EIIAI1DEI1-I1IEUW5 Ach lieve tijd - Zeeland Overdenking Bijenhouden, hoe doe je dat? De Zeemanspot en de GO 36 uit de Heilige Schrift HET ,glJkVENSTER Jezus zegent kinderen VERVOLGVERHAAL 2e Blad VRIJDAG 20 FEBRUARI 1998 No. 6681 Blik op kerk "yP en samenleving Cj - Een nieuwe synode-preses - Niet te benijden - Geen kerkpolitiek? De Hervormde Synode heeft een nieuwe voorzitter. Een verrassing was dat eigen- li^ niet. De naam van Ds B. J. van Vrees wijk uit Veenendaal, die zitting heeft in het moderamen, circuleerde al geruime tijd. Hij is trouwens meteen 'Bert' ge worden, zowel in dagbladinterviews als in radio-reportages. Zo gaat dat in onze democratische tijd. Een degelijke Bonder, preses van de Ge nerale Synode. Dat was voorpagina nieuws, en dat was tegelijk even slikken voor de andere sektoren in de kerk, en met name voor de andere partners in het SoW-proces. Want Bonders zijn nu een maal wat excentriek, althans in de ogen van andersdenkenden. De acceptatie van de vrouw in het ambt, en van homosexu- elen in het ambt en aan de Avondmaals tafel, zaken waarmee men in de breedte van de kerk geen moeite meer heeft, daar zitten de Bonders nog altijd tegenaan te hikken... En in de diensten zingen ze nog steeds uitsluitend psalmen, in de be rijming van 1773... En natuurlijk zijn ze tegenstanders van het Samen-op-Weg- proces... En nu zal een aanhanger van al deze aftandse ideeën de leiding van de hele kerk op zich gaan nemen. Dat kan toch niet goed gaan. Ds. Van Vreeswijk - voorheen Her vormd predikant in Zetten en Andelst, in Ridderkerk, en nu in Veenendaal - is niet te benijden. Hij wordt door het progressieve deel van de kerk met argusogen bekeken. Hoe kan iemand die zelf tegenstander is van Samen-op-Weg de voortgang van het proces leiden? Zal dat geen nieuwe ver traging opleveren? Besluiten uitvoeren waar men zelf niet achter staat, is dat wel mogelijk? Maar in eigen kring is men ook niet on verdeeld gelukkig met deze benoeming. Natuurlijk, zal de achterban reageren, hij is één van ons. Maar zullen daardoor de verwachtingen niet al te hoog gespannen zijn? Ds. Van Vreeswijk zal op z'n eentje Samen-op-Weg ook niet tegen kunnen houden! En als dat tot zijn geestverwan ten in de kerk doordringt, zullen ze hem dan niet aansprakelijk stellen? Intussen viel het me op dat overal met zoveel stelligheid wordt beweerd dat de benoeming van Ds Van Vreeswijk tot preses geen staaltje van kerkpolitiek is. De vraag drong zich aan me op: waarom moet dat telkens weer worden herhaald? Of heeft het te maken met het Franse spreekwoord: „Qui s'excuse, j'accuse?" (Wie zich verontschuldigt, die beschul dig ik). De vrijzinnigen in de kerk - bij monde van Ds H. Buning - laten er geen mis verstand over bestaan. „Natuurlijk is dit een kerkpolitieke benoeming". En Trouw verklaarde in één van de eer- Aflevering 17: Twintig eeuwen Zeeuwen en hun armen en zieken je kon zorgen liet je het wel uit je hoofd je bij zo'n gasthuis te melden. Werd er onderkend dat een ziekte besmettelijk Omstreeks 1850 was de gemiddelde le vensduur van Zeeuwse mannen slechts 26 jaar; die van vrouwen was 29 jaar. Wie dat leest in de nieuwe aflevering van alweer de 17e aflevering van 'Ach Lieve Tijd - Zeeland' beseft hoezeer de gezondheidszorg in ruim een eeuw is verbeterd. Die korte levensverwach ting was voor een groot deel te wijten aan de hoge kindersterfte. Een derde deel van de Zeeuwse kinderen werd nog geen jaar oud. De bedorven lucht, veroorzaakt door de uitwerpselen die werden geloosd in binnenhavens en stadsgrachten en door het visafval dat erin werd gegooid, werd door velen als de oorzaak gezien. Overigens stonk het niet alleen buiten op straat. Dat was ook in ziekenhuizen het geval. Ramen bleven potdicht, omdat met frisse lucht uit den boze vond voor patiënten. Een ziekte moest worden uit- gebroeid door transpireren, zo dacht men. De eerste ziekenhuizen in Zeeland wer den in de dertiende eeuw opgericht. In de meeste steden werden gasthuizen ge sticht, waar iedereen terecht kon: armen en zieken, ouderen en andere hulpbehoe venden. Voor zwervers was er een aparte afde ling. De zieken lagen er in bedsteden, vaak met z'n tweeën of drieën tegelijk. Een dysenterielijder lag simpelweg naast iemand met zweren of een hartaandoe- ning. Het besmettingsgevaar was dan ook groot en als je familie had die voor was, dan werden er aparte huizen buiten de stad gebouwd: voor lepralijders en pestlijders bijvoorbeeld. Het leven in zo'n inrichting was relatief goed. Zo goed in ieder geval, dat het vanaf het jaar 1500 regelmatig voorkwam dat gezonde mensen zich er lieten opnemen. Zij hoopten er de rest van hun leven ver zorgd te worden. Niet alleen allerlei ziekten passeren in deze aflevering de revue, ook de genees heren en hun geneeswijzen. Zo valt er te lezen welke drie operaties een chirurgijn anno 1672 moest uitvoeren om tot het chirurgijnsgilde te worden toegelaten: hij moest een schedellichting uitvoeren, een amputatie en hij moesten ingewikkelde botbreuk op de juiste wijze behandelen. En dan te bedenken dat zoiets als narcose nog niet bestond; de ongelukkige patiënt moest het doen met alcohol en opium. Het is dan ook niet zó vreemd dat zieken vaak hun heil zochten bij kwakzalvers, piskijkers, kruidenvrouwtjes en wat dies meer zij. Uitgebreide aandacht in deze boeiende aflevering is er ook voor zeehospitium Zonneveld, de vereniging Kinderzorg, en de dokters Johan Cornelis Bolle en Johann Georg Mezger. De volgende aflevering van 'Ach Lieve Tijd - Zeeland' heeft als titel 'Twintig eeuwen Zeeuwen en hun boeren' en ver schijnt medio maart. Maandag 16 februari werd de Noordzee- kotter 'Vrouw Jannetje', GO 36 in de loop van de ochtend geconfronteerd met motorpech toen het schip zich ongeveer 20 mijl NW van Hoek van Holland be vond. Er werd sleepboothulp gevraagd, waarop de 'Sandetti Bank' naar het on fortuinlijke vaartuig vertrok. Deze sleep boot bracht het vissersschip naar de uiterton van het Slijkgat. De diepgang van de sleper is te groot voor het Goereesche Gat en daarom de Stellendamse reddingboot 'De Zeemans pot' te hulp geroepen. De Kustwachtpost Ouddorp heeft de be manning ongeveer 15.00 uur gewaar schuwd, waarna zo snel mogelijk werd uitgevaren. Bij de uiterton nam de red dingboot de kotter over en bracht hem naar de buitenhaven van Stellendam. Daar arriveerden ze omstreeks halfzeven in de avond. De monteurs van de moto- renfabriek stonden al te wachten, om de reparatie zo snel mogelijk te kunnen uit voeren. De eigenaar van de GO 36 kwam direct naar het boothuis toe, zodra de redding- boot was gearriveerd, om persoonlijk zijn grote dank uit te spreken voor de medewerking van de schipper en zijn opstappers en de wens van de visserij te benadrukken dat hier ter plaatse het van het grootste belang is dat het slepen van visserschepen bij calamiteiten zoals deze door de reddingsboot, mogelijk blijft, ook in de toekomst. ste commentaren ronduit: „De Bonders mogen tevreden zijn. Dr Bas Plaisier is secretaris-generaal, weliswaar geen Bon der meer, maar toch met affiniteit tot de Bond. En nu is Bert van Vreeswijk syno de-preses". Zó wordt er kennelijk tegen aan gekeken. Misschien is die degelijke Veenendaalse predikant de man die de laatste tegen standers van SoW over de streep trekt. Of het zo zal gaan - de tijd zal het leren. Waarnemer 'En zij brachten kinderen tot Hem, opdat Hij ze aanraken zou' (Markus 10:13} De geschiedenis van de kinderzegening is diverse malen bewerkt tot een lied. Juist om dat aan kinderen te leren. Een berijming die vroeger veel op zondags scholen gezongen werd, luidt: 'Eens brachten de moeders hun kinderen tot Jezus. Toen spraken de discipelen: Gaat weg, van de Heer. Maar Jezus zag ze henengaan en sprak ze, o zo vriend'lijk aan: Laat, o laat de kinderen komen tot Mij'. Het valt hier op, dat de moeders ge noemd worden. Ook in kinderbijbels wordt vaak gezegd dat moeders hun kin deren brachten. Er staat echter alleen 'En zij brachten'. Vanuit het Grieks moeten we dat opvatten als: mannen èn vrou wen. De gangbare voorstelling is wel te begrijpen. Moeders zijn meestal meer betrokken bij de godsdienstige opvoe ding van de kinderen dan vaders. De vaders hebben overdag hun werk, dus gaan de moeders naar Jezus toe. Maar er waren ook veel mannen in de scharen die Jezus volgden. Overigens is het ook mogelijk dat andere familieleden of ken nissen de kinderen brachten. Wie wij ook zijn, of wij zelf kinderen hebben, of op een andere manier bij hun opvoeding betrokken zijn, laten wij ook het beste voor de kinderen zoeken, namelijk Gods zegen. Wat is het een voorrecht als er tussen ouders een gees telijke eenheid is en dat zij samen hun kind bij Jezus willen brengen. Aanraken Waarom komen de mannen en vrouwen met hun kinderen? Dat was niets iets vreemds. Men bracht de kinderen ook wel bij een vooraanstaande rabbi of Schriftgeleerde om een zegen te ontvan gen. Zo gaat men naar Jezus. Daarmee erkent men Hem als Leraar van God. Hij is zo anders dan andere rabbi's omdat Hij met macht en majesteit spreekt. Hij vertelt zo wonderlijk schoon en heerlijk over het Koninkrijk van God. Laat Hij toch de kinderen aanraken en zegenen. Waarom wilde men een zegen van zo'n rabbi? De zegen van een godvrezend man heeft een grote uitwerking en is meer dan een wens. Het zijn woorden Gods die meegegeven worden. Woorden die met goddelijk gezag uitgesproken worden. (Denk aan Noach en de aartsva ders die hun kinderen zegenen). In het boek Markus komt het werkwoord 'aanraken' veel voor. Jezus raakt mensen aan en dan worden zij genezen, bijvoor beeld van hun blindheid. De bloedvloei- ende vrouw raakt de kleding van Jezus aan en ook zij wordt genezen. De scha ren bemerkten het: wie Jezus aamaakt, wordt anders. Er gaat goddelijke kracht van Hem uit! Een hedendaags versje noemt ook het aanraken: 'Zie mij voor U staan, zondig en omein; o Jezus, raak mij aan, van U wil ik zijn.' Als Jezus zegent, is dat tot welzijn, zowel lichamelijk als geestelijk, voor tijd en eeuwigheid. Goddelijke kracht geeft genezing voor het lichaam en genezing voor de ziel. Wij maken daar vaak te veel onderscheid tussen, maar in het Nieuwe Testament hoort dat bij elkaar. Wat wil je als ouders nog meer voor je kinderen? De toekomst is onbekend. Als God voor hen zorgt, dan is het goed! Wat zoeken we voor onze kinderen? Vooral een goede opleiding, een mooi beroep, een goed salaris, een fijn huwe lijk, een pracht huis? Of vooral dat ze als gezegenden door het leven mogen gaan? Joodse ouders Joodse ouders gingen wel vaker naar een rabbi om een zegen te vragen. Maar ze zegenden hun kinderen ook zelf. Dat gebeurde op de sabbat, op de vrijdag avond, na terugkomst uit de synagoge. De ouders leggen beide handen op het hoofd van hun kind en zeggen tot de jon gens de zegen die Jacob aan Jozefs zonen gaf: God late u worden als Efraïm en Manasse. En tot de meisjes: God late u worden als de aartsmoeders Sara, Rebekka, Rachel en Lea! Daarna worden eigen woorden toegevoegd, en meestal sluit men af met de priesterzegen uit Numeri 6. Wij beperken de zegen gewoonlijk tot de kerkdienst. In de Bijbel en bij het joodse volk is de zegen meer verweven met het gewone leven. Komen tot Jezus De Heere Jezus is verontwaardigd over de afwijzende reactie van de discipelen en zegt: 'Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet, want voor zulken is het Koninkrijk Gods.' Ook nu zegt de Heere Jezus dat tegen ons: Breng ze maar, want daar neem Ik alle tijd voor! Maar hoe doen we dat? De Heiland is toch naar de hemel gevaren? Het is waar, dat we Hem hier niet meer kunnen opzoeken. Nu mogen we tot Hem komen door het gebed. We mogen pleiten op Zijn beloften, en op Zijn wens dat kinderen tot Hem komen. Christelijk opvoeden is niet in de eerste plaats mee laten doen met het kerkelijk leven. Het is tot Christus brengen. Zoals de ouders in Markus 10 hun kinderen persoonlijk bij Jezus gebracht,hebben. Vinden we dit te moeilijk en in de prak tijk niet haalbaar? De Heiland weet ervan: 'Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij 't smeekt, mild en overvloedig.' Het is waar dat een kind zich kan verzet ten tegen die zegen. Het kan die zegen verachten en onverschillig erop reageren. Als ouders pleiten we des te meer om de zegen van God. Juist als we kinderen niet meer kunnen bereiken met onze woor den. Het gebed rijst omhoog: Heere, zegen toch en doet U wat wij niet kun nen! De eerste taak ligt bij de ouders. Toch kunnen er ook situaties zijn dat anderen de opvoeding ter hand nemen. In ieder geval wordt er vanuit het christelijk onderwijs en vanuit het kerkelijke ver enigingsleven ondersteund in deze taak. Wat is het rijk als daar niet alleen kennis overgedragen wordt, maar alles gedragen wordt door het verlangen de kinderen bij Jezus te brengen. Dat is het grote doel. Als Hij met ons is, zijn we veilig voor tijd en eeuwigheid. M.J. Paul (Ill) dan: (0187) 601384 of Hoe te beginnen met bijenteelt? U kunt contact opnemen met de secretaris van een plaatselijke im kersvereniging. Deze kan ervoor zorgen dat u uw eerste bijenvolk krijgt, en kan u in contact brengen met een ervaren imker die u de eerste tijd deskundig zal begelei den. Ook is het verstandig eerst een begin nerscursus te volgen. U leert dan alle handelingen die nodig zijn in theorie en praktijk, u leert andere beginnende im kers kennen en zult samen tot de oplos sing van veel praktische vragen kunnen komen. De meeste beginnerscursussen starten in februari en lopen door tot no vember, zodat het hele bijenjaar omvat wordt. Als u zich aansluit bij een plaatselijke imkersvereniging, bent u ook meteen lid van de VBBN, de Vereniging tot Bevor dering der Bijenteelt in Nederland. U ontvangt dan het maandblad Bijen en ge niet onmiddellijk van de voordelen die een landelijk gestructureerde organisatie haar leden biedt. De imkersvereniging op Goeree-Over- flakkee zal enkele avonden beleggen (maart/april) om een ieder de mogelijk heid te geven daadwerkelijk over de schouders van een echte imker mee te kijken in het bijen-gebeuren. Doen! bel 603342. Wat kost het bijenhouden? Wie met bijenhouden wil beginnen, zal uiteraard voor enkele kosten komen te staan. Duur hoeft deze start niet echt te zijn, begin klein en bescheiden. Later, als u weet wat bijenhouden inhoudt en u de imkerskinderschoenen wat ontgroeid bent kunt u de bijenstand nog altijd uitbreiden. Een begiimend imker zal met 1 of 2 vol ken zijn handen reeds vol hebben. Wat een beginnend imker in ieder geval nodig heeft (ook tijdens een beginners cursus, zonder eigen bijenvolk) is een bijenkap, een pijp of beroker, en een raampjeslichter. De bijenkap kan een voudig zijn, vanaf een gulden of twintig, tot een compleet jack van ca. 50,-. Een speciale bijenpijp is absoluut noodzake lijk, een beroker is iets duurder maar werkt voor sommige mensen handiger: men hoeft geen pijp tussen de tanden te klemmen, en krijgt geen rook in het ge zicht. Een raampjeslichter kan heel eenvoudig een oude schroevedraaier zijn, en is een noodzakelijk instrument: bijen kitten alles vast met propolis, en zeker als de kast een tijdje niet is geopend, kunnen de kastdelen en de raampjes stevig veran kerd zijn. Zodra u met uw eerste volk begint, is huisvesting noodzakelijk. Een complete bijenkast komt op ca. 250.-. U kunt ook zelf een bijenkast maken, maar zorg er dan wel voor dat de maten kloppen. Bijen zijn erg kritisch voor wat betreft de afstand tussen de ramen, en de afstand tussen ramen en bodem en ramen en dak. Als er teveel ruimte is, zullen ze deze volbouwen, is er te weinig ruimte dan kunnen ze er niet langs. Bij het Bijenhuis zijn werktekeningcn verkrijgbaar. Zorg er altijd voor dat u over een reser- vekast beschikt. Zelfs een gevorderde imker kan zijn bijen niet altijd beletten te gaan zwermen. Ook kunnen mensen uit de buurt u vragen een zwerm te komen scheppen, zodra bekend is dat u bijen houdt. Verder heeft u 's winters voer nodig, 14 kg per volk, een voerbakje, en middelen ter bestrijding van de varroamijt. Samen kost u dat ca. 75,-. De grootste kosten post is wellicht de honingslinger. Zolang u niet zeker weet of imkeren u wel ligt, of zolang u zich houdt bij 2 of 3 volken, is het verstandiger de honingslinger te lenen bij de plaatselijke afdeling, of bij een bevriende imker, die u dan ook bij het slingeren wil helpen. Het zal wel duidelijk zijn dat men van bijenhouden niet rijk kan worden. Wie goed imkert en zijn volken goed ver zorgd kan er echter wel een gezonde boterham aan overhouden, dat wil zeg gen een portie honing bij het ontbijt: puur natuur en zelf geoogst. Hoe veel honing kan een volk per jaar opbrengen? Dat is natuurlijk afhankelijk van een aantal factoren, zoals het weer, de omgeving, het bijenras. en de inzet en bekwaamheid van de imker. Reken het eerste jaar niet op teveel! Een goed gemiddelde in onze streken is 10 kg per volk per jaar. Bij een goede dracht kan dat oplopen tot 25 kg of nog meer. Specialisaties IN de bijenteelt Als u eenmaal gegrepen bent door het bij enhouden, wilt u zich wellicht gaan bekwa men in een bepaalde richting. Jaarlijks worden door het hele land diverse cursus sen georganiseerd voor gevorderden. U kunt zich bijvoorbeeld gaan be-zig- houden met koninginneteelt of een cur sus korfimker, honingkunde, kermis van drachtplanten, of ziektebestrijding gaan volgen. Ook zijn er imkers die zich uit sluitend inzetten voor de bestuiving van land- en tuinbouwgewassen, die hebben zich gespecialiseerd als bestuivings- imker. Informatie over dergelijke cursussen wordt gepubliceerd in het maandblad, of kunt u opvragen bij het algemeen secre tariaat van de VBBN, tel. (0317) 422422. Bijenhouden; zo doe je dat; bel len (0187) 601384. TRAMWEG 33 OUDE TONGE -36- Versloot bleef op de deel staan en keek naar de bedrijvigheid van de vrouw. Ze haalde een bus en gooide de koffie in de koffiepot. Ze goot er het kokende water bij. Met een tang lichtte ze het deksel van het fornuis, haalde een kooltje uit het vuur en deed dat in een komfoor, waarna ze de koffiepot er op plaatste. „Ziezo", zei ze. „Als je trek hebt kun je straks, als we uit het land komen, ook nog koffie meedrinken". Ze liepen samen een eind de wei in. Het was een zachte, welige zomeravond. Het vee was, na het melken, ver het land in gegaan. Maar dat was geen bezwaar. Het werk was gedaan, en er viel veel te praten. Over het weer, de kaasprijzen, de hooi- bouw. Ieder had daar zijn gedachten over en ieders gedachten waren belangrijk genoeg om er naar te luisteren. Ze kwamen bij het vee. Soms maakte een koe een dwaze, scheve zijsprong, maar de meeste dieren graasden rustig verder; een enkel jong dier kwam nieuwsgierig naar hen toe en bleef op een paar meter afstand met verwonderde ogen staan kijken. Vrouw Damstee wees welke dieren ze wilde ver kopen en noemde de prijs. Versloot knikte, dat was dan goed, de koop was gesloten. „Jij bent een gemakkelijke koopman", zei vrouw Damstee, „En waarom niet? Als ik iets wil hebben, en de prijs staat me aan, dan koop ik. Toch geen spijt dat je te weinig vroeg?" „Een beetje wel", bekende ze, even lachend. Ze keken elkaar aan. Een ogenblik slechts. Hun ogen waren niet meer gewend anderen nieuwsgierig aan te zien, omdat ze beiden te veel in het verleden vertoefden. „O", zei hij. „Het is met mij al niet anders. Als ik kaas naar de markt breng en ik krijg dadelijk wat ik vraag, heb ik ook spijt. Maar als ze afdingen, heb ik ook spijt, want dan denk ik dat de ander sterker is in het afdingen dan ik in het vasthouden. Een mens is niet zo erg gauw tevreden". „Och", zei ze. „Ik weet niet. Misschien toch wel". Ze wandelden terug naar de boerderij. „Ga je mee koffie drinken?" „Dat is goed. Ik wou meteen de pinken betalen, dan kan Gijsbert ze morgenochtend komen halen". Ze zaten in de keuken; terwijl de vrouw de koffie inschonk legde Versloot het geld op tafel. „Het is hier stil", dacht hij. Op Hovenhof was het even stil, maar bij een ander viel het meer op. Ze moest een eenzaam leven hebben, deze vrouw, na de dood van haar man. Hij moest er iets over zeggen. Ze had geen kinderen. Hij zag, dat ze nog jong was - misschien was ze twee-en-dertig jaar, of nog jonger. Ze had donkere ogen en die leken veel op die van Rina. Ze keek vriendelijk, maar ze lachte weinig. Ze praatten een poosje over Gijsbert en Rina. „Rina heeft het nog wel eens over je", zei Ver sloot. „Dat je haar zo goed geholpen hebt, toen ze in het wak gereden was. Dat is maar goed afgelo pen". „Niet alle ongelukken lopen zo goed af', zei de vrouw. „Nu moet ik wat zeggen", dacht Versloot. „Is dat van je man alweer twee jaar geleden?" vroeg hij. „In maart is het twee jaar geweest. Alweer... en nog pas. Ik vind het soms vreemd, dat dezelfde tijd kort en lang schijnt". Versloot praatte nog wat, maar ondertussen dacht hij: „Als ik nog langer blijf zitten, wordt het nog moeilijker om weg te gaan". Hij had vaak genoeg op vergaderingen gesproken om een zin te vinden, die het gesprek afsloot. Hij stond op en gaf de vrouw een hand. Misschien was ze even verbaasd, maar daar dacht hij niet aan. „Als Lambert morgenochtend het vee ophaalt, laat hij dan meteen de twee pinken in de melkbocht opsluiten. Dan komt Gijsbert ze dadelijk na het melken halen", zei hij nog, en toen vertrok hij. Diep in gedachten verzonken reed hij naar huis. Een paar dagen later was Versloot op weg naar het dorp. Hij zag in de verte Balder op zijn motor aan komen. Toen ze elkaar genaderd waren, stak de veearts zijn hand op; hij remde en zette de motor af. „En konden jullie het eens worden? Je bent toch van de week bij vrouw Damstee geweest?" vroeg Balder. „Ja, dat was zo voor elkaar". „Ha, ha, dat is goed nieuws, het doet me veel ple zier". Versloot keek Balder aan. Juist, was dat de bedoe ling geweest van de veearts. Je moest toch altijd op je hoede zijn voor diens vreemde invallen. Maar nu hij hem door had, was het gevaar gewe ken. Versloot zei: „Ze lopen al bij me in het land". „Lopen ze al in het land? Over wie heb je het nu?" „Over de twee pinken". „O". „Wat dacht u dan?" Versloot lachte in zichzelf. Nu was het Balder, die het even moeilijk had om een goed antwoord te bedenken. Of... moeilijk? „Dus jij meent, dat ik denk! Zo'n vleiend oordeel doet me goed. Je hebt me werkelijk verrast". Hij sloeg de motor aan en reed weg. Maar toen Versloot verder ging, dacht hij: „Het was dus werkelijk zijn opzet, dat ik vrouw Dam stee zou ontmoeten. Laat ik het nu maar voor mezelf bekennen, dat ik de laatste dagen aan niets anders denk". Hij deed zijn boodschappen in het dorp en keerde naar de boerderij terug. Hij ging in de kamer en opende de secretaire, zocht pen en papier op en zat toen stil voor zich uit te kijken. „God is goed", dacht hij. „Ik heb zoveel jaren opgeofferd aan de angst in plaats van aan het leven dat God geeft. En toch wil Hij het nog weer met mij proberen. Het leven is goed en de levenslust is goed, als je weet, dat God beide, leven en lust, schiep. Bergman heeft het eerder en dieper begrepen dan ik. Maar nu wéét ik het". Hij stond op van zijn stoel en begon door de kamer heen en weer te lopen. Hij lachte om de blijd schap, die zijn hart bewoog. Hij bezat een boerde rij, en veen, en Belle, die met haar veulen in het land liep te grazen, zij aan zij, en hij kon elke och tend opstaan, en de ftiiken lichten, het vee bijeen drijven en melken - en 's avonds door het land gaan, door het gras, dat vochtig werd van de avonddauw - en thuis komen en naar bed gaan, maar eerst neerknielen om te danken en te bidden. Hij stond bij het raam en neuriede het lied van de goedheid Gods, die geprezen moet worden. En als hij nu nog - die vrouw? Ze had ogen die aantrokken. Het was vreemd, dacht hij. Ze leek niet bedroefd en niet blij. Haar stem was ook zo geweest, geen hoge klank en geen lage, maar effen, alsof ze heel weinig sprak. En dat zou dan ook wel zo zijn. Hij had altijd een huishoudster, met wie hij praten kon, en zijn familie; en dan bezocht hij de verga deringen of hij ging naar de markt. Maar zij was altijd alleen. Lambert woonde met zijn vrouw in het daggeldershuisje. Die werkte meestal in het land natuurlijk, en 's avonds was hij thuis. (wordt vervolgd) TELEFOON (0187) 64 18 42 Fax 64 35 95

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1998 | | pagina 3