EIIIM1DEri-l1IEm/S
Uit het dagboek van wnd. burg. Ottink,
eerste na-oorlogse burg. van Dirksland
DE GAPENDE
AFGROMI
een huis [Q
verkopen... nvm
Aan de Burgerij van de Gemeenten op
GOEREE EN OVERFLAKKEE.
VERVOLGVERHAAL
2e Blad
DONDERDAG 4 MEI 1995
No. 6398
Van de kinderen van wijlen dlir. Evert Ottink, de man (procuratiehouder
bij fa. Koeman, en vader van 5 kinderen) die na de oorlog door dhr. A.
Fopma districtscommandant Goeree-Overflakkee der Binnenlandse
Strijdkrachten) tot waarnemend burgemeester van Dirksland werd be
noemd en dat twee jaar bleef, kregen we de beschikking over vaders her
inneringen aan die enerverende periode. Die papieren-, maar sprekende
nalatenschap was zó geordend dat het leek alsof dhr. Ottink ze ooit groter
bekendheid had willen geven. Dhr. Ottink overleed in februari 1965 te
Dirksland. We geven een impressie over dat wat een na-oorlogse burge
meester bezig hield.
Op zaterdag 5 mei 1945 was er 'na 5
bange oorlogsjaren van bezetting en el-
lende'eindelijk de bevrijding. Diezelfde
'dag der verlossing' wordt met de Dirks-
landse jeugd een dankdienst gehouden in
de Ned. Herv. Kerk. Het 'Dankt dankt nu
allen God', werd gemeenschappelijk
gezongen alsook de Psalm: Looft God,
Looft Zijn Naam alom.
Het bericht van de capitulatie was 's
morgens om 8 uur door de BBC op de
Nederlandse radio uitgezonden. De capi
tulatie heette 'onvoorwaardelijk' te zijn.
Het in Middelharnis uitgegeven blad
'Opbouw' kwam met een bevrijdings-
nummer waarin Commandant Fopma
zich tot de flakkeese burgerij richtte. Hij
riep daarin op 'met diepe ootmoed dank
te brengen aan den Almachtige, zonder
Wiens wil het mensenwerk der bevrij
ding nimmer tot stand had kunnen ko
men". De bevrijding werd 'het groote
Godsgeschenk' genoemd.
Een plicht
De gave van de bevrijding zou vandaag
nog een feest-, maar morgen een plicht
zijn, zo werd geschreven, „want, we
staan met onze vrijheid in een naakt
land". Opgewekt werd handen, hoofd en
hart te gebruiken om het land weer op te
bouwen.
Het uiteengescheurde, ontwrichtte, bloe
dende volk, zou weer tot één samenle
ving, een betere dan voorheen, moeten
worden gesmeed.
Tot degelijkheid en rechtvaardigheid
werd opgeroepen. Burg. Ottink heeft
daaraan tijdens z'n wnd. burgemeester
schap, van 6 mei 1945 tot 31 oktober
1947, z'n aandeel geleverd.
Toen dhr. Ottink op 6 mei 1945 tot wnd.
burgemeester werd aangesteld bestond
z'n taak - zo schreef dhr. Fopma - voor
lopig in het handhaven van orde en rust
en het kalmhouden van de bevolking
„om optreden van de Duitse Weer-macht
te voorkomen".
Er was voor de benoemde burgemeester
al gauw werk aan de winkel, nl. ervoor te
zorgen dat landeigenaren op zo kort
melijke termijn de in het land geplaatste
palen weg zouden halen en opslaan. Na
dien zouden ze per paal een nader te
bepalen vergoeding krijgen. De Duitsers
waren nog zo coulant te waarschuwen
dat zich op de kop van sommige palen
een springlading zou kunnen bevinden.
DeB.S.
Bij het hem opgelegde handhaven der
orde mocht burg. Ottink rekenen op de
steun van de - in 1944 illegaal gevorm
de - afdeling van de Binnenlandse
Strijdkrachten onder leiding van dhr. L.
Haeck en later dhr. C. Jongejan. In z'n
plakboek heeft dhr. Ottink mooie foto's
van deze B.S.'ers geplakt alsook de foto
die we hierbij afdrukken van een groep
die wat dhr. Ottink betrof een apart
plaatsje verdienden. Het waren de ver
spreiders van 'goede' lektuur tijdens de
bezetting, temidden van het echtpaar
Boogerman 'hetwelk zijn trouwe zorgen
gaf aan een Engelse piloot en die gerui
me tijd verborg'. Op de foto van links
naar rechts: H. J. Spaan, C. Boogerman,
mej. V. d. Wekken, mevr. Boogerman,
mej. Witvliet. Achter Osseweijer, A.
v. d. Hoek jr. en L. Haeck.
De eerste daad die burg. Ottink deed
was, op 7 mei alle gemeente-ambtenaren
een verklaring van onvoorwaardelijke
medewerking en trouw te laten tekenen.
Op dinsdag, de 7e mei, verscheen 'de
lang ontbeerde' telefoongids, met welge
teld de nummers van 13 aansluitingen.
Burg. Ottink had nr. 193, het gemeente
huis 123. „Nog maar enkele aansluitin
gen, doch zij was er weer en dan..., in
nationale kleuren. Een saluut voor de
PTT", schrijft dhr. Ottink enthousiast in
z'n dagboek.
Dhr. Ottink verwierf zich' het gebruik
van de SKODA (van dhr. C. Poortvliet)
die tijdens de oorlogsjaren in de schuur
van J. Buth ondergedoken was geweest.
Bijna zou het wagentje door een majoor
gevorderd zijn geweest maar slagvaardig
als hij moet zijn geweest erkende dhr.
Ottink die vordering niet. Hij maakte er
zelf gebruik van: géén eigen-, doch ge
meentebelang", schreef hij in z'n dag
boek.
Op zaterdag 19 mei was burg. Ottink,
met echtgenote, aanwezig voor het Ge
meentehuis voor de ontvangst van de
geallieerde troepen.
Feest
Voor het houden van 'feestelijkheden in
verband met de bevrijding' was voor
Zuid Holland Zuid in overleg met het
militair gezag de 29e juni vastgesteld.
januari, mracht dhr. Ottink een laatste
groet, namens Dirksland.
...onbekende vriend, het is in woor
den niet uit te drukken wat we mede
aan u verschuldigd zijn. Ver van huis
en haard waart gij toen de dood u
trof. En dhr. Ottink dacht aan de 'fol
terende onzekerheid' voor de nabe
staanden van de overledene. Hij
wenste hem toe te zijn opgenomen in
de rijen der ge zaligden.
In het eerbetoon aan de overledene werd
het Canadese volk dank gebracht voor
zijn aandeel in de bevrijding.
Er werd op de 29e juni een vrolijk feest
gevierd. De prijzen die bij het 'ezelprik-
ken' voor dames en heren boven de 20
jaar waren: een stuk spek, 15 kg. tarwe
bloem, een manchester pantalon, een
japon en een ons tabak (van eigen teelt!)
Ook werden op deze 'gedenkdag der
vrede' zij herdacht die niet meer uit
Duitsland waren teruggekeerd, t.w.
Abraham van Lenten, Jan Vijfhuizen,
Abraham Guldemeester, Leendert Phi-
lippus Knöps, Dimmen Orgers, Jacob de
Geus, Johannis van Gurp, Johannis
Klem, terwijl Leendert Cornells Knöps
en Willem Melissant wel thuisgekomen-,
maar in Dirksland gestorven waren.
De eerste vergadering van hel nieuwe Gemeentebestuur:
Burg. Ottink met Advies-Commissie, de H.H. P. A. Duhen, P. den Duyn, M. J. den Boer.
Het zijn de verspreiders(sters) van 'goede' bestuur tijdens de bezetting, temidden van
liet echtpaar Boogerman, herwelk zijn trouwe zorgen gaf aan een Eng. piloot
en die geruime tijd verborg.
Door de burgemeester van Dirksland
werd een feestcommissie benoemd. De
dag tevoren werden extra levensmidde-
'lenbonnen verstrekt die het de bevolking
mogelijk moesten maken op 29 juni
'enigszins feestelijk te eten'. Dat zal dhr.
Ottink zeker ook een week eerder, op 18
juni, hebben gedaan. Toen zond de
Militaire Commissaris voor Brielle e.o.
het besluit door van de Militaire Com
missaris voor de Prov. Zuid Holland
houdende de definitieve aanwijzing van
dhr. Ottink tot 'fungeerend' burgemees
ter.
Het was het begin van een drukke perio
de waaraan in het plakboek nog tal van
uitnodigingen en aantekeningen herinne
ren. De eerste 'uitnodiging van kerkelij
ke zijde' kwam van de Ger. Gem. tot bij
woning van de samenkomst met de uit
Duitsland teruggekeerde jongemannen
op donderdag 28 juni. De brief die scri
ba, ouderling G. van 't Geloof schreef
vonden we in het plakboek terug.
Een van de mooiste dagen...
De voorgenomen feestdag op de 29e juni
noemt dhr. Ottink 'een van de mooiste
dagen tijdens mijn bestuursperiode'.
'Een zeer geslaagd feest, een uitnemende
Feestcommissie'. Er was vlaghijsen, een
muzikale optocht, een 'gemeenschappe
lijke kerkelijke samenkomst' waarin ds.
Bel en ds. v. d. Wal voorgingen en de
kranslegging op het graf van een onbe
kende Canadese militair. Wnd. burg.
Ottink zal daar velen hebben ontroerd.
Hij dankte voor Gods hulp en de door de
bevrijders getoonde heldhaftigheid. Aan
de onbekende militair, gesneuveld op 25
Het onderwijs
op 19 juli liet de burgemeseter een
schrijven verspreiden waarin werd aan
gekondigd dat het onderwijs weer 'in
vollen omvang' was aangevangen. In het
schrijven een krachtige oproep aan de
ouders de kinderen naar school te sturen,
want, schreef dhr. Ottink, het waren door
de geschiedenis vaak personen van een
voudige kom-af die groote daden hebben
verricht, mogelijk doordat ze gedegen
kennis bezaten. De eerste stap daartoe is
het lager onderwijs, beval dhr. Ottink
aan.
Hij richtte zich ook tot de kinderen:
„Begeeft u met vreugde en energie
aan den arbeid. Hoe jong gij ook
zijt, ons land heeft straks misschien
meer dan ooit behoefte aan men-
schen die tot iets in staat zijn. Gij
kunt niets bereiken door niets aan
te pakken. Er is echter een kans om
iets te bereiken door aan te pakken.
En met Gods hulp kan een ieder, op
welke plaats hij ook gesteld is, zijn
plicht doen en medewerken".
Dat wordt uit het plakboek duidelijk dat
dhr. Ottink z'n waarnemend burgemees
terschap van harte heeft beleefd. Op 16
augustus hield hij een roerend betoog
toen 'den gehaten Japanner' had gecapi
tuleerd. Aan 't eind van z'n betoog vroeg
dhr. Ottink ieder 'het al oude Wilhel
mus' aan te heffen. De vrede was weer
gekeerd, op aarde.
„...het is u wel een groot voorrecht dat
tijdens uw regeering in Dirksland zovele
historische gebeurtenissen van ongeken
de omvang mogen worden herdacht en
gevierd", schreef hem dokter van Duyn.
De Dirkslandse BS-groep.
Veel aktie
In het vervolg van het bijzonder interes
sante plakboek telkens tekenen van grote
aktie, waarbij de wnd. burgemeester
steevast werd betrokken, op 27 septem
ber 1945 een bespreking tot oprichting
van een vrijwillige brandweer en in sep
tember de eerste besprekingen tot oprich
ting van een Verenigingsgebouw. Tot
dan was het behelpen met 'eenige zalen
en ruimten welke echter wel door nie
mand zullen worden aangemerkt als voor
dat doel geschikt'.
Koninklijk bezoek
Het Koninklijk bezoek door Prinses Ju
liana en Prins Bernhard op 27 oktober
1947 was stellig een van de hoogtepun
ten voor dhr. Ottink.
Van de bevolking verwachtte de burge
meester een massale vlaggentooi en van
de winkeliers werd gevraagd de etalage-
lichten zoveel mogelijk te doen uitstralen
opdat het gehele af te leggen parcours
een zee van licht zou zijn.
Per 1 november 1947 werd dhr. D. van
Heyst tot Dirkslands nieuwe burgemees
ter benoemd. Dhr. Ottink kon een prach
tige periode afsluiten. De Commissaris
der Koningin schreef hem een waarde
rende brief waarin hij dhr. Ottink dankte
voor de betoonde toewijding.
Het nagelaten plakboek geeft daar nog
getuigenis van.
met optimaal resultaat
Makelaar Tamboer
Tel. (01870)8 34 77
Het einde van de tyrannic is aangebroken!
Nederland is van den vijand bevrijd!
Medeburgers
Leve de herkregen vrijheid en onafhankelijkheid!!!
Leve de Koningin!!!
Leve het Vaderland!!!
A. FOPMA.
VerhüAi uit de mmte jaren
van de
Middernacht zending
ll^gHIII,^^ Kii^^]^|i|j|ii
-42-
Met Gods leidingen het,eens zijn, als het
naar je zin gaat, dat is een klein kunstje.
Jaap! Maar berusten, als het niet naar je
zin gaat; als alles je tegenloopt; als God
komt met Zijn raadselachtige, voor men
sen raadselachtige, leidingen, dat is de
kunst! En die heeft een mens niet van
zichzelf. Jaap! Dan moet je de handen
vouwen en dan moet je om genade en
kracht smeken, om te dragen, dat, wat
pijn doet en leed veroorzaakt; wat wondt
en snijdt door de ziel.
Dat wist Jaap Folmer. Hij wist de weg.
En met één forse ruk smeet hij satan, die hem
zulke vreemde, zondige gedachten gaf, van zich
af. Om alles te geven in handen van God, zijn God
óók.
Die avond, na het eten, zij gebruikten het maal bij
Horringa en hadden gezellige, leerzame gesprek
ken, ging Horringa even op onderzoek uit. Na een
uurtje was hij weer terug.
„Ik ben bij mevrouw Verlaar geweest. Die kan mij
niet inlichten, meende zij. Over Marie had zij geen
enkele klacht. Het speet haar, dat het meisje ver
trok, om winkeljuffrouw te worden. Het hart zat
wat hoog, vertelde zij. Nu, dat klopt. Zij vond, dat
zij boven haar middelen gekleed ging, de laatste
tijd. Dat is altijd een verdacht teken. Ik hield die
mededeling vast. Ook vernam ik, dat Marie enige
tijd een vriendin had gehad, het meisje van de
overkant. Ik er op af. Nu, dat was niet een katje,
om zonder handschoenen aan te pakken. Een echt
meisje uit de stad; gewiekst en gehaaid. Met een
mondje, dat niet voor de poes was. Toch een fideel
kind, leek het mij toe. De vriendschap was uitge
raakt. Want Marie had kennis aan een mijnheer,
die zij in een dancing, dat is een danshuis, hadden
ontmoet. Zij had Marie gewaarschuwd. Dat liep
vast mis. Zij moest niets van die heren hebben, zei
ze. Heel verstandig van dat kind. Maar goed.
Marie dacht er blijkbaar anders over, want zij gaf
de vriendschap - overigens was die vriendschap
niet goed, dat bedoel ik niet; dat meisje kon niet
een goede vriendin voor haar zijn - op voor die
mijnheer. Het is nu zo razend jammer, dat die
vriendin die mijnheer niet kent. Zij had hem wel-
eens meer gezien, zei zij, maar wist zijn naam niet.
Jammer is dat. Dan waren we een stapje verder
geweest allicht. Maar nu weet ik toch wel zoveel.
dat mijn vermoeden, helaas, waarheid zal gaan
vatten. Het staat nu wel voor mij vast, dat Marie
verieid is door het een of andere heerschap. Nu is
nog de vraag, of, dat zei ik vanmiddag reeds, die
verhouding nog bestaat of dat bedoeld heerschap
haar in de steek heeft gelaten en zij van schaamte
en schande zich verbergt of.ja, ik weet het niet,
mensen. We zullen rustig, maar met kracht het
onderzoek voortzetten. Ik ben ook geweest in de
Weeshuisstraat, maar die juffrouw wa^ niet thuis.
We zullen er morgenochtend nog eens op afgaan".
Na in een behoorlijk logement de nacht te hebben
doorgebracht, vertrokken de beide Grollenaars
weer naar huis. De zaak van Marie was in goede
handen, daarvan waren zij overtuigd. Maar dat
was ook alles. Ontmoedigd keerden zij weer.
Sinke zat in zorg over de weduwe Lokkerse, die
brandend van veriangen zou uitzien en wie zij zulk
een vreselijke tijding hadden te brengen. Maar het
moest toch gebeuren, al brak het hart van de moe
der. En als zij nu nog maar iets wisten! Maar
niets... niets...
Jaap had die morgen weer een moedeloze bui ge
had: „We hadden evengoed niet naar hier kunnen
komen", zei hij. Maar op hetzelfde ogenblik zag
hij het onzinnige van die redenering in. Zij wisten
niets. Maar hadden toch veel bereikt. Want de po
litie bemoeide zich met het geval. En mijnheer
Horringa. Op die vertrouwden zij nog meer dan op
de politie, hoewel Horringa pertinent had ver
klaard, dat hij zonder de politie niet werken zou.
Even vóór de trein naar het Zuiden vertrok ver
scheen Horringa, van wie zij de vorige avond
reeds afscheid hadden genomen, op het perron.
„Ik kon jullie toch zó niet laten vertrekken. Nog
een handdruk kan geen kwaad. Die zegt vaak meer
dan woorden kunnen doen. Sterkte op de reis, die
moeilijk is, ik begrijp het. Ik heb de weduwe Lok
kerse een briefje geschreven. Wilt u dat meenemen
en haar geven? Het zegt wel niet veel, maar dan
weet zij toch ook schriftelijk van mij, dat hier hard
zal worden gewerkt, om Marie te vinden. En ik
heb haar - wat kan een broeder in den Heere
anders doen, als zijn zuster in nood en verdriet
verkeert? - gewezen op de liefde van onze God en
Heere, die met dit vreselijke ook Zijn bedoeling
heeft, al zien wij er niets van".
In gedachten verzonken, keerde Horringa terug, de
stad in. Hij voelde met die beide mannen mee: als
je met zo'n ijver naar de stad reist en je moet zó
weer naar huis terug... met een harde boodschap
aan een arme moeder... haar kind spoorloos ver
dwenen, onder de meest vreselijke omstandighe
den...
Kon hij nu maar eens iets uit dat wijf in de Wees
huisstraat loskrijgen, dat hem een stapje verder
bracht! Veel verwachten had hij er niet van. Zo'n
mens, die haar huis beschikbaar stelt voor allerlei
ongerechtigheid, is tot alles in staat. Zeker tot de
grofste liegerij. Ook op dat punt had hij alle moge
lijke ervaringen...
Met de trein, die half zes arriveerde, keerde Klaas
Boer uit Rotterdam terug. Hij ging eerst bij Hor
ringa aan. Want die was zijn beste vriend gewor
den sedert deze het middel was geweest, om hem
terug te houden van een hellend vlak, dat onher
roepelijk op de ondergang aansturen zou.
Op die gedenkwaardige avond, vóór zij op stap
gingen had Horringa aan zijn twee helpers de his
torie verteld van zijn Amsterdamse collega, die
een zedeloos man uit de poel van ongerechtigheid
had gehaald, welke man daarna een trouwe getuige
en helper van de Middemachtzending was gewor
den. Horringa had toen gezegd, dat zoiets hem nog
niet overkomen was. Die zelfde avond werd dat
evenwel een feit. Klaas Boer was teruggehouden
van een verkeerd pad en... sindsdien de trouwe
makker van Horringa. Hij benutte het grootste deel
van zijn vrije tijd, om te werken voor de Midder
nachtzending en was reeds meermalen met Hor
ringa op stap geweest.
Met ontzetting vernam hij het verhaal van Hor
ringa, die hem natuurlijk onmiddellijk op de hoog
te stelde en verder hem vertelde van de tot nu ge
dane onderzoekingen, die niet zo heel veel bete
kenden. Het mens in de Weeshuisstraat had hem
geen stap verder gebracht. Mèt rechercheur Van
Beveren geloofde Horringa, dat zij zelfs de waar
heid sprak. Alleen, dat zij de naam van het heer
schap niet kende, geloofde Horringa niet. Eén
stapje was hij nog verder gekomen: na enige aar
zeling had de vrouw verklaard, dat Marie niet
heren op haar kamer ontving, doch slechts één
kwam vrij geregeld en ook altijd dezelfde. De diag
nose, die Horringa voor zichzelf gemaakt had,
kwam dus aardig uit.
„Als een dokter eenmaal een goede diagnose ge
steld heeft", glimlachte hij, „dan weet hij de mid
delen, om de ziekte te bestrijden, wel te vinden. Zo
ver ben ik nog niet. Boer. Dat arme, verleide kind,
dat in haar trots vermoedelijk gemeend heeft, een
goede partij te zullen doen en zo bedrogen uit
kwam, is verdwenen en ik weet nog geen middel
om haar te vinden. Alle rechercheurs hebben
opdracht, goed uit te zien. Ik zal dat ook doen. We
moeten de straat maar eens op 's avonds. Boer.
(wordt vervolgd)
OPBOUW
Bijna'vijf lange jaren hebben wij gezucht onder den druk der Duitsche bezetting.
De Duitscher heeft onze jongens, in strijd met alle regelen van het volkenrecht, gedeporteerd
en gedwongen in de wapen-industrie des vijands te werken;
De Duitscher heeft ons vee, onze landbouwproducten, onze radiotoestellen, en wat niet al meer,
gestolen
De Duitscher heeft ons onze huizen uitgedreven, velen onzer van het eiland verjaagd, en onze
woningen voor zich zelven in beslag genomen;
De Duitscher heeft onze familieleden en naaste vrienden in gevangenis of concentratiekampen
geworpen, hij heeft ze daar laten doodmartelen, of ze de kogel gegeven;
De Duitscher heeft ons hoogste goed, waarvoor wij immer op de bres gestaan hebben, onze
geestelijke vrijheid, ontnomen of aan knellende banden gelegd;
kortom De Duitscher heeft ons vrije Nederlandsche volk tot slavenvolk gemaakt, voor een
deel met behulp van de N.S.B.-crs, die eigen voordeel boven nationale eer stelden en zich voor
eeretitels en eerebaantjes, geld of goed, met lijf en ziel aan den vijand verkochten 1
Dat alles is nu, Gode zij geloofd en geprezen, ten einde. Wij zijn weer vrij, wij kunnen weer
onszelf zijn
Laat ons daarvoor in diepen ootmoed dank brengen aan den Almachtige, zonder Wiens wil
óok dit mensenwerk onzer bevrijding nimmer tot stand had kunnen komen
Door onze Regeering is via de militaire organisatie van de B.S. het bestuur van ons eiland
in handen gelegd van den Heer A. FOPMA, die zal fungeeren als Districts-Commandant van Goeree
en Overflakkee.
De Districts-Commandant van Goeree en Overflakkee,
MIDDELHARNIS, Mei 1945.