EIIIVIIDEII-tllEUWS
Overdenking
uit de
Heilige Schrift
Geslaagd
bevrijdingsGonGert
(19
DE GAPEMIE
AFGROMD
Foto-expositie in Diekhuus
hypotheek
op maat-
Makelaar Tamboer
Nat. streekdrachten
en folklore
Aangepaste kerkdienst
VERVOLGVERHAAL
2e Blad
VRIJDAG 12 MEI 1995
No. 6400
De kop van een sloot langs een
drukke polderweg. Vrachtverkeer
en landbouwmachines doen ook dit
plekje Oudeland soms schudden
onder de passerende tonnages.
Maar dat is toch geen bezwaar
voor de familie G. chloropus om er
te gaan wonen. De waterhoentjes
hebben immers een duiker bij de
vlerken als er een keer gevaar
dreigt.
En wanneer luidt voor hen de alarmbel?
Wel, als nieuwsgierige fietsers hun
hoofd over de taludrand steken. Al een
paar jaar komen we bij deze medebewo
ners aan de deur. Vriendschap sluiten?
Nee hoor. Zodra we ons rijwiel parkeren
volgt er een gespetter en watertrappend
reppen de waterhoentjes zich de buis in.
Ook vandaag. Nu gaan we er echer toch
een poosje bij zitten. Want op deze paar
vierkante meter Flakkee gebeurt nog veel
meer zo rond het gezinsleven van de ral-
IJle trossen
De natuur heeft naast de pijp een pink-
sterbloem geplant. Die staat nu in volle
bloei en bedekt geurend en kleurend met
blad en bloesem de kale, ronde wanden
van des vogels onderduik-adres. Deftig
heet de plant Cadamine pratensis. Vanuit
een wortelrozet heeft ze holle, onvertakte
stengels langs de waterdoorgang naar
boven gestuurd. Elke stengel pronkt met
een trosje lila of witte bloemen. Ze kan
wel veertig centimeter lang worden, zegt
Wilde Bloemen. Onze plant heeft zich
extra uitgestrekt. Daar komen vanzelf
veel insekten op af. En waterhoentjes
lusten die kriebelbeestjes ook graag. Wie
weet, hebben flora en fauna hier een
afspraak gemaakt. Want er worden rond
de duiker meer onderonsjes gepleegd.
Tachtig jaar geleden heeft J. P. Thijsse
ook een ontmoeting met C. pratensis.
„Het zijn pinksterbloemen die zich in ijle
trossen verheffen op zacht getinte groen
grijze of bruinige stengels, bezet met fijn
verdeeld lof. Dit is het vriendje van de
voorjaarsvlinder. In volle zonneschijn
ontplooien zich de mooie knopjes, maar
als de open bloemen door een mals april-
buitje wordt verrast, dan buigen zich de
bloemsteeltjes en de droppels vallen op
de kelkblaadjes zonder de honing of
stuifmeel te deren. Dat vlindertje is de
Oranjevlinder of Peterseliebeestje. Die
zoekt de pinksterbloem op om eitjes te
leggen."
Oranjetip
Dat vlindertje van Thijsse heet nu
Oranjetip of Peterselievlinder. Ontwaakt
in april uit de pop en gaat dan regelrecht
op pad om een partner te zoeken. Het is
namelijk niet alleen tijd om op te staan
maar ook moet er voor nageslacht wor
den gezorgd. Zo ziet u om deze tijd de
mannetjes met oranje op de voorvleugels
afspraakjes maken met de witte dames
waarvan de vleugeltoppen zwart zijn
getekend. Nu zegt ons Vlinderboek dat
er ook wel eens exemplaren worden aan
getroffen waarvan de ene helft de teke
ning van het mannetje vertoont en de
andere helft die van het vrouwtje. Maar
daar trekken die vlindertjes zich natuur
lijk niets van aan. Ze worden het onder
ling best eens. Dat zijn ze in ieder geval
met hun camouflage. De onderkant van
de vleugels zijn wit en groen gescha
keerd. Een prima schutkleur. Met dicht-
gevouwen vleugels zijn ze zo haast niet
te ontwaren tussen de kleuren van lichte
bloemen. Zoals die van de pinkster
bloem.
Als we de heren zo bezig zien dan flad
deren ze zo maar een beetje heen en
weer. Wat doen ze eigenlijk? Nou
gewoon, hun territorium verdedigen. De
dames gaan veel verder van huis.
Moeten ook wel. Voedselplanten voor
hun larven staan niet altijd om de hoek.
En dat kleine grut is niet met de eerste de
beste tevreden. Ze hebben voorkeur voor
kruisbloemigen. De veldkers en pinkster
bloem zijn daarbij favoriet. Als de rup
sen uit het ei kruipen krijgen ze al gauw
bezoek van de mieren. Waarom? Ze zijn
bezet met lange haren en die scheiden
een zoete vloeistof af. De mieren zijn
daar dol op. Bladluizen kunnen u daar
alles over vertellen. En nu dat aangekon
digde onderdonsje: de mieren mogen
best van de rupsensuiker eten. Als tegen
prestatie wordt dan wel enige bescher
ming van L. niger verwacht. Dat doen ze
graag want als er geen rupsen meer zijn,
is ook het snoepgoed op.
Schuimbeest
Als de koekoek roept, staat de pinkster
bloem in bloei. En wordt ze her en der
getrakteerd op schuimvlokken. Vooral in
de bladoksels. Een oud volksgeloof zegt
dat dit spuug afkomstig is van de koe
koek. Het zogenaamde koekoeksspog.
Niet waar hoor. In werkelijkheid heeft
dat de larve van het schuimbeestje of
schuimcicade op zijn geweten. Dat dier
tje is ook al belust op het sap van deze
lentebode. De larven steken met grote
gretigheid hun zuigsnuit in de plantede-
len. Wat een drinkebroers zijn dat. De
opgeslurpte vloeistof moet snel het spijs
verteringskanaal passeren omdat er zo
gulzig wordt gedronken. En ook weer
worden geloost.
Wat gebeurt er nu als ze zo schrokkerig
bezig zijn? Dan komen er aan de onder
zijde van het lichp klieren in aktie die
een zeepachtige stof produceren. Zeg
maar een soort zeepsopje. En dat ver
mengt zich dan met het uitgepoepte plan-
tesap. Om er nu nog een mooi schuim-
bed van te maken wordt er vanuit een
speciale lichaamsholte lucht in de sub
stantie geblazen. Ja, dat allemaal gebeurt
nu in en om een larfje van enkele mili-
meters. Een puntje onder het blote oog.
Het volwassen schuimbeestje is een
bleekgroen insekt met voor zijn doen een
grote kop. Een aktief rondspringend dier
tje dat zelf geen schuim maakt. Er moet
wel naar een mededier worden uitgeke
ken om de soort in stand te houden.
Zangcicaden doen dat met lieflijke melo
dietjes vanuit een boom, of zo. Maar die
van ons zitten meestal in het gras en dan
blijkt het moeilijk te zijn elkaar aan te
roepen. Geen nood, ze seinen bood
schappen uit door plantedelen te laten
Habakuk2:20
Het was een woelige, stormachtige tijd
waarin de profeet Habakuk leefde. Het
stormde buiten en binnen. Buiten was
het oordel van God dat over Juda trok,
de Chaldeën voerden het aangekondigde
strafgericht uit en binnenin hem was de
strijd, de aanvechting. Wat hij om zich
heen zag aan oordeel en onrecht dat
maakte hem zo klein, dat maakte zijn
hart bevreesd. Het onrecht van de onder
drukkers, maar daarboven nog de hou
ding van het eigen volk. Want wie dacht
dat ze onder het oordeel zouden leren en
terug keerden naar de wegen van de
Heere hun God, die vergiste zich daarin
deerlijk. De ongerechtigheid leek onder
de slaande hand nog groter te worden.
En daar begreep Habakuk het niet meer
want alles ging maar gewoon door. En
dat was zijn strijd. De Heere scheen bij
dit alles de zwijgende afwezige te zijn.
Overal werd hij omringd door schreeu
wend onrecht en brallende ongerechtig
heid en hij vroeg zich in alle ernst af of
nog iets of iemand dat tot zwijgen kon
brengen.
De goddelozen, die schenen geen zwa
righeid te kennen. Die hadden het hoog
ste woord en maakten de rechtvaardigen
bang met hun overmoedige grootspraak.
Zij ontzien niets en niemand en smaden
daarboven de levende God. Dat was toen
zo en dat is nog zo. En ze schijnen het
echt voor het zeggen te hebben. Maar
toch hebben zij het laatste woord niet,
hoet sterk ze ook lijken te zijn. Wat al
lijkt de Heere soms lang te zwijgen en al
lijkt het wel eens dat de situatie Hem uit
de hand gelopen is, het laatste woord
heeft Hij. Daarom zullen zij die nu zich
zelf verheffen en in snoevende groot
spraak zich verheffen tegen de Heere en
Zijn volk, die zullen straks zwijgen.
Het 'Wee u' staat niet voor niets maar
liefst vijf maal in dit hoofdstuk. Daarmee
wordt gezegd dat God straks zal komen
om rekening en verantwoording te hou
den en wee degenen die zich hebben
overgegeven aan plundering en wreed
heid, die hebben gebouwd op eigen
kracht, die hun medemens te schande
hebben gemaakt en die hun houten en
stenen afgoden hebben groot gemaakt
die stom zijn en zonder geest. Het zwij
gen zal hen dan opgelegd worden, dan
zullen ze hun overmoedige smaad tegen
de Almachtige verschrikt moeten inhou
den. „Zwijg voor Zijn aangezicht, gij
ganse aarde." Straks als de Heere komt
in majesteit en heerlijkheid, dan zal niet
het belangrijkste zijn wat u nu te zeggen
hebt, maar wat zult u dan zeggen voor
Zijn aangezicht. Is er dan nog een woord
over? Maar dan zal het liefst uit schaam
te worden gezwegen. Zwijgen voor het
aangezicht van de Heere. De Heere, Die
zo vaak leek te zwijgen als een afwezige.
Die zal dan blijken de Aanwezige te zijn.
Dat is Hij altijd geweest. Maar de Heere
is in Zijn tempel, in Zijn heiligdom. Van
daaruit regeert Hij. Hij is niet de verre
Afwezige, maar Hij geeft Zijn Woord
met macht. Hij woont met Zijn Woord
temidden van Zijn volk. En als al het
andere allang is verstomd, dan klinkt dat
Woord nog. En dat Woord is er ook nu.
Als Woord van vermaning, maar ook als
Woord van vertroosting. Daarom hoeven
wij eigenlijk niet zo bevreesd te zijn
voor de grootspraak van de wereld. Als
Hij het maar voor het zeggen heeft in de
gemeente en in ons hart, dan mag ons
gebed in alle bestrijding zijn: „Spreek
Heer, want Uw knecht hoort".
En dan mogen ook allen die op Zijn
Woord leerden hopen in de strijd, die
mogen dan verwachtend zwijgen en ze
zullen merken dat de stem van de aan
vechting tot zwijgen wordt gebracht als
we Zijn genadig aangezicht zien zoals
Hij dat openbaart in Zijn Zoon Jezus
Christus. Want Hij komt om de aarde te
richten.
Voor Zijn aangezicht, daar mag dan in
stilheid het vertrouwen zijn en de kracht.
Als de stralen van het troostend levens
licht door de wolken van de vertwijfeling
heenbreken, wees dan stil mijn bange
ziel want Zijn aangezicht is in gunst
gewend tot allen die Hem vrezen. Zijn
gunst voor allen die geen woorden meer
hebben om zichzelf te rechtvaardigen of
te verheffen, waar alleen nog de woorden
zijn: Heere laat toch Uw aangezicht over
mij lichten, wees mij zondaar genadig
om Christus' wil. Zijn aangezicht, dat is
Christus Jezus, in Wie de Heilige God
Zich gewend heeft tot Zijn onheilig volk.
Hij wilde wonen temidden van een
onheilig volk. Zullen wij dan niet zwij
gen in stille aanbidding? De stem van de
bange twijfel en onrust wordt dan alleen
het zwijgen opgelegd als we zien hoe de
Heere door Woord en Geest wonen wil
in Zijn tempel. Zijn gemeente.
En dan zal straks aan het einde der tijden
Zijn aangezicht gezien worden. En dan
zullen wij voor Hem gesteld worden en
spreekt Hij alleen, wij zwijgen. Maar hoe
zal ons zwijgen dan zijn als Hij komt om
de aarde te richten? Wat zal het dan erg
zijn als men daar pas voor het eerst moet
zwijgen. Gedwongen zwijgen. Dat zal
verschrikkelijk zijn. Maar als we hier al
leerden stil te zijn voor Zijn aangezicht,
dan zult u zien, en wie weet hoe gauw
het al zijn zal, dan zult u zien dat het
aangezicht van de Rechter die komt, het
zelfde is als van de Redder, voor Wiens
aangezicht u stil mocht worden in ver
wondering, verwachting en aanbidding.
Zwijg voor Zijn aangezicht gij ganse
aanrde. Het maakt echter wel verschil
hoe. Maar als u hier en nu vertroost werd
door Zijn lieflijk aangezicht in gunst tot
u gewend, dan zal die dag niets dan heer
lijkheid wezen. Om nu al stil te worden
en vol verwachting uit te zien. Aange
moedigd door de boodschap die Mozes
al aan het volk mocht meegeven: de
Heere zal voor ulieden strijden en gij
zult stil zijn (Ex. 14:14).
Blij vooruitzicht dat me streelt.
Den Bommel, ds. A. Vos
In het Diekhuus is tot en met 15 juni een
expositie van foto's van deelnemers aan
de kursus fotografie van de volksuniver
siteit Middelhamis, Alle deelnemers van
deze kursus, die onder leiding stond van
Theo Mastenbroek van fotoclub de
Rarekiek, hebben bijdragen geleverd. In
de kursus werd gewerkt met opdrachten,
de resultaten daarvan zijn in de expositie
te zien: portretten en landschappen
nemen de grootste plaats in.
Bij voldoende belangstelling biedt de
volksuniversiteit ook in het najaar weer
een kursus fotografie aan.
Belangstellenden kunnen intekenen op
een verzendlijst voor informatie. Het
Diekhuus is geopend tijdens kantoortij
den, en in de regel tot 's avonds 22.00
uur.
kritisch selekteren
Tel. (01870)834 77
vibreren. Onderzoekers hebben aange
toond dat ze met geluidstrillingen kon-
takt zoeken.
Zo, dat was een lange zit hier. Blijkbaar
ook voor de waterkippen. Want kijk nu
toch, daar komen ze gezamenlijk tevoor
schijn. Gaan zelfs kalm het water in.
Doen ze nog een rondje? Ja hoor. Zou
het nu toch nog lukken om goede maat
jes te worden met deze gevederde gasten
van de pinksterbloem?
J,v.P.
OUDE TONGE
Vrijdag 5 mei heeft Fanfare-orkest
'Vooruit' uit Oude Tonge onder leiding
van mevr. T. Migchielsen-Muizer een
zeer druk bezocht bevrijdingsconcert in
de Grutterswei verzorgd. Het Fanfare
orkest begeleidde zangeres Sandra
Buseman die een medley van Vera Lynn
zeer intens bracht. Het publiek waardeer
de dit izeer.
Ook het college van B en W van Oost-
flakkee en andere prominente gasten
waren aanwezig. De burgemeester Van
Pelt bracht de oorlog en de bevrijding in
beeld. Hij schetste ons wat er 50 jaar
geleden was gebeurd.
Het orkest dat werd aangekondigd door
dhr. J. Heintjes zorgde voor de juiste
sfeer. De bekende marsen 'De langste
dag', 'Arnhem' en 'The High School
Cadets' bracht de sfeer weer terug.
Tevens werd 'Soldaat van Oranje' van
R. van Otterloo aan het publiek gepre
senteerd.
Met het 'In the Mood' met als solist
Nico Grijpink wist 'Vooruit' het publiek
te bespelen. De prachtige solo 'Memory'
werd gevoelig neergezet door Leonard
Braber op euphonium. Het plechtige slot
van het Wilhelmus gaf aan hoe dankbaar
we moeten zijn met onze demokratie in
Nederland.
Fanfare-orkest 'Vooruit' is weer te
beluisteren op 3 juni a.s. op een zomer
avondconcert op de Kaai in Oude
Tonge, in samenwerking met het Leer-
lingenorkest en de Blaaskapel 'Achter
uit'. De aanvang is om 20.00 uur.
Tijdens de braderie op 16 juni zal het
De afdeling Middelharnis/Sommelsdijk
van de Nederlandse Bond van Platte
landsvrouwen houdt haar laatste afde
lingsavond van dit seizoen donderdag 18
mei in het 'Diekhuus', Beneden Zandpad
7 te Middelhamis. De avond begint om
19.45 uur.
Mevrouw Henny Krabbendam zal samen
met haar man, de avond verzorgen met
het onderwerp: Nationale Streekdrachten
en Folklore.
Een expositie van in Nederlandse kleder
drachten gestoken poppen van alle pro
vincies, waarbij de nadruk ligt op de
nationale streekdrachten en niet op de
poppen, want die dienen slechts om de
klederdrachten te tonen.
Een gemoedelijk praatje en gelegenheid
tot het stellen van vragen.
Een kwis over het onderwerp.
Introducees zijn van harte welkom,
alleen zal van hen een bijdrage in de kos
ten gevraagd worden van 2,50.
op zondag 21 mei a.s. is er weer een
interkerkelijke kerkdienst voor verstan
delijk gehandicapten in de Gereformeer
de Kerk te Middelhamis. De aanvang
van deze dienst is om kwart voor drie.
In deze dienst hoopt voor te gaan ds. H.
Out.
U bent van harte welkom; uw aanwezig
heid wordt op prijs gesteld.
orkest ook voor u een avondconcert
verzorgen. Dit gebeurt op het terrein
van het Bolbaeken.
Verbmi uit de eerste jBren
vancfe
Middernacht zending
liiiiQiliiilijqiiïMAi^s
-44-
„Ja, Horringa. Is u te spreken? Belang
rijk nieuws over het verdwenen meisje, u
weet wel. Watblief? Ja, ik weet ze. Wan
neer? Over een klein uurtje? Goed. Ik
kom bij u".
In gedachten ging hij aan tafel zitten;
dronk gedachtenloos schijnbaar zijn kop
koffie leeg.
„Je blijft wel eten, niet?" vroeg hij Klaas
Boer. „We kunnen dan onmiddellijk naar
het politiebureau, waar je het verhaal
kunt doen. En dan moeten we eens
zien..."
Onder het eten sprak Horringa zo goed als geen
woord. Klaas Boer kende hem nu al: niets zeggen;
hij overwoog een plan de campagne; om Marie te
redden, zo God wilde, uit vreselijke klauwen.
„Zó moet het", dacht hij hardop, enige tijd later.
Zijn vrouw lachte toch even. Klaas kon het ook
niet laten. Horringa keek verbaasd, 't Was, of hij
niet in het vertrek was geweest. Zijn bord was
leeg. Hij wist er niets van
„Ik moet'met haar praten. Misschien lukt het. Op
listige wijze. Oprecht als de duiven, maar listig als
de slangen. Maar ik moet bekennen, dat ik, om
haar te pakken te krijgen, niet geheel oprecht kan
zijn. Toch zie ik geen andere weg".
De twee vroegen niet, welk plan hij had. Vermoe
delijk zou Horringa dat niet eens verteld hebben.
Hij moest trouwens nog met de politie overleggen.
„Dus tóch een meisje, waar een steekje aan los is",
zei de hoofdinspekteur, toen hij het verhaal van
Boer gehoord had.
Horringa haalde de schouders op.
„Misschien. Misschien ook niet. U weet er alles
van. Dat wijf daar.
„Ik heb er heel wat voor over, om haar te pakken
te krijgen. Maar ja, wat er aan te doen, als dat
meisje daar vrijwillig is? Ze is meerderjarig.
„Is-zij-er-vrijwillig?" vroeg Horringa, langzaam.
„Dat moet uitgezocht worden. Ik twijfel er voor
lopig nog aan".
„Hoe moet dat uitgezocht worden?"
Klaas Boer verbaasde zich in stilte er over, dat die
hoofdinspekteur Horringa vroeg. Maar hij kon
weten, dat deze laatste meermalen de politie had
geraden en met succes. „Ik weet op het ogenblik
maar één weg", zei Horringa. „U ontbiedt haar op
het bureau hier. Ik zal, met uw toestemming, dan
hier zitten en met haar praten. Ik alleen. Morgen
ochtend. Vanavond kan er nog wel een briefje aan
haar adres bezorgd worden".
„Maar u snapt toch wel, dat zij niet komt?! Ze
ruikt natuurlijk lont en verdwijnt vanavond nog!"
De hoofdinspekteur kon niet begrijpen, hoe Hor
ringa zo naïef kon zijn, dit keer.
„Als u er anders niets bij vermeld, ja! Dan zal dat
mens wel zorgen, dat Marie verdwijnt. Want met
de politie komt zij niet graag in aanraking. Maar
als u er bij schrijft, dat u van Marie Lokkerse in
lichtingen wil hebben over mevrouw Verlaar, waar
zij dienstbode is geweest, tien tegen één, dat zij
dan komt! Ali Strooveer, alis Madame Machia-
velli, zal haar dan niet tegenhouden. Want dan
maakt zij zich bij de politie verdacht. Zij zal Marie
wel op de een of andere wijze pressen, om te ver
klaren, voor het geval dat het ter sprake kwam, dat
zij vrijwillig bij haar is. Maar dat hoop ik dan wel
in orde te maken. Me dunkt, dat is de enige weg,
het meisje hier te krijgen. Ofu moest een beter
weten?"
„Nee, ik heb u begrepen. Het briefje gaat straks
nog weg. De ganse avond en nacht laat ik het huis
in de gaten houden. Vertrekt het meisje tóch, dan
komen we wel te weten, waar zij is. Ik hoop, dat
uw plan slaagt. Mogelijk komen we dan ook iets te
weten van de duistere praktijken van Ali Stroo
veer", zei de hoofdinspekteur.
De volgende morgen even vóór tien uur was
Horringa present. Hij installeerde zich in het werk
vertrek van de hoofdinspekteur, die zich verborg
in een diepe kast, om alles te kunnen horen, ten
einde, zo nodig, als politieman, proces-verbaal van
eventuele, bezwarende mededelingen te kunnen
opmaken.
De list van Horringa slaagde volkomen. Precies
tien uur verscheen Marie in het vertrek, waar Hor
ringa haar een stoel bood, terwijl hij haar intussen
opmerkzaam beschouwde: een knap meisje, maar
toch niet zo knap, als hem was afgeschilderd; mo
gelijk had zij al iets ergs achter de rug; hij ging het
vermoeden; nerveus, met angst in de bruine ogen;
bang hem even aanziend; dan de ogen neerslaand;
nee, dat was géén slecht meisje; Horringa zag het
met één oogopslag; hij kende die echte exempla
ren door en door; die keken hem brutaal aan: „Wat
heb jij met mij te maken, ik ben toch mijn eigen
baas?"
„Juffrouw Lokkerse", zei hij vriendelijk en met
zulk een zachte klank in zijn stem, zo vol medelij
den, dat Marie toch even verbaasd opkeek, „u
komt uit Grol, nietwaar?"
Marie knikte.
„Ja, dat is mij bekend. Kent u daar Sinke en een
zekere Jaap Folmer?"
Het meisje bewoog zich onrustig op haar stoel;
keek naar de deur, welke beweging Horringa niet
ontging.
„Er gebeurt je niets. Marie. Maar je kunt hier niet
weg, vóór je enkele inlichtingen gegeven hebt.
Weet je, wie ik ben?" En ziende haar angstige,
verbaasde blik, zij begreep blijkbaar niets meer
van het onderhoud: „Ik ben niet van de politie,
hoor, al zit ik hier. Mijn naam is Horringa en ik
ben hier in de stad de leider van de Middernacht-
zending. Nooit van gehoord, zeker?"
„Ik moest hier inlichtingen geven over mevrouw
Verlaar", zei Marie, even heftig. „Dat komt mis
schien nog wel. We praten eerst over iets anders.
Ik kan je meedelen, dat je moeder het heel goed
maakt. Zij is alleen erg ongerust en zou wel willen
dat je naar huis kwam. Je bent daar altijd welkom.
In alle omstandigheden. Dat weet je wel, hè.
Marie?"
Horringa wist, hoe hij zulk een patiënte moest aan
pakken. Er moest een gevoelige snaar worden aan
geroerd. Hij was er van overtuigd, dat Marie in de
voorbije dagen veel aan moeder en aan huis had
gedacht. Met voldoening zag hij, hoe een smarte
lijke trek op het gezicht van het meisje kwam; een
trek, die hem nog pijnlijker aandeed dan de wan-
hoopsblik van even geleden.
„En je zusje Mieke vraagt ook al, waarom je niet
meer schrijft en waarom je niet komt; je had toch
beloofd, een paar dagen te zullen komen;' dat kind
veriangt zo naar je, dat is bar; zou je niet eens naar
huis schrijven?"
Het hoofd van Marie zakte. Maar zij zweeg.
„Ik ben nooit in Grol geweest. Maar ik heb wel
begrepen, dat het een aardig dorp moet zijn; met
aardige mensen, want die Sinke en die Folmer
komen helemaal uit Grol naar hier, om voor je
moeder na te gaan, waar jij toch wel gebleven
bent; nu, je bent gevonden; nu komt het wel in
orde; je hoeft helemaal niet bang te zijn, hoor; ik
zie, dat je bevreesd bent, maar dat is niet nodig; je
bent hier zo veilig als wat; hoe lang ben je daar
eigenlijk al?"
De stem van Horringa bleef vol medelijden. Hij
bemerkte, hoe hij grote invloed had op Marie. Nog
even.Daar had je het al!
Volop in blad en bloei is deze pinksterbloem een vrolijk behangetje voor de duiker.
En een zeer gewaardeerde gastplant voor watervogels en insekten.
NVM,
(wordt vervolgd