EIÜVI1DEI1-HIEUW5
2e Blad
VRIJDAG 8 AUGUSTUS 1997
No. 6626
Zolang er een reddingmaatschappij in
Nederland bestaat, is er ook al een
reddingpost op Goeree geweest.
Allereerst werd er een station te
Goedereede gevestigd. In de tweede
helft van de 19e eeuw werd dit
opgeheven en kwam er een
reddingboot op Ouddorp. Ook deze
post werd gesloten, daar de
reddingacties vanaf 1927 vanuit
Stellendam zouden gaan plaatsvinden.
Toch werd in het eerste jaar van de 2e
wereldoorlog de post Ouddorp weer
geopend en vanaf die tijd zijn er
voortdurend twee reddingboten op
Goeree gestationeerd geweest. Vorige
week hebben we, naast een historisch
verhaal over de reddingmaatschappij,
een aantal reddingacties de revue
laten passeren uit lang vervlogen
dagen. Vandaag een gesprek met de
heer Dirk de Jager uit Stellendam, die
van 1954 tot 1990 agent van de
reddingmaatschappij is geweest voor
de reddingposten van Stellendam en
Ouddorp.
In een vliegende noordwester storm voer
het Zweedse stoomschip Aslög op 17
december 1949 van Rotterdam naar
Gent. Ter hoogte van de Noord
Steenbank geraakte het schip in
moeilijkheden. Het ging voor anker,
maar het had toen al reeds een anker
verspeeld. Om acht uur 's avonds zond
de Aslög een noodsignaal uit. Die
zaterdagavond zou een zwarte bladzijde
worden in de geschiedenis van de
Stellendamse reddingpost. De
reddingboten uit Veere en Breskens
werden gealarmeerd en ook de
'Koningin Wilhelmina' uit Stellendam
werd verzocht ter plaatse te gaan.
Schipper Willem de Jager lag op dat
moment in het ziekenhuis, zodat
waarnemend schipper B. de Blok de
leiding nam. Arie de Jager en Kees
Grootenboer waren door ziekte
verhinderd en voor hen in de plaats
gingen Herb Grootenboer en De Blok Jr.
(zoon van de schipper) mee. Men zette
koers naar zee. Het was noodweer. Er
stond een hoge zee en de wind trok aan
tot kracht 11-12. De reddingboot had
destijds een open stuurhut en de
bemanning die bovendeks was, werd
steeds overspoeld met overkomend
water. Men voer met volle kracht de zee
op, maar bij de uiterste ton van het
Goereese gat gekomen, merkten ze een
schip op dat gevaarlijk dicht aan lager
wal lag. Schipper De Blok besloot op dit
punt even te wachten om zo nodig het
schip te hulp te komen. Bovendien moest
men zelf eerst eens even poolshoogte
nemen hoeveel water de 'Koningin
Wilhelmina' nog onder de kiel had. Op
dat ogenblik gebeurde het noodlottig
ongeval. Op het moment dat De Blok gas
terug neemt treft een zware grondzee de
reddingboot. Alles wordt door elkaar
gesmeten en de boot wordt op
bakboordzijde omgegooid. Naast de
schipper, was op het moment ook zijn
zoon. Van Soest en Herb Grootenboer in
de stuurkuip. Toen de 'Koningin
Wilhelmina' zich herstelde van de klap,
krabbelden Van Soest en De Blok Jr.
overeind. Ze misten echter direct
schipper De Blok en Grootenboer.
Onmiddellijk kwamen de twee
machinisten Leen de Jager en Klaas
Roon vanuit de machinekamer naar
boven om mee te helpen met het zoeken.
Het was echter bijna ondoenlijk. De
zeegang was enorm en steeds kwamen
enorme waterpartijen over de
reddingboot heen.
Alles was schuim en water om. hen heen
en het was pikkedonker. Na geruime tijd
de omgeving afgezocht te hebben, moest
men tot de ontstellende conclusie komen
dat langer zoeken zinloos was.
Stellendam had twee moedige redders
verloren! De grondzee had een enorme
ravage achtergelaten op het schip. Alles
was kapot of lag op een totaal andere
plaats. Ook de zendapparatuur was
vernield. Zodoende kon men geen
contact meer met de wal opnemen. In het
donker, met enorme hoge zeeën en een
gierende wind, besloten ze de dag af te
wachten en dan koers te zetten naar
Hoek van Holland. Daar kwam men 's
middags om half één aan.
Onrust
Ondertussen waren de achterblijvenden
te Stellendam ongerust geworden. Men
hoorde taal noch teken van de
reddingboot. Dirk de Jager (79) weet dat
nog heel goed. Als jongen was hij al heel
nauw betrokken bij het reddingwerk.
Immers vader A. de Jager verrichtte op
eigen initiatief reeds reddingen en nadat
op Stellendam een reddingboot van de
maatschappij kwam, werd hij
oude roeireddingboot van Den Helder
gekocht, waarin hij een motor liet
bouwen. Eén van zijn acties was de
redding van een aantal opvarenden van
het Spaanse stoomschip 'Salvadora' op 2
januari 1922. Door de reddingboot van
Hoek van Holland werden er 19 mensen,
en door de boot van De Jager met zijn
zoon Willem en buurman Van Seters aan
boord, 8 personen van het schip
afgehaald. Voor het moedige optreden
ontving De Jager op 14 maart van dat
jaar de gouden erepenning voor
menslievend hulpbetoon, getekend door
Koningin Wilhelmina, de Minister van
Binnenlandse Zaken Ruys de
Beerenbrouck en de Staatssecretaris J.B.
Kam. Overigens waren er meerdere
Goereese en Stellendamse vissers die in
die jaren met hun blazers naar zee
koersten om aan schepen in nood hulp te
verlenen. Begin van de twintiger jaren
besloot de reddingmaatschappij dat er
een motorreddingboot zou moeten
komen te Stellendam. Toen de 'Koningin
Wilhelmina' in 1927 in gebruik werd
genomen, weigerde De Jager Sr. om
schipper te worden vanwege z'n
gebondenheid aan een eigen bedrijf. Hij
moest immers op ieder moment weg
kunnen en dat was onmogelijk. Wel
Dit is de tweede aflevering van een artikelenreeks over de reddingposten van de Koninklijke Nederlandse Redding
Maatchappij (KNRM) op de kop van Goeree. Vandaag een gesprek met oud-agent van de toenmalige Zuidhollandse
Reddingmaatschappij, de heer Dirk de Jager uit Stellendam. De familie De Jager is lange tijd zeer nauw betrokken geweest
bij het reddingwerk. Nog steeds draagt Dirk de Jager de Reddingmaatschappij een zeer warm hart toe.
Foto: KNRM:
Een opname van de Stellendamse reddingboot 'Koningin Wilhelmina' in 1935.
waamemend-schipper. Het is dan ook
niet verwonderlijk dat zijn zoon Dirk,
die vanwege zakelijke gebondenheid niet
in staat was met de reddingboot mee uit
te varen, tóch betrokken werd bij het
reddingwezen. Vanaf 1954 heeft hij
gedurende 36 jaar als agent met volle
inzet gewerkt voor het belang van de
maatschappij, maar zeer zeker ook voor
de bemanningen van de reddingboten
van Ouddorp en Stellendam. In de
bewuste rampnacht was hij nog geen
agent, maar al wel nauw betrokken bij de
maatschappij. Tevergeefs wachtte hij op
een bericht van de 'Koningin
Wilhelmina'. 's Zondagmorgens
schoolden vele mensen rond de haven
bijeen. Ook De Jager wachtte daar op
een teken van de reddingboot.
Uiteindelijk hield hij het niet meer uit en
belde Arie Brinkman uit Hoek van
Holland. Deze bracht de droevige
boodschap dat twee mannen vermist
werden en de boot Hoek van Holland
aandeed. De Jager keerde terug naar de
haven. Het was niet zijn taak, maar die
van de agent van de maatschappij, om de
families in te lichten. Toen hij echter
vader Grootenboer, nog onbewust van de
ramp die zich had voltrokken, nog steeds
tussen de wachtenden op de kade zag
staan, vluchtte hij naar huis, overvol van
emoties. Voor de bemanning van de
reddingboot was het een afschuwelijke
thuiskomst. Het Zweedse schip heeft niet
daadwerkelijk de hulp van de
reddingboten nodig gehad. Uiteindelijk
is het schip veilig in een haven
afgemeerd. De rederij en de Zweedse
regering schonken geld voor de
nabestaanden en verleende de twee
slachtoffers postuum de zilveren
reddingmedailles.
Verbondenheid
A. de Jager Sr. was in zijn tijd al volop
actief in het reddingwezen. Van een
reddingpost te Stellendam was nog geen
sprake, toen hij samen met z'n buurman
Van Seters in een zelf gekochte zeesloep
met een daarin geplaatste motor, in weer
en wind de zee opging, op weg naar de
medemens in nood. Later heeft hij de
wilde hij tot reserveschipper aangesteld
worden. Als schipper werd zijn zoon
Willem de Jager benoemd. Ook de zonen
Arie en Leen hebben op de reddingboot
dienst gedaan, resp. als opstapper en als
1 e machinist. De verbondenheid van de
familie De Jager is dan ook erg groot
met het reddingwerk. Vroeger, herinnert
Dirk de Jager zich, had bijna niemand
telefoon. "Wij hadden thuis no. 2. Van
de vuurtoren kregen we altijd telefonisch
door als er wat aan de hand was. Ze
hadden vuurpijlen gezien of een bericht
opgevangen of zo. We hadden een flink
gezin en zodoende kreeg iedereen bij een
melding een opdracht. De één moest die
gaan roepen, de andere weer een ander.
Als de bemanning dan compleet was
voer men weg, maar verbindings
middelen waren er toen nog niet.
Soms vernam men uren niets van de
boot. Vanaf de vuurtoren werd meestal
een sein gegeven als de boot in aantocht
was. Dan stond iedereen bij de haven in
spanning hoe het was afgelopen.
Wanneer de redding geslaagd was, had
de reddingboot de vlag in top bij het
binnenvaren van de haven. De
schipbreukelingen werden bij hotel
Mijnders ondergebracht of gingen mee
naar huis. De Jager herinnert zich nog
dat zijn vaders eens met Van Seters een
Amerikaan van een zinkend jacht heeft
afgehaald. "Toen was er nog helemaal
niets geregeld over opvang, dus nam
vader mister Drake -de Amerikaanse
schipper- maar mee naar huis. Nou dat
hebben we geweten. De man had het
prima naar z'n zin en was al veertien
dagen bij ons, zonder -naar het scheen-
enige plannen voor doorreis te hebben.
Mijn zussen hebben toen uiteindelijk
voor z'n aftocht gezorgd. Ze hebben de
top van een mast genomen, die geverfd,
een snor er op getekend, toen dat ding -
zo groot als een voetbal- op een
bezemsteel gestoken en voor de man ter
ruste ging, in zijn bed gelegd. De
volgende dag vertrok mr. Drake."
De huidige reddingboot is niet meer te
vergelijken met de boten waarmee men
destijds de zee op ging. Zonder
Een karakteristieke opname van de bemanning van de reddingboot 'Koningin Wilhelmina' omstreeks 1928. V.l.n.r.: stuurman B. de
Blok, machinist L. de Jager, opstapper A. de Jager (Jr.), opstapper A. Troost en schipper W. de Jager. Zittend: machinist I de Rijke.
verbindingsmiddelen, zonder
dieptemeter, etc. moest men het maar
zien te klaren. Het kompas stond in een
open stuurhut. De Jager: "Men heeft veel
kou geleden hoor!" Overigens
benadrukt De Jager dat, hoewel de
techniek enorm verbeterd is, de huidige
bemanningen van zowel 'de
Zeemanspot' als de 'Griend' er ook
geregeld 'van langs krijgen' en dikwijls
met gevaar voor eigen leven, het
reddingwerk moeten verrichten.
Eerbetoon
Bij de reddingmaatschappij waren de
mensen van Goeree erg gewild. In het
gedenkschrift ter gelegenheid van het 75
jarig bestaan van de Zuidhollandse
reddingmaatschappij in 1899 staat
beschreven dat mensen van o.m. Goeree
erg gewild zijn als redder, om reden dat
"...hier redders van beroep worden
geboren en getogen. Als kinders reeds
vertrouwd met het woelig element.,
trekken zij als knapen er mede op uit als
er een schip in nood isVanwege
het vissersberoep wat velen uitoefenden,
kenden ze al vroeg het zeewater 'op hun
duimpje'. Daarom is het niet
verwonderlijk dat de maatschappij
regelmatig schippers -oorspronkelijk
afkomstig van de kop van Goeree-
benoemde op verschillende reddingboten
in Zuidwest Nederland. Regelmatig
ontvangen de redders, in het geval er
onder gevaarvolle omstandigheden een
geslaagde redding is gepleegd, voor hun
inzet van overheidswege een eerbetoon.
Dirk de Jager vertelt dat zijn vader in
totaal vier onderscheidingen ten deel zijn
gevallen, waarvan die voor zijn aandeel
in de redding van de bemanning van de
'Valka' in 1929 wel in het bijzonder
genoemd mag worden. Hij kreeg
daarvoor de gouden medaille. Schipper
van de 'Koningin Wilhelmina', Willem
de Jager ontving 8 maal een eerbetoon.
Hoogtepunt was wel in 1949, toen
tijdens de viering van het 125 jarig
bestaan van de reddingmaatschappij,
vele redders gehuldigd werden in de
Ridderzaal. Door Koningin Juliana werd
Willem benoemd tot Broeder in de orde
van de Ned. Leeuw. Matroos A. Troost
ontving bij dezelfde gelegenheid de
medaille voor menslievend hulpbetoon
in brons. Prinses Wilhelmina reikte de
eretekenen die verbonden waren aan
deze onderscheidingen uit. Tot 1949
waren er mede door Willem zijn inzet
207 personen gered. Na 32 jaar trouwe
dienst verliet hij vanwege zijn leeftijd op
15 juli 1958 de reddingmaatschappij.
Broer Leen, welke in december 1951 is
overleden, en Arie ontvingen resp. 3 en 4
onderscheidingen. Arie heeft tot 1961
dienst gedaan bij de maatschappij.
Tragisch
De maand januari 1952 gaf veel regen en
véél wind. Regelmatig wakkerde de
wind aan tot stormkracht. Diverse
schepen kwamen dan ook in
moeilijkheden. Dirk de Jager herinnert
zich nog de tragische redding van de
opvarenden van het Engelse schip de
'Radmar'. Het schip strandde op 12
januari met windkracht zes op de
Maasvlakte, dwars in de branding.
Voortdurend kreeg het schip grondzeeën
over en regelmatig maakte het water.
Door de 'President Jan Leis' uit Hoek
van Holland werden de eerste dag drie
mensen in veiligheid gebracht. De
overigen wilden het schip nog niet
verlaten. Een paar sleepboten, waaronder
de 'Ganges' en de 'Witte Zee', kwamen
al spoedig proberen het schip vlot te
trekken, wat iedere keer mislukte. Op 17
januari verslechterde het weer en de
toestand aan boord van de 'Radmar'
werd hachelijk. De 'President Jan Leis'
heeft toen 40 opvarenden veilig aan wal
gebracht. Voortdurend trachtten de
sleepboten het Engelse schip vlot te
krijgen. Ook de 18e januari ondernamen
ze, ondanks een hoge zee en windkracht
11diverse keren een poging. Op een
gegeven moment kreeg de 'Ganges' een
sleeptros in de schroef. Op het moment
dat 'de Witte Zee' te hulp wilde komen,
kreeg ook deze sleepboot een tros in de
schroef, zodat even later beide
sleepboten hulpeloos de Maasvlakte
opdreven. Allebei raakten ze vast op
gevaarlijke plaatsen. De reddingboot van
Hoek van Holland en de 'Koningin
Wilhelmina' uit Stellendam, met
schipper Willem de Jager aan het roer,
gingen er op af. Toen de Hoekse
reddingboot bij de 'Witte Zee' aankwam,
werd de reddingboot op haar kant
gegooid en sloeg schipper Arie
Brinkman overboord. Onmiddellijk
werd, ondanks dat de reddingboot
behoorlijk beschadigd was, naar hem
gezocht maar helaas zonder resultaat. De
'Koningin Wilhelmina' hoorde dat er
iemand overboord was geslagen, maar
nam op weg naar de in nood verkerende
slepers niets waar. Het was
verschrikkelijk weer. Enorme zeeën
beukten op de reddingboot en toen men
uiteindelijk bij de 'Ganges' aankwam,
moest men wel 30 keer langszij om de
18 schipbreukelingen aan boord te
kunnen nemen. Daarbij liep de
reddingboot op verschillende plaatsen
averij op. De stuurman en de schipper
bleven aan boord van de sleper en
schipper de Jager besloot te gaan
assisteren bij de collega reddingboot, in
de veronderstelling dat deze nog bezig
was met de 'Witte Zee'. Onderweg
vernam hij het bericht dat schipper
Brinkman omgekomen was. Onder bijna
onmenselijke omstandigheden gelukte
het om bij de 'Witte Zee' te komen en 11
mensen van boord te halen. Zes personen
bleven achter. Drie ervan wilden en drie
durfden niet, wat niet verwonderlijk was,
want de omstandigheden waren
adembenemend slecht. Hoge zeeën
smeten de reddingboot waar ze maar
wilden en de boot sloeg ook een paar
keer tegen de sleepboot aan. De Jager
besloot naar Stellendam terug te keren
om de mensen in veiligheid te brengen.
Daar werd men gastvrij ontvangen en
van warme kleding voorzien. De overige
opvarenden van de 'Radmar' en de beide
sleepboten zijn later veilig aan de wal
gekomen. Alle schipbreukelingen waren
gered, maar één redder verdronk.
Brinkman werd opgevolgd door Willem
van Seters, beiden oorspronkelijk
afkomstig van Stellendam.
Meeleven
Dirk de Jager heeft altijd intens
meegeleefd met de reddingen, zowel van
de Ouddorpse als de Stellendamse boten.
"Als agent ben je eigenlijk een soort
tussenpersoon tussen bemanning en
directie. Je had daardoor veel contact
met de jongens van de reddingposten. Na
acties moest je de uren uitbetalen,
rapporten innemen, etc. Als de boten
eruit gingen leefde ik altijd intens mee.
Ik bleef net zolang zitten luisteren op de
marifoon tot de actie was afgerond. Als
'de Zeemanspot' er uit was geweest,
ging ik meestal naar de haven om te
horen, hoe het was gegaan. Gelukkig
was er altijd een goed en prettig contact
tussen mij en de bemanningen. Daar ben
ik nog altijd dankbaar om. Nog steeds
leef ik, zij het op afstand, mee. Vanuit de
jarenlange ervaring weet ik wat het is,
om redder op zee te zijn. Laat dan de
techniek en de boten enorm verbeterd
zijn, de acties zijn soms nog steeds
uitermate gevaarvol. De krachten van de
natuur laten zich niet temmen!"
Henk Koppelaar
Volgende week:
De 'eenzame' wachter op de
vuurtoren.
KNRM
Het getuigschrift wat A. de Jager Sr. op 14 maart 1922 ontving naar
aanleiding van de redding van een aantal opvarenden van het Spaanse
stoomschip Salvadora op 2 januari van dat jaar.
Stellendcmue^ redders
uil mraeg^r dagen/
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij.
Voor f 30,- bent u donateur. Postbank 26363.
Telefoon 0255-620501.