Roeiers-Ver. 'Eendracht herinnert zich de ramp Overdenking uit de Heilige Schrift Moeizaam overleg over cao-kleinmetaal Aanrijding met gewonde Land maffen ril de dijken braken Foto's: Archief M. Bezuijen, Schiedam Zondagmorgen vroeg - 1 februari 1953 - voltrok zich over Nederland de watersnoodramp. Nu, zes-en-veer- tig jaar geleden, kijken wij als roeier daar nog eens op terug. De Roeiers ver. 'Eendracht' heeft een niet gering aandeel gehad in het redden van mensen, en op andere wijze hulp geboden met hun vletten. Het was zaterdagavond rond 18.00 uur dat de beloodsing van schepen werd gestaakt. De storm, die vanuit het westen naderde, wakkerde aan en de eerste schepen raakten in moeilijkheden. Vissersschepen, welke gemeerd lagen in de haven, raakten op, drift. Het water,was hoger dan norniaaT ën morgen is het spring- tij dus nog hoger. Het Lichtschip Goeree ontving de melding dat de 'Bore VI' was gestrand bij Westen- schouwen. Dit schip zou, na later is gebleken, de eerste noodsignalen naar de wal seinen, dat de dij ken waren bezweken door de zware storm en de grote watermassa. De duinafslag was enorm. Om twee uur 's nachts, drie uur voor H.W. (spring), begonnen diverse kleine dorpen hun noodklokken te luiden en zover dit aan wezig was werden de alarmsirene's aange zet. Maar de noodklokken overstemden het geluid van het stormgeweld niet. Diverse helpers van het Rode Kruis alar meerden de bewoners van ver afgelegen boerderijen. Het water stond al op een abnormale hoogte en de storm had een orkaankracht. De waterstand zou nog twee uur rijzen. De dijken van de Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden zouden aanstonds kunnen bezwij ken. Vele mensen hebben ongetwijfeld de storm over hun plaats gehoord doch velen zijn verrast door het opkomende water. Het water klom tegen de zeedijk op en om 03.30 uur brak de dijk bij Stellendam. Toen was het werkelijk niet meer te stuiten en ook Schouwen-Duiveland werd over spoeld alsmede Tholen en Sint Philipsland. Putten en de Hoekse Waard bleven ook niet gespaard voor het niets ontziende water. Zo voltrok zich de Watersnoodramp over Nederland. De dijkwachten en alle beschikbare mannen van de dorpen en de polders worstelden tegen een overmacht. Een overmacht van wind en water. Het bergingsbedrijf W. A. v. d. Tak spoed de zich, met alles wat bruikbaar was aan varend materiaal, naar Zeeland. De sleep- dienst L. Smit en Co. stuurde de sleepboot 'Maassluis' naar Zierikzee met op sleep touw het bergingsvaartuig 'Otter'. Ook de Roeiersver. 'Eendracht' voer met haar materiaal richting Oud-Beijerland. Bedrijfsleider W. de Wit had opdracht van het bestuur om voorlopig met zes man rich ting Zeeland te gaan. W. de Wit, Br. Brugts, Chr. Boontjes en E. Akkerman voeren met de 'R.V.E.6' en een roeiboot ofrsïeeptoüw haar 's-Gravendeel. De Burgemeester van deze plaats waar schuwde onze mensen en adviseerde 'beter weer' af te wachten, doch daar wilde De Wit niets van weten. Met de roeivlet op sleeptouw voeren ze richting het Hollands Diep alwaar zij werden 'opgelopen' door een beurtschipper welke ook richting Zee land ging om te helpen. Deze schipper zou het viertal naar het Zijpe brengen opdat zij bij de nabijheid van Oos- terland aan het reddingswerk deel konden nemen. B. van Eyk en H. de Man waren met een open vlet in de omgeving van Nieuw Beijerland aan het in veiligheid brengen van diverse materialen. De 'R.V.E.6' met De Wit en Brugts hebben veel mensen uit hun benarde positie kunnen bevrijden alsmede Akkerman en Boortjes in de roeiboot, die over de slikken heen, daar mee hun werk konden doen. De Slikken van Flakkee vielen met L.W. droog. Men trok dan met een aantal andere redders de roeiboot over de slikken heen, zie foto, zo was men een volle week aan het werk. Het s.s. 'Rotterdam' van het Rijksloodswe- zen heeft veel materialen in Ouddorp aan boord genomen en naar veiliger oorden ge bracht. Het ziekenhuis in Noordgouwe moest ook worden ontruimd. Dit vaartuig nam 90 patiënten aan boord en voer terug naar de Parkhaven in Rotterdam waarna de 'Rotterdam' weer werd beladen met voe ding en kleding en weer terug voer naar Brouwershaven. Op maandagmiddag 2 februari vertrokken, nog drie roeiers met een open vlet, naar Zeeland, te weten: Leen Slager, Arie van Drieën en Jaap (zoon) van Burg de Man. De Shelltanker 'Pionier' met schipper Piet Boender, nam de vlet op sleeptouw en voe ren naar de Schelphoek om daar bij het red dingswerk te assisteren. Ook zij hebben meegeholpen bij de evacuatie van het zie kenhuis in Noordgouwe alsmede diverse materialen naar veiliger oorden gebracht. Met hun vlet konden zij in het sterk stro mende water heel moeilijk hun werk doen. Diverse keren moesten de collega's de vlet leeg hozen, maar dit alles weerhield hen niet om door te gaan om have en goed in veiligheid te^ brengen. Zij zijn tpt en met vrijdag in Zeeland gebleven. U zult met mij van mening zijn dat wij in de 'Sluiting' niet alles kunnen verhalen wat onze collega's daar allemaal hebben mee gemaakt, doch het optreden van de Roeiers ver. 'Eendracht' in zijn geheel dwong bij velen in Zeeland groot respect af Nederland heeft in de loop der geschiede nis verschillende watersnoden gekend. De St. Elisabeth vloed in 1421, ongeveer 2000 doden. De AUerheiligenvloed in 1570. Horen, kennen, volgen "Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij". (Johannes 10:27) Op meerdere plaatsen in het Oude Testa ment noemt de Heere Zichzelf de Herder van Zijn volk. Zo verwoordt Hij de trouwe zorg die Hij voor al de zijnen heeft. Dit Herdersambt is in de nieuwe bedeling over gegaan op de Heiland en Zaligmaker der wereld. Die voor de zijnen zorgt, hen ver gadert, weidt en leidt en eeuwig bewaart. Die zelfs Zijn leven voor de schapen heeft gesteld, opdat zij het leven zouden hebben en overvloed. Op de vraag "Wie behoren nu tot die kudde van de Goede Herder, wie mogen zich nu verzekerd weten van Zijn bewarende hand?" geeft de Heere Jezus het antwoord als Hij zegt; "Mijn schapen horen Mijn stem". Dat is nu een van de kenmer ken, van hen die Christus Jezus toebehoren. Ze onderscheiden Jezus' stem uit de dui zenden andere stemmen, die er op hen afko men. Ze geven acht op de woorden die Hij spreekt en ze nemen die ook ter harte. Want ze zijn er ten volle van overtuigd dat Zijn stem alleen de waarheid spreekt, of ze nu heil verkondigt of dat ze hen terugroept van de zonde. Alleen door Zijn stem, die vanuit het evangelie tot hen komt voelen ze zich aangesproken, geboeid en ontroerd, ver maand en vertroost. Wanneer we een schaap van de Goede Herder zijn dan horen we Zijn woorden maar niet aan, zonder dat het ons wat doet, integendeel, dan geven we er ook gehoor aan. Dan worden we erdoor in beweging gezet. Want in Zijn spreken alleen ligt voor ons het leven en de vrede. Ons denken en onze wil worden erdoor gevangen genomen. Steeds weer wordt het beleefd, dat in gebon denheid aan Zijn Woord het grootste geluk wordt gevonden. En zo dikwijls we de klank van Jezus stem vernemen leeft de bede in het hart: "Heere bepaal Gij mijn gang en treden maar". "En Ik ken ze" zo vervolgt de Heere Jezus zijn rede. Hij kent ze, en dat omdat hun namen van eeuwigheid zijn opgetekend in het boek des levens. Want Christus is uit de hemel neergedaald, daarom kent Hij ook al hun namen. Voor Hem, Die in de schoot des Vaders was konden ze niet verborgen blij ven. Maar toch heeft het kennen hier een veel bredere betekenis. Het is maar niet een onverschillig weten. Het is het kennen van de liefde. Zoals een aards vader zijn kinde ren door en door kent, in hun harten leest en weet wat er in hen omgaat, zo kent Christus de zijnen, die door het geloof met Hem ver bonden zijn en in Zijn gemeenschap leven, en dan wel in de volmaakte betekenis van het woord. Hij heeft ze lief met een eeuwige liefde, een liefde, die geen begin noch einde heeft. Ze gaan Hem ter harte. Ook als hun liefde verkoelt en ze Hem dreigen te verge ten, verliest Hij ze niet uit het oog. Ondanks hun ontrouw blijft Hij getrouw. De poorten der hel zullen hen niet overweldigen. Nie mand zal hen uit Zijn hand kunnen rukken. Hij kent hen in hun persoonlijke noden en zorgen. Hij weet van hun twijfels en ang sten. Hij weet hoe ze blootgesteld worden aan de aanvechtingen van de boze, hoe zij in het geloof niet staande kunnen blijven, hoe zij dikwijls verslappen in de goede strijd des geloofs, hoe ze verachteren in de genade in plaats van er in te groeien. Hij kent de zij nen in al hun gebreken en afdwalingen van hun hart. En juist dit kennen verdubbelt Zijn waakzame zorg. Wanneer zij struikelen en vallen richt Hij hen in hun benauwdheid weer op. Wanneer ze dwalen brengt Hij ze tot Zich terug. Wanneer ze in verslagenheid treuren bezoekt Hij hen met de vertroosting van Zijn Geest. Hij kent hen ook in hun droefheid over de zonde waardoor ze zich lieten verrassen en Hij brengt hen terug naar de voet van het kruis, waar Hij Zijn bloed liet vergieten tot verzoening der zonde. Het horen van Jezus stem en het kennen door Christus heeft tot gevolg het volgen van Hem. Jezus zegt "en zij volgen Mij". Een herder gaat voor zijn kudde uit om haar te leiden, zo zullen schapen van de Goede Herder achter Hem aangaan. Ze volgen Hem in de gehoorzaamheid van het geloof, om zich door Hem van stap tot stap te laten leiden. Volgen dat is geen eigen paden kie zen en naar eigen goeddunken wandelen, maar de keuze over laten aan de Meester, dat is de Herder niet vooruit lopen, maar ook niet achter blijven, maar stillekens ach ter Hem aan wandelen. In volkomen overga ve en in stil vertrouwen luisterend naar Zijn stem en acht gevend op Zijn woord, al weten we van te voren niet langs welke paden de Heere ons leiden zal. Hij kent immers de zijnen en zal hen niet laten ver zocht worden boven hetgeen zij vermogen. Hij ziet Zijn schapen aan en eist nooit teveel van hen. De zogenden zal Hij zachtjes lei den. Hij zal de lammeren in Zijn armen ver gaderen en in Zijn schoot dragen. Hij kent immers de kracht van een ieder van hen. Niemand van hen ontsnapt aan Zijn aan dacht en Hij kiest het pad terwijl Hij er rekening mee houdt wat een ieder van hen kan dragen. De weg van de Herder was de zwaarste van allen. Ze voerde Hem door Getsémané en over Gabbatha naar Golgot ha's kruis en de hof van Jozef Maar dat pad liep uit op de Olijfberg en bracht Hem naar de hemelse gewesten waar Hij uitermate werd verhoogd. En waar Hij nu is zal een maal ook Zijn dienstknecht zijn. Soms leidt Hij de zijnen in de diepten, maar wanneer het maar in Zijn voetstappen gaat buigt zich dat schijnbaar onbegaanbare pad eenmaal omhoog naar de eeuwige glorie, want Hij heeft beloofd: "Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid". Sommelsdijk JCdT Stormvloed van februari 1825, waarbij 800 doden vielen. In januari 1916 overspoelde een storm vloed de Zaanstreek, hetgeen aanleiding gaf tot de afsluiting van de Zuiderzee. De laatste waterramp die ons land trof, was die van 1 februari 1953. Hier waren totaal 1835 doden te betreuren. Oude Tonge en Nieuwerkerk (Z) waren het zwaarst getroffen, doch ook Zuid- land had 21 doden te betreuren en daar las ik het volgende gedicht waarmee ik gaarne het bovenstaande wil besluiten. „:Hij stierf- zij stierf. een lange rij van 6ee(den treki- a[s een waas, 't BeneveCdoog voorbij. Zij;die met onsge[ul<ien droefheiddezlden zijn weggevaagd door 't toomoos stormgetij. Waartoe, waarom, wie zal het openSarenF Wie zal ons het raadsel van dit kedverl^laren? !Hier staat een mens voor een gesloten muur Maar Boven 't ked, dat ons is overlipmen, wordt, voor wie het verstaat, met ernst de stem vernomen dat de dood tot ieder mens Iqtn ^men ja, ieder uur". Maarten Bezuijen De 'RVE-6op de Slikken van Flakkee, roeiers trekken de roeiboot over de plaat heen Uw auto komt er altijd beter uit dan iiij erin ging Gelukkig heeft Van Lint Autoschade dé juiste kettingreactie. Met de modernste apparatuur zetten "we uw auto weer op het juiste spoor. Onze spuiterij heeft een reputatie hoog te houden en we geven 2 jaar Focwa garantie op de uit de kreu kels gehaalde autoschade. Sommelsdijk (0187)482292 Zierikzee (0111)414794 van Lint autoschade Maakt het goed! DIRKSLAND Maandagmorgen omstreeks 08.30 uur fiet sten een 75-jarige vrouw en een 71-jarige vrouw, beiden afkomstig uit Dirksland, naast elkaar op de Beatrixlaan toen de 75- jarige vrouw met het stuur de 71-jarige vrouw raakte, waardoor deze ten val kwam. Als gevolg van de val bekwam de vrouw mogelijk een beenfractuur. De vrouw is door de GGD overgebracht naar het zieken huis te Dirksland. Het overleg over de cao voor de Metaal- en Technische Bedrijfstakken waar onder meer de garagebedrijven en installatiebedrijven onder vallen, verloopt uiterst moeizaam. De werkgevers willen dat werknemers op steeds meer onregelmatige uren werken zonder dat werkgevers daar extra voor wil len betalen. CNV Metaaltechniek wil juist dat werknemers alleen op vrijwillige basis overuren kunnen maken en dat de werkge-; ver daar meer geld voor betaalt. Inmiddels heeft CNV Metaaltechniek drie keer onderhandeld met de werkgevers over de nieuwe cao. Maar er is nauwelijks voor uitgang geboekt. Werkgevers blijven maar hameren op meer flexibiliteit. Zo willen ze dat werknemers van maandag tot en met vrijdag tussen zes uur 's morgens en tien uur 's avonds ingezet kunnen worden zon der dat ze daar een toeslag voor krijgen op hun normale loon. Dat zou ook moeten gel den voor' achttien zaterdagen per jaar. CNV Metaaltechniek wil in de cao afspre ken dat uren tussen zeven uur 's morgens en zes uur 's middags op maandag tot en met vrijdag (en dus niet op zaterdag) gewo ne uren zijn waarop geen toeslag behoeft te worden betaald. Alle uren na zes uur 's avonds en voor zeven uur 's morgens zijn bijzondere uren waarvoor extra moet wor den betaald, zo vindt de bond. CNV Metaaltechniek stelt voor om daar voor overwerktoeslagen te betalen van 20 procent in de avonduren tot 60 procent bij werk dat 's nachts wordt gedaan. Boven dien wil CNV Metaaltechniek dat overwerk alleen kan worden gedaan als werknemers dat zelf willen. Verder wil de bond afspraken maken over een goede loonsverhoging van 3,5 procent, over verbetering van de arbeidsomstandig heden, over de medezeggenschap en over, scholing. Ook afspraken over werkgelegen heid en het in dienst nemen van langdurig werklozen en (gedeeltelijk) arbeidsonge schikten horen hierbij. -86- Toen verklapte Jan Willem dat hij een beetje kunstmest had gegeven, iets wat hier geen gewoonte was. De graanmarkt was dat najaar vast en van die goede markt kon Jan Willem volop profiteren. Hij had zijn oogst na het dorsen slechts naar de silo te bren gen, die aan de spoorlijn stond, een afstand van drie mijl. 't Ging heel gemakkelijk met de truck van Coolidge. In Neerlan- dia moesten ze zwoegen om hun oogst kwijt te raken. Na de aflevering kreeg hij de cheque thuis. Het was een hoge. Jan Willem had zich niet mistekend, toen hij Lacom- be koos. Het werd winter. Het landwerk lag haast stil. Op de akkers, bevroren en onder een pak sneeuw bedolven, kon men niet verkeren; de meeste koeien stonden droog, de kippen waren van de leg. De verzorging van het vee en af en toe wat bezigheid in de vorstvrije aardappelbewaarplaats, onder een zwaar aarden dek, was alle arbeid, die de farm vergde. Maar des te meer was er te doen in het bos. Jan Willem had zich voorgesteld om met zijn beide oudste zoons een flink stuk land te maken. Op een koude morgen begonnen ze aan dat werk. Op weg naar het bos prikte de vorst met fijne naaldjes in hun wangen, tintelden hun vingers en raakten hun leden verkleumd. Doch toen zij hun bijlen in de witte populieren sloegen en de spaanders om hun oren sprongen, regende het weldra zweet. Aan het einde van die dag strompelden zij doodmoe, doch ook vol daan, naar huis. Verscheidene bomen waren geveld. De volgende dag begonnen zij behalve met ver kleumde ook met stijve leden. Houthakken viel niet mee. Zij waren echter nooit gewoon geweest voor moeilijkheden aan de kant te gaan en werkten met volharding. Die avond waren er meer bomen omge hakt dan de eerste dag. Gert zei, terwijl hij een pijn lijke schouder wreef, dat het lekker opschoot. En als zij letten op het vele hout rondom hen, was dat ook zo. Jan Willem vergeleek echter niet zonder zorg het onnozele hoekje, dat geveld was, met de uitgestrekt heid van het bos, dat hij tot land zou willen maken. Het was 't beste daarnaar niet te veel te zien. Op de derde of vierde dag kwam Coolidge met zijn slede langs en zag hen drieën werken. Hij hield zijn paarden in en stapte op hen toe. Gert en Cornells zwaaiden, nu buurman op hen toekeek, hun bijlen nog wat harder. Zij wisten dat de Canadees waarde ring had voor hun prestaties. Dat had hij niet alleen bij het stenen zoeken, maar later bij het oogstwerk ook gezegd. Nu schudde Coolidge evenwel het hoofd. Jullie prutsen maar wat", zei hij. Dit stak de jongens. Zij sloegen feller met hun bijlen in een stam. De spaanders spatten op. Doch Coolidge zei: „Dit wordt zo niets". Jan Willem had zijn bijl al laten zakken. Wat Coolid ge zei, bevestigde de zorg, die hij ai enkele dagen had gekoesterd. Het was een reuzenwerk om land te maken. Zij speelden het nooit klaar. „Hoe moet het dan?" vroeg hij zijn buurman. „Je moet een ploeg Indianen huren", ried Coolidge aan. Dit klonk Jan Willem vreemd in de oren. Er woon den vrij veel Indianen in de buurt, sommige diep in het bos in wigwams, de meeste in schamele hutten. Ze zwierven dikwijls om de farms en door het bos. Jan Willem had geen groot respect voor hen. Ze lui erden meer dan ze werkten, vond hij. Hun farmpjes zagen er verwaarloosd en verwilderd uit. Zou dat volk meer presteren dan hij en zijn sterke jongens? „Ze zijn voor het boswerk best", zei Coolidge, ,,en jullie hebt er geen slag van". Gert keek de Canadees scheef aan, toen hij dit laatste zei. Coolidge zag het en lachte. „Geef mij je bijl eens?" vroeg hij. Gert reikte het gereedschap over. Coolidge voelde de snee. ,,Hij is slecht geslepen", zei hij. „Best zal het niet gaan". Toch sloeg hij het staal in een stam. Jan Willem en zijn beide jongens keken met grote ogen toe. Eén slag van de Canadees deed meer dan vier van hen. En Coolidge bracht geen touw in de kruin om de boom, als hij aan het vallen toe was, om te trekken, zoals zij telkens deden. Hij velde heel alleen en zonder hulp, en de boom viel precies op de plaats, waar hij hem hebben wilde. Hij gaf de bijl terug. „De Indianen doen het beter dan ik", zei hij. „Huur er een stel voor mij", verzocht Jan Willem. Coolidge beloofde dit. Het duurde een dag of wat. Jan Willem dacht al dat Coolidge 't vergeten had, maar toen hij hem erover aansprak, zei de Canadees dat je geduld moest heb ben met dit volk, doch het kwam wel voor elkaar. Op een morgen kwam Marijtje, toen ze de kippen voeren ging, ontsteld het huis instormen. Er was on guur volk op het erf, ze droegen bijlen en geweren. Het waren rovers. Jan Willem en zijn jongens gingen buiten kijken. Er stonden zes Indianen voor de deur met zwart, sluik haar en brede kaken, haveloos. Maar ze hadden niets kwaads in de zin. Zij waren houthakkers, door Coo lidge gestuurd. Jan Willem vond het een sloom stel. Hij nam ze op proef. Toen de Indianen aan het hakken gingen, veranderde zijn oordeel evenwel. Hun slagen waren fors en vast. Hun scherpe bijlen sneden als messen door het hout. De bomen vielen als vanzelf precies daar, waar zij het wilden. Gert en Cornells zagen het met verbazing aan. Zij schaamden zich om onder het oog van deze vaklui een boom te vellen. Zij kapten maar wat takken af en sleepten met een tractor de gerooide bomen weg. Aan het einde van die dag was er een aanzienlijk groter deel van het bos gerooid dan de gehele vorige week. De volgende dagen schoot het werk snel op. Jan Wil lem en zijn zoons bekeken de Indianen met andere ogen dan tot dusver. Toen kwam er een dag, waarop de Indianen midden onder het werk opeens hun bijlen lieten rusten. Ze luisterden met gespitste oren. Eén zei iets tot de anderen in hun eigen taal, die Jan Willem niet ver stond. Toen gooiden allen hun gereedschap neer, namen hun geweren op en verdwenen in het bos. Na een paar uur kwamen ze terug, drie herten en een eland met zich slepend. ,,Ons vlees was op", zei de ploegbaas ter verklaring. Daarna gingen ze weer aan het kappen. Op een morgen, enkele dagen later, wachtten Jan Willem en zijn jongens tevergeefs op de Indianen. Ze verschenen die gehele dag niet. De volgende mor gen daagden zij weer op. De vorige maal, toen de Indianen weggelopen waren om te jagen, had Jan Willem het over zijn kant laten gaan. Nu uitte hij zijn misnoegen over hun gedrag. Hij had hen gehuurd; ze dienden dus te werken en niet weg te blijven als zij dat verkozen. ,,We moesten vissen", zei de ploegbaas. „Jullie moesten hier werken", riposteerde Jan Wil lem. De Indiaan antwoordde niet. Hij floot zijn makkers, die met hun werk begonnen waren. Zij kwamen naar hem toe. Op een kort bevel van de ploegbaas zochten allen hun goed bijeen om weg te gaan. (wordt vervolgd) GARANTlEeEDRUF

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1999 | | pagina 5