EIIIVIIDEII-tllEUWS Overdenking uit de Heilige Schrift Geslaagd bevrijdingsGonGert (19 DE GAPEMIE AFGROMD Foto-expositie in Diekhuus hypotheek op maat- Makelaar Tamboer Nat. streekdrachten en folklore Aangepaste kerkdienst VERVOLGVERHAAL 2e Blad VRIJDAG 12 MEI 1995 No. 6400 De kop van een sloot langs een drukke polderweg. Vrachtverkeer en landbouwmachines doen ook dit plekje Oudeland soms schudden onder de passerende tonnages. Maar dat is toch geen bezwaar voor de familie G. chloropus om er te gaan wonen. De waterhoentjes hebben immers een duiker bij de vlerken als er een keer gevaar dreigt. En wanneer luidt voor hen de alarmbel? Wel, als nieuwsgierige fietsers hun hoofd over de taludrand steken. Al een paar jaar komen we bij deze medebewo ners aan de deur. Vriendschap sluiten? Nee hoor. Zodra we ons rijwiel parkeren volgt er een gespetter en watertrappend reppen de waterhoentjes zich de buis in. Ook vandaag. Nu gaan we er echer toch een poosje bij zitten. Want op deze paar vierkante meter Flakkee gebeurt nog veel meer zo rond het gezinsleven van de ral- IJle trossen De natuur heeft naast de pijp een pink- sterbloem geplant. Die staat nu in volle bloei en bedekt geurend en kleurend met blad en bloesem de kale, ronde wanden van des vogels onderduik-adres. Deftig heet de plant Cadamine pratensis. Vanuit een wortelrozet heeft ze holle, onvertakte stengels langs de waterdoorgang naar boven gestuurd. Elke stengel pronkt met een trosje lila of witte bloemen. Ze kan wel veertig centimeter lang worden, zegt Wilde Bloemen. Onze plant heeft zich extra uitgestrekt. Daar komen vanzelf veel insekten op af. En waterhoentjes lusten die kriebelbeestjes ook graag. Wie weet, hebben flora en fauna hier een afspraak gemaakt. Want er worden rond de duiker meer onderonsjes gepleegd. Tachtig jaar geleden heeft J. P. Thijsse ook een ontmoeting met C. pratensis. „Het zijn pinksterbloemen die zich in ijle trossen verheffen op zacht getinte groen grijze of bruinige stengels, bezet met fijn verdeeld lof. Dit is het vriendje van de voorjaarsvlinder. In volle zonneschijn ontplooien zich de mooie knopjes, maar als de open bloemen door een mals april- buitje wordt verrast, dan buigen zich de bloemsteeltjes en de droppels vallen op de kelkblaadjes zonder de honing of stuifmeel te deren. Dat vlindertje is de Oranjevlinder of Peterseliebeestje. Die zoekt de pinksterbloem op om eitjes te leggen." Oranjetip Dat vlindertje van Thijsse heet nu Oranjetip of Peterselievlinder. Ontwaakt in april uit de pop en gaat dan regelrecht op pad om een partner te zoeken. Het is namelijk niet alleen tijd om op te staan maar ook moet er voor nageslacht wor den gezorgd. Zo ziet u om deze tijd de mannetjes met oranje op de voorvleugels afspraakjes maken met de witte dames waarvan de vleugeltoppen zwart zijn getekend. Nu zegt ons Vlinderboek dat er ook wel eens exemplaren worden aan getroffen waarvan de ene helft de teke ning van het mannetje vertoont en de andere helft die van het vrouwtje. Maar daar trekken die vlindertjes zich natuur lijk niets van aan. Ze worden het onder ling best eens. Dat zijn ze in ieder geval met hun camouflage. De onderkant van de vleugels zijn wit en groen gescha keerd. Een prima schutkleur. Met dicht- gevouwen vleugels zijn ze zo haast niet te ontwaren tussen de kleuren van lichte bloemen. Zoals die van de pinkster bloem. Als we de heren zo bezig zien dan flad deren ze zo maar een beetje heen en weer. Wat doen ze eigenlijk? Nou gewoon, hun territorium verdedigen. De dames gaan veel verder van huis. Moeten ook wel. Voedselplanten voor hun larven staan niet altijd om de hoek. En dat kleine grut is niet met de eerste de beste tevreden. Ze hebben voorkeur voor kruisbloemigen. De veldkers en pinkster bloem zijn daarbij favoriet. Als de rup sen uit het ei kruipen krijgen ze al gauw bezoek van de mieren. Waarom? Ze zijn bezet met lange haren en die scheiden een zoete vloeistof af. De mieren zijn daar dol op. Bladluizen kunnen u daar alles over vertellen. En nu dat aangekon digde onderdonsje: de mieren mogen best van de rupsensuiker eten. Als tegen prestatie wordt dan wel enige bescher ming van L. niger verwacht. Dat doen ze graag want als er geen rupsen meer zijn, is ook het snoepgoed op. Schuimbeest Als de koekoek roept, staat de pinkster bloem in bloei. En wordt ze her en der getrakteerd op schuimvlokken. Vooral in de bladoksels. Een oud volksgeloof zegt dat dit spuug afkomstig is van de koe koek. Het zogenaamde koekoeksspog. Niet waar hoor. In werkelijkheid heeft dat de larve van het schuimbeestje of schuimcicade op zijn geweten. Dat dier tje is ook al belust op het sap van deze lentebode. De larven steken met grote gretigheid hun zuigsnuit in de plantede- len. Wat een drinkebroers zijn dat. De opgeslurpte vloeistof moet snel het spijs verteringskanaal passeren omdat er zo gulzig wordt gedronken. En ook weer worden geloost. Wat gebeurt er nu als ze zo schrokkerig bezig zijn? Dan komen er aan de onder zijde van het lichp klieren in aktie die een zeepachtige stof produceren. Zeg maar een soort zeepsopje. En dat ver mengt zich dan met het uitgepoepte plan- tesap. Om er nu nog een mooi schuim- bed van te maken wordt er vanuit een speciale lichaamsholte lucht in de sub stantie geblazen. Ja, dat allemaal gebeurt nu in en om een larfje van enkele mili- meters. Een puntje onder het blote oog. Het volwassen schuimbeestje is een bleekgroen insekt met voor zijn doen een grote kop. Een aktief rondspringend dier tje dat zelf geen schuim maakt. Er moet wel naar een mededier worden uitgeke ken om de soort in stand te houden. Zangcicaden doen dat met lieflijke melo dietjes vanuit een boom, of zo. Maar die van ons zitten meestal in het gras en dan blijkt het moeilijk te zijn elkaar aan te roepen. Geen nood, ze seinen bood schappen uit door plantedelen te laten Habakuk2:20 Het was een woelige, stormachtige tijd waarin de profeet Habakuk leefde. Het stormde buiten en binnen. Buiten was het oordel van God dat over Juda trok, de Chaldeën voerden het aangekondigde strafgericht uit en binnenin hem was de strijd, de aanvechting. Wat hij om zich heen zag aan oordeel en onrecht dat maakte hem zo klein, dat maakte zijn hart bevreesd. Het onrecht van de onder drukkers, maar daarboven nog de hou ding van het eigen volk. Want wie dacht dat ze onder het oordeel zouden leren en terug keerden naar de wegen van de Heere hun God, die vergiste zich daarin deerlijk. De ongerechtigheid leek onder de slaande hand nog groter te worden. En daar begreep Habakuk het niet meer want alles ging maar gewoon door. En dat was zijn strijd. De Heere scheen bij dit alles de zwijgende afwezige te zijn. Overal werd hij omringd door schreeu wend onrecht en brallende ongerechtig heid en hij vroeg zich in alle ernst af of nog iets of iemand dat tot zwijgen kon brengen. De goddelozen, die schenen geen zwa righeid te kennen. Die hadden het hoog ste woord en maakten de rechtvaardigen bang met hun overmoedige grootspraak. Zij ontzien niets en niemand en smaden daarboven de levende God. Dat was toen zo en dat is nog zo. En ze schijnen het echt voor het zeggen te hebben. Maar toch hebben zij het laatste woord niet, hoet sterk ze ook lijken te zijn. Wat al lijkt de Heere soms lang te zwijgen en al lijkt het wel eens dat de situatie Hem uit de hand gelopen is, het laatste woord heeft Hij. Daarom zullen zij die nu zich zelf verheffen en in snoevende groot spraak zich verheffen tegen de Heere en Zijn volk, die zullen straks zwijgen. Het 'Wee u' staat niet voor niets maar liefst vijf maal in dit hoofdstuk. Daarmee wordt gezegd dat God straks zal komen om rekening en verantwoording te hou den en wee degenen die zich hebben overgegeven aan plundering en wreed heid, die hebben gebouwd op eigen kracht, die hun medemens te schande hebben gemaakt en die hun houten en stenen afgoden hebben groot gemaakt die stom zijn en zonder geest. Het zwij gen zal hen dan opgelegd worden, dan zullen ze hun overmoedige smaad tegen de Almachtige verschrikt moeten inhou den. „Zwijg voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde." Straks als de Heere komt in majesteit en heerlijkheid, dan zal niet het belangrijkste zijn wat u nu te zeggen hebt, maar wat zult u dan zeggen voor Zijn aangezicht. Is er dan nog een woord over? Maar dan zal het liefst uit schaam te worden gezwegen. Zwijgen voor het aangezicht van de Heere. De Heere, Die zo vaak leek te zwijgen als een afwezige. Die zal dan blijken de Aanwezige te zijn. Dat is Hij altijd geweest. Maar de Heere is in Zijn tempel, in Zijn heiligdom. Van daaruit regeert Hij. Hij is niet de verre Afwezige, maar Hij geeft Zijn Woord met macht. Hij woont met Zijn Woord temidden van Zijn volk. En als al het andere allang is verstomd, dan klinkt dat Woord nog. En dat Woord is er ook nu. Als Woord van vermaning, maar ook als Woord van vertroosting. Daarom hoeven wij eigenlijk niet zo bevreesd te zijn voor de grootspraak van de wereld. Als Hij het maar voor het zeggen heeft in de gemeente en in ons hart, dan mag ons gebed in alle bestrijding zijn: „Spreek Heer, want Uw knecht hoort". En dan mogen ook allen die op Zijn Woord leerden hopen in de strijd, die mogen dan verwachtend zwijgen en ze zullen merken dat de stem van de aan vechting tot zwijgen wordt gebracht als we Zijn genadig aangezicht zien zoals Hij dat openbaart in Zijn Zoon Jezus Christus. Want Hij komt om de aarde te richten. Voor Zijn aangezicht, daar mag dan in stilheid het vertrouwen zijn en de kracht. Als de stralen van het troostend levens licht door de wolken van de vertwijfeling heenbreken, wees dan stil mijn bange ziel want Zijn aangezicht is in gunst gewend tot allen die Hem vrezen. Zijn gunst voor allen die geen woorden meer hebben om zichzelf te rechtvaardigen of te verheffen, waar alleen nog de woorden zijn: Heere laat toch Uw aangezicht over mij lichten, wees mij zondaar genadig om Christus' wil. Zijn aangezicht, dat is Christus Jezus, in Wie de Heilige God Zich gewend heeft tot Zijn onheilig volk. Hij wilde wonen temidden van een onheilig volk. Zullen wij dan niet zwij gen in stille aanbidding? De stem van de bange twijfel en onrust wordt dan alleen het zwijgen opgelegd als we zien hoe de Heere door Woord en Geest wonen wil in Zijn tempel. Zijn gemeente. En dan zal straks aan het einde der tijden Zijn aangezicht gezien worden. En dan zullen wij voor Hem gesteld worden en spreekt Hij alleen, wij zwijgen. Maar hoe zal ons zwijgen dan zijn als Hij komt om de aarde te richten? Wat zal het dan erg zijn als men daar pas voor het eerst moet zwijgen. Gedwongen zwijgen. Dat zal verschrikkelijk zijn. Maar als we hier al leerden stil te zijn voor Zijn aangezicht, dan zult u zien, en wie weet hoe gauw het al zijn zal, dan zult u zien dat het aangezicht van de Rechter die komt, het zelfde is als van de Redder, voor Wiens aangezicht u stil mocht worden in ver wondering, verwachting en aanbidding. Zwijg voor Zijn aangezicht gij ganse aanrde. Het maakt echter wel verschil hoe. Maar als u hier en nu vertroost werd door Zijn lieflijk aangezicht in gunst tot u gewend, dan zal die dag niets dan heer lijkheid wezen. Om nu al stil te worden en vol verwachting uit te zien. Aange moedigd door de boodschap die Mozes al aan het volk mocht meegeven: de Heere zal voor ulieden strijden en gij zult stil zijn (Ex. 14:14). Blij vooruitzicht dat me streelt. Den Bommel, ds. A. Vos In het Diekhuus is tot en met 15 juni een expositie van foto's van deelnemers aan de kursus fotografie van de volksuniver siteit Middelhamis, Alle deelnemers van deze kursus, die onder leiding stond van Theo Mastenbroek van fotoclub de Rarekiek, hebben bijdragen geleverd. In de kursus werd gewerkt met opdrachten, de resultaten daarvan zijn in de expositie te zien: portretten en landschappen nemen de grootste plaats in. Bij voldoende belangstelling biedt de volksuniversiteit ook in het najaar weer een kursus fotografie aan. Belangstellenden kunnen intekenen op een verzendlijst voor informatie. Het Diekhuus is geopend tijdens kantoortij den, en in de regel tot 's avonds 22.00 uur. kritisch selekteren Tel. (01870)834 77 vibreren. Onderzoekers hebben aange toond dat ze met geluidstrillingen kon- takt zoeken. Zo, dat was een lange zit hier. Blijkbaar ook voor de waterkippen. Want kijk nu toch, daar komen ze gezamenlijk tevoor schijn. Gaan zelfs kalm het water in. Doen ze nog een rondje? Ja hoor. Zou het nu toch nog lukken om goede maat jes te worden met deze gevederde gasten van de pinksterbloem? J,v.P. OUDE TONGE Vrijdag 5 mei heeft Fanfare-orkest 'Vooruit' uit Oude Tonge onder leiding van mevr. T. Migchielsen-Muizer een zeer druk bezocht bevrijdingsconcert in de Grutterswei verzorgd. Het Fanfare orkest begeleidde zangeres Sandra Buseman die een medley van Vera Lynn zeer intens bracht. Het publiek waardeer de dit izeer. Ook het college van B en W van Oost- flakkee en andere prominente gasten waren aanwezig. De burgemeester Van Pelt bracht de oorlog en de bevrijding in beeld. Hij schetste ons wat er 50 jaar geleden was gebeurd. Het orkest dat werd aangekondigd door dhr. J. Heintjes zorgde voor de juiste sfeer. De bekende marsen 'De langste dag', 'Arnhem' en 'The High School Cadets' bracht de sfeer weer terug. Tevens werd 'Soldaat van Oranje' van R. van Otterloo aan het publiek gepre senteerd. Met het 'In the Mood' met als solist Nico Grijpink wist 'Vooruit' het publiek te bespelen. De prachtige solo 'Memory' werd gevoelig neergezet door Leonard Braber op euphonium. Het plechtige slot van het Wilhelmus gaf aan hoe dankbaar we moeten zijn met onze demokratie in Nederland. Fanfare-orkest 'Vooruit' is weer te beluisteren op 3 juni a.s. op een zomer avondconcert op de Kaai in Oude Tonge, in samenwerking met het Leer- lingenorkest en de Blaaskapel 'Achter uit'. De aanvang is om 20.00 uur. Tijdens de braderie op 16 juni zal het De afdeling Middelharnis/Sommelsdijk van de Nederlandse Bond van Platte landsvrouwen houdt haar laatste afde lingsavond van dit seizoen donderdag 18 mei in het 'Diekhuus', Beneden Zandpad 7 te Middelhamis. De avond begint om 19.45 uur. Mevrouw Henny Krabbendam zal samen met haar man, de avond verzorgen met het onderwerp: Nationale Streekdrachten en Folklore. Een expositie van in Nederlandse kleder drachten gestoken poppen van alle pro vincies, waarbij de nadruk ligt op de nationale streekdrachten en niet op de poppen, want die dienen slechts om de klederdrachten te tonen. Een gemoedelijk praatje en gelegenheid tot het stellen van vragen. Een kwis over het onderwerp. Introducees zijn van harte welkom, alleen zal van hen een bijdrage in de kos ten gevraagd worden van 2,50. op zondag 21 mei a.s. is er weer een interkerkelijke kerkdienst voor verstan delijk gehandicapten in de Gereformeer de Kerk te Middelhamis. De aanvang van deze dienst is om kwart voor drie. In deze dienst hoopt voor te gaan ds. H. Out. U bent van harte welkom; uw aanwezig heid wordt op prijs gesteld. orkest ook voor u een avondconcert verzorgen. Dit gebeurt op het terrein van het Bolbaeken. Verbmi uit de eerste jBren vancfe Middernacht zending liiiiQiliiilijqiiïMAi^s -44- „Ja, Horringa. Is u te spreken? Belang rijk nieuws over het verdwenen meisje, u weet wel. Watblief? Ja, ik weet ze. Wan neer? Over een klein uurtje? Goed. Ik kom bij u". In gedachten ging hij aan tafel zitten; dronk gedachtenloos schijnbaar zijn kop koffie leeg. „Je blijft wel eten, niet?" vroeg hij Klaas Boer. „We kunnen dan onmiddellijk naar het politiebureau, waar je het verhaal kunt doen. En dan moeten we eens zien..." Onder het eten sprak Horringa zo goed als geen woord. Klaas Boer kende hem nu al: niets zeggen; hij overwoog een plan de campagne; om Marie te redden, zo God wilde, uit vreselijke klauwen. „Zó moet het", dacht hij hardop, enige tijd later. Zijn vrouw lachte toch even. Klaas kon het ook niet laten. Horringa keek verbaasd, 't Was, of hij niet in het vertrek was geweest. Zijn bord was leeg. Hij wist er niets van „Ik moet'met haar praten. Misschien lukt het. Op listige wijze. Oprecht als de duiven, maar listig als de slangen. Maar ik moet bekennen, dat ik, om haar te pakken te krijgen, niet geheel oprecht kan zijn. Toch zie ik geen andere weg". De twee vroegen niet, welk plan hij had. Vermoe delijk zou Horringa dat niet eens verteld hebben. Hij moest trouwens nog met de politie overleggen. „Dus tóch een meisje, waar een steekje aan los is", zei de hoofdinspekteur, toen hij het verhaal van Boer gehoord had. Horringa haalde de schouders op. „Misschien. Misschien ook niet. U weet er alles van. Dat wijf daar. „Ik heb er heel wat voor over, om haar te pakken te krijgen. Maar ja, wat er aan te doen, als dat meisje daar vrijwillig is? Ze is meerderjarig. „Is-zij-er-vrijwillig?" vroeg Horringa, langzaam. „Dat moet uitgezocht worden. Ik twijfel er voor lopig nog aan". „Hoe moet dat uitgezocht worden?" Klaas Boer verbaasde zich in stilte er over, dat die hoofdinspekteur Horringa vroeg. Maar hij kon weten, dat deze laatste meermalen de politie had geraden en met succes. „Ik weet op het ogenblik maar één weg", zei Horringa. „U ontbiedt haar op het bureau hier. Ik zal, met uw toestemming, dan hier zitten en met haar praten. Ik alleen. Morgen ochtend. Vanavond kan er nog wel een briefje aan haar adres bezorgd worden". „Maar u snapt toch wel, dat zij niet komt?! Ze ruikt natuurlijk lont en verdwijnt vanavond nog!" De hoofdinspekteur kon niet begrijpen, hoe Hor ringa zo naïef kon zijn, dit keer. „Als u er anders niets bij vermeld, ja! Dan zal dat mens wel zorgen, dat Marie verdwijnt. Want met de politie komt zij niet graag in aanraking. Maar als u er bij schrijft, dat u van Marie Lokkerse in lichtingen wil hebben over mevrouw Verlaar, waar zij dienstbode is geweest, tien tegen één, dat zij dan komt! Ali Strooveer, alis Madame Machia- velli, zal haar dan niet tegenhouden. Want dan maakt zij zich bij de politie verdacht. Zij zal Marie wel op de een of andere wijze pressen, om te ver klaren, voor het geval dat het ter sprake kwam, dat zij vrijwillig bij haar is. Maar dat hoop ik dan wel in orde te maken. Me dunkt, dat is de enige weg, het meisje hier te krijgen. Ofu moest een beter weten?" „Nee, ik heb u begrepen. Het briefje gaat straks nog weg. De ganse avond en nacht laat ik het huis in de gaten houden. Vertrekt het meisje tóch, dan komen we wel te weten, waar zij is. Ik hoop, dat uw plan slaagt. Mogelijk komen we dan ook iets te weten van de duistere praktijken van Ali Stroo veer", zei de hoofdinspekteur. De volgende morgen even vóór tien uur was Horringa present. Hij installeerde zich in het werk vertrek van de hoofdinspekteur, die zich verborg in een diepe kast, om alles te kunnen horen, ten einde, zo nodig, als politieman, proces-verbaal van eventuele, bezwarende mededelingen te kunnen opmaken. De list van Horringa slaagde volkomen. Precies tien uur verscheen Marie in het vertrek, waar Hor ringa haar een stoel bood, terwijl hij haar intussen opmerkzaam beschouwde: een knap meisje, maar toch niet zo knap, als hem was afgeschilderd; mo gelijk had zij al iets ergs achter de rug; hij ging het vermoeden; nerveus, met angst in de bruine ogen; bang hem even aanziend; dan de ogen neerslaand; nee, dat was géén slecht meisje; Horringa zag het met één oogopslag; hij kende die echte exempla ren door en door; die keken hem brutaal aan: „Wat heb jij met mij te maken, ik ben toch mijn eigen baas?" „Juffrouw Lokkerse", zei hij vriendelijk en met zulk een zachte klank in zijn stem, zo vol medelij den, dat Marie toch even verbaasd opkeek, „u komt uit Grol, nietwaar?" Marie knikte. „Ja, dat is mij bekend. Kent u daar Sinke en een zekere Jaap Folmer?" Het meisje bewoog zich onrustig op haar stoel; keek naar de deur, welke beweging Horringa niet ontging. „Er gebeurt je niets. Marie. Maar je kunt hier niet weg, vóór je enkele inlichtingen gegeven hebt. Weet je, wie ik ben?" En ziende haar angstige, verbaasde blik, zij begreep blijkbaar niets meer van het onderhoud: „Ik ben niet van de politie, hoor, al zit ik hier. Mijn naam is Horringa en ik ben hier in de stad de leider van de Middernacht- zending. Nooit van gehoord, zeker?" „Ik moest hier inlichtingen geven over mevrouw Verlaar", zei Marie, even heftig. „Dat komt mis schien nog wel. We praten eerst over iets anders. Ik kan je meedelen, dat je moeder het heel goed maakt. Zij is alleen erg ongerust en zou wel willen dat je naar huis kwam. Je bent daar altijd welkom. In alle omstandigheden. Dat weet je wel, hè. Marie?" Horringa wist, hoe hij zulk een patiënte moest aan pakken. Er moest een gevoelige snaar worden aan geroerd. Hij was er van overtuigd, dat Marie in de voorbije dagen veel aan moeder en aan huis had gedacht. Met voldoening zag hij, hoe een smarte lijke trek op het gezicht van het meisje kwam; een trek, die hem nog pijnlijker aandeed dan de wan- hoopsblik van even geleden. „En je zusje Mieke vraagt ook al, waarom je niet meer schrijft en waarom je niet komt; je had toch beloofd, een paar dagen te zullen komen;' dat kind veriangt zo naar je, dat is bar; zou je niet eens naar huis schrijven?" Het hoofd van Marie zakte. Maar zij zweeg. „Ik ben nooit in Grol geweest. Maar ik heb wel begrepen, dat het een aardig dorp moet zijn; met aardige mensen, want die Sinke en die Folmer komen helemaal uit Grol naar hier, om voor je moeder na te gaan, waar jij toch wel gebleven bent; nu, je bent gevonden; nu komt het wel in orde; je hoeft helemaal niet bang te zijn, hoor; ik zie, dat je bevreesd bent, maar dat is niet nodig; je bent hier zo veilig als wat; hoe lang ben je daar eigenlijk al?" De stem van Horringa bleef vol medelijden. Hij bemerkte, hoe hij grote invloed had op Marie. Nog even.Daar had je het al! Volop in blad en bloei is deze pinksterbloem een vrolijk behangetje voor de duiker. En een zeer gewaardeerde gastplant voor watervogels en insekten. NVM, (wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1995 | | pagina 5