EIIIVI1DEI1-I1IEUV5 Opel 26 jaar marktleider Overdenking VERHUIST PER FEB.1995 NAAR STENEWEG 8 MIDDELHARNIS uit de Heilige Schrift Uitbreiding surfoever Kabbelaarsbank - haven Middelplaat karel maes mastboom Bingo bij buurtver. 'West' DE GAPEMIE AFGRUMH HET "iKUkVENSTER Nederlandse nummer 1 vergroot marktaandeel God weet er van voorstraat 12-14 Sommelsdijk (01870) 86133/86241 Ophalen oud papier VERVOLGVERHAAL 2e Blad VRIJDAG 27 JANUARI 1995 No. 6371 Blik op kerk "^Z en samenleving tj - Feestdagen inleveren? - Geen heilige dagen - Een veeg teken Het was een berichtje dat sommige men sen schokte: vanuit de Raad van Kerken werd de suggestie gedaan een viertal christelijke feestdagen in te leveren ten gunste van de ethnische minderheden (moslims en hindoes), die dan ook vrije dagen zouden kunnen opnemen om hun religieuze feestdagen te kunnen vieren. Gedacht werd aan dagen als tweede kerst-, tweede paas- en tweede pinkster dag, die nu algemeen als vrije dagen worden erkend. Inplaats daarvan zou dan een vrije dag kunnen komen, bijvoor beeld aan het eind van de Ramadan, die voor de moslims van groot belang is. Nu moeten we ons door zo'n voorstel niet meteen van streek laten brengen. In de eerste plaats omdat het inderdaad nog maar een suggestie is, en omdat er nog heel wat water door Rijn, Maas en Schelde zal stromen voordat het werke lijk zo ver komt. Ook voor niet-christe- nen zijn vrije dagen belangrijk en die zullen ze zich niet zómaar laten afpak ken. Maar afgezien daarvan, tweede feestda gen zijn niet heilig! Een aanslag op de rustdag, de dag des Heeren, zoals die nog kortgeleden werd ondernomen is wel wat ingrijpender! De tweede dagen vormen slechts een aanhangsel op de christelijke feestdagen, en velen voor wie de heilsfeiten toch nog wel betekenis hebben, gebruiken deze dagen als uit- gaansdagen. De belangstelling voor de kerkdiensten, als ze op de morgen van zo'n dag noge gehouden worden, is nu in de regel minimaal... Dan moeten we ook niet meteen in het geweer komen als er stemmen opgaan om deze dagen af te schaffen. Bovendien, vanuit de Reformatie gezien staan we niet sterk met onze feestdagen. Calvijn was een uitgesproken tegenstan der van het vieren van die dagen. Voor hem hoefden bijvoorbeeld de Kerstdagen niet zo nodig! Dat hij er toch toe overge gaan is op die dagen kerkdiensten te beleggen en te preken was meer omdat hij van de nood een deugd wilde maken. De mensen waren vrij en als je kerk hield kon je ze tenminste van de straat houden... De geschiedenis heeft zich in ons eigen land herhaald! Vanuit Utrecht, het cen trum van de Nadere Reformatie, werd ervoor geijverd om de feestdagen, voor zover ze niet op zondag vielen, af te schaffen. Maar ook hier was de natuur sterker dan de leer. Om de 'onnutte en schadelijke lediggang te voorkomen' moest er dan maar gepreekt worden! Dat wil niet zeggen dat we nu maar van de feestdagen moeten af zien te komen. Ze zijn nu eenmaal ingeburgerd, en het is een goede zaak dat de gemeente op die dagen samenkomt om de heilsfeiten te herdenken. Al zou enige soberheid ons met name rondom het Kerstfeest, niet misstaan... Juist het feit dat de suggestie om een aantal feestdagen 'in te leveren' is inge geven door de gedachte dat we tegemoet moeten komen aan moslims en hindoes, is een ingrijpende zaak. Ons land is van ouds gestempeld door het christendom en ook onze niet-christelijke landgenoten worden door die feestdagen nog altijd aan dat verleden herinnerd. Het trieste van alles is dat zo'n voorstel komt uit de Raad van Kerken. Niet van buitenaf, maar van binnenuit worden op deze manier de sekularisatie en de ont kerstening bevorderd. En uit de diskussie die erop volgde bleek - o ironie van de geschiedenis! - dat de ethnische minderheden er helemaal niet op zitten te wachten. Bovendien is het de vraag welke feestdagen dan voor de christelijke in de plaats moeten komen. Want de moslims onderling ruzieën voortdurend over de juiste data waarop hun feesten moeten worden gevierd! We hoeven dus voorlopig niet bang te zijn dat we een aantal christelijke feestdagen kwijt zullen raken... Waarnemer Aan de Brouwersdam, tussen de Kabbelaarsbank en haven Middel plaat wordt momenteel een uitbrei ding gerealiseerd van het bestaan de surfgebied Kabbelaarsbank. De capaciteit van het bestaande surfge bied blijkt in het hoogseizoen niet toerei kend voor het aantal surfers dat dan van het gebied gebruik wil maken. Surfers maakten zelfs gebruik van de berg van de parallelweg op de Brouwersdam, het geen een onveilige en vaak ook onhygië nische situatie opleverde. Om aan deze ongewenste situatie een einde ge maken worden momenteel de volgende maatre gelen getroffen. Het gebied tussen de Kabbelaarsbank en haven Middelplaat wordt uitgebreid met een landstrook met daarop de volgende voorzieningen: een groot aantal parkeerplaatsen aan weerszijden van de nieuwe toegangs weg die vlak langs het water loopt; vier nieuwe toilet/douche-gebouwen, ter aanvulling van de reeds bestaande sanitaire voorzieningen op de Kabbelaarsbank; tussen het nieuwe terrein en de paral lelweg komt een brede sloot, met daarachter een nieuwe beplanting zodat het onaantrekkelijk wordt om langs de parallelweg te parkeren. Het is dan niet meer mogelijk om vanaf de parallelweg met een surfplank het Grevelingenmeer te bereiken; voor parkeren op dit surfgebied zul len parkeerautomaten worden geplaatst. De kosten van dit projekt bedragen 1,9 miljoen gulden en worden gedragen door de direktie Openlucht Recreatie van het ministerie van LNV. De voorbereiding van het projekt was in handen van Rijks waterstaat, direktie Flevoland. Opdracht gever is het Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen. Het projekt wordt uitge voerd door Aannemersmaatschappij Hakkers B.V. te Werkendam. Naar ver wachting zal deze nieuwe voorziening nog dit seizoen (juni 1995) gereed zijn. N. A. VAN KEMPEN makelaar o.z., beëdigd taxateur VOOR AL UW TAXATIES Opel Nederland kijkt tevreden terug op de resultaten die in 1994 werden behaald. De eer ste positie op de Nederlandse markt voor nieuwe personen wagens, die Opel sinds 1969 vast in handen heeft, kwam ook het afgelopen jaar geen moment in gevaar. In de stij gende markt zag Opel boven dien kans om zijn aandeel aanmerkelijk te vergroten. In 1994 werden in Nederland 63.581 nieuwe Opel personenwagens ver kocht, een stijging van bijna 8992 exemplaren in vergelijking met het jaar ervoor. Terwijl de totale markt van 391.904 naar 433.913 auto's groeide, wist Opel bovendien zijn marktaandeel te vergroten van 13,93 naar 14,65%. De grootste stijger was duidelijk het nieuwe model Opel Corsa, dat er in zijn eerste volledige jaar op de Nederlandse markt bijna 50% op voor uit ging. Sinds de introductie in april 1993 zijn er al bijna 30.000 van ver kocht. De Corsa gaat dan ook onbe- dreigd aan de leiding in zijn segment. Ook de Opel Omega maakte een fraaie start. Van het jongste model zijn er reeds meer dan 4500 in Nederland geregistreerd. Gemeten vanaf het moment van introductie, in mei 1994, is ook de Opel Omega nummer 1 in zijn klasse. In de markt voor lichte bedrijfswagens behaalde Opel een marktaandeel van 9,96%. De Opel Combo maakte met ruim 3800 stuks een opvallend debuut. Daarmee was hij direkt de meestge- kochte lichte bedrijfswagen in 1994. De meestgekochte auto van Nederland, en daarmee de meestgekochte Opel, was vorig jaar wederom de Opel Astra. Het totaal kwam uit op bijna 30.000 exemplaren. De diverse wijzigingen per modeljaar 1995, met onder meer standaard airbag, hebben de Opel Astra nog aantrekkelijker gemaakt. Opel Nederland ziet de ontwikkelingen in 1995 positief tegemoet. Algemeen direkteur Joop Verdonk: „De markt zal waarschijnlijk nog wat verder stijgen naar 450.000 exemplaren. Daarbij hou den wij een Opel marktaandeel van ongeveer 15% voor een reële moge lijkheid." Een goed voorteken voor het nieuwe jaar is in elk geval de bijzonder gunsti ge ontvangst van de Opel Tigra. Nog voor de officiële verkoopstart, op 31 januari aanstaande, zijn reeds bijna 1500 orders voor de flitsende Opel Tigra genoteerd. „Heere, Gij doorgrondt en kent mij" Psalm 139:1 Het gaat in Psalm 139 over twee deug den, twee eigenschappen van God: over Zijn alwetendheid en over Zijn alomte genwoordigheid. Twee begrippen uit de geloofsleer van de kerk, die nergens hel derder onder woorden gebracht worden, dan juist in deze Psalm. Zijn alwetendheid in de verzen 1-6. Zijn alomtegenwoordigheid in de verzen 7-12. Als de psalmist over deze hoge dingen peinst, dan komt hij er niet uit. Hij ver staat dit niet en moet vol ontzag erken nen: „De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan daar niet bij." Hij gaat over de deugden van God geen theologische verhandeling geven. Deze psalm geeft geen stuk dogmatiek. Dat doen de psalmen nergens. Het zijn veelmeer liederen. Liederen van donker en licht, van pijn en vertroosting, van doorschreide eenzaamheid en zalige nabijheid van God. Ook Psalm 139 is een lied. Een lied in een zeer persoonlijke toonzetting. De auteur, volgens het opschrift boven de Psalm, David, belijdt zijn geloof. Niet maar in algemene zin, zo van: „Natuur lijk, God weet alles". Neen... voor Gods aangezicht en heel persoonlijk: „Heere, Gij doorgrondt en kent mij". De nadruk valt op mij! „Gij doorgrondt mij Doorgronden. Dat is meer dan een vluchtig kennis nemen. Het is: een nauwkeurig onderzoek instellen... de zaak grondig doorlichten. De psalmist heeft God leren kennen als een God, Die hem doorschouwt tot op de bodem van zijn ziel. Hij belijdt: „God weet alles van mij af, van mijn zitten en mijn opstaan, van mijn gaan en liggen, ja, zelfs van mijn gedachten: Geen woord is nog mijn tong ontgleden, of Gij, Gij weet alreeds mijn reden." God kent mijn zonden. De grote en de kleine, de verborgene, die de mensen niet zien en nooit in mij vermoed zouden hebben.God kent ze. De alwetendheid van God... ze doet ons huiveren. Voor de mensen kan ik een schone schijn ophouden, kan ik doorgaan voor een onberispelijk persoon, degelijk, rechtzinnig, godsdienstig... voor God ben ik die ik ben.een zondaar. Als God ons hart met het licht van Zijn Woord doorlicht, dan ziet Hij dat hart als een vuile bron van wanbedrijven. „In zonden ontvangen en geboren, aan aller hande ellende, ja, aan de verdoemenis zelf onderworpen" (doopsformulier). Maar wie erkent dit van zichzelf? We proberen de waarheid van onze tota le verlorenheid weg te dringen. Ons tegenover God te handhaven. Ik denk aan de Parizeer, die gelijk met de tollenaar in de Tempel was. Van hem staat geschreven: „en de Parizeer staande". Hij staat daar in zijn volle waardigheid, rechtop en ongebroken; door zijn Wets- vervulling volmaakt rechtvaardig voor God. Zó is nu ook de mens van huis uit. Hij houdt zich overeind en weet niet, dat hij tegenover God geen been heeft om te staan. Het is genade als wij farizeër-af worden en gaan gelijken op de tollenaar, die met gebogen hoofd smeekte om genade. Het is genade, als wij door Woord en Geest ons leerden kennen in ons verloren bestaan, als we leerden buigen onder het heilig recht van God en in de weg van geloof en bekering de gerechtigheid van de Heere Jezus ons werd toegerekend en onze zonden gelegd werden op het dier bare Godslam. Dan is dit: „Heere, Gij doorgrondt mij", niet meer tot verschrikking, maar tot ver troosting. Dan weet de Heere van ons af. Dan kent Hij ons hopen en verlangen, ons begerig uitzien, onze geloofsworste- lingen, onze aanvechtingen en strijd, ons veelvuldig vallen en moeizaam opstaan. Tot die verstroosting draagt bij, dat de Heere ons niet alleen doorgrondt, maar ook kent! „Gij doorgrondt en kent mij". Er staat niet: Gij doorgrondt en verwerpt mij." Dat zou wel verdiend zijn. Maar God is een genadig God. Hij wil de doorgronde mens ook kennen. Kennen betekent in het bijbels spraakgebruik meer dan bij ons. Het wordt daar in ver band gebracht met de liefde. Als aan het slot van het boek Exodus staat, dat de Heere de kinderen Israels kende, dan wil dat zeggen, dat Hij in liefde aan hen dacht en Zich over hen ontfermde. Dit kennen van God houdt niet alleen in: God weet van mij af, maar dit kennen wil zeggen: „Gij wilt met mij omgaan. Gij wilt met mij gemeenschap hebben". Het betekent: een intieme relatie hebben, een gemeenschap van hart tot hart. Het is een kennen in liefde. Dat God David kent, betekent, dat Hij voor hem is de Heere, een God van genade en barmhartigheid. God kent hem op grond van vrijmachtig welbehagen. Hij kent hem om Christus' wil, Die op Golgotha van God verlaten werd. In dat dodelijk uur, wilde de Vader zijn Zoon niet kennen, opdat Hij verlo ren zondaren wél zou kennen en aanne men tot zijn kinderen. Daar komt nog wat bij. Daar komt bij, dat in onze tekst God bij zijn Verbondsnaam genoemd wordt. Er staat Heere. De Naam, geschreven met vijf kapitale letters. Hij is Jahwe, de God van het Verbond. De Getrouwe, de 'Ik zal zijn, die Ik zijn zal'. De Heere gedenkt aan zijn Verbond. Aan... theilverbond, aan die gestaafde eed. Die Hij weleer aan Abram deed, Aan Zijn Verbond, dat van geen wankelen weet. De psalm eindigt met een gebed. Eigenaardig... de psalmist vraagt, om wat hij weet, dat inderdaad gebeurt. In vers 1 heeft hij tot God gezegd: „Heere, Gij doorgrondt en kent mij". En in vers 23 vraagt hij: „Doorgrondt mij, o God, en ken mijn hart". Toch vergist David zich hier niet. Want wie weet wat het betekent, dat God ons doorgrondt en kent, die vraagt Hem om doorgaand onderzoek. Die bidt, dat de Heere hem zó wil doorgronden en kennen, dat hij bewaard wordt voor wegen, die van God afvoeren. Hij kent zijn dwaalziek hart en bidt: „Is er bij mij een schadelijke weg, leidt mij op de eeu wige weg." Dan maakt God zijn Naam waar, dat Hij is Heere, de God Die niet loslaat het werk dat zijn hand begon. De Heere, de 'Ik ben, die Ik ben', zal zijn werk volein digen, tot roem van zijn heerlijke Naam en tot zaligheid van wie Hij kent. Moge onze oprechte bede zijn: Doorgrond m',en ken mijn hart, o Heer, Is 't geen ik denk niet tot Uw eer? Beproef m' en zie, of mijn gemoed. Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt; En doe mij toch met vaste schreden De wegiter zaligheid betreden. B.,H.H. advocatenkantoor Op donderdag 2 februari zal in de Victoriahal te Dirksland wederom een bingo-avond worden georganiseerd door buurvereniging 'West'. Er zullen 15 ron des en 1 superronde worden gespeeld. De Victoriahal aan de Philipshoofjesweg te Dirksland opent haar deuren om 19.00 uur. En de bingo start om 20.00 uur. Natuurlijk staat buurtvereniging 'West' opnieuw garant voor een schitterend prij zenpakket, dus kom allemaal; voor een gezellige avond en wie weet.voor één van de vele mooie prijzen. Hopelijk tot ziens op 2 februari. HERKINGEN Op zaterdagmorgen 28 januari a.s. wordt het oud papier weer opgehaald voor de Hervormde Kerkvoogdij van Herkingen. Het ophalen begint om 9 uur. De vorige keer werd er 3260 kg opge haald. Wilt u het gebundeld aan de kant van de straat zetten en er geen karton tussen stoppen? Bij voorbaat dank voor uw medewerking! VêrhsBl uit dê eerste jat&n vBfitie MkÈÉerfi^cbtzemüng ^^^g^^^^^^^^^fc^ -75- Hij werd welsprekend. Maar werd ruw teruggeslingerd in de werkelijkheid, toen hij zich snijdend scherp hoorde toebijten: „Begin nou alsjeblieft niet te preken. Je meent er toch niets van. 't Is allemaal eigenbelang van je. Maar ik vertel je nog eens, dat nooit, nooit gebeurt, wat je wilt. Je wilt, dat ik je vrouw wordt, ik weet het wel, maar er komt niets van in, ook niet al kom je met vrome praatjes", „'t Is wdér, ik houd veel van je en zou graag willen, dat je mijn vrouw werd. „Ha, ha, verbeeld het je niet. Ik heb heel andere plannen. Je zult eens wat zien. Wacht maar". Jaap oefende bovenmenselijke inspanning, om zijn kalmte te bewaren. En zijn hart bad er om. „Je laat me niet uitpraten. De vraag helemaal niet, of je mijn vrouw wil worden, al zou ik dat graag willen. De vraag je alleen, of je naar je moeder wil terugkomen. „Wees niet zo dwaas! Ik ben immers bij mijn moeder!" „En daarmee bedoel ik dan, je te vragen, of je niet inziet, dat je op de verkeerde weg bent. Dit is een zondeweg. Marie, dat weet je evengoed als ik. „Je had dominee moeten worden", spotte Marie, die hem opzettelijk treiterde. Ze kon het niet heb ben, dat hij haar op de weg had afgewacht, om haar de wetten te lezen. Dat was slechts een praat je voor de vaak. Hij wilde zich opdringen. Maar als hij haar durfde aanraken, zou zij hem een kik- slag geven, die hem lang heugen zou. „Spot nu niet, Marie. Je moet dat eenmaal voor God verantwoorden, denk er wel aan. Ik was van avond bij je moeder en het waren al tranen. Voel je nu niet..." „De voel alleen, dat je je met je eigen zaken hebt te bemoeien en niet met de mijne, 't Zijn allemaal kletspraatjes. Als ik, wat jij noemt, terugkom, denk jij je slag te kunnen slaan. Maar ik word nooit je vrouw. Goed begrepen? Zo gauw mogelijk ga ik weg, naar Rotterdam of zo. Je zult eens zien, hoe gauw ik dan verloofd ben. Als je het soms weten wilt, ik heb kennis aan een jongen, die wel driemaal zoveel verdient als jij. En dan zal ik hier op het dorp armoede gaan lijden? De zal wel wijzer weten. Moeder draait vanzelf wel bij, als het zover is. En als ik je verzoeken mag" - ze waren nu hal verwege de weg van het dorp naar de boerderij van Meeuwsen - „ga terug en bemoei je niet meer met mij". „Ik loopt nog een klein eindje mee en ga dan terug. Je moet het natuurlijk zelf weten. Maar je bent gewaarschuwd. Door je moeder, door Sinke, door mij, misschien nog wel door anderen. Ik vraag niet, of je mijn vrouw wil worden. Ik smeek je alleen ter wille van je moeder: ga niet meer naar Otdam en kom geregeld in het lokaal. Je hebt een ziel te verliezen. Marie. Je leeft er nu wel luchtig op los, maar de tijd kan komen, dat je met spijt aan huis en aan het dorp terugdenkt en. „En aan jou zeker?" spotte zij. „Nee, niet aan mij. Êc pleit niet voor mijzelf, al durf ik zeggen - en God is daarbij mijn getuige - dat ik je oprecht liefheb en er niet aan denk, je voor de gek te houden, als die kerel doet, van wie je zoeven hebt gesproken. Want die meent er niets van". „Wat een gemene verdachtmaking", barstte Marie los. „Dat zul jij weten! En noem je zo iets nu Christelijk?!" Jaap bleef verrassend kalm. En tegen die kalmte kon Marie niet op. Zij voelde ook zeer wel, dat hij gelijk had met zijn vertoog tegen haar. „Men heeft mij verteld, dat die machinist in Rot terdam verloofd is en in Antwerpen een meisje heeft. Noem je dat soms trouw? Dat is jou en die andere meisjes voor de gek houden. Op zo'n vent moest je spuwen in plaats van hem aan te halen". „Je gelooft natuurlijk zo'n kletspraatje, hé? Maar je weet er niets van, hoor. 'k Weet heel goed, wat ik doe". Ondanks haar bravour was Marie pijnlijk getroffen door Jaap's woorden. Het was dus al bekend op het dorp. Wat Jaap vertelde, bevatte namelijk waarheid. Haar enige ogenblikken te voren geuite bewering, dat zij „kennis aan een jongen" had, was niet dan een leugen. Van de verhouding met de machinist was niets gekomen. Hij was lang niet zo fatsoenlijk als hij leek en zich voordeed. Nog eenmaal had zij hem, na een kaart te hebben ont vangen, in Otdam ontmoet, maar spoedig daarop was zij van Sien te weten gekomen, hoe de vork aan de steel zat en was haar illusie verdwenen. „Zolang de lepel in de brijpot staat, treuren wij nog niet", had Sien vrolijk geneuried. „Voor hem een ander, meid. Je moet niet beginnen aan „vaste verkering". Allemaal larie. Een grapje, meer niet. En wees nu niet zo dwaas, om niet meer naar Ot dam te gaan. Die knul is er niet zo vaak en als hij er is, nou, dan is hij lucht voor je. We kunnen zon der die lui ook wel plezier hebben". Over haar teleurstelling had Marie zich heengezet en zich weer overgegeven aan de zwijmel, waarin Sien Saaman haar sleepte en die zij tenslotte zelf verkoos, al waren er wel momenten, waarin zij voelde, dat zij verkeerd deed. Echter had zij zich vast voorgenomen, er niet meer te zullen invlie gen, zoals met die machinist. Sien had gelijk: je moest die lui op een afstand houden. En als zij binnenkort in Rotterdam was, zou zij goed uit haar doppen kijken. Maar die overwegingen mocht Jaap Folmer niet weten! Hij moest in de waan blijven, dat zij nog konnekties had met die machinist en dat zijn mededeling op kletspraatjes berustte. „Ik hoop voor jou, dat het een praatje is en dat je gelukkig zult zijn met hem. Maar zonder God kun je niet gelukkig zijn. Marie. We kunnen ons dat wel verbeelden, maar het is niet zo. En als je ver standig bent, ga je niet naar een stad in Holland. De verleiding is er heel groot. Je zou weleens spijt kunnen hebben. Denk toch aan je arme moeder, die zoveel verdriet van je heeft. En denk er boven al aan, datje niet in de weg Gods bent". „Nou, bonjour", zei Marie plotseling, „'k Hoop, dat je mij voortaan niet meer opwacht, want wat je wilt, gebeurt niet, nooit. Ik denk er niet aan, met een arbeider te trouwen. De kan wel beter krijgen". „De zal je niet meer lastig vallen. Ik deed het alleen voor jouw bestwil en ook voor je moeder. Maar ik denk, dat God je hart breken moet. Wij kunnen het niet". Als een geslagene keerde hij naar het dorp terug HOOFDSTUK 7 Kermis in Grol was een feest; kermis in Ot dam was nog groter feest - men gebruikte er de Pinksterdagen voor - maar kermis in de stad, die was in de maand augustus, was het grootste feest. Dan was er één dag, waarop de dorpen in de om trek leegstroomden en de mensen in drommen naar de stad togen. Dan werd er op het land niet gewerkt, hoewel de werkzaamheden in volle gang waren. Alle arbeiders en arbeidsters kregen vrijaf en vooral het jonge goed toog per trein naar de stad. Er liep zelfs een extra-trein 's morgens en een 's nachts terug, om de kermisgasten te gerie ven. Het was een vaste, ingeroeste gewoonte, dat de werkers op het land een vrije dag hadden, om naar de kermis te gaan. Ook de Christelijke boeren gaven vrij. (wordt vervolgd) Postbus 7, 3248 ZG Melissant Tel. (01877) 2614 Fax 3904 H:

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1995 | | pagina 5