EIIAI1DEI1-I1IEUW5
Ach lieve tijd - Zeeland
Overdenking
Bijenhouden, hoe doe je dat?
De Zeemanspot
en de GO 36
uit de
Heilige Schrift
HET
,glJkVENSTER
Jezus zegent kinderen
VERVOLGVERHAAL
2e Blad
VRIJDAG 20 FEBRUARI 1998
No. 6681
Blik op kerk "yP
en samenleving Cj
- Een nieuwe synode-preses
- Niet te benijden
- Geen kerkpolitiek?
De Hervormde Synode heeft een nieuwe
voorzitter. Een verrassing was dat eigen-
li^ niet. De naam van Ds B. J. van Vrees
wijk uit Veenendaal, die zitting heeft in
het moderamen, circuleerde al geruime
tijd. Hij is trouwens meteen 'Bert' ge
worden, zowel in dagbladinterviews als
in radio-reportages. Zo gaat dat in onze
democratische tijd.
Een degelijke Bonder, preses van de Ge
nerale Synode. Dat was voorpagina
nieuws, en dat was tegelijk even slikken
voor de andere sektoren in de kerk, en
met name voor de andere partners in het
SoW-proces. Want Bonders zijn nu een
maal wat excentriek, althans in de ogen
van andersdenkenden. De acceptatie van
de vrouw in het ambt, en van homosexu-
elen in het ambt en aan de Avondmaals
tafel, zaken waarmee men in de breedte
van de kerk geen moeite meer heeft, daar
zitten de Bonders nog altijd tegenaan te
hikken... En in de diensten zingen ze
nog steeds uitsluitend psalmen, in de be
rijming van 1773... En natuurlijk zijn ze
tegenstanders van het Samen-op-Weg-
proces... En nu zal een aanhanger van al
deze aftandse ideeën de leiding van de
hele kerk op zich gaan nemen. Dat kan
toch niet goed gaan.
Ds. Van Vreeswijk - voorheen Her
vormd predikant in Zetten en Andelst, in
Ridderkerk, en nu in Veenendaal - is
niet te benijden.
Hij wordt door het progressieve deel van
de kerk met argusogen bekeken. Hoe kan
iemand die zelf tegenstander is van
Samen-op-Weg de voortgang van het
proces leiden? Zal dat geen nieuwe ver
traging opleveren? Besluiten uitvoeren
waar men zelf niet achter staat, is dat wel
mogelijk?
Maar in eigen kring is men ook niet on
verdeeld gelukkig met deze benoeming.
Natuurlijk, zal de achterban reageren, hij
is één van ons. Maar zullen daardoor de
verwachtingen niet al te hoog gespannen
zijn?
Ds. Van Vreeswijk zal op z'n eentje
Samen-op-Weg ook niet tegen kunnen
houden! En als dat tot zijn geestverwan
ten in de kerk doordringt, zullen ze hem
dan niet aansprakelijk stellen?
Intussen viel het me op dat overal met
zoveel stelligheid wordt beweerd dat de
benoeming van Ds Van Vreeswijk tot
preses geen staaltje van kerkpolitiek is.
De vraag drong zich aan me op: waarom
moet dat telkens weer worden herhaald?
Of heeft het te maken met het Franse
spreekwoord: „Qui s'excuse, j'accuse?"
(Wie zich verontschuldigt, die beschul
dig ik).
De vrijzinnigen in de kerk - bij monde
van Ds H. Buning - laten er geen mis
verstand over bestaan. „Natuurlijk is dit
een kerkpolitieke benoeming".
En Trouw verklaarde in één van de eer-
Aflevering 17: Twintig eeuwen Zeeuwen en hun armen en zieken
je kon zorgen liet je het wel uit je hoofd
je bij zo'n gasthuis te melden. Werd er
onderkend dat een ziekte besmettelijk
Omstreeks 1850 was de gemiddelde le
vensduur van Zeeuwse mannen slechts
26 jaar; die van vrouwen was 29 jaar.
Wie dat leest in de nieuwe aflevering
van alweer de 17e aflevering van 'Ach
Lieve Tijd - Zeeland' beseft hoezeer
de gezondheidszorg in ruim een eeuw
is verbeterd. Die korte levensverwach
ting was voor een groot deel te wijten
aan de hoge kindersterfte. Een derde
deel van de Zeeuwse kinderen werd
nog geen jaar oud. De bedorven lucht,
veroorzaakt door de uitwerpselen die
werden geloosd in binnenhavens en
stadsgrachten en door het visafval dat
erin werd gegooid, werd door velen als
de oorzaak gezien.
Overigens stonk het niet alleen buiten op
straat. Dat was ook in ziekenhuizen het
geval. Ramen bleven potdicht, omdat
met frisse lucht uit den boze vond voor
patiënten. Een ziekte moest worden uit-
gebroeid door transpireren, zo dacht
men.
De eerste ziekenhuizen in Zeeland wer
den in de dertiende eeuw opgericht. In de
meeste steden werden gasthuizen ge
sticht, waar iedereen terecht kon: armen
en zieken, ouderen en andere hulpbehoe
venden.
Voor zwervers was er een aparte afde
ling. De zieken lagen er in bedsteden,
vaak met z'n tweeën of drieën tegelijk.
Een dysenterielijder lag simpelweg naast
iemand met zweren of een hartaandoe-
ning. Het besmettingsgevaar was dan
ook groot en als je familie had die voor
was, dan werden er aparte huizen buiten
de stad gebouwd: voor lepralijders en
pestlijders bijvoorbeeld. Het leven in
zo'n inrichting was relatief goed. Zo
goed in ieder geval, dat het vanaf het jaar
1500 regelmatig voorkwam dat gezonde
mensen zich er lieten opnemen. Zij
hoopten er de rest van hun leven ver
zorgd te worden.
Niet alleen allerlei ziekten passeren in
deze aflevering de revue, ook de genees
heren en hun geneeswijzen. Zo valt er te
lezen welke drie operaties een chirurgijn
anno 1672 moest uitvoeren om tot het
chirurgijnsgilde te worden toegelaten: hij
moest een schedellichting uitvoeren, een
amputatie en hij moesten ingewikkelde
botbreuk op de juiste wijze behandelen.
En dan te bedenken dat zoiets als narcose
nog niet bestond; de ongelukkige patiënt
moest het doen met alcohol en opium.
Het is dan ook niet zó vreemd dat zieken
vaak hun heil zochten bij kwakzalvers,
piskijkers, kruidenvrouwtjes en wat dies
meer zij.
Uitgebreide aandacht in deze boeiende
aflevering is er ook voor zeehospitium
Zonneveld, de vereniging Kinderzorg, en
de dokters Johan Cornelis Bolle en
Johann Georg Mezger.
De volgende aflevering van 'Ach Lieve
Tijd - Zeeland' heeft als titel 'Twintig
eeuwen Zeeuwen en hun boeren' en ver
schijnt medio maart.
Maandag 16 februari werd de Noordzee-
kotter 'Vrouw Jannetje', GO 36 in de
loop van de ochtend geconfronteerd met
motorpech toen het schip zich ongeveer
20 mijl NW van Hoek van Holland be
vond. Er werd sleepboothulp gevraagd,
waarop de 'Sandetti Bank' naar het on
fortuinlijke vaartuig vertrok. Deze sleep
boot bracht het vissersschip naar de
uiterton van het Slijkgat.
De diepgang van de sleper is te groot
voor het Goereesche Gat en daarom de
Stellendamse reddingboot 'De Zeemans
pot' te hulp geroepen.
De Kustwachtpost Ouddorp heeft de be
manning ongeveer 15.00 uur gewaar
schuwd, waarna zo snel mogelijk werd
uitgevaren. Bij de uiterton nam de red
dingboot de kotter over en bracht hem
naar de buitenhaven van Stellendam.
Daar arriveerden ze omstreeks halfzeven
in de avond. De monteurs van de moto-
renfabriek stonden al te wachten, om de
reparatie zo snel mogelijk te kunnen uit
voeren.
De eigenaar van de GO 36 kwam direct
naar het boothuis toe, zodra de redding-
boot was gearriveerd, om persoonlijk
zijn grote dank uit te spreken voor de
medewerking van de schipper en zijn
opstappers en de wens van de visserij te
benadrukken dat hier ter plaatse het van
het grootste belang is dat het slepen van
visserschepen bij calamiteiten zoals deze
door de reddingsboot, mogelijk blijft,
ook in de toekomst.
ste commentaren ronduit: „De Bonders
mogen tevreden zijn. Dr Bas Plaisier is
secretaris-generaal, weliswaar geen Bon
der meer, maar toch met affiniteit tot de
Bond. En nu is Bert van Vreeswijk syno
de-preses". Zó wordt er kennelijk tegen
aan gekeken.
Misschien is die degelijke Veenendaalse
predikant de man die de laatste tegen
standers van SoW over de streep trekt.
Of het zo zal gaan - de tijd zal het leren.
Waarnemer
'En zij brachten kinderen tot Hem,
opdat Hij ze aanraken zou'
(Markus 10:13}
De geschiedenis van de kinderzegening
is diverse malen bewerkt tot een lied.
Juist om dat aan kinderen te leren. Een
berijming die vroeger veel op zondags
scholen gezongen werd, luidt: 'Eens
brachten de moeders hun kinderen tot
Jezus. Toen spraken de discipelen: Gaat
weg, van de Heer. Maar Jezus zag ze
henengaan en sprak ze, o zo vriend'lijk
aan: Laat, o laat de kinderen komen tot
Mij'.
Het valt hier op, dat de moeders ge
noemd worden. Ook in kinderbijbels
wordt vaak gezegd dat moeders hun kin
deren brachten. Er staat echter alleen 'En
zij brachten'. Vanuit het Grieks moeten
we dat opvatten als: mannen èn vrou
wen. De gangbare voorstelling is wel te
begrijpen. Moeders zijn meestal meer
betrokken bij de godsdienstige opvoe
ding van de kinderen dan vaders. De
vaders hebben overdag hun werk, dus
gaan de moeders naar Jezus toe. Maar er
waren ook veel mannen in de scharen die
Jezus volgden. Overigens is het ook
mogelijk dat andere familieleden of ken
nissen de kinderen brachten.
Wie wij ook zijn, of wij zelf kinderen
hebben, of op een andere manier bij hun
opvoeding betrokken zijn, laten wij ook
het beste voor de kinderen zoeken,
namelijk Gods zegen. Wat is het een
voorrecht als er tussen ouders een gees
telijke eenheid is en dat zij samen hun
kind bij Jezus willen brengen.
Aanraken
Waarom komen de mannen en vrouwen
met hun kinderen? Dat was niets iets
vreemds. Men bracht de kinderen ook
wel bij een vooraanstaande rabbi of
Schriftgeleerde om een zegen te ontvan
gen. Zo gaat men naar Jezus. Daarmee
erkent men Hem als Leraar van God. Hij
is zo anders dan andere rabbi's omdat
Hij met macht en majesteit spreekt. Hij
vertelt zo wonderlijk schoon en heerlijk
over het Koninkrijk van God. Laat Hij
toch de kinderen aanraken en zegenen.
Waarom wilde men een zegen van zo'n
rabbi? De zegen van een godvrezend
man heeft een grote uitwerking en is
meer dan een wens. Het zijn woorden
Gods die meegegeven worden. Woorden
die met goddelijk gezag uitgesproken
worden. (Denk aan Noach en de aartsva
ders die hun kinderen zegenen).
In het boek Markus komt het werkwoord
'aanraken' veel voor. Jezus raakt mensen
aan en dan worden zij genezen, bijvoor
beeld van hun blindheid. De bloedvloei-
ende vrouw raakt de kleding van Jezus
aan en ook zij wordt genezen. De scha
ren bemerkten het: wie Jezus aamaakt,
wordt anders. Er gaat goddelijke kracht
van Hem uit!
Een hedendaags versje noemt ook het
aanraken: 'Zie mij voor U staan, zondig
en omein; o Jezus, raak mij aan, van U
wil ik zijn.' Als Jezus zegent, is dat tot
welzijn, zowel lichamelijk als geestelijk,
voor tijd en eeuwigheid. Goddelijke
kracht geeft genezing voor het lichaam
en genezing voor de ziel. Wij maken
daar vaak te veel onderscheid tussen,
maar in het Nieuwe Testament hoort dat
bij elkaar.
Wat wil je als ouders nog meer voor je
kinderen? De toekomst is onbekend. Als
God voor hen zorgt, dan is het goed!
Wat zoeken we voor onze kinderen?
Vooral een goede opleiding, een mooi
beroep, een goed salaris, een fijn huwe
lijk, een pracht huis? Of vooral dat ze als
gezegenden door het leven mogen gaan?
Joodse ouders
Joodse ouders gingen wel vaker naar een
rabbi om een zegen te vragen. Maar ze
zegenden hun kinderen ook zelf. Dat
gebeurde op de sabbat, op de vrijdag
avond, na terugkomst uit de synagoge.
De ouders leggen beide handen op het
hoofd van hun kind en zeggen tot de jon
gens de zegen die Jacob aan Jozefs
zonen gaf: God late u worden als Efraïm
en Manasse. En tot de meisjes: God late
u worden als de aartsmoeders Sara,
Rebekka, Rachel en Lea! Daarna worden
eigen woorden toegevoegd, en meestal
sluit men af met de priesterzegen uit
Numeri 6. Wij beperken de zegen
gewoonlijk tot de kerkdienst. In de
Bijbel en bij het joodse volk is de zegen
meer verweven met het gewone leven.
Komen tot Jezus
De Heere Jezus is verontwaardigd over
de afwijzende reactie van de discipelen
en zegt: 'Laat de kinderen tot Mij komen
en verhindert ze niet, want voor zulken is
het Koninkrijk Gods.'
Ook nu zegt de Heere Jezus dat tegen
ons: Breng ze maar, want daar neem Ik
alle tijd voor! Maar hoe doen we dat? De
Heiland is toch naar de hemel gevaren?
Het is waar, dat we Hem hier niet meer
kunnen opzoeken. Nu mogen we tot
Hem komen door het gebed. We mogen
pleiten op Zijn beloften, en op Zijn wens
dat kinderen tot Hem komen.
Christelijk opvoeden is niet in de eerste
plaats mee laten doen met het kerkelijk
leven. Het is tot Christus brengen. Zoals
de ouders in Markus 10 hun kinderen
persoonlijk bij Jezus gebracht,hebben.
Vinden we dit te moeilijk en in de prak
tijk niet haalbaar? De Heiland weet
ervan: 'Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo
gij 't smeekt, mild en overvloedig.'
Het is waar dat een kind zich kan verzet
ten tegen die zegen. Het kan die zegen
verachten en onverschillig erop reageren.
Als ouders pleiten we des te meer om de
zegen van God. Juist als we kinderen niet
meer kunnen bereiken met onze woor
den. Het gebed rijst omhoog: Heere,
zegen toch en doet U wat wij niet kun
nen!
De eerste taak ligt bij de ouders. Toch
kunnen er ook situaties zijn dat anderen
de opvoeding ter hand nemen. In ieder
geval wordt er vanuit het christelijk
onderwijs en vanuit het kerkelijke ver
enigingsleven ondersteund in deze taak.
Wat is het rijk als daar niet alleen kennis
overgedragen wordt, maar alles gedragen
wordt door het verlangen de kinderen bij
Jezus te brengen. Dat is het grote doel.
Als Hij met ons is, zijn we veilig voor
tijd en eeuwigheid.
M.J. Paul
(Ill)
dan: (0187) 601384 of
Hoe te beginnen met
bijenteelt?
U kunt contact opnemen met de
secretaris van een plaatselijke im
kersvereniging. Deze kan ervoor
zorgen dat u uw eerste bijenvolk
krijgt, en kan u in contact brengen
met een ervaren imker die u de
eerste tijd deskundig zal begelei
den.
Ook is het verstandig eerst een begin
nerscursus te volgen. U leert dan alle
handelingen die nodig zijn in theorie en
praktijk, u leert andere beginnende im
kers kennen en zult samen tot de oplos
sing van veel praktische vragen kunnen
komen. De meeste beginnerscursussen
starten in februari en lopen door tot no
vember, zodat het hele bijenjaar omvat
wordt.
Als u zich aansluit bij een plaatselijke
imkersvereniging, bent u ook meteen lid
van de VBBN, de Vereniging tot Bevor
dering der Bijenteelt in Nederland. U
ontvangt dan het maandblad Bijen en ge
niet onmiddellijk van de voordelen die
een landelijk gestructureerde organisatie
haar leden biedt.
De imkersvereniging op Goeree-Over-
flakkee zal enkele avonden beleggen
(maart/april) om een ieder de mogelijk
heid te geven daadwerkelijk over de
schouders van een echte imker mee te
kijken in het bijen-gebeuren.
Doen! bel
603342.
Wat kost het bijenhouden?
Wie met bijenhouden wil beginnen, zal
uiteraard voor enkele kosten komen te
staan. Duur hoeft deze start niet echt te
zijn, begin klein en bescheiden. Later, als
u weet wat bijenhouden inhoudt en u de
imkerskinderschoenen wat ontgroeid bent
kunt u de bijenstand nog altijd uitbreiden.
Een begiimend imker zal met 1 of 2 vol
ken zijn handen reeds vol hebben.
Wat een beginnend imker in ieder geval
nodig heeft (ook tijdens een beginners
cursus, zonder eigen bijenvolk) is een
bijenkap, een pijp of beroker, en een
raampjeslichter. De bijenkap kan een
voudig zijn, vanaf een gulden of twintig,
tot een compleet jack van ca. 50,-. Een
speciale bijenpijp is absoluut noodzake
lijk, een beroker is iets duurder maar
werkt voor sommige mensen handiger:
men hoeft geen pijp tussen de tanden te
klemmen, en krijgt geen rook in het ge
zicht.
Een raampjeslichter kan heel eenvoudig
een oude schroevedraaier zijn, en is een
noodzakelijk instrument: bijen kitten
alles vast met propolis, en zeker als de
kast een tijdje niet is geopend, kunnen de
kastdelen en de raampjes stevig veran
kerd zijn.
Zodra u met uw eerste volk begint, is
huisvesting noodzakelijk. Een complete
bijenkast komt op ca. 250.-. U kunt
ook zelf een bijenkast maken, maar zorg
er dan wel voor dat de maten kloppen.
Bijen zijn erg kritisch voor wat betreft de
afstand tussen de ramen, en de afstand
tussen ramen en bodem en ramen en dak.
Als er teveel ruimte is, zullen ze deze
volbouwen, is er te weinig ruimte dan
kunnen ze er niet langs. Bij het Bijenhuis
zijn werktekeningcn verkrijgbaar.
Zorg er altijd voor dat u over een reser-
vekast beschikt. Zelfs een gevorderde
imker kan zijn bijen niet altijd beletten te
gaan zwermen. Ook kunnen mensen uit
de buurt u vragen een zwerm te komen
scheppen, zodra bekend is dat u bijen
houdt.
Verder heeft u 's winters voer nodig, 14
kg per volk, een voerbakje, en middelen
ter bestrijding van de varroamijt. Samen
kost u dat ca. 75,-. De grootste kosten
post is wellicht de honingslinger. Zolang
u niet zeker weet of imkeren u wel ligt,
of zolang u zich houdt bij 2 of 3 volken,
is het verstandiger de honingslinger te
lenen bij de plaatselijke afdeling, of bij
een bevriende imker, die u dan ook bij
het slingeren wil helpen.
Het zal wel duidelijk zijn dat men van
bijenhouden niet rijk kan worden. Wie
goed imkert en zijn volken goed ver
zorgd kan er echter wel een gezonde
boterham aan overhouden, dat wil zeg
gen een portie honing bij het ontbijt:
puur natuur en zelf geoogst.
Hoe veel honing kan een volk per jaar
opbrengen? Dat is natuurlijk afhankelijk
van een aantal factoren, zoals het weer,
de omgeving, het bijenras. en de inzet en
bekwaamheid van de imker.
Reken het eerste jaar niet op teveel! Een
goed gemiddelde in onze streken is 10 kg
per volk per jaar. Bij een goede dracht
kan dat oplopen tot 25 kg of nog meer.
Specialisaties
IN de bijenteelt
Als u eenmaal gegrepen bent door het bij
enhouden, wilt u zich wellicht gaan bekwa
men in een bepaalde richting. Jaarlijks
worden door het hele land diverse cursus
sen georganiseerd voor gevorderden.
U kunt zich bijvoorbeeld gaan be-zig-
houden met koninginneteelt of een cur
sus korfimker, honingkunde, kermis van
drachtplanten, of ziektebestrijding gaan
volgen. Ook zijn er imkers die zich uit
sluitend inzetten voor de bestuiving van
land- en tuinbouwgewassen, die hebben
zich gespecialiseerd als bestuivings-
imker.
Informatie over dergelijke cursussen
wordt gepubliceerd in het maandblad, of
kunt u opvragen bij het algemeen secre
tariaat van de VBBN, tel. (0317)
422422. Bijenhouden; zo doe je dat; bel
len (0187) 601384.
TRAMWEG 33 OUDE TONGE
-36-
Versloot bleef op de deel staan en keek
naar de bedrijvigheid van de vrouw. Ze
haalde een bus en gooide de koffie in de
koffiepot. Ze goot er het kokende water
bij. Met een tang lichtte ze het deksel
van het fornuis, haalde een kooltje uit het
vuur en deed dat in een komfoor, waarna
ze de koffiepot er op plaatste.
„Ziezo", zei ze. „Als je trek hebt kun je
straks, als we uit het land komen, ook nog koffie
meedrinken".
Ze liepen samen een eind de wei in. Het was een
zachte, welige zomeravond. Het vee was, na het
melken, ver het land in gegaan. Maar dat was geen
bezwaar. Het werk was gedaan, en er viel veel te
praten. Over het weer, de kaasprijzen, de hooi-
bouw. Ieder had daar zijn gedachten over en ieders
gedachten waren belangrijk genoeg om er naar te
luisteren.
Ze kwamen bij het vee. Soms maakte een koe een
dwaze, scheve zijsprong, maar de meeste dieren
graasden rustig verder; een enkel jong dier kwam
nieuwsgierig naar hen toe en bleef op een paar
meter afstand met verwonderde ogen staan kijken.
Vrouw Damstee wees welke dieren ze wilde ver
kopen en noemde de prijs. Versloot knikte, dat
was dan goed, de koop was gesloten.
„Jij bent een gemakkelijke koopman", zei vrouw
Damstee,
„En waarom niet? Als ik iets wil hebben, en de
prijs staat me aan, dan koop ik. Toch geen spijt dat
je te weinig vroeg?"
„Een beetje wel", bekende ze, even lachend. Ze
keken elkaar aan. Een ogenblik slechts. Hun ogen
waren niet meer gewend anderen nieuwsgierig aan
te zien, omdat ze beiden te veel in het verleden
vertoefden.
„O", zei hij. „Het is met mij al niet anders. Als ik
kaas naar de markt breng en ik krijg dadelijk wat
ik vraag, heb ik ook spijt. Maar als ze afdingen,
heb ik ook spijt, want dan denk ik dat de ander
sterker is in het afdingen dan ik in het vasthouden.
Een mens is niet zo erg gauw tevreden".
„Och", zei ze. „Ik weet niet. Misschien toch wel".
Ze wandelden terug naar de boerderij.
„Ga je mee koffie drinken?"
„Dat is goed. Ik wou meteen de pinken betalen,
dan kan Gijsbert ze morgenochtend komen halen".
Ze zaten in de keuken; terwijl de vrouw de koffie
inschonk legde Versloot het geld op tafel. „Het is
hier stil", dacht hij. Op Hovenhof was het even
stil, maar bij een ander viel het meer op. Ze moest
een eenzaam leven hebben, deze vrouw, na de
dood van haar man. Hij moest er iets over zeggen.
Ze had geen kinderen. Hij zag, dat ze nog jong
was - misschien was ze twee-en-dertig jaar, of nog
jonger. Ze had donkere ogen en die leken veel op
die van Rina. Ze keek vriendelijk, maar ze lachte
weinig.
Ze praatten een poosje over Gijsbert en Rina.
„Rina heeft het nog wel eens over je", zei Ver
sloot. „Dat je haar zo goed geholpen hebt, toen ze
in het wak gereden was. Dat is maar goed afgelo
pen".
„Niet alle ongelukken lopen zo goed af', zei de
vrouw.
„Nu moet ik wat zeggen", dacht Versloot.
„Is dat van je man alweer twee jaar geleden?"
vroeg hij.
„In maart is het twee jaar geweest. Alweer... en
nog pas. Ik vind het soms vreemd, dat dezelfde tijd
kort en lang schijnt".
Versloot praatte nog wat, maar ondertussen dacht
hij: „Als ik nog langer blijf zitten, wordt het nog
moeilijker om weg te gaan".
Hij had vaak genoeg op vergaderingen gesproken
om een zin te vinden, die het gesprek afsloot. Hij
stond op en gaf de vrouw een hand. Misschien was
ze even verbaasd, maar daar dacht hij niet aan.
„Als Lambert morgenochtend het vee ophaalt, laat
hij dan meteen de twee pinken in de melkbocht
opsluiten. Dan komt Gijsbert ze dadelijk na het
melken halen", zei hij nog, en toen vertrok hij.
Diep in gedachten verzonken reed hij naar huis.
Een paar dagen later was Versloot op weg naar het
dorp. Hij zag in de verte Balder op zijn motor aan
komen. Toen ze elkaar genaderd waren, stak de
veearts zijn hand op; hij remde en zette de motor
af.
„En konden jullie het eens worden? Je bent toch
van de week bij vrouw Damstee geweest?" vroeg
Balder.
„Ja, dat was zo voor elkaar".
„Ha, ha, dat is goed nieuws, het doet me veel ple
zier".
Versloot keek Balder aan. Juist, was dat de bedoe
ling geweest van de veearts. Je moest toch altijd
op je hoede zijn voor diens vreemde invallen.
Maar nu hij hem door had, was het gevaar gewe
ken.
Versloot zei: „Ze lopen al bij me in het land".
„Lopen ze al in het land? Over wie heb je het nu?"
„Over de twee pinken".
„O".
„Wat dacht u dan?"
Versloot lachte in zichzelf. Nu was het Balder, die
het even moeilijk had om een goed antwoord te
bedenken. Of... moeilijk?
„Dus jij meent, dat ik denk! Zo'n vleiend oordeel
doet me goed. Je hebt me werkelijk verrast".
Hij sloeg de motor aan en reed weg.
Maar toen Versloot verder ging, dacht hij: „Het
was dus werkelijk zijn opzet, dat ik vrouw Dam
stee zou ontmoeten. Laat ik het nu maar voor
mezelf bekennen, dat ik de laatste dagen aan niets
anders denk".
Hij deed zijn boodschappen in het dorp en keerde
naar de boerderij terug. Hij ging in de kamer en
opende de secretaire, zocht pen en papier op en zat
toen stil voor zich uit te kijken. „God is goed",
dacht hij. „Ik heb zoveel jaren opgeofferd aan de
angst in plaats van aan het leven dat God geeft. En
toch wil Hij het nog weer met mij proberen. Het
leven is goed en de levenslust is goed, als je weet,
dat God beide, leven en lust, schiep. Bergman
heeft het eerder en dieper begrepen dan ik. Maar
nu wéét ik het".
Hij stond op van zijn stoel en begon door de kamer
heen en weer te lopen. Hij lachte om de blijd
schap, die zijn hart bewoog. Hij bezat een boerde
rij, en veen, en Belle, die met haar veulen in het
land liep te grazen, zij aan zij, en hij kon elke och
tend opstaan, en de ftiiken lichten, het vee bijeen
drijven en melken - en 's avonds door het land
gaan, door het gras, dat vochtig werd van de
avonddauw - en thuis komen en naar bed gaan,
maar eerst neerknielen om te danken en te bidden.
Hij stond bij het raam en neuriede het lied van de
goedheid Gods, die geprezen moet worden.
En als hij nu nog - die vrouw? Ze had ogen die
aantrokken. Het was vreemd, dacht hij. Ze leek
niet bedroefd en niet blij. Haar stem was ook zo
geweest, geen hoge klank en geen lage, maar
effen, alsof ze heel weinig sprak. En dat zou dan
ook wel zo zijn.
Hij had altijd een huishoudster, met wie hij praten
kon, en zijn familie; en dan bezocht hij de verga
deringen of hij ging naar de markt.
Maar zij was altijd alleen. Lambert woonde met
zijn vrouw in het daggeldershuisje. Die werkte
meestal in het land natuurlijk, en 's avonds was hij
thuis. (wordt vervolgd)
TELEFOON (0187) 64 18 42 Fax 64 35 95