g>@ai) ^ï^@@Qp ^Qf^(gD@P h%% (giüM^ De E.FA.O. voor de oorhg Biz. 2 EILANDEN-NIEUWS VRLTDAG 22 DECEMBER 1995 door H. F. van Putten De letters E.F.A.O. stonden voor: Eerste Flakkeese Autobus Onderneming. De aanduiding 'eerste' was echter onjuist, want ruim voor de E.F.A.O. het open baar vervoer op een deel van het eiland ging onderhouden was er omstreeks 1918 een zekere De Zanger uit Rotter dam, die passagiersdiensten onderhield van Middelharnis naar Ouddorp vice versa (dus heen en terug). De diensten werden uitgevoerd met een T-Ford, een hoog vierkant geval, op magere spaak- wielen, met een instapdeur aan de achter zijde, en met een beperkt aantal zitplaat sen. Echter deze eerste autobusdienst heeft zich - waarschijnlijk vanwege de con currentie met de R.T.M. - niet lang kun nen handhaven. Behoefte aan openbaar vervoer Voor de hand ligt de vraag: waarom naast de reeds bestaande R.T.M., goed deels als parallelvervoer (men deed nl. dezelfde dorpen aan), dan toch nog de E.F.A.O.? Daartoe kan het volgende worden over wogen. Het mag bekend zijn dat in het laatst van de vorige eeuw, maar zeker in het begin van deze eeuw, zich een soort mobili teitsbehoefte bij de mensen voordeed, zodat de behoefte aan openbaar vervoer zich aandiende. Waartoe dit is uitge groeid kunnen we heden met de vele soorten vervoersmiddelen waarnemen. Doordat de techniek zich eveneens ont wikkelde, eerst in de vorm van de stoom machine, kreeg een en ander al snel ge stalte met de oprichting van spoor- en tramwegen. Op het eiland Goeree-Overflakkee ging dat - waarschijnlijk ook enigszins door de geïsoleerde ligging - wat trager. We moesten tot 1909 op de stoomtram wach ten. Wat zich ook ontwikkelde was de auto mobiel. Was deze aanvankelijk nog zeer onbetrouwbaar en weinig efficiënt in gebruik, allengs werd deze verbeterd en betrouwbaarder, terwijl diverse gebruiks mogelijkheden werden ontwikkeld, en zo ontstond ook de autobus. De autobus bleek een vervoermiddel, die - kleinschalig van karakter - op de kleinste behoefte kon inspelen. In het kader van de reeds genoemde mobili- teits-behoefte van de mens kon dit ver voermiddel zelfs het kleinste dorp gaan bedienen. Aangezien spoor en tram door de lijn- voering beperkingen hadden, werden de gaten daartussen opgevuld door de auto bus. En zo ontstonden aan het begin van deze eeuw als paddestoelen overal grote en kleine autobusondernemingen om zich op het openbaar vervoer te storten. Daarbij werden niet alleen de leemten opgevuld die spoor en tram lieten ont staan, doch ging men zelfs de concurren tie aan met spoor en tram door sneller te vervoeren en soms ook goedkoper. Con cessies werden in die tijd vlot verkregen. Aan nog een voorwaarde diende voldaan te worden. Men moest ondernemers heb ben die dit nieuwe vervoer aandurfden. Echter, die bleken er te zijn, want - het werd reeds gezegd - de busondernemin gen schoten als paddestoelen uit de grond en de landkaart werd overdekt door een fijn net van autobuslijnen en -lijntjes. Hoewel diverse ontwikkelingen op ons eiland wat minder snel tot stand kwa men, ook hier kwam een dergelijk soort vervoer. Genoemd werd reeds de heer de Zanger uit Rotterdam met z'n kleine autobusonderneming, zij het dat deze geen lang leven was beschoren. De E.FA.O.-ondernemer Het duurde tot omstreeks 1930 voor een volgende durfal zich op het eiland aan diende. Het was Th. M. J. (Door) v. d. Klundert uit Melissant, zoon van de tramcaféhouder in die plaats. Hij was reeds ondernemer in de vervoerssektor, doordat hij een tweetal vrachtautootjes had (hij was z.g. 'vrachtrieër'). En wellicht heeft hij gedacht dat het be laden van z'n auto's - toen nog met de hand en de schop - toch maar veel pro blemen gaf; en passagiers laden zichzelf. Zo werd in die tijd de E.F.A.O. geboren. Als vestigingen voor zijn vrachtautobe drijfje beschikte v. d. Klundert in Melis sant aan de Nieuweweg over een woon huis met aangebouwde stenen garage voor zijn twee vrachtauto's. Dit is ter plaatse waar nu het veel voertuigen omvattende vrachtautobedrijf van J. L. Mijnders is gevestigd. Het woonhuis staat er nu nog. Daarin woonde het gezin v. d. Klundert. De ste nen garage werd naar achteren uitge bouwd met een houten deel, want na ver koop van de vrachtautootjes zouden daarin een viertal autobussen worden ge stald. Deze vier bussen kwamen er ook (waar over hierna meer bijzonderheden) en de jonge onderneming ging enthousiast van start. Echter de concurrentie van de R.T.M, bleek toch niet te veronachtzamen en de tijden waren niet rooskleurig (crisistijd), kortom om economische redenen diende de E.F.A.O. na enkele jaren te worden verkocht. Het moet hierbij toch ook worden gezegd en het hoeft niet in het nadeel van V. d. Klundert te pleiten, integendeel, er kon toen veel. Zo werd zijn busmate rieel met veel extra's uitgerust, zoals dubbel stel lampen (in die tijd met de slechte verlichting niet helemaal verspil ling) en sirenes, zodat je de bus kon ho ren aankomen (net als bij de tram), doch voor de langslapers 's morgensvroeg een crime. En zo reed v. d. Klundert 's mor gens met het 'Haarkense busje' (een kleine autobus) door het dorp Melissant om schoolkinderen op te halen en gratis voor niks bij de school af te leveren. Deze toch wat royale toestanden konden niet meer. Er moest worden beknibbeld; ook het personeelsbestand moest worden teruggebracht en dit werd gedaan door de nieuwe eigenaar Job Buijsse te Mid delharnis. De heer Buijsse was manufac- turier, dus gewend per el te werken, kort om wist te bezuinigingen, hoewel - het dient gezegd - nimmer ten koste van de veiligheid van de buspassagiers. Een vetpot is de onderneming nooit ge weest. Daarbij kwam natuurlijk de oor logstijd, waarbij nagenoeg alle bussen werden gevorderd en niet meer terug keerden. Na de oorlog was wel een opleving te bespeuren met gezelschappen- en arbei- dersvervoer naar buiten het eiland. Mo gelijk dat de grootste financiële aantrek kelijkheid het geval is geweest toen de heer Buijsse zijn concessie van de buslij nen verkocht aan de R.T.M. Daarna ging hij zich beperken tot groepsvervoer. Na het overlijden van de heer Buysse heeft zijn zoon het autobusbedrijf nog een aantal jaren gerund en toen vond ver koop plaats aan Nic. Mijnders uit Melis sant. Wat deze voortvarende man heeft gemaakt van deze oorspronkelijke E.F.A.O. zullen nagenoeg alle eilandbe woners wel eens hebben ervaren door gebruik te maken van zijn bussen. De naam E.F.A.O. is echter reeds lang ver vlogen. Maar hiermede zijn we aanzienlijk bui ten het tijdsbestek van het onderwerp ge treden en gaan we weer snel terug naar de vooroorlogse periode van de E.F.A.O. Lijnvoering De E.F.A.O. exploiteerde op het weste lijke deel van het eiland een tweetal lij nen. De eerste en de belangrijkste, van Mid- delhamis-haven naar Ouddorp v.v., in de zomertijd doorgetrokken naar hel strand (het Noorden). De tweede en zeer ondergeschikte, van Dirksland naar Herkingen v.v. Daarbij werd te Dirksland aansluiting gegeven op de hoofdlijn. In de concurrentiestrijd met de R.T.M, had de E.F.A.O. toch een belangrijk voordeel. In vele dorpen was het R.T.M.- station aan de rand van het dorp gesitu eerd, terwijl de E.F.A.O. midden door de dorpen reed, veelal zelfs meerdere haltes in zo'n dorp had en als dat onvoldoende was stopte men op verzoek, door simpel- Veel is er reeds geschreven over het openbaar vervoer op het eiland Goe ree-Overflakkee - ook in deze krant - daar waar dit betreft de R.T.M., de Rotterdamse IVamweg Maatschappij (de stoomtram die in het verle den op het eiland reed en met veerboten de verbinding onderhield voor namelijk gericht op Rotterdam). Minder werd er gepubliceerd waar dit betreft de E.F.A.O., een autobusonderneming, die reeds voor de tweede wereldoorlog voor een deel van het eiland de verbindingen verzorgde. Voor wat betreft bijzonderheden over deze toch kleine onderneming in de vooroorlogse periode is het voor oudere lezers van dit blad wellicht inte ressant daarover enige herinneringen op te halen. Daarom zal het volgen de zich beperken tot die vooroorlogse periode, met een enkele uitschieter naar later, wanneer dit ter verduidelijking gewenst of interessant lijkt. weg de hand op te steken, of wanneer men wilde uitstappen een afspraak te maken met de buschauffeur; zelfs als men dit was vergeten was een ruk aan het koord langs het plafond van de bus, waardoor een bel ging bij de chauffeur, ook voldoende. Alles kon, fietsen en kinderwagens gin gen mee, alsmede niet begeleide kisten en pakken. Op het havenhoofd van Middelharnis werd aansluiting gegeven op de tram- boot. Het was daarbij voordelig om een kaartje naar Rotterdam op het station van Middelharnis te kopen, dus ging de bus langs het station, zodat de buschauffeur daar de R.T.M.-kaartjes kon kopen. Kortom, zo fiexibel als maar te bedenken was. Op het Havenhoofd hadden de bussen een vaste standplaats midden op het par keerterrein (toen slechts een klein deel van wat nu in werkelijkheid nog bestaat), recht voor de ponton waar de tramboot afmeerde. Vandaar ging het dan op Mid delharnis aan, via Singel en Spuistraat. Op dat gedeelte langs de haven - dat toen slechts half zo breed was als nu - bevond zich een precair punt. Er was daar zelfs een verkeersspiegel geplaatst om enig zicht om de hoek te hebben. Dit punt met vervolgens het opdraaien op de Kaai vergde van de chauffeurs alle stuur manskunst. Toch is er nimmer een bus in de haven gedoken. Op de Kaai (middcnop; in het huidige verkeersbeeld ondenkbaar een bushalte middenop de Kaai) werd gestopt en ver volgens dook men de Nieuwstraat in, die toen over de gehele lengte net zo nauw was als nu nog het eerste deel. Vervolgens werd op het Zandpad gestopt („bie de meziektente"), altijd een belang rijke halte voor het volk uit het eiland dat in Middelharnis inkopen deed. Daarna werd weer gestopt bij Holland-Zeeland, bij Vis van Heemst, recht voor de Lange- weg middenop de kruising, en dan dook men de toen nog smalle Krak in waar weer recht voor de Sommelsdijkse Voor straat werd gestopt. Via de Oudelandse- dijk ging het dan richting Dirksland, Schelpenpad, waarbij veelal 'bie d'n Boamvliet' werd gestopt, hoewel geen officiële halte, ten behoeve van Kralin gen. Dan door de trechter, met die smalle bussen toen geen probleem, waarna di- rekt werd gestopt voor de Voorstraat, waar men kon overstappen op de 'Haar kense bus', die dichtbij op de Voorsü-aat stond te wachten. Dan via de Winter straat en vervolgens stoppen bij het zie kenhuis. Via de Staakweg en de Noorddijk naar Melissant. Aan de Nieuweweg werd voor de garage bijna altijd gestopt, al was het maar om benzine in te nemen (toen nog pompen met de hand, waarbij men om beurten twee glazen vulde, die dan leegstroomden in de autobustank), of om van chauffeur te wisselen, of om in formatie en instrukties door te geven, of van autobus te wisselen als er iets man keerde. Dan werd bij het Plein ('op d'n Hoek') weer gestopt. Vervolgens via de Voorstraat naar de Molendijk, waar 'bie slagter Trommel' werd gestopt. Dan ging het via het wegje van Buys en het wegje van Kort naar het 'Fertuuntje', welk trajekt berucht was door de vele 'oprellen', berucht vooral bij optredende gladheid in de winter. Naar Stellendam ging het via de lange doch smalle Plaatweg ('Fertuunweg'), waarbij men voor de toen nog enkele tegenligger 'most uuthaele bie un dam'. In Stellendam werd gestopt beneden aan 'd'n Durpsendiek', wederom recht voor de Voorstraat en daarna ging het richting Goedereede via de Korteweg en om de boerenstee Korenlust heen met aankomst op Bekaf. Bij de verkeersspiegel - die er nu nog steeds staat - ging het naar de Groenmarkt waar werd gestopt. Met name het punt bij de spiegel was voor de 'grote bus' (waarover hierna meer) een zeer moeilijk te nemen passage. Hoewel het centimeterwerk was behoefde er nooit te worden gestoken, dankzij de ervaring van de buschauffeurs. Dan bijna aan het einde van de lijn ging het vanaf de Groenmarkt richting Oud dorp via de Mariadijk, over de 'Pias brugge' (indertijd ook een berucht ver- kcersobstakel), waarbij in Ouddorp aan het eind van de rit vlakbij het voormalige raadhuis min of meer langer werd ge stopt, om afhankelijk van het rijschema retour weer tijdig bij de tramboot te Mid- delhamis-havcn te arriveren. Gelet op dit feit liepen de rijschema's van de tram en de bus ongeveer gelijk, met als resultaat proberen iets voor elkaar op het havenhoofd aan te komen. Wanneer de E.F.A.O. de zomerdienst uitvoerde werd er niet langer gestopt in Ouddorp dan om passagiers in en uit te laten, want vervolgens ging de rit via de Weststraat en de Koolweg met aan het eind een stukje rechts de Oude Nieuw- landseweg op, waarbij voor hotel-café Duinzicht een zandweg (het 'Stuvertjes- wegje; omdat aan het eind een toen nog vierkant nikkelen stuiver moest worden betaald om doorgelaten te worden) werd ingeslagen tot aan een parkeergelegen heid onder aan de duinen, waar was gevestigd de auto- en fietsenstalling van Hein Hoek, die tevens fietsen repareerde en nog het een en ander verkocht aan de badgasten. Maar het belangrijkste was dat men daar, na betaling van een stui ver, via een korte route met een paar hou ten trappen en met passering van het boven op de duinen staande witgeschil- derde restaurant van Kaashoek naar het strand kon gaan. Op deze hoofdlijn Ouddorp-Middelhar- nis-haven werd nagenoeg de gehele dag vice versa gereden, met alleen tussen de middag een wat langere stilstand in Ouddorp of bij het strand, eigenlijk over eenkomstig de dienstregeling van de R.T.M. Deze middagpauze werd ook gebruikt om de door de chauffeurs meegenomen warme prak te nuttigen. De gewoonte was immers op het eiland, zeker in die tijd, om zoveel mogelijk om 12 uur warm te eten. De buschauffeurs namen daartoe mede in een pan 'aerpels, vleis in groente' met daarop een 'schutteltje pap', geknoopt in theedoeken. Echtgeno ten of kinderen stonden dan op de route ergens dicht bij huis, te wachten op de bus met de aldus ingepakte pan. Hoewel de snelheid werd verminderd werd daar voor niet gestopt. Met een hand uit het zijraam werd de overdracht een feit, zij het dat het een enkele keer mis ging met als gevolg: de pan tegen het wegdek, 'verglaes van de panne', eten 'bedurve' en de chauffeur die middag geen warme prak. Ruime middagpauzes werd de chauffeur niet gegund, want er moest ook gereden worden naar één van de cichoreifabrie- ken die Ouddorp rijk was (want daar be schikte men over veel water). De bus moest nl. gewassen worden, want men moest immers 'kelf' voor de dag komen. Daartoe werden emmers en 'raegshóód' achterin de bus meegenomen. Voor wat betreft het zijlijntje naar Her kingen werd in aansluiting op de hoofd lijn alleen 's morgens en 's avonds gere den, waartussen enkele uren rijstilte be stond, omdat de praktijk had uitgewezen dat er dan toch geen passagiers waren. Er werd voor de route naar Herkingen gestart op de Voorstraat in Dirksland, langs de Geldersedijk, waar in Herkin gen bij het voormalige gemeentehuis werd gestopt. In afwachting van de terugreis werd de autobus aan de haven geparkeerd. De diensten werden uitgevoerd zes da gen per week, terwijl op de zondagen 's morgens en 's avonds slechts enkele diensten werden gereden. Herkingen bleef op zondagen geïsoleerd. Naast de twee buslijnen was er aanvan kelijk weinig nevenaktiviteit in het bus vervoer, uitgezonderd dan af en toe een muziek- of zanggezelschap, dat in een ander dorp meedeed aan een 'uutvoe- ring', alsmede zo nu en dan een school- ^r*."«^^ De bussen van de E.FA.O. voor de garage aan de Nieuweweg te Melissant met in het midden de twee identieke Citroëns, rechts de 'grote bus' en links het 'Haarkense busje'. Met rechts Th. M. J. (Door) v. d. Klundert en zijn gezin met de gedienstige Arendje Troost {dochter van de buurman waarvan het huis boven de middelste bussen uitkomt); daarnaast broer Toon v. d. Klundert; PietJelier uit Dirksland; Willem van 't Hof ook uil Dirksland; Jaap Troost (conducteur, jongste broer van Arendje); Kees van Putten en Es. v. d. Velde. reisje naar 'strange'. De reismogelijkhe den waren met het isolement van het eiland ook te beperkt. Toen de firma v. d. Schuit uit Rotterdam eerst vanaf Sluishaven (naar Brabant) en later vanaf Den Bommel (naar Numans- dorp) autoboten liet varen en er nieuwe meer confortabele autobussen kwamen namen de tochten met reisgezelschappen naar de 'overkante' toe. Zo iets beteken^ de dat door het thuisfront dan extra dien-' sten moesten worden gedraaid. Met het beperkte personeel dus hoogtij. Rijdend materieel Het rijdend materieel dat v. d. Klundert aanschafte en dat later door Buijsse werd overgenomen, bestond uit een viertal direkt na elkaar afgeleverde autobussen. Eerst werden aangeschaft twee identiek gelijke Citroëns, van een type dat men als Citroën-chassis voor vele doeleinden gebruikte. Zo had b.v. Piet Blokland uit Stellendam een zelfde Citroen als vracht wagen. Het enige uiteriijke verschil tus sen deze twee bussen was dat de ene met het cijfer 1 was genummerd en de andere met 2. Dit bleken de werkpaarden te worden, want ze weigerden zo goed als nooit, kortom ze 'liepen' altijd, waren gemak kelijk te starten (toen nog met de slinger, die als losse slinger altijd ergens voorin op de vloer was te vinden). Ze waren opgebouwd uit een houten frame met aan de buitenkant stalen be plating en aan de binnenzijde triplex af werking. Ook het afgeplakte dak was van hout, doch niet zodanig sterk uitge voerd dat er een imperiaal kon worden opgebouwd. Het aantal zitplaatsen was 22; de zit plaatsen aan weerszijde uitgevoerd als tweezitsbanken, met achterin de hoeken een enkele zitplaats met daartussen een brede nooddeur in de achterwand, wat voor het vervoer van kinderwagens prak tisch was. Ook fietsen ging mee, doch dan tussen de spatschermen en de motor kap, maximaal aan beide zijden twee fietsen. De voorwielen van de fietsen hingen daarbij dan wel voor de koplam pen, maar daar lette men indertijd niet zo op. Voor hedendaagse begrippen was luxe en comfort verre te zoeken; het was een vervoer en daarmede was alles gezegd. Zo waren de zittingen van de tweezits banken nog wel enigermate zacht, de rugleuningen in het geheel niet. De rui ten zaten los in de sponningen, zodat ze gemakkelijk open konden worden ge schoven, maar aldus kierden, wat ver schrikkelijke tocht tot gevolg had, om van het gerammel maar te zwijgen. Bij dat het wegdek niet overal ideaal was uitgevoerd was de vering verre van soe pel en schokbrekers kende men nog niet. Verwarming bestond ook niet, zodat het met de verschillende kieren en openin gen 's winters niet bepaald aangenaam was. Ook de toegangsdeur, uitgevoerd als klapdeur weliswaar zeer praktisch in gebruik, was een tochtveroorzaker van de eerste orde. Zo kon je ook bij de chauf feur langs de pedalen 'd'n teer' zien. Later werd er bij de chauffeur een primi tief kacheltje ingebouwd, zodat deze eni germate verwarming had. In de winter dus dikwijls bevroren ramen en de ramen van stroken krant dicht gemaakt door de passagiers tegen de tocht. Echter, hoe het ook zij, men kwam waar men naar toe wilde, want de Citroëns waren altijd paraat en werden door de chauffeurs graag bereden vooral door de gemakkelijke bediening. Toen ze later moesten worden afgeschaft, waren ze dan ook tot de draad toe versleten. Nr. 3 was een Chevrolet met spaakwie- len en in tegenstelling tot de andere bus sen aan de achterzijde uitgevoerd met enkel lucht. Een vierkante doos met een imperiaal op het dak, te bereiken via een laddertje aan de achterzijde, wat voor het vervoer van fietsen en kinderwagens ruime mogelijkheden bood, maar voor de chauffeur een hele sjouw was. Het voertuig was uitgevoerd met geslo ten ramen, waarvan slechts enkele waren te openen, uitgevoerd als rijtuigramen zoals bij spoor- en tramwagons, dat wil zeggen met behulp van een leren riem kon zo'n raam meer of minder ver naar omlaag worden gelaten. Het aantal zitplaatsen was ongeveer 14. Ongeveer, omdat langs de rechterwand een lange bank was geplaatst in plaats van de gebruikelijke tweezitsbanken. Wanneer het druk was kon er altijd weer wel worden opgeschoven, zodat het aan tal zitplaatsen toenam naarmate het druk ker werd. Dit voertuig werd in de volksmond aan geduid als het 'Haarkense busje'. Dit busje was nl. aangekocht om de dienst op Herkingen te gaan onderhouden, waar het passagiersaanbod niet zo uitbundig was. In de praktijk kwam van deze be doeling niet veel terecht, want de eerder genoemde Citroëns bleken in het gebruik veel praktischer. Daarom werd het 'Haar kense busje' meer de privé-auto van v.d. Klundert. Tenslotte nr. 4. Een merkwaardig voer tuig in z'n voorkomen. In de volksmond aangeduid als de 'grote bus'. Voor die tijd waren de afmetingen dan ook groot. Er waren 31 zitplaatsen. Het merk Latil, nu een onbekend merk. Geïnteresseerden zullen bij vakanties in Frankrijk moge lijk dit merk wel eens gezien hebben als autotrekker in de landbouw. Aldus een Frans merk, toendertijd gespecialiseerd in lange voertuigen, waaronder grote ÜÏSSHSSWÜBI

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1995 | | pagina 18