eiiahdeh-hieuws
^mmM^i
EB
pimpernel
een huis
verkopen...
Makelaar Tamboer
1
I
3e Blad
VRIJDAG 9 FEBRUARI 1996
No. 6476
Een kleinood aan het Haringvliet. Zo noem ik graag het
Dirkslandse Sas, ooit de levensader van Dirksland, vanouds
een agrarisch dorp op Goeree-Overflakkee. De geschiedenis
van deze sluis, naar het schijnt vanwege de locatie in zuide
lijk Nederland een sas geheten, gaat terug tot 1790, in welk
jaar de eerste steen voor dit kunstwerk is gelegd. Met de
bouw ervan kreeg Dirksland zijn ontsluiting naar het bui
tenwater, wat vooral een doeltreffende afvoer van de land
bouwproducten betekende.
Zeker, de van generatie aan generatie
Dirkslanders doorgegeven kennis
maakt gewag van een waterverbinding
tussen het dorp en de zee-arm ten
noorden van het eiland. Die verbinding
echter stelde eigenlijk niks voor. 's
Zomers stond deze geul vaak droog en
's winters had het dorp er alleen maar
last van als de stormwind het water
hoog opjoeg in de slenk tussen de gor
zen. Dan bereikte het water in extreme
gevallen zelfs de straten en de huizen
met alle overlast van dien.
Zette die onberekenbare, dan te kalme
en dan woeste natuur van het water aan
om er de mens macht over te geven;
ook was het tot dan toe maar behelpen
met het kwijtraken van de uien, gra
nen, peen en aardappels. Immers, van
uit het land naar de weg gereden moest
alles worden overgeladen op grotere
wagens, die vervolgens helemaal naar
Middelharnis moesten. Daar werden
dan de producten opnieuw overgeladen
op schepen voor afvoer naar de diverse
bestemmingen. Let wel, dit allemaal in
een tijd, waarin men slechts over
paardentractie beschikte.
Hoe omslachtig, tijdrovend en kost
baar. Bovendien was men afhankelijk
van de vervoerscapaciteit van de sche
pen, die lang niet altijd op afroep van
de Dirkslandse boeren beschikbaar
waren.
Ook al omdat diezelfde boeren een
zeer aanzienlijke hoeveelheid land
bouwproducten op de markt brachten
was er alle aanleiding voor het initia
tief tot een zodanige aanpak van de
eigen haven - want die was er wel -
dat deze niet langer afhankelijk zou
zijn van de grillen der natuur. Hierdoor
kon deze dan voortaan onbeperkt wor
den aangelopen of uitgevaren en wel
omdat men altijd zou kunnen rekenen
op een constante waterstand. Een
ordentelijk kanaal naar het Haringvliet
v,'as hiervoor onontbeerlijk. Gelukki
gerwijze kon men voor het graven van
zulk een kanaal mooi gebruik maken
van de kreek, die als het ware van
nature het tracé aangaf. Alleen een
sluis kon een betrouwbare toeganke
lijkheid van de haven in Dirksland
garanderen en deze moest dus het sleu
telstuk van het totaal dezer werken
vormen.
Zo zou niet alleen de plaatselijke eco
nomie zijn gediend. Ook de veiligheid
van de omgeving werd gewaarborgd.
Minstens twee vliegen in één klap
zodoende. Of men tevens het oog had
op het inruilen van zout tegen zoet
water is een mij niet bekend aspect. En
tenslotte mag het grote belang van een
gecontroleerde uitwatering niet onver
meld blijven.
Inderdaad ging het toen om niet meer
dan een locaal belang en als we het ge
heel tegenwoordig bezien roept men er
niet eens een ander bij en zeker geen
vreemdeling. Dat neemt echter niet
weg dat het toen om een niet weg te
cijferen verbetering van de infrastruc
tuur ging daar ongeveer op het midden
van het eiland.
Hoewel hiervoor ook iets over de
haven en het kanaal te berde kwam, is
dit niet het eigenlijke onderwerp van
mijn opstel. Bovendien moet ik over
een enkele historische notitie opmer
ken dat daarop best wel wat af te din
gen zal zijn. Mijn bronnen zijn bepaald
beperkt en daardoor gemakkelijk bezij
den de waarheid. Zo niet over het sas
zelf.
Haast ik me dus het kanaal en de haven
te verlaten om een bezoek te brengen
aan het sas zelf. Een sas dat ervoor
stond dat die haven nabij de kom van
het dorp niet langer een getijhaven
hoefde te zijn. Een haventype overi
gens dat men elders op het eiland
vaker aantreft.
Om het sas te bereiken moet men over
smalle landelijke wegen betrekkelijk
ver afwijken van de plaatsen, waar het
menselijk bedrijf zich met al zijn
tegenwoordige drukte afspeelt. En als
je er dan bent; ja, wat zie je dan nog?
Eigenlijk maar een afgelegen eenzaam
oord. Als het dan ook nog regent moet
je er eigenlijk niet zijn, want je stem
ming zou daar en dan wel tegen een
stootje bestand moeten zijn. Dan is het
daar een bar afgelegen plek. Wat valt
er nu te vertellen over zo'n op 't oog
onooglijk plekje dat qua landschappe
lijk schoon hoegenaamd niemand van
zijn stuk brengt?
Vergis je niet. En zeker niet als de zon
straalt over het sas en het wijde water
van het thans weliswaar getemde maar
nog altijd boeiende Haringvliet.
Als dan bovendien het blauw van de
hemel gelardeerd is door die oerhol
landse witte wolken, die voortgedragen
op de wind het gouden graan telkens
en telkens weer even donker kleuren.
Dan komt een mens diep onder de
indruk van zoveel schoons. Dan is die
bar afgelegen plek omgetoverd tot een
oase van rust en stilte, die je in deze
tijd vol nimmer aflatend geluid wel
haast niet meer voor mogelijk hield.
Dan ervaart men die afgelegenheid
juist als een aangename en onontbeer
lijke voorwaarde voor die stilte.
Heeft het Haringvliet met zijn brede
kabbelende water, getooid met een zee
van zilveren kopjes, je in de ban; hoe^
veel bekoring gaat niet uit van het
prachtige vruchtbare land vol koren en
andere gewassen zover het oog reikt.
Al lijkt het me de laatste jaren dat er
niet meer zo van die vergezichten zijn
als vroeger. Net of de blik gestuit
wordt door bomenrijen, die er vroeger
niet waren. Dit echter terzijde. Het kan
wel verbeelding zijn.
Als op zulk een moment een leeuwerik
zich rechtstandig ten hemel verheft en
zijn gekwinkeleer nog klinkt als hij
allang uit het zicht is, lijkt het wel of
hij je toeroept met je fikken van dit
heerlijk oord af te blijven en het te
laten zo het is. Hier vond hij tot nu toe
gelukkig geen dovemansoor zoals dat
op tal van plaatsen elders wel het geval
was.
Vervolgens het oog gewend op het
Dirkslandse Sas zelf. Zie eens de nog
in redelijk goede doen zijnde rem
ming werken aan de buitenkant van de
sluis terwijl die aan de binnenzijde er
met optimaal resultaat
Tel. (0187)483477
De twee monumentale herinneringsstenen die aan de buitenzijde van de sluis zijn aange
bracht. Ze werden gefotografeerd, vanuit een bootje, door dhr. J. Verbiest te Dirksland.
ook nog behoorlijk bijstaan. Al zouden
ze wel aan een opknapbeurt toe zijn
om ze voor verder verval te behoeden.
Dat laatste schijnt echter liiet de bedoe
ling te zijn nu het sas na de aanleg van
onder andere de Haringvlietdam zijn
functie geheel heeft verloren.
De toeschouwer vindt niet meer zowel
de zoute als de zoete deuren nog intact.
Zo op het oog ligt de sluis er nog com
pleet bij. Bij nadere beschouwing ech
ter is van beide stellen dubbele deuren,
die een getijdesluis kenmerken, één
stel verwijderd. Deze liggen al jaar en
dag op de wal. Een stel hier en een stel
daar en beide in een vergevorderde
staat van verrotting. De knagende tand
des tijds nietwaar.
Ondanks deze wat droevige aanblik op
de wal draagt het sas zelf nog alle spo
ren van zijn vroegere grandeur. De
heel hoge deuren in de dijk, waarvan
de zoute en de zoete respectievelijk
ook vloed- en ebdeur worden ge
noemd, hadden zulke afmetingen
omdat ze de toenmalige tijverschillen
van het brede Haringvliet aan moesten
kunnen. Die verschillen logen er niet
om als de noordwester storm bij
springtij op de kust beukte. In die
meest extreme situatie werd er trou
wens niet geschut, wat ook niet nodig
was omdat de schippers dan ook even
het weer aan keken.
Als reeds hiervoor vermeld zien we
ook aan de landzijde, waar de lagere
deuren hangen, nu nog slechts één stel
intact. Dit doet evenwel niets af aan
het gegeven dat we hier van doen heb
ben met een waterstaatkundig werk,
kompleet en volwaardig overeenkom
stig de technische eisen, waaraan een
zeesluis nu eenmaal moet voldoen. Het
is aardig nog eens de ophangconstruc-
tie daar - ook die van de verwijderde
deuren - op je te laten inwerken om te
begrijpen hoe het indertijd bij het vol
gen van de steeds wisselende waters
tanden in zijn werk ging met het schut
ten. Een mens raakt ervan aan het mij
meren en beseft dat met het afsluiten
van de zeegaten het ook is gedaan met
heel wat van dit type kunstwerken. En
daarmee met die heerlijke plekken van
stilte en schoonheid en weidsheid in
ons kleine land dat nog eens uit zijn
voegen barst door asfalt en beton. Het
is niet anders; de nostalgie slaat even
toe.
De sterke sluisdeuren en zware pinnen,
waarop de ogen van deze deuren draai
en, doen alle even indrukwekkend aan
als je bedenkt hoeveel ki-acht ze moes
ten opbrengen en weerstaan tegelijk.
Van de deuren vraag je je onwillekeu
rig af hoeveel ze wegen. In elk geval
zijn ze veel en veel te zwaar om ze
anders dan met grote kranen te tillen.
Kranen, die er vroeger niet waren. Hoe
het toen ging is je ooit eens verteld
door de timmerman Jan Schaaf, die
nog voor de twintiger jaren van deze
eeuw meer dan eens als krullenjongen
aan het Sas van Dirksland heeft
gewerkt. Als zo'n deur dan voor re
paratie naar de wal moest werd er bij
eb een platte schuit onder gevaren. De
vloedstroom deed dan het werk en
lichtte de deur uit zijn hangen. Aldus
wist men vroeger de natuurkracht vin
dingrijk aan te wenden.
Diezelfde krullenjongen van toen liep
later als oude man nog behendig naar
het einde van de remmingwerken om
vandaar af en vanaf de zijde van het
Haringvliet zicht op de sluis te hebben
en zich op deze wijze te verlustigen op
een kunstwerk dat hij meer gecompo
neerd dan gebouwd achtte. Hij wees
dan op een in de muur aangebracht ste
nen plateau met daarin een met de bei
tel uitgehouwen tekst, luidende:
„Cornelis van der Valk, zoon van
Cornells van der Valk, baljuw,
schout, dijkgraaf en secretaris van
Dirksland, schout, dijkgraaf en
secretaris van Melissant, mitsg
aders schout en secretaris van
Onwaard, Oud Kraaier, Nieuw
Kraaier en Kraijenisse, heeft de
eerste steen aan deze schutsluijs
gelegd den 25 Augustus 1790, oud
zijnde 4 jaren, 4 maanden en 25
dagen"
Onder deze tekst van de eerste steen
legging staat in hetzelfde plateau een
gedicht:
„Ik lag den eersten steen aan
't kostbaar sluysgevaart.
Dat onzen akkergrond voor
watersnood bewaard,
En onder 't ruijm genot van
's hemels goede gaven.
De milde welvaart stroomt
in Dirkslands vrije haven".
Hoewel de tekst voor een groot gedeel
te nog tamelijk goed leesbaar is heeft
de tand des tijds er toch zo stevig in
geknaagd dat men er niet meer hele
maal uit komt. Daarom heb ik voor de
juiste tekstweergave dankbaar gebruik
gemaakt van gegevens, die de gemeen
te Dirksland mij vriendelijk ter
beschikking stelde.
Een stille wereld daar, waar niemand je
in je mijmeringen stoort. Dat was vroe
ger bij zomerdag wel anders. Dan ging
de jeugd van Dirksland er graag zwem
men. En zij niet alleen. Ook de Flak-
keese zwemlustigen uit in elk geval
Sommelsdijk trokken massaal der
waarts om daar hun vertier te vinden.
Kinderen en twintigers en wat er tus
sen zat. Het was er dan een drukte van
jewelste. Logisch wel, want zwemba
den kende men toen niet op het eiland
tuinontwerpburo
hoveniersbedrijf bv,
r vhg
verrassende
en bij het sas vonden de jongelui
prachtig schoon water. Ze konden er
veilig duiken en zwemmen. Voor de
minder behendigen was er de betonnen
helling, die bestemd was om de sluis
deuren naar behoefte aan wal of te
water te brengen. Wie niet zwom, ver
poosde zich op de wal, waar ruimte ge
noeg was.
Vanuit Sommelsdijk was het een knap
eind fietsen maar daar zag niemand
tegen op. Bovendien konden de jonge
lui de weg aardig afsnijden door over
secundaire wegen ongeveer langs de
gorzen schuin af te steken in plaats van
de officiële weg over Dirksland zelf te
gaan. Trouwens, voor de jeugd uit
Dirksland zelf was het ook <niet naast
de deur.
Het is daar de plaats, waar je zelf leer
de zwemmen. Ook achteraf bezien
toch een belangrijk moment in 's men
sen leven, waardoor waarschijnlijk
alles van toen je nog helder voor ogen
staat. De vermelding daarvan echter
krijgt een zweem van egotripperij, wat
geenszins de bedoeling is. Je houdt
derhalve voor jezelf dat je bij een
bezoek aan dit geliefde oord de plaats
nog kunt aanwijzen, waar je voor 't
eerst de tot dan toe angstvallig vastge
houden keien van de wallekant durfde
loslaten om te beleven dat je ineens
echt kon zwemmen.
Gek eigenlijk dat een mens zo gegre
pen wordt door zijn jeugdherinnerin
gen van zo'n zestig jaren her dat elk
bezoek aan Flakkee steevast uitmondt
in een trip naar het Dirkslandse Sas dat
eigenlijk om tal van redenen op de
monumentenlijst zou moeten staan.
Wat betekent echter de wens van een
eenvoudige timmermanszoon? Niets
toch.
De moderne tijd heeft ook op Goeree-
Overflakkee geen behoefte meer aan
zekere waterstaatswerken, die nog
slechts appelleren aan het verleden
hoezeer ze lange tijd bekwaam hun nut
hebben bewezen. We moeten afgezien
daarvan niet willen blijven stilstaan bij
verouderde structuren. Ze werken
gewoon niet meer. Wegen, bruggen en
dammen hebben het eiland ontwikkeld
als nooit tevoren. Dit alles neemt niet
weg dat een mooi stukje Nederland,
wellicht juist door zijn nietigheid, best
nog een keer in de schijnwerper mag
worden geplaatst. Zo goed als voor
alles van vrOeger geldt immers ook
voor het Dirkslandse Sas:' in het verle
den ligt het heden.
Hoe de vergankelijkheid deze sluis
eens als overbodig zal afschrijven tot
wat eens was; het maakt er de koes
tering van deze ooit zo bijzondere
plek bepaald niet minder om. Een
plek, die latere generaties misschien
alleen nog kunnen terugvinden in de
archieven om er hun heemkunde
mee te bedrijven.
H.Schaaf
NVM
MAKELAAfl
Jan Deugtstraat 15, Herkingen, Tel. Q187-66942Q