Op vrijdag 2 januari om 9.00 uur bij: SPECTACULAIRE KORTINGEN! Wij starten het nieuwe jaar met een Personeel en Directie wensen u een prettige jaarwisseling en een gezond en voorspoedig L Wo Profiteer van de BV DINSDAG 30 DECEMBER 1997 EILANDEN-NIEUWS Blz.3 stokte midden in een woord en wilde achteruit stappen, "Oh nee..." stamelde ze. "Ja Pip, ja!" riep de professor. "Mijn klein prachtige Adelheid!" Met een hef tig gebaar trok hij haar tegen zijn borst. "Ga met mij mee, wij horen immers bij elkaar. Oh liefste, liefste, liefste!" Hij drukte een innig-hartstochtelijke kus op Pip's lippen. Eén moment was Pip ver lamd van ontzetting, toen rukte zij zich los met de kracht van een tijgerin. Ze haalde uit en met alle kracht die erin haar was gaf ze de professor een klinkende klap in 't gezicht. "Pak uw spullen uit de pastorie en verdwijn. Ik wil u nooit meer zien!" Met gebogen hoofd ging de professor zijn fluit en muziekspullen halen uit de pastorie, dan zijn koffer pakken in 't kos- tershuis om van daaruit een gids te zoe ken, die hem over de bergrug wilde bren gen, naar Osterö, waar ook dominee aan land gekomen was indertijd. Pip en dominee hebben hem nooit weer gezien. Pip ging bevend over al haar leden terug naar huis. Diep bedroefd. Dat een vriendschap zo moest eindigen. Ach, dacht Marja, als 't nu maar goed zou komen. Want wist zij, kwade tongen hadden voedsel gevonden voor kwade berichten. Boosheid deed de ronde over de eilanden. Niemand beter dan Marja wist dat haar mevrouw onschuldig was. Maar ze was niet verstandig geweest in haar vriendschappen, nee dat was zij niet. Pip's vriendschappen werden als buitenissig beschouwd, hovaardig ook. Nooit had zij immers de beleefdheid in acht genomen de doktersvrouw of de notarisvrouw een tegenbezoek te bren gen en zelfs de boerin van Stora-Stove niet. Wist Pip niet, dat zij naast domi neesvrouw de belangrijkste vrouw van 't hele kerspel was? Vele malen had de boerin Pip opgezocht, haar boter en eieren en vlees gebracht. Pip had haar glimlachend bedankt, maar was zelf op Stora-Stove nooit op komen dagen, ter wijl zij wel met een zwerver als kabouter Zacharias in de tuin zat. Dit werd nu als een zware belediging opgevat, er was immers als driekwart jaar sinds domi nees en Pip's aankomst verstreken? De tijd van goodwill was voorbij, nu moest Pip het zelf maar verder weten. Hoe erg dit was en wat er broedde, daar had Pip nog geen enkel vermoeden van. Zij had na de schrik de draad weer opge pakt. Aan dominee slechts vertelt dat de professor wilde proberen Kerstmis thuis in Duitsland te vieren en daarom plotse ling vertrokken was met veel groeten aan dominee. Met vernieuwde ijver wierp zij zich op 't Kerstspel in haar volkshuis, maar daar waar eerst vrolijkheid was als zij binnenkwam, ontmoette zij nu een zekere matheid, de gesprekken stokten, wat zou er zijn? dacht Pip. De gezichten in het dorp waren ook onderzoekend en gereserveerd. Een vrouw kwam naar de pastorie SOMBERE TIJDEN PIP WEET RAAD Midwinter naderde nu snel. De dagen werden al somberder, mist, natte sneeuw en regen wisselden elkaar af met slechts een enkele heldere dag tussendoor. Het zware winterwerk was nu achter de rug! Het hooi was geborgen, de slacht was gedaan. Het vlees gerookt en ingezouten. Evenals de vis. Er werd nog wat vlas gerepeld, kaarsen gemaakt, gesponnen en geweven, houtsnijwerk was geliefd bij de mannen. Alles droop van het vocht, het houtwerk zette uit en alles wat rotten kon verrotte, verroestte en verweerde. Het was alsof de hemel weende, de baai grauw en grijs met schuimkoppen op de gofjes. De rot sen rondom stonden daar zwart, glim mend en ongenaakbaar, met sneeuwplek- ken op de toppen. De dagen werden al korter, met midwinter zou de zon geheel beneden de horizon verdwijnen... het leek of met de zon ook alle vrolijkheid, iedere vreugde voorgoed verdwenen was. Kwalen en kwaaltjes begonnen de kop op te steken. De tabak raakte op, van 'Blauwe Man', een soort slecht gemeng de shag raakten alle mannen een beetje onpasselijk, dominee incluis! De mensen waren als kinderen, om alles begon men nu ruzie te maken, als er een nieuwe mand met turf uit het turfhok gehaald moest worden, was er niemand bereid zich buiten nat te laten regenen. Die stemming was overal merkbaar. Op het kantongerecht had de rechter zijn handen vol aan alle burenruzies, getwist over stukjes grond. In de dorpswinkel werden eindeloos alle dorpsroddels uit geplozen en doorgesmoesd. Pip kon hier slecht tegen. Het leek wel of er geen enkele goede gedachte meer leef de in 't gemoed van de mensen. Maar voor die van 't volkshuis voelde zij zich verantwoordelijk, dat waren hun mensen, van dominee en haar. Er moet iets op te vinden zijn, dacht Pip, maar wat? Domi nee deed braaf de dagsluiting elke keer, maar de mensen werden er niet koud of warm van. Speurend tussen de ongelofe lijk ouderwetse boeken van de dorpsbi bliotheek, vond zij een merkwaardig oud blijspel. 'Jeppe op de berg!' Wel, dacht Pip, wat een vondst. Dat ga ik voorlezen. Misschien tovert het nog eens een lach om de lippen. Het werd een succes, de mensen genoten. Vergeten waren even alle pijntjes, alle verdrieten, alle ruzies. Zo zeer leefde het verhaal bij de mensen, dat de figuren onwillekeurig bij hen begonnen te leven. Als we het eens echt zouden spelen... dacht Pip en gaf de mensen een rol uit het verhaal. "Als jij nu eens Jeppe bent en jij de kos tersvrouw en jij...," het enthousiasme kende geen grenzen. Om haar schrijfles- sen van de ochtenduren productief te maken, liet ze de mensen alle rollen zelf uitschrijven. Kinderlijk haast lieten de mensen zich meeslepen. Al spoedig kon men in de kleinste bergdorpen verderop "Op je gezondheid, Jeppe!" horen. Van de oudste jassen uit vervlogen tijden werden met goudgalon livreien gemaakt, van Pips afgedankte hoeden, driekante steken. Met grote zwarte strikken werden lompe schoenen plotseling elegant. Voor schmink was er alleen rondsel en zwart sel om de schapen te merken. Voor de pruiken waren er plukken schapenwol en vlas in plukken. Nu moest er nog een toneel in elkaar gezet worden. Pip besloot er mét de mensen een heuse uit voering van te maken. De schoolmeester gaf tot ieders vreugde toestemming dat in de school te mogen doen. Van een plankier op haringtonnen gelegd met een gordijn aan een stang ervoor. De achter uitgang was door het raam! De wacht- plaats voor korte rollen was tussen de haringtonnen. Niemand mopperde nu er met planken door de regen gezeuld moest worden, zo'n verschil met de turfmand vorige week. De handen waren weer bezig, de ogen schitterden, kwinkslagen vlogen over en weer. Het volkshuis was op won derbaarlijke wijze weer tot leven geko men. Toen 's avonds in de pastorie Pip ijverig één van haar mooie oude hoeden in een driekante steek zat om te vormen, zei dominee plotseling ernstig: "Pip, ik moet met je praten. Dat je met de mensen een komediestuk last, was tot daar aan toe, maar nu je het daadwerkelijk met de mensen van ons volkshuis gaat opvoe- ren, daar kan ik niet in meegaan." "Maar Axel, je ziet toch hoe de mensen uit een vreselijk diepe grauwe sleur nu opge leefd zijn, dat kan toch niet zo verkeerd zijn?" "Ik ben hier verzocht te komen om Gods Woord te prediken," zei domi nee ernstig. "Als de echtgenote van de predikant nu zo nodig komedie moet spelen met mijn kerkvolk, komt dat heel merkwaardig over. Er worden van jou andere taken verwacht. Pip." "Ja, met de deftige dames van ons dorp zitten zeuren in een theekrans over stichtelijke onder werpen. Daar ben ik niet voor in de wieg gelegd. Axel. En wordt ons volk daar beter van soms? Het spijt me, ziekenbe zoek doe ik graag, maar 'Jeppe op de Berg" zie ik ook als een taak. Het voelt niet verkeerd van binnen." Als om dominees bezwaren te onderstre pen, werd er ene Kristien aangediend, de vrouw van één der notabelen uit 't dorp. "Dominee alléén wil ik spreken," zei ze bits. Pip keurde ze met geen blik waar dig. "Kunt u mij zeggen, dominee, waar het in de Bijbel staat, dat het toegestaan is om komedie te spelen?" viel zij met de deur in huis. "Het staat er niet niet in en het staat er niet wel in," zei dominee omzichtig, "dat behoort tot de Adiafora, de tussendingen. Dat zijn die dingen, die wij met ons eigen geweten moeten beoordelen. Dominee wilde tegenover anderen zijn eigen vrouw niet zwart maken. "U moet dit maar aan mij overla ten," zei hij. "Pip, ik zal niet op je uitvoering zijn," zei dominee, "het spijt mij." Hij stak zijn hand naar haar uit. "Dat vind ik heel jammer" zei Pip, ze nam de hand niet aan. "Het stempelt wel dat waar ik mee bezig ben, als een goddeloos vermaak, alsof ik mij tegen jou af wil zetten en zo kan ik het toch nooit bedoeld hebben," zei Pip bedroefd. Op de dag van de uitvoering kwamen de mensen van heinde en ver in hun beste pak naar Husevig, als voor een grote bruiloft. De school bleekt te klein, maar omdat 't op deze dag niet regende en zelfs niet mistte, werden er ook buiten banken neergezet en met de deur open konden velen 't stuk volgen. Er werd ook toegang geheven, het geld ging naar 't Armenfonds, te beheren door dominee. Komediegeld? Dacht Pip, beter gaat dan 't beheer naar mij, dat kan ik Axel niet aandoen. De uitvoering was in één woord verruk kelijk. Niemand begreep dat de figuren op 't toneel niet echt waren, men mengde zich in alle echtelijke perikelen op de planken en gaf luidop raad, goed- en atlceuring. Toen Jeppe tot slot -geheel per ongeluk!- door 't ledikant uit de pas torie zakte en daar lag op 't toneel, ont stond er een gejuich, dat in de verste kerkdorpen te horen geweest moest zijn. "Ben je erg moe Pip?" vroeg dominee bezorgd. "En was het leuk?" "Ja ik ben moe," zei Pip, "Voor je zie je een regisseur, een gri meur en een souffleur in één persoon. En 't was niet zomaar leuk, 't was een bele venis! Ik had het voor geen goud willen missen. En nu ga ik slapen. Axel, welte rusten." 't Volgende ogenblik sliep zij. GERUCHTEN Met de kerstboot -die alleen doorkwam als de zee niet te hoog en er geen ijsgang was- was er een klein dennenboompje van 't huis aangekomen een lief pakje vol verrassingen, tijdschriften, kranten en brieven. O, die geur van dat boompje, die lieve, bemoedigende brieven. Pip kon haar tranen maar nauwelijks binnen houden. Ze pakte haar postpapier om hun Faer Oerlotgevallen uitvoerig te beschrijven. Toen haar oog op 't eilande- lijke nieuwsblaadje viel met als hoofdar tikel: 'De Winter' - De winter is maar een moeilijke tijd voor de 'vreemdelin gen' die van de amusementen van de hoofdstad naar onze stille eilanden zijn gekomen. De liederen, de sagen en de stichtelijke dagsluitingen van de predi kant zijn hen niet genoeg. Zij zijn echter vindingrijk genoeg om zich schadeloos te stellen, zelfs in onze pastorieën ver beidt men zijn tijd met het geven van toneelstukje en andere ogenlust. - Pip hoefde niet verder te lezen, wie ermee bedoeld werd was duidelijk. 'Fama" (het gerucht) vloog over alle eilanden op brede wieken, als amuse ment in alle winterverveling, met ditmaal als hoofdmotief: de predikantsvrouw van Husevig. En als in een flits zag Pip zichzelf zoals men haar zag, hier. De jonge, vrolijke Kopenhaagse, wat zou zij hier komen zoeken? Hoe zag zij eruit? En Pip was gekomen, naast haar ernstige man. Met haar fleurige japonnetjes, haar heel apar te mooie hoeden. Haar vrolijke gezichtje met de innemende lach. Iedereen lachte vrolijk terug. In de zonnige zomer ver heugden de mensen zich in haar glimlach en haar blijheid. Zeker één van hen had gedacht: er valt hier immers niets te lachen? Dus lacht zij om ons, die domme achterlijke eilanders met zeker heel malle kleren aan, die je in Kopenhagen nooit zag. Die lach was doodzonde. Strakke ogen zag Pip nu om zich heen en wantrouwende ogen als zij lachte en vriendelijk goedendag zegde. Niet van ieder.maar toch, het gebeurde. Pip zag zichzelf en haar leven hier in den vreemde en ze begon ook haar domhe den in te zien. De warmte die haar eerste tegemoet gekomen was, de nieuwsgie righeid, de belangstelling. Ze was toch zo van dit kinderlijke volk gaan houden! Maar langzaamaan waren er onderzoe kende blikken in de ogen gekomen, gere serveerd ook. Hoe was het gekomen?? Ze had niet naar Axel geluisterd. Nee, liefst niet. Ze had niet beantwoord aan zijn 'plaatje' zoals een domineesvrouw behoorde te zijn. Zij had gedacht het op haar geheel eigen wijze in te vullen. Dan zag zij in gedachten een bleek gezicht. De weldaden, die bij dat gezicht hoorden. Boter, kaas, eieren. Glimla chend eerst van: Nu kom je toch wel haast op bezoek? Eén keer is niet genoeg! Later wat strakker: Kom je nu? Haast je toch! Weet je dan niet dat de predikantenvrouw en de boerin van Stora-Stove op één lijn horen te staan tegenover de bevolking? Oh nee, met schrik, ontzetting haast, bedacht Pip hoe ze haar kabouter Zacha rias, haar zieke zeeman, haar Sigmund de Zachtmoedige, ver bovengesteld had boven een tegenbezoekje aan Stora- Stove. Zo fout ben ik geweest, dacht Pip, zo dom, zo kortzichtig. Heb ik dan alles zo verschrikkelijk fout gedaan, terwijl ik zo vrolijk, zo onbezorgd met de mensen bezig was? Hoe herstel ik dat, hoe maak ik dat ooit weer goed? Tussen kille afwijzing kan ik niet leven, misschien kan Marja mij raad schaffen. Marja, Pip's trouwe keukenhulp, was lief en wijs. Zoveel hield ze van haar mevrouw. "Marja, ik ben zo ongelukkig, wat is er allemaal fout aan mij? Hoe maak ik het weer goed?" Marja schudde haar hoofd. "Kwade ton gen zijn als slangen. En wat zij zeggen, nee, zo is mijn mevrouwtje niet. In haar ogen las ik dat zij zo onschuldig is, zo lief, zo eerlijk, zo trouw." Voor Pip sprak Marja volledig in raad sels, maar meer wilde zij niet zeggen. En zo trok Pip zich terug in zichzelf en werd heel stil. Kwade tongen wilde zij niet verder voeden. Zij zat bij haar groene boompje van thuis, haar enige vreugde was het knippen en naaien van kleine kleertjes. Als zij at was het voor de klei ne baby in haar schoot. Zij had nu geen moed om flink naar Stora-Stove te stap pen, in het volkshuis liet zij zich niet meer zien. Waar dominee ooit zo bang voor geweest was -deze eenzame eilan den nietwaar?- was nu een feit: het vogeltje kwinkeleerde niet meer. Op Kerstmorgen volgde zij trouw de dienst in de kleine kerk van Husevig. Enkele mooie woorden en zinsneden nam zij mee naar huis ter overdenking. Plichtmatig drukte zij staande naast haar man de vele handen, haar ogen leefden niet mee. De Kerstgaven in het volkshuis liet zij uitreiken door dominee; ongelukkig kon hij slechts zeggen: "Mijn vrouw is niet wel." En Pip zat bij haar kleine kerstboom alleen in de pastorie. Zij stak de kleine kaarsjes aan in een soort hunkering naar licht en warmte en overdacht de woorden van het kerstevangelie En dit zal u het teken zijn: Gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. En van stonde af aan was er met de engel een menigte des hemelsen heir- legers, prijzende God en zeggende: "Ere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen." En die hele mooie zin: "Doch Maria bewaarde deze woorden alle tezamen, overleggende die in haar hart." Pip zegde die woorden op voor zichzelf, steeds weer. Eerst deden ze haar niets, maar geleidelijk aan drong de betekenis van de woorden tot diep in haar door. Het Kind, dat was geboren om voor hen te leven, dat Licht en Liefde zou brengen onder de mensen. "Vrees niet, want ziet, ik verkondig u grote blijdschap." Pip dronk die woorden als het ware in, als een diepe lafenis. 'In de mensen een wel behagen.' Er moest toch nog hoop zijn. Zou 't Kerstevangelie de mensen mis schien toch wat nader tot elkaar brengen, wat meer begrip tonen, wat meer liefde misschien? Pip hoopte het zo. BEROERING IN HET VOLKSHUIS Uit de winkel sloeg het over haar domi nees volkshuis. Waarom zien wij me vrouw nooit meer? Waarom deelde zij van 't jaar de kerstgaven niet uit? Waar om gaat ze niet meer op ziekenbezoek? Waarom doet zij de leesles niet meer? Waarom leest zij ons niet meer voor? Zij verwacht immers een kind. Maar dat is toch geen enkele reden om niet meer onder de mensen te komen. In de winkel was men heel ongerust. "Kijk aan, ik kom net van de schout, de vrouw ligt met jicht te bed. De domineesvrouw kwam elke dag, ze las voor, ze masseer de haar zere benen en schouder, ze was als zonneschijn," zei de vrouw. "Weetje, hoe ze, zo klein als ze is, ons grote kerels uitfoeterde en een schrobbering gaf toen we 's morgensvroeg moesten melken? We waren zo zat van de vorige avond en de nacht in de winkel (is tevens een soort dorpscafé), dat we haast omvielen. Ja, ze gooide een puts water over onze hoofden en sleurde ons zo voor de kóe!" Honderd verhalen deden er nu de ronde, over hoe flink Pip wel was, hoe doortastend, hoe vrolijk, hoe behulpzaam, maar... wat? Waarom komt zij niet meer? Eindelijk stond er iemand op, Jacob. Hij zei: "Het is zoals altijd, dat we moeten lasteren en zo lelijk mogelijk kletsen en het goede, wat we hebben bederven." Er ontstond een grote beroering in het volkshuis. Iedereen barstte nu los. "En liegen" zei de schout. "Lasteren en liegen liggen dikwijls niet ver van elkaar," zei Jacob. Peter, een nog jonge man, stamelde "Maar er is toch niets lelijks over mevrouw te zeggen?" "Niet met recht", zei de schout, die speciaal naar dominees volkshuis gekomen was, om nu eens uit te vinden wat er speelde. "De laster is als een slang," zei de oude Jacob plechtig, "zij kronkelt zich overal tussen en ze is heel moeilijk dood te krijgen." "Jij bent toch bevriend met de zoon van Stora- Stove?" vroeg een oude vrouw aan Peter. "Ga dan vanavond daar naar toe m'n jon gen," zei zij, "de boerin kan ons allemaal precies vertellen waar 't op staat. Zij weet alles." RUM MAAKT DE TONGEN LOS In de week tussen Kerst en Nieuwjaar spoelt er een vat rum aan op het strand. Niet één van die kleine vaatjes, maar een vat, bijna zo groot als een harington. Een kleine jongen, Rasmus, zag het en pro beerde het uit de golven te rollen richting zijn vadershuis. Maar 't was veel te zwaar. Doornat kwam hij bij de schout, die onmiddellijk mee ging. Met man en macht werd het naar het dorp gerold en op schragen geplaatst. Plechtig sloeg de schout (tevens strandvonder) een gat en zette er een kraan in. De schout vulde en kopje, -iedereen rook al dat het rum was!- rook eraan en nam toen een diepe teug. "Dit is rum," zei hij, "zoals jullie nog nooit van je leven geproefd hebben. Zelfs bij de commissaris schenken ze geen betere." Na de taxatie werd het vaatje bij opbod verkocht. Voor tien kro nen werd de boer van Stora-Stove de eigenaar en ieder kon hu een pintje bij hem komen kopen. Een beetje meer voor de ouderen, wat minder voor de jonge ren. De koster hield een lijst van namen bij. "Bewaren voor 't Oudejaar" was zijn advies, maar even proeven mocht natuur lijk wel. Oude Ole Jacob hief al een gezang aan. Een stel jongelui deed een vreugdedans op 't strand. Plotseling riep er iemand: "we willen dominee en mevrouw ook een pint gaan brengen, is dat goed schout?" "Maar dan nu meteen voordat jullie daar met rum en al naar binnen rollen!" (wordt vervolgd in nummer 2 januari) Zandpad 24, MIDDELHARNIS, (0187) 48 20 52 Maandag gesloten - Vrijdag koopavond J GRANDIOZE UITVERKOOP! BlIfM

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1997 | | pagina 7