EIIIVI1DEI1-I1IEUV5
Opel 26 jaar
marktleider
Overdenking
VERHUIST PER FEB.1995 NAAR
STENEWEG 8 MIDDELHARNIS
uit de
Heilige Schrift
Uitbreiding surfoever
Kabbelaarsbank - haven Middelplaat
karel
maes
mastboom
Bingo bij
buurtver. 'West'
DE GAPEMIE
AFGRUMH
HET
"iKUkVENSTER
Nederlandse nummer 1
vergroot marktaandeel
God weet er van
voorstraat 12-14
Sommelsdijk
(01870) 86133/86241
Ophalen oud papier
VERVOLGVERHAAL
2e Blad
VRIJDAG 27 JANUARI 1995
No. 6371
Blik op kerk "^Z
en samenleving tj
- Feestdagen inleveren?
- Geen heilige dagen
- Een veeg teken
Het was een berichtje dat sommige men
sen schokte: vanuit de Raad van Kerken
werd de suggestie gedaan een viertal
christelijke feestdagen in te leveren ten
gunste van de ethnische minderheden
(moslims en hindoes), die dan ook vrije
dagen zouden kunnen opnemen om hun
religieuze feestdagen te kunnen vieren.
Gedacht werd aan dagen als tweede
kerst-, tweede paas- en tweede pinkster
dag, die nu algemeen als vrije dagen
worden erkend. Inplaats daarvan zou dan
een vrije dag kunnen komen, bijvoor
beeld aan het eind van de Ramadan, die
voor de moslims van groot belang is.
Nu moeten we ons door zo'n voorstel
niet meteen van streek laten brengen. In
de eerste plaats omdat het inderdaad nog
maar een suggestie is, en omdat er nog
heel wat water door Rijn, Maas en
Schelde zal stromen voordat het werke
lijk zo ver komt. Ook voor niet-christe-
nen zijn vrije dagen belangrijk en die
zullen ze zich niet zómaar laten afpak
ken.
Maar afgezien daarvan, tweede feestda
gen zijn niet heilig! Een aanslag op de
rustdag, de dag des Heeren, zoals die
nog kortgeleden werd ondernomen is
wel wat ingrijpender! De tweede dagen
vormen slechts een aanhangsel op de
christelijke feestdagen, en velen voor
wie de heilsfeiten toch nog wel betekenis
hebben, gebruiken deze dagen als uit-
gaansdagen. De belangstelling voor de
kerkdiensten, als ze op de morgen van
zo'n dag noge gehouden worden, is nu in
de regel minimaal... Dan moeten we ook
niet meteen in het geweer komen als er
stemmen opgaan om deze dagen af te
schaffen.
Bovendien, vanuit de Reformatie gezien
staan we niet sterk met onze feestdagen.
Calvijn was een uitgesproken tegenstan
der van het vieren van die dagen. Voor
hem hoefden bijvoorbeeld de Kerstdagen
niet zo nodig! Dat hij er toch toe overge
gaan is op die dagen kerkdiensten te
beleggen en te preken was meer omdat
hij van de nood een deugd wilde maken.
De mensen waren vrij en als je kerk
hield kon je ze tenminste van de straat
houden...
De geschiedenis heeft zich in ons eigen
land herhaald! Vanuit Utrecht, het cen
trum van de Nadere Reformatie, werd
ervoor geijverd om de feestdagen, voor
zover ze niet op zondag vielen, af te
schaffen. Maar ook hier was de natuur
sterker dan de leer. Om de 'onnutte en
schadelijke lediggang te voorkomen'
moest er dan maar gepreekt worden!
Dat wil niet zeggen dat we nu maar van
de feestdagen moeten af zien te komen.
Ze zijn nu eenmaal ingeburgerd, en het is
een goede zaak dat de gemeente op die
dagen samenkomt om de heilsfeiten te
herdenken. Al zou enige soberheid ons
met name rondom het Kerstfeest, niet
misstaan...
Juist het feit dat de suggestie om een
aantal feestdagen 'in te leveren' is inge
geven door de gedachte dat we tegemoet
moeten komen aan moslims en hindoes,
is een ingrijpende zaak. Ons land is van
ouds gestempeld door het christendom
en ook onze niet-christelijke landgenoten
worden door die feestdagen nog altijd
aan dat verleden herinnerd.
Het trieste van alles is dat zo'n voorstel
komt uit de Raad van Kerken. Niet van
buitenaf, maar van binnenuit worden op
deze manier de sekularisatie en de ont
kerstening bevorderd.
En uit de diskussie die erop volgde bleek
- o ironie van de geschiedenis! - dat de
ethnische minderheden er helemaal niet
op zitten te wachten. Bovendien is het de
vraag welke feestdagen dan voor de
christelijke in de plaats moeten komen.
Want de moslims onderling ruzieën
voortdurend over de juiste data waarop
hun feesten moeten worden gevierd! We
hoeven dus voorlopig niet bang te zijn
dat we een aantal christelijke feestdagen
kwijt zullen raken...
Waarnemer
Aan de Brouwersdam, tussen de
Kabbelaarsbank en haven Middel
plaat wordt momenteel een uitbrei
ding gerealiseerd van het bestaan
de surfgebied Kabbelaarsbank.
De capaciteit van het bestaande surfge
bied blijkt in het hoogseizoen niet toerei
kend voor het aantal surfers dat dan van
het gebied gebruik wil maken. Surfers
maakten zelfs gebruik van de berg van
de parallelweg op de Brouwersdam, het
geen een onveilige en vaak ook onhygië
nische situatie opleverde. Om aan deze
ongewenste situatie een einde ge maken
worden momenteel de volgende maatre
gelen getroffen. Het gebied tussen de
Kabbelaarsbank en haven Middelplaat
wordt uitgebreid met een landstrook met
daarop de volgende voorzieningen:
een groot aantal parkeerplaatsen aan
weerszijden van de nieuwe toegangs
weg die vlak langs het water loopt;
vier nieuwe toilet/douche-gebouwen,
ter aanvulling van de reeds bestaande
sanitaire voorzieningen op de
Kabbelaarsbank;
tussen het nieuwe terrein en de paral
lelweg komt een brede sloot, met
daarachter een nieuwe beplanting
zodat het onaantrekkelijk wordt om
langs de parallelweg te parkeren. Het
is dan niet meer mogelijk om vanaf
de parallelweg met een surfplank het
Grevelingenmeer te bereiken;
voor parkeren op dit surfgebied zul
len parkeerautomaten worden
geplaatst.
De kosten van dit projekt bedragen 1,9
miljoen gulden en worden gedragen door
de direktie Openlucht Recreatie van het
ministerie van LNV. De voorbereiding
van het projekt was in handen van Rijks
waterstaat, direktie Flevoland. Opdracht
gever is het Natuur- en Recreatieschap De
Grevelingen. Het projekt wordt uitge
voerd door Aannemersmaatschappij
Hakkers B.V. te Werkendam. Naar ver
wachting zal deze nieuwe voorziening
nog dit seizoen (juni 1995) gereed zijn.
N. A. VAN KEMPEN
makelaar o.z., beëdigd taxateur
VOOR AL UW TAXATIES
Opel Nederland kijkt tevreden
terug op de resultaten die in
1994 werden behaald. De eer
ste positie op de Nederlandse
markt voor nieuwe personen
wagens, die Opel sinds 1969
vast in handen heeft, kwam
ook het afgelopen jaar geen
moment in gevaar. In de stij
gende markt zag Opel boven
dien kans om zijn aandeel
aanmerkelijk te vergroten.
In 1994 werden in Nederland 63.581
nieuwe Opel personenwagens ver
kocht, een stijging van bijna 8992
exemplaren in vergelijking met het jaar
ervoor. Terwijl de totale markt van
391.904 naar 433.913 auto's groeide,
wist Opel bovendien zijn marktaandeel
te vergroten van 13,93 naar 14,65%.
De grootste stijger was duidelijk het
nieuwe model Opel Corsa, dat er in
zijn eerste volledige jaar op de
Nederlandse markt bijna 50% op voor
uit ging. Sinds de introductie in april
1993 zijn er al bijna 30.000 van ver
kocht. De Corsa gaat dan ook onbe-
dreigd aan de leiding in zijn segment.
Ook de Opel Omega maakte een fraaie
start. Van het jongste model zijn er
reeds meer dan 4500 in Nederland
geregistreerd. Gemeten vanaf het
moment van introductie, in mei 1994,
is ook de Opel Omega nummer 1 in
zijn klasse.
In de markt voor lichte bedrijfswagens
behaalde Opel een marktaandeel van
9,96%. De Opel Combo maakte met
ruim 3800 stuks een opvallend debuut.
Daarmee was hij direkt de meestge-
kochte lichte bedrijfswagen in 1994.
De meestgekochte auto van Nederland,
en daarmee de meestgekochte Opel,
was vorig jaar wederom de Opel Astra.
Het totaal kwam uit op bijna 30.000
exemplaren. De diverse wijzigingen
per modeljaar 1995, met onder meer
standaard airbag, hebben de Opel Astra
nog aantrekkelijker gemaakt.
Opel Nederland ziet de ontwikkelingen
in 1995 positief tegemoet. Algemeen
direkteur Joop Verdonk: „De markt zal
waarschijnlijk nog wat verder stijgen
naar 450.000 exemplaren. Daarbij hou
den wij een Opel marktaandeel van
ongeveer 15% voor een reële moge
lijkheid."
Een goed voorteken voor het nieuwe
jaar is in elk geval de bijzonder gunsti
ge ontvangst van de Opel Tigra. Nog
voor de officiële verkoopstart, op 31
januari aanstaande, zijn reeds bijna
1500 orders voor de flitsende Opel
Tigra genoteerd.
„Heere, Gij doorgrondt en kent mij"
Psalm 139:1
Het gaat in Psalm 139 over twee deug
den, twee eigenschappen van God: over
Zijn alwetendheid en over Zijn alomte
genwoordigheid. Twee begrippen uit de
geloofsleer van de kerk, die nergens hel
derder onder woorden gebracht worden,
dan juist in deze Psalm.
Zijn alwetendheid in de verzen 1-6.
Zijn alomtegenwoordigheid in de verzen
7-12.
Als de psalmist over deze hoge dingen
peinst, dan komt hij er niet uit. Hij ver
staat dit niet en moet vol ontzag erken
nen: „De kennis is mij te wonderbaar, zij
is hoog, ik kan daar niet bij."
Hij gaat over de deugden van God geen
theologische verhandeling geven. Deze
psalm geeft geen stuk dogmatiek.
Dat doen de psalmen nergens.
Het zijn veelmeer liederen. Liederen van
donker en licht, van pijn en vertroosting,
van doorschreide eenzaamheid en zalige
nabijheid van God.
Ook Psalm 139 is een lied. Een lied in
een zeer persoonlijke toonzetting. De
auteur, volgens het opschrift boven de
Psalm, David, belijdt zijn geloof. Niet
maar in algemene zin, zo van: „Natuur
lijk, God weet alles".
Neen... voor Gods aangezicht en heel
persoonlijk: „Heere, Gij doorgrondt en
kent mij".
De nadruk valt op mij!
„Gij doorgrondt mij
Doorgronden. Dat is meer dan een
vluchtig kennis nemen. Het is: een
nauwkeurig onderzoek instellen... de
zaak grondig doorlichten.
De psalmist heeft God leren kennen als
een God, Die hem doorschouwt tot op de
bodem van zijn ziel. Hij belijdt: „God
weet alles van mij af, van mijn zitten en
mijn opstaan, van mijn gaan en liggen,
ja, zelfs van mijn gedachten: Geen
woord is nog mijn tong ontgleden, of
Gij, Gij weet alreeds mijn reden."
God kent mijn zonden. De grote en de
kleine, de verborgene, die de mensen
niet zien en nooit in mij vermoed zouden
hebben.God kent ze.
De alwetendheid van God... ze doet ons
huiveren.
Voor de mensen kan ik een schone
schijn ophouden, kan ik doorgaan voor
een onberispelijk persoon, degelijk,
rechtzinnig, godsdienstig... voor God
ben ik die ik ben.een zondaar.
Als God ons hart met het licht van Zijn
Woord doorlicht, dan ziet Hij dat hart als
een vuile bron van wanbedrijven. „In
zonden ontvangen en geboren, aan aller
hande ellende, ja, aan de verdoemenis
zelf onderworpen" (doopsformulier).
Maar wie erkent dit van zichzelf?
We proberen de waarheid van onze tota
le verlorenheid weg te dringen. Ons
tegenover God te handhaven.
Ik denk aan de Parizeer, die gelijk met de
tollenaar in de Tempel was. Van hem
staat geschreven: „en de Parizeer
staande".
Hij staat daar in zijn volle waardigheid,
rechtop en ongebroken; door zijn Wets-
vervulling volmaakt rechtvaardig voor
God.
Zó is nu ook de mens van huis uit. Hij
houdt zich overeind en weet niet, dat hij
tegenover God geen been heeft om te
staan.
Het is genade als wij farizeër-af worden
en gaan gelijken op de tollenaar, die met
gebogen hoofd smeekte om genade.
Het is genade, als wij door Woord en
Geest ons leerden kennen in ons verloren
bestaan, als we leerden buigen onder het
heilig recht van God en in de weg van
geloof en bekering de gerechtigheid van
de Heere Jezus ons werd toegerekend en
onze zonden gelegd werden op het dier
bare Godslam.
Dan is dit: „Heere, Gij doorgrondt mij",
niet meer tot verschrikking, maar tot ver
troosting. Dan weet de Heere van ons af.
Dan kent Hij ons hopen en verlangen,
ons begerig uitzien, onze geloofsworste-
lingen, onze aanvechtingen en strijd, ons
veelvuldig vallen en moeizaam opstaan.
Tot die verstroosting draagt bij, dat de
Heere ons niet alleen doorgrondt, maar
ook kent! „Gij doorgrondt en kent mij".
Er staat niet: Gij doorgrondt en verwerpt
mij." Dat zou wel verdiend zijn.
Maar God is een genadig God. Hij wil de
doorgronde mens ook kennen. Kennen
betekent in het bijbels spraakgebruik
meer dan bij ons. Het wordt daar in ver
band gebracht met de liefde.
Als aan het slot van het boek Exodus
staat, dat de Heere de kinderen Israels
kende, dan wil dat zeggen, dat Hij in
liefde aan hen dacht en Zich over hen
ontfermde.
Dit kennen van God houdt niet alleen in:
God weet van mij af, maar dit kennen
wil zeggen: „Gij wilt met mij omgaan.
Gij wilt met mij gemeenschap hebben".
Het betekent: een intieme relatie hebben,
een gemeenschap van hart tot hart. Het is
een kennen in liefde.
Dat God David kent, betekent, dat Hij
voor hem is de Heere, een God van
genade en barmhartigheid.
God kent hem op grond van vrijmachtig
welbehagen. Hij kent hem om Christus'
wil, Die op Golgotha van God verlaten
werd. In dat dodelijk uur, wilde de Vader
zijn Zoon niet kennen, opdat Hij verlo
ren zondaren wél zou kennen en aanne
men tot zijn kinderen.
Daar komt nog wat bij.
Daar komt bij, dat in onze tekst God bij
zijn Verbondsnaam genoemd wordt. Er
staat Heere. De Naam, geschreven
met vijf kapitale letters. Hij is Jahwe, de
God van het Verbond. De Getrouwe, de
'Ik zal zijn, die Ik zijn zal'. De Heere
gedenkt aan zijn Verbond.
Aan... theilverbond,
aan die gestaafde eed.
Die Hij weleer aan Abram deed,
Aan Zijn Verbond,
dat van geen wankelen weet.
De psalm eindigt met een gebed.
Eigenaardig... de psalmist vraagt, om
wat hij weet, dat inderdaad gebeurt.
In vers 1 heeft hij tot God gezegd:
„Heere, Gij doorgrondt en kent mij". En
in vers 23 vraagt hij: „Doorgrondt mij, o
God, en ken mijn hart".
Toch vergist David zich hier niet.
Want wie weet wat het betekent, dat God
ons doorgrondt en kent, die vraagt Hem
om doorgaand onderzoek. Die bidt, dat
de Heere hem zó wil doorgronden en
kennen, dat hij bewaard wordt voor
wegen, die van God afvoeren. Hij kent
zijn dwaalziek hart en bidt: „Is er bij mij
een schadelijke weg, leidt mij op de eeu
wige weg."
Dan maakt God zijn Naam waar, dat Hij
is Heere, de God Die niet loslaat het
werk dat zijn hand begon. De Heere, de
'Ik ben, die Ik ben', zal zijn werk volein
digen, tot roem van zijn heerlijke Naam
en tot zaligheid van wie Hij kent.
Moge onze oprechte bede zijn:
Doorgrond m',en ken mijn hart, o Heer,
Is 't geen ik denk niet tot Uw eer?
Beproef m' en zie, of mijn gemoed.
Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt;
En doe mij toch met vaste schreden
De wegiter zaligheid betreden.
B.,H.H.
advocatenkantoor
Op donderdag 2 februari zal in de
Victoriahal te Dirksland wederom een
bingo-avond worden georganiseerd door
buurvereniging 'West'. Er zullen 15 ron
des en 1 superronde worden gespeeld.
De Victoriahal aan de Philipshoofjesweg
te Dirksland opent haar deuren om 19.00
uur. En de bingo start om 20.00 uur.
Natuurlijk staat buurtvereniging 'West'
opnieuw garant voor een schitterend prij
zenpakket, dus kom allemaal; voor een
gezellige avond en wie weet.voor één
van de vele mooie prijzen.
Hopelijk tot ziens op 2 februari.
HERKINGEN
Op zaterdagmorgen 28 januari a.s. wordt
het oud papier weer opgehaald voor de
Hervormde Kerkvoogdij van Herkingen.
Het ophalen begint om 9 uur.
De vorige keer werd er 3260 kg opge
haald. Wilt u het gebundeld aan de kant
van de straat zetten en er geen karton
tussen stoppen? Bij voorbaat dank voor
uw medewerking!
VêrhsBl uit dê eerste jat&n
vBfitie
MkÈÉerfi^cbtzemüng
^^^g^^^^^^^^^fc^
-75-
Hij werd welsprekend. Maar werd ruw
teruggeslingerd in de werkelijkheid, toen
hij zich snijdend scherp hoorde toebijten:
„Begin nou alsjeblieft niet te preken. Je
meent er toch niets van. 't Is allemaal
eigenbelang van je. Maar ik vertel je nog
eens, dat nooit, nooit gebeurt, wat je
wilt. Je wilt, dat ik je vrouw wordt, ik
weet het wel, maar er komt niets van in,
ook niet al kom je met vrome praatjes",
„'t Is wdér, ik houd veel van je en zou
graag willen, dat je mijn vrouw werd.
„Ha, ha, verbeeld het je niet. Ik heb heel
andere plannen. Je zult eens wat zien. Wacht
maar".
Jaap oefende bovenmenselijke inspanning, om zijn
kalmte te bewaren. En zijn hart bad er om.
„Je laat me niet uitpraten. De vraag helemaal niet,
of je mijn vrouw wil worden, al zou ik dat graag
willen. De vraag je alleen, of je naar je moeder wil
terugkomen.
„Wees niet zo dwaas! Ik ben immers bij mijn
moeder!"
„En daarmee bedoel ik dan, je te vragen, of je niet
inziet, dat je op de verkeerde weg bent. Dit is een
zondeweg. Marie, dat weet je evengoed als ik.
„Je had dominee moeten worden", spotte Marie,
die hem opzettelijk treiterde. Ze kon het niet heb
ben, dat hij haar op de weg had afgewacht, om
haar de wetten te lezen. Dat was slechts een praat
je voor de vaak. Hij wilde zich opdringen. Maar
als hij haar durfde aanraken, zou zij hem een kik-
slag geven, die hem lang heugen zou.
„Spot nu niet, Marie. Je moet dat eenmaal voor
God verantwoorden, denk er wel aan. Ik was van
avond bij je moeder en het waren al tranen. Voel
je nu niet..."
„De voel alleen, dat je je met je eigen zaken hebt te
bemoeien en niet met de mijne, 't Zijn allemaal
kletspraatjes. Als ik, wat jij noemt, terugkom,
denk jij je slag te kunnen slaan. Maar ik word
nooit je vrouw. Goed begrepen? Zo gauw mogelijk
ga ik weg, naar Rotterdam of zo. Je zult eens zien,
hoe gauw ik dan verloofd ben. Als je het soms
weten wilt, ik heb kennis aan een jongen, die wel
driemaal zoveel verdient als jij. En dan zal ik hier
op het dorp armoede gaan lijden? De zal wel wijzer
weten. Moeder draait vanzelf wel bij, als het zover
is. En als ik je verzoeken mag" - ze waren nu hal
verwege de weg van het dorp naar de boerderij
van Meeuwsen - „ga terug en bemoei je niet meer
met mij".
„Ik loopt nog een klein eindje mee en ga dan
terug. Je moet het natuurlijk zelf weten. Maar je
bent gewaarschuwd. Door je moeder, door Sinke,
door mij, misschien nog wel door anderen. Ik
vraag niet, of je mijn vrouw wil worden. Ik smeek
je alleen ter wille van je moeder: ga niet meer naar
Otdam en kom geregeld in het lokaal. Je hebt een
ziel te verliezen. Marie. Je leeft er nu wel luchtig
op los, maar de tijd kan komen, dat je met spijt aan
huis en aan het dorp terugdenkt en.
„En aan jou zeker?" spotte zij.
„Nee, niet aan mij. Êc pleit niet voor mijzelf, al
durf ik zeggen - en God is daarbij mijn getuige -
dat ik je oprecht liefheb en er niet aan denk, je
voor de gek te houden, als die kerel doet, van wie
je zoeven hebt gesproken. Want die meent er niets
van".
„Wat een gemene verdachtmaking", barstte Marie
los. „Dat zul jij weten! En noem je zo iets nu
Christelijk?!"
Jaap bleef verrassend kalm. En tegen die kalmte
kon Marie niet op. Zij voelde ook zeer wel, dat hij
gelijk had met zijn vertoog tegen haar.
„Men heeft mij verteld, dat die machinist in Rot
terdam verloofd is en in Antwerpen een meisje
heeft. Noem je dat soms trouw? Dat is jou en die
andere meisjes voor de gek houden. Op zo'n vent
moest je spuwen in plaats van hem aan te halen".
„Je gelooft natuurlijk zo'n kletspraatje, hé? Maar
je weet er niets van, hoor. 'k Weet heel goed, wat
ik doe".
Ondanks haar bravour was Marie pijnlijk getroffen
door Jaap's woorden. Het was dus al bekend op
het dorp. Wat Jaap vertelde, bevatte namelijk
waarheid. Haar enige ogenblikken te voren geuite
bewering, dat zij „kennis aan een jongen" had,
was niet dan een leugen. Van de verhouding met
de machinist was niets gekomen. Hij was lang niet
zo fatsoenlijk als hij leek en zich voordeed. Nog
eenmaal had zij hem, na een kaart te hebben ont
vangen, in Otdam ontmoet, maar spoedig daarop
was zij van Sien te weten gekomen, hoe de vork
aan de steel zat en was haar illusie verdwenen.
„Zolang de lepel in de brijpot staat, treuren wij
nog niet", had Sien vrolijk geneuried. „Voor hem
een ander, meid. Je moet niet beginnen aan „vaste
verkering". Allemaal larie. Een grapje, meer niet.
En wees nu niet zo dwaas, om niet meer naar Ot
dam te gaan. Die knul is er niet zo vaak en als hij
er is, nou, dan is hij lucht voor je. We kunnen zon
der die lui ook wel plezier hebben".
Over haar teleurstelling had Marie zich heengezet
en zich weer overgegeven aan de zwijmel, waarin
Sien Saaman haar sleepte en die zij tenslotte zelf
verkoos, al waren er wel momenten, waarin zij
voelde, dat zij verkeerd deed. Echter had zij zich
vast voorgenomen, er niet meer te zullen invlie
gen, zoals met die machinist. Sien had gelijk: je
moest die lui op een afstand houden. En als zij
binnenkort in Rotterdam was, zou zij goed uit haar
doppen kijken.
Maar die overwegingen mocht Jaap Folmer niet
weten! Hij moest in de waan blijven, dat zij nog
konnekties had met die machinist en dat zijn
mededeling op kletspraatjes berustte.
„Ik hoop voor jou, dat het een praatje is en dat je
gelukkig zult zijn met hem. Maar zonder God kun
je niet gelukkig zijn. Marie. We kunnen ons dat
wel verbeelden, maar het is niet zo. En als je ver
standig bent, ga je niet naar een stad in Holland.
De verleiding is er heel groot. Je zou weleens spijt
kunnen hebben. Denk toch aan je arme moeder,
die zoveel verdriet van je heeft. En denk er boven
al aan, datje niet in de weg Gods bent".
„Nou, bonjour", zei Marie plotseling, „'k Hoop,
dat je mij voortaan niet meer opwacht, want wat je
wilt, gebeurt niet, nooit. Ik denk er niet aan, met
een arbeider te trouwen. De kan wel beter krijgen".
„De zal je niet meer lastig vallen. Ik deed het alleen
voor jouw bestwil en ook voor je moeder. Maar ik
denk, dat God je hart breken moet. Wij kunnen het
niet".
Als een geslagene keerde hij naar het dorp terug
HOOFDSTUK 7
Kermis in Grol was een feest; kermis in Ot
dam was nog groter feest - men gebruikte
er de Pinksterdagen voor - maar kermis in
de stad, die was in de maand augustus, was het
grootste feest.
Dan was er één dag, waarop de dorpen in de om
trek leegstroomden en de mensen in drommen
naar de stad togen. Dan werd er op het land niet
gewerkt, hoewel de werkzaamheden in volle gang
waren. Alle arbeiders en arbeidsters kregen vrijaf
en vooral het jonge goed toog per trein naar de
stad. Er liep zelfs een extra-trein 's morgens en
een 's nachts terug, om de kermisgasten te gerie
ven.
Het was een vaste, ingeroeste gewoonte, dat de
werkers op het land een vrije dag hadden, om naar
de kermis te gaan. Ook de Christelijke boeren
gaven vrij. (wordt vervolgd)
Postbus 7, 3248 ZG Melissant
Tel. (01877) 2614 Fax 3904
H: