeptouw voeren ze richting het Hollands
Diep alwaar zij werden 'opgelopen' door
een beurtschipper welke ook richting Zee
land ging om te helpen.
Deze schipper zou het viertal naar het Zijpe
brengen opdat zij bij de nabijheid van Oos-
terland aan het reddingswerk deel konden
nemen.
B. van Eyk en H. de Man waren met een
open vlet in de omgeving van Nieuw
Beijerland aan het in veiligheid brengen
van diverse materialen.
De 'R.V.E.6' met De Wit en Brugts hebben
veel mensen uit hun benarde positie kunnen
bevrijden alsmede Akkerman en Boortjes in
de roeiboot, die over de slikken heen, daar
mee hun werk konden doen. De Slikken
van Flakkee vielen met L.W. droog.
Men trok dan met een aantal andere redders
de roeiboot over de slikken heen, zie foto,
zo was men een volle week aan het werk.
Het s.s. 'Rotterdam' van het Rijksloodswe-
zen heeft veel materialen in Ouddorp aan
boord genomen en naar veiliger oorden ge
bracht. Het ziekenhuis in Noordgouwe
moest ook worden ontruimd. Dit vaartuig
nam 90 patiënten aan boord en voer terug
naar de Parkhaven in Rotterdam waarna de
'Rotterdam' weer werd beladen met voe
ding en kleding en weer terug voer naar
Brouwershaven.
Op maandagmiddag 2 februari vertrokken,
nog drie roeiers met een open vlet, naar
Zeeland, te weten: Leen Slager, Arie van
Drieën en Jaap (zoon) van Burg de Man.
De Shelltanker 'Pionier' met schipper Piet
Boender, nam de vlet op sleeptouw en voe
ren naar de Schelphoek om daar bij het red
dingswerk te assisteren. Ook zij hebben
meegeholpen bij de evacuatie van het zie
kenhuis in Noordgouwe alsmede diverse
materialen naar veiliger oorden gebracht.
Met hun vlet konden zij in het sterk stro
mende water heel moeilijk hun werk doen.
Diverse keren moesten de collega's de vlet
leeg hozen, maar dit alles weerhield hen
niet om door te gaan om have en goed in
veiligheid te^ brengen. Zij zijn tpt en met
vrijdag in Zeeland gebleven.
U zult met mij van mening zijn dat wij in
de 'Sluiting' niet alles kunnen verhalen wat
onze collega's daar allemaal hebben mee
gemaakt, doch het optreden van de Roeiers
ver. 'Eendracht' in zijn geheel dwong bij
velen in Zeeland groot respect af
Nederland heeft in de loop der geschiede
nis verschillende watersnoden gekend.
De St. Elisabeth vloed in 1421, ongeveer
2000 doden.
De AUerheiligenvloed in 1570.
Horen, kennen, volgen
"Mijn schapen horen Mijn stem, en
Ik ken dezelve, en zij volgen Mij".
(Johannes 10:27)
Op meerdere plaatsen in het Oude Testa
ment noemt de Heere Zichzelf de Herder
van Zijn volk. Zo verwoordt Hij de trouwe
zorg die Hij voor al de zijnen heeft. Dit
Herdersambt is in de nieuwe bedeling over
gegaan op de Heiland en Zaligmaker der
wereld. Die voor de zijnen zorgt, hen ver
gadert, weidt en leidt en eeuwig bewaart.
Die zelfs Zijn leven voor de schapen heeft
gesteld, opdat zij het leven zouden hebben
en overvloed. Op de vraag "Wie behoren nu
tot die kudde van de Goede Herder, wie
mogen zich nu verzekerd weten van Zijn
bewarende hand?" geeft de Heere Jezus het
antwoord als Hij zegt; "Mijn schapen horen
Mijn stem". Dat is nu een van de kenmer
ken, van hen die Christus Jezus toebehoren.
Ze onderscheiden Jezus' stem uit de dui
zenden andere stemmen, die er op hen afko
men. Ze geven acht op de woorden die Hij
spreekt en ze nemen die ook ter harte. Want
ze zijn er ten volle van overtuigd dat Zijn
stem alleen de waarheid spreekt, of ze nu
heil verkondigt of dat ze hen terugroept van
de zonde. Alleen door Zijn stem, die vanuit
het evangelie tot hen komt voelen ze zich
aangesproken, geboeid en ontroerd, ver
maand en vertroost. Wanneer we een
schaap van de Goede Herder zijn dan horen
we Zijn woorden maar niet aan, zonder dat
het ons wat doet, integendeel, dan geven we
er ook gehoor aan. Dan worden we erdoor
in beweging gezet.
Want in Zijn spreken alleen ligt voor ons
het leven en de vrede. Ons denken en onze
wil worden erdoor gevangen genomen.
Steeds weer wordt het beleefd, dat in gebon
denheid aan Zijn Woord het grootste geluk
wordt gevonden. En zo dikwijls we de klank
van Jezus stem vernemen leeft de bede in
het hart: "Heere bepaal Gij mijn gang en
treden maar".
"En Ik ken ze" zo vervolgt de Heere Jezus
zijn rede. Hij kent ze, en dat omdat hun
namen van eeuwigheid zijn opgetekend in
het boek des levens. Want Christus is uit de
hemel neergedaald, daarom kent Hij ook al
hun namen. Voor Hem, Die in de schoot des
Vaders was konden ze niet verborgen blij
ven. Maar toch heeft het kennen hier een
veel bredere betekenis. Het is maar niet een
onverschillig weten. Het is het kennen van
de liefde. Zoals een aards vader zijn kinde
ren door en door kent, in hun harten leest en
weet wat er in hen omgaat, zo kent Christus
de zijnen, die door het geloof met Hem ver
bonden zijn en in Zijn gemeenschap leven,
en dan wel in de volmaakte betekenis van
het woord. Hij heeft ze lief met een eeuwige
liefde, een liefde, die geen begin noch einde
heeft. Ze gaan Hem ter harte. Ook als hun
liefde verkoelt en ze Hem dreigen te verge
ten, verliest Hij ze niet uit het oog. Ondanks
hun ontrouw blijft Hij getrouw. De poorten
der hel zullen hen niet overweldigen. Nie
mand zal hen uit Zijn hand kunnen rukken.
Hij kent hen in hun persoonlijke noden en
zorgen. Hij weet van hun twijfels en ang
sten. Hij weet hoe ze blootgesteld worden
aan de aanvechtingen van de boze, hoe zij in
het geloof niet staande kunnen blijven, hoe
zij dikwijls verslappen in de goede strijd des
geloofs, hoe ze verachteren in de genade in
plaats van er in te groeien. Hij kent de zij
nen in al hun gebreken en afdwalingen van
hun hart. En juist dit kennen verdubbelt Zijn
waakzame zorg. Wanneer zij struikelen en
vallen richt Hij hen in hun benauwdheid
weer op. Wanneer ze dwalen brengt Hij ze
tot Zich terug. Wanneer ze in verslagenheid
treuren bezoekt Hij hen met de vertroosting
van Zijn Geest. Hij kent hen ook in hun
droefheid over de zonde waardoor ze zich
lieten verrassen en Hij brengt hen terug naar
de voet van het kruis, waar Hij Zijn bloed
liet vergieten tot verzoening der zonde.
Het horen van Jezus stem en het kennen
door Christus heeft tot gevolg het volgen
van Hem. Jezus zegt "en zij volgen Mij".
Een herder gaat voor zijn kudde uit om haar
te leiden, zo zullen schapen van de Goede
Herder achter Hem aangaan. Ze volgen
Hem in de gehoorzaamheid van het geloof,
om zich door Hem van stap tot stap te laten
leiden. Volgen dat is geen eigen paden kie
zen en naar eigen goeddunken wandelen,
maar de keuze over laten aan de Meester,
dat is de Herder niet vooruit lopen, maar
ook niet achter blijven, maar stillekens ach
ter Hem aan wandelen. In volkomen overga
ve en in stil vertrouwen luisterend naar Zijn
stem en acht gevend op Zijn woord, al
weten we van te voren niet langs welke
paden de Heere ons leiden zal. Hij kent
immers de zijnen en zal hen niet laten ver
zocht worden boven hetgeen zij vermogen.
Hij ziet Zijn schapen aan en eist nooit teveel
van hen. De zogenden zal Hij zachtjes lei
den. Hij zal de lammeren in Zijn armen ver
gaderen en in Zijn schoot dragen. Hij kent
immers de kracht van een ieder van hen.
Niemand van hen ontsnapt aan Zijn aan
dacht en Hij kiest het pad terwijl Hij er
rekening mee houdt wat een ieder van hen
kan dragen. De weg van de Herder was de
zwaarste van allen. Ze voerde Hem door
Getsémané en over Gabbatha naar Golgot
ha's kruis en de hof van Jozef Maar dat pad
liep uit op de Olijfberg en bracht Hem naar
de hemelse gewesten waar Hij uitermate
werd verhoogd. En waar Hij nu is zal een
maal ook Zijn dienstknecht zijn. Soms leidt
Hij de zijnen in de diepten, maar wanneer
het maar in Zijn voetstappen gaat buigt zich
dat schijnbaar onbegaanbare pad eenmaal
omhoog naar de eeuwige glorie, want Hij
heeft beloofd: "Ik geef hun het eeuwige
leven en zij zullen niet verloren gaan in der
eeuwigheid".
Sommelsdijk
JCdT
Stormvloed van februari 1825, waarbij
800 doden vielen.
In januari 1916 overspoelde een storm
vloed de Zaanstreek, hetgeen aanleiding
gaf tot de afsluiting van de Zuiderzee.
De laatste waterramp die ons land trof,
was die van 1 februari 1953. Hier waren
totaal 1835 doden te betreuren.
Oude Tonge en Nieuwerkerk (Z) waren
het zwaarst getroffen, doch ook Zuid-
land had 21 doden te betreuren en daar
las ik het volgende gedicht waarmee ik
gaarne het bovenstaande wil besluiten.
„:Hij stierf- zij stierf.
een lange rij van 6ee(den
treki- a[s een waas, 't BeneveCdoog voorbij.
Zij;die met onsge[ul<ien droefheiddezlden
zijn weggevaagd door 't toomoos stormgetij.
Waartoe, waarom, wie zal het openSarenF
Wie zal ons het raadsel van dit kedverl^laren?
!Hier staat een mens voor een gesloten muur
Maar Boven 't ked, dat ons is overlipmen,
wordt, voor wie het verstaat, met ernst
de stem vernomen
dat de dood tot ieder mens Iqtn ^men
ja, ieder uur".
Maarten Bezuijen
De 'RVE-6op de Slikken van Flakkee, roeiers trekken de roeiboot over de plaat heen
Uw auto komt er
altijd beter uit
dan iiij erin ging
Gelukkig heeft Van Lint
Autoschade dé juiste
kettingreactie. Met de
modernste apparatuur
zetten "we uw auto weer op
het juiste spoor.
Onze spuiterij heeft een
reputatie hoog te houden
en we geven 2 jaar Focwa
garantie op de uit de kreu
kels gehaalde autoschade.
Sommelsdijk (0187)482292
Zierikzee (0111)414794
van Lint autoschade
Maakt het goed!
DIRKSLAND
Maandagmorgen omstreeks 08.30 uur fiet
sten een 75-jarige vrouw en een 71-jarige
vrouw, beiden afkomstig uit Dirksland,
naast elkaar op de Beatrixlaan toen de 75-
jarige vrouw met het stuur de 71-jarige
vrouw raakte, waardoor deze ten val kwam.
Als gevolg van de val bekwam de vrouw
mogelijk een beenfractuur. De vrouw is
door de GGD overgebracht naar het zieken
huis te Dirksland.
Het overleg over de cao voor de Metaal- en
Technische Bedrijfstakken waar onder meer
de garagebedrijven en installatiebedrijven
onder vallen, verloopt uiterst moeizaam.
De werkgevers willen dat werknemers op
steeds meer onregelmatige uren werken
zonder dat werkgevers daar extra voor wil
len betalen. CNV Metaaltechniek wil juist
dat werknemers alleen op vrijwillige basis
overuren kunnen maken en dat de werkge-;
ver daar meer geld voor betaalt.
Inmiddels heeft CNV Metaaltechniek drie
keer onderhandeld met de werkgevers over
de nieuwe cao. Maar er is nauwelijks voor
uitgang geboekt. Werkgevers blijven maar
hameren op meer flexibiliteit. Zo willen ze
dat werknemers van maandag tot en met
vrijdag tussen zes uur 's morgens en tien
uur 's avonds ingezet kunnen worden zon
der dat ze daar een toeslag voor krijgen op
hun normale loon. Dat zou ook moeten gel
den voor' achttien zaterdagen per jaar.
CNV Metaaltechniek wil in de cao afspre
ken dat uren tussen zeven uur 's morgens
en zes uur 's middags op maandag tot en
met vrijdag (en dus niet op zaterdag) gewo
ne uren zijn waarop geen toeslag behoeft te
worden betaald. Alle uren na zes uur 's
avonds en voor zeven uur 's morgens zijn
bijzondere uren waarvoor extra moet wor
den betaald, zo vindt de bond.
CNV Metaaltechniek stelt voor om daar
voor overwerktoeslagen te betalen van 20
procent in de avonduren tot 60 procent bij
werk dat 's nachts wordt gedaan. Boven
dien wil CNV Metaaltechniek dat overwerk
alleen kan worden gedaan als werknemers
dat zelf willen.
Verder wil de bond afspraken maken over
een goede loonsverhoging van 3,5 procent,
over verbetering van de arbeidsomstandig
heden, over de medezeggenschap en over,
scholing. Ook afspraken over werkgelegen
heid en het in dienst nemen van langdurig
werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsonge
schikten horen hierbij.
-86-
Toen verklapte Jan Willem dat hij een
beetje kunstmest had gegeven, iets wat
hier geen gewoonte was.
De graanmarkt was dat najaar vast en
van die goede markt kon Jan Willem
volop profiteren. Hij had zijn oogst na
het dorsen slechts naar de silo te bren
gen, die aan de spoorlijn stond, een
afstand van drie mijl. 't Ging heel
gemakkelijk met de truck van Coolidge. In Neerlan-
dia moesten ze zwoegen om hun oogst kwijt te
raken. Na de aflevering kreeg hij de cheque thuis.
Het was een hoge.
Jan Willem had zich niet mistekend, toen hij Lacom-
be koos.
Het werd winter. Het landwerk lag haast stil.
Op de akkers, bevroren en onder een pak
sneeuw bedolven, kon men niet verkeren; de
meeste koeien stonden droog, de kippen waren van
de leg. De verzorging van het vee en af en toe wat
bezigheid in de vorstvrije aardappelbewaarplaats,
onder een zwaar aarden dek, was alle arbeid, die de
farm vergde. Maar des te meer was er te doen in het
bos. Jan Willem had zich voorgesteld om met zijn
beide oudste zoons een flink stuk land te maken.
Op een koude morgen begonnen ze aan dat werk. Op
weg naar het bos prikte de vorst met fijne naaldjes in
hun wangen, tintelden hun vingers en raakten hun
leden verkleumd. Doch toen zij hun bijlen in de witte
populieren sloegen en de spaanders om hun oren
sprongen, regende het weldra zweet. Aan het einde
van die dag strompelden zij doodmoe, doch ook vol
daan, naar huis. Verscheidene bomen waren geveld.
De volgende dag begonnen zij behalve met ver
kleumde ook met stijve leden. Houthakken viel niet
mee. Zij waren echter nooit gewoon geweest voor
moeilijkheden aan de kant te gaan en werkten met
volharding. Die avond waren er meer bomen omge
hakt dan de eerste dag. Gert zei, terwijl hij een pijn
lijke schouder wreef, dat het lekker opschoot. En als
zij letten op het vele hout rondom hen, was dat ook
zo. Jan Willem vergeleek echter niet zonder zorg het
onnozele hoekje, dat geveld was, met de uitgestrekt
heid van het bos, dat hij tot land zou willen maken.
Het was 't beste daarnaar niet te veel te zien.
Op de derde of vierde dag kwam Coolidge met zijn
slede langs en zag hen drieën werken. Hij hield zijn
paarden in en stapte op hen toe. Gert en Cornells
zwaaiden, nu buurman op hen toekeek, hun bijlen
nog wat harder. Zij wisten dat de Canadees waarde
ring had voor hun prestaties. Dat had hij niet alleen
bij het stenen zoeken, maar later bij het oogstwerk
ook gezegd.
Nu schudde Coolidge evenwel het hoofd. Jullie
prutsen maar wat", zei hij.
Dit stak de jongens. Zij sloegen feller met hun bijlen
in een stam. De spaanders spatten op.
Doch Coolidge zei: „Dit wordt zo niets".
Jan Willem had zijn bijl al laten zakken. Wat Coolid
ge zei, bevestigde de zorg, die hij ai enkele dagen
had gekoesterd. Het was een reuzenwerk om land te
maken. Zij speelden het nooit klaar. „Hoe moet het
dan?" vroeg hij zijn buurman.
„Je moet een ploeg Indianen huren", ried Coolidge
aan.
Dit klonk Jan Willem vreemd in de oren. Er woon
den vrij veel Indianen in de buurt, sommige diep in
het bos in wigwams, de meeste in schamele hutten.
Ze zwierven dikwijls om de farms en door het bos.
Jan Willem had geen groot respect voor hen. Ze lui
erden meer dan ze werkten, vond hij. Hun farmpjes
zagen er verwaarloosd en verwilderd uit. Zou dat
volk meer presteren dan hij en zijn sterke jongens?
„Ze zijn voor het boswerk best", zei Coolidge, ,,en
jullie hebt er geen slag van".
Gert keek de Canadees scheef aan, toen hij dit laatste
zei.
Coolidge zag het en lachte. „Geef mij je bijl eens?"
vroeg hij. Gert reikte het gereedschap over. Coolidge
voelde de snee. ,,Hij is slecht geslepen", zei hij.
„Best zal het niet gaan". Toch sloeg hij het staal in
een stam.
Jan Willem en zijn beide jongens keken met grote
ogen toe. Eén slag van de Canadees deed meer dan
vier van hen. En Coolidge bracht geen touw in de
kruin om de boom, als hij aan het vallen toe was, om
te trekken, zoals zij telkens deden. Hij velde heel
alleen en zonder hulp, en de boom viel precies op de
plaats, waar hij hem hebben wilde.
Hij gaf de bijl terug. „De Indianen doen het beter
dan ik", zei hij.
„Huur er een stel voor mij", verzocht Jan Willem.
Coolidge beloofde dit.
Het duurde een dag of wat. Jan Willem dacht al dat
Coolidge 't vergeten had, maar toen hij hem erover
aansprak, zei de Canadees dat je geduld moest heb
ben met dit volk, doch het kwam wel voor elkaar.
Op een morgen kwam Marijtje, toen ze de kippen
voeren ging, ontsteld het huis instormen. Er was on
guur volk op het erf, ze droegen bijlen en geweren.
Het waren rovers.
Jan Willem en zijn jongens gingen buiten kijken. Er
stonden zes Indianen voor de deur met zwart, sluik
haar en brede kaken, haveloos. Maar ze hadden niets
kwaads in de zin. Zij waren houthakkers, door Coo
lidge gestuurd.
Jan Willem vond het een sloom stel. Hij nam ze op
proef.
Toen de Indianen aan het hakken gingen, veranderde
zijn oordeel evenwel. Hun slagen waren fors en vast.
Hun scherpe bijlen sneden als messen door het hout.
De bomen vielen als vanzelf precies daar, waar zij
het wilden.
Gert en Cornells zagen het met verbazing aan. Zij
schaamden zich om onder het oog van deze vaklui
een boom te vellen. Zij kapten maar wat takken af en
sleepten met een tractor de gerooide bomen weg.
Aan het einde van die dag was er een aanzienlijk
groter deel van het bos gerooid dan de gehele vorige
week.
De volgende dagen schoot het werk snel op. Jan Wil
lem en zijn zoons bekeken de Indianen met andere
ogen dan tot dusver.
Toen kwam er een dag, waarop de Indianen midden
onder het werk opeens hun bijlen lieten rusten. Ze
luisterden met gespitste oren. Eén zei iets tot de
anderen in hun eigen taal, die Jan Willem niet ver
stond. Toen gooiden allen hun gereedschap neer,
namen hun geweren op en verdwenen in het bos. Na
een paar uur kwamen ze terug, drie herten en een
eland met zich slepend. ,,Ons vlees was op", zei de
ploegbaas ter verklaring.
Daarna gingen ze weer aan het kappen.
Op een morgen, enkele dagen later, wachtten Jan
Willem en zijn jongens tevergeefs op de Indianen.
Ze verschenen die gehele dag niet. De volgende mor
gen daagden zij weer op.
De vorige maal, toen de Indianen weggelopen waren
om te jagen, had Jan Willem het over zijn kant laten
gaan. Nu uitte hij zijn misnoegen over hun gedrag.
Hij had hen gehuurd; ze dienden dus te werken en
niet weg te blijven als zij dat verkozen.
,,We moesten vissen", zei de ploegbaas.
„Jullie moesten hier werken", riposteerde Jan Wil
lem.
De Indiaan antwoordde niet. Hij floot zijn makkers,
die met hun werk begonnen waren. Zij kwamen naar
hem toe. Op een kort bevel van de ploegbaas zochten
allen hun goed bijeen om weg te gaan.
(wordt vervolgd)
GARANTlEeEDRUF