EIIIVIIDEtl-IIIEUWS lpliiiiiillillii^ lljll|É|i|iiiiiiiiiiiii^ iilpiilililil^ 3e Blad VRUDAG 30 DECEMBER 1994 No. 6363 -2- 7 januari 1945 Een mooi nachtje van negen tot negen. Eerst hout hakken, sigaren draaien bij gebrek aan vloei. Toen hebben ze zaad en een machine gebracht om olie te draaien, dat is weer een veranderingetje. Elke dag kwamen ze ons op de hoogte houden van het nieuws. Verder moesten wij dan ook nog al eens een onverwarm de kamer in als er een en ander familielid kwam die ons niet mocht zien. Het is ge weest van een vol uur. Toen ging onze kostvrouw schreeuwen. Nu zullen ze wel gauw weggaan zegt mijn zwager. Ze hadden het over de jongens natuurlijk. Wij bulderden allebei van het lachen. 's Avonds heb ik de sokken van de dienstmeid aan elkaar genaaid, zonder dat iemand het gezien had. Elke avond hadden wij een broodje, een paar kom men pap, of wij deden koeken bakken. Ze lieten je daar eten datje haast barstte. 8 januari 1945 Niets te melden, o ja onze dienstmeid ging tekeer als een grammofoon. Ze had wel een half uur werk eer ze de sokken weer aan had. Ze raasde als een bezete ne. Ze praatte toch altijd al zo vlug. 9 januari 1945 's Morgens negen uur op. Hout hakken, olie draaien, mijn arm ging ervan zeer doen. Ik moest weer geschoren worden, het ging nu wel wat beter en wat gauwer voor de tweede keer. Onder het scheren moesten we weglopen. Aan de keel stond het haar nog, maar dat hebben we maar laten staan. 10 januari 1945 Mijn vrouw komt weer eens kijken. Ze wist te vertellen dat de Duitsers weer een razzia zouden houden, eerst moest er nog groene politie komen. Mijn besluit was gauW genomen, morgen ga ik naar huis. Ondertussen hebben de Duitsers weer een oproep gedaan, alle mannen van 17 tot 40 jaar moesten zich weer melden. Ausweis of geen. Dat komt dus al aardig uit volgens radio Londen. 11 januari 1945 Het heeft gesneeuwd, al een paar dagen. De wegen zijn glad. Mijn zwager vindt er niets aan dat hij nu alleen overschiet. En ook de oudjes hebben er een hekel aan, het was net zo gezellig. Die dag nog druk gehad met het olie draaien. Vijf uur pas klaar, toen wassen en eten. Om zes uur ben ik op pad ge gaan. Mijn stok had ik natuurlijk weer bij me. Het was koud. Ik had een paar sokken in mijn zak, die heb ik gebruikt voor wanten. Het was een moeilijke weg. De Rijksweg dorst ik niet te nemen, dan moest ik langs teveel moffen. Ik heb dan ook tweemaal op mijn rug gelegen en als ik de stok niet gehad had nog wel meer. De pad ligt schuin waar ik over liep. Vlak bij huis zag ik twee man lopen, ze liepen voor mij weg. Ze had den een paaltje wezen lichten, er lagen er drie op het pad waar ik over moest. Ik had de grootste zin er een mee te nemen, maar ze waren te zwaar voor mij alleen. Een paar stappen verder zaten er nog twee bij een paal te zagen en een klein eindje verder nog twee. Het was druk, maar ik wist gelijk dat mijn pad veilig was. Als een oude man leunend op mijn stok, mijn jas hoog naar boven getrok ken, zo ging ik langs de huizen om niet herkend te worden. Zo kwam ik onge zien in huis. Daar stond mijn vrouw me al op te wachten met een lekkere pan pudding, die dan ook gauw vervlogen was. Nog een poosje gezellig bij elkaar en toen naar bed. Eerst alles in gereedheid gebracht voor een eventuele vlucht door het dakraam. 12 januari 1945 Het ging nu niet tot negen uur. De kinde ren zaten zeven uur al bij ons. Ze waren wat blij dat ik weer thuis was. Ze be stormden me dan ook met vragen. Blijf je nu thuis en waar ben je geweest zolang en nog veel meer. Ik kon direkt aan de slag nadat we gegeten hadden. Hout hakken en zagen en vele andere werkjes. En telkens wegkruipen als er een aan de deur kwam. Toch zijn er altijd die onverwacht voor je neus staan. 13 januari 1945 's Morgens 8 uur op, de kachel aan maken en voor de aardappelen zorgen, 's Avonds zijn we om een paaltje gegaan met de buurman. Er kwam ons nog iemand overvallen. Hij stond onverwacht boven op ons. Maar het hinderde niet. Hij kwam ook om een paaltje. We heb ben hem in tweeën gezaagd en zo naar huis. Dicht bij huis neergelegd en zo samen naar huis gedragen. 14 januari 1945 De volgende dag vroeg op en een poosje naar buiten, een kleine wandeling, eten en de paal aan blokken zagen en hakken, 's Avonds een schuilplaats voor mij ge maakt om bij huiszoekingen te kunnen wegkruipen. De vloer opgebroken, twee avonden tien zakken grond eruit gehaald en ik had een plaats waar ik wel kon sla pen als het nodig was. Mijn buurman ook sinds thuisgekomen, heeft mij wezen helpen, en ik hem. 15 januari 1945 's Morgens 6 uur op, de zakken naar bui ten gedragen en een heel eind verder uit gegoten. De buurman was ook op. Toen zijn we samen nog een paal wezen halen, je kan er maar twee dagen van stoken, dus je moet elke keer weer opnieuw. Zonder iemand te zien hebben wij hem binnen geloodst en 's avonds was hij weer aan blokken, dus kunnen we weer stoken. 16 januari 1945 Die morgen is de huisbaas gekomen en zouden we een plaats maken om wat op te bergen. Ook voor mij een luikje ge maakt aan de bovenkant van de bedstee en ook een luikje van het zolder. Zo kon ik vanuit de bedstee door het luikje naar de zolder kruipen, 's Avonds heb ik mijn buurman mij op laten zoeken, maar hij kon mij niet vinden. Dat was een reuze schuilplaats. IJjanuan 1945 Niets te melden. De vrouw een beetje plagen en met de kinderen gespeeld. Die zouden er een hekel aan hebben als ik weer wegging. 18 januari 1945 Vannacht slecht geslapen. De hele nacht was men aan het schieten geweest. Het was dan ook gauw bekend: De Tommies zijn op Schouwen geland. Ik bij de buur man op de muur geklopt en het nieuws verteld. Wij dachten dat we nu ook wel gauw van de moffen verlost zouden zijn. Maar de Tommies waren zo weer weg, dat was een tegenvaller. 19 januari 1945 De Duitsers halen de kolen die bij ons op de werf liggen weg, maar daar wilde ik op. De kinderen hebben niets op hun boterhammen, daarom ben ik maar naar huis gegaan om de jonge geit te slachten. Mijn vader heeft hem de kop afgesne den, die heeft daar nogal slag van. De huid eraf gevild en de rest gauw in een emmer. Daar ben ik een nachtje gebleven en 's morgens in het donker met de emmer vlees naar huis. Het vlees heb ik gezouten en de huid heb ik gevild en wil die klaar maken voor het gebruik. 23 januari 1945 Een man met wie ik samen een olie- machientje had, heeft schragen gebracht en daar een stelling mee gebouwd om olie te draaien. Mijn vrouw is wegge weest en heeft een haarmachine meege bracht. Ik heb een hoofd met haar, zo raar, met middenop allemaal wit en kaal. Nu ben ik besloten het moest er allemaal af. Mijn buurman zal het knippen. De ta fel opzij, een paar zakken om de stoel en precies onder de lamp. Zo had hij volop licht. De kinderen lagen op bed. Mijn vrouw en de buurvrouw, allebei onder de 25 jaar zaten al te giechelen. Eerst een baan middenover, het was niets als hakkels. Een drie kwartier later was het er eindelijk af met veel gelach. Toen met de schaar om de hakkels weg te knippen. Ik leek wel een bonte. Ik besloot om het maar kaal te scheren, dan was ik al dat oude haar kwijt. Eerst mijn gezicht, dat heb ik zelf gedaan, terwijl mijn buurman mijn hoofd al aan het inzepen was. Het ging goed, maar toch was ik blij dat het gebeurd was. De buur man maakte van mijn haar een bosje om dat bij hem aan de deur te hangen, wit en zwart door elkaar. Ondertussen was het negen uur gewor den en het gas was uit. De buren gingen naar huis. Ik ze achterop met het haar en een pot gluton. Zo heb ik een hele pruik mijn zakdoek over mijn oren gedaan en ben maar weer verder gegaan. Ik ben goed aangekomen en mijn zwager was dan ook blij dat ik hem weer eens gezel schap kwam houden. Hij had eveneens als ik zijn haar laten knippen, maar hij had vooraan nog een paar lokken laten staan. 31 januari 1945 Daar heb ik een nachtje vertoefd en ben 's avonds weer op huis aangegaan. Het had 's nachts hard gedooid dus ik kon weer gemakkelijk lopen. Mijn vrouw had een paar pannekoeken gebakken dus dat viel mee. Ze waren de nacht dat ik weg was geweest voor duitse inkwartiering langsgekomen, maar mijn vrouw had ze laten rukken en rekken, de blinden zaten van binnen dicht en de deur natuurlijk op slot. Toen gingen ze met de kolf van hun geweer er op los slaan, maar het hielp niets, de deur bleef dicht. Bij de buur vrouw eveneens staan razen en tieren. De buurman heeft de hele nacht in zijn hok doorgebracht. Daarna zijn ze niet meer geweest. 1 februari 1945 Bij de buren die opengedaan hebben zijn nu moffen ingekwartierd. Ook in de schuur voor mijn huis staan 8 paarden. Ze komen water uit de regenbak bij mij halen, maar mijn vrouw heeft de aker weggehald. Nu zijn ze met een klein groentebusje aan het scheppen. Dat duurt een eeuw voor ze 8 paarden hebben laten drinken. Ze scheren de hele dag hier zo'n beetje rond. 2 februari 1945 Ze hebben het hele dorp weer vol met moffen gepropt. De B.B.C, meldt voor de eilanden die bij Walcheren liggen, nieuwe gebeurtenissen opkomst. en dan een houten schot. Door die har moesten wij kolen grauwen en dan zo in de mand laten lopen. Ik had een halve mand toen het gekuch van onze buurvrouw door mij gehoord werd. Dat was het teken dat er onraad was en we ons uit de voeten moesten maken. Ze hadden ijzers over het pad gelegd voor versperring dat wij daar over zouden vallen. Maar mijn maat had ze nog bijtijds opgeruimd, dus hadden ze daar geen heil van. Om de hoek daar stonden een paar kruiwagens, daar zaten wij dan ook zo boven op. De buurvrouw liet de zakken achter en mijn maat het ijzer om te porren. Dat heeft de stoker dan ook meegenomen naar binnen om het daarna, als zijn maat hem af kwam lossen, deze te laten zien. Om elke hoek van de fabriek bleven we staan totdat het lichtje zichtbaar was. Dan gingen we weer naar de andere hoek. De stoker ging dan weer zonder iemand gezien te hebben naar binnen om weer aan zijn werk te gaan. Wij bleven ook niet stil zitten. Zo gauw hij weg was waren wij weer aan het werk. Dan ging het weer goed voor even maar dan had je hetzelfde liedje weer van de andere kant. Dit hebben we zo'n keer of 5 herhaald maar hij kwam aldoor gauwer terug, zodat we maar naar huis zijn gegaan om later terug te komen zogauw de nieuwe stoker er was. Ik wilde dat verhaal van de ene tegen de er ook nog wel wat van hebben. Met mijn buurman zouden wij ze een handje helpen. Drie zakken opgezocht en 's avonds half tien er op af. Het was ge woon een sneeuwstorm, voor zulk werk pracht weertje. Het was een moeilijk kar wei. We moesten eerst over een beton nen heining van anderhalve meter en toen bij een ander over de grond, en weer over een betonnen heintje van wel ruim twee meter. Daar zaten van die ijzeren pinnen op, maar waren allen omgebogen. Er waren voor ons al meer mensen ge weest. Wij hebben gezocht naar een riek of schop, maar die was nergens te vin den, dus waren we genoodzaakt om met de handen te werken. Met de tanden de zak vasthouden en zo net als een kat vol krauwen. Zo hadden we nog gauw de zakken vol, een touwtje erom heen en opgeven. De ander over het heintje klimmen en de zak aanpakken. En zo de tweede ook, dan weer opgeven op het andere heintje en dan naar huis. Tegen de dijk op, daar had een trapje gezeten, maar deze was weggespoeld en het was heel glad van de sneeuw. De eerste moest ik al laten val len net boven op de dijk, ik slierde uit en liet hem over mijn hoofd vallen. In de armen en op de knieën het huis in. Het gat in de vloer moest nu voor kolenhok dienen. Toen heb ik een poosje staan stampvoeten van de kou en mijn vingers tintelden vreselijk. Dat spelletje hebben we drie keer her haald. De laatste keer waren wij zo moe van dat gesjouw. We konden de zakken niet meer opgeven en ook niet meer over het hein krijgen. Na driemaal lukte het eindelijk. Tegen de dijk elkaar vasthou den om op de been te blijven. We kon den niet meer. De zak hing op mijn rug, mijn adem sneed ik haast af. Ik hijgde als een paard dat pas gestoken was, zei mijn vrouw. Daarna zijn we nog een keer geweest, maar niet om kolen, maar om te betalen. Met twee punaises hebben we het op het jchot vastgemaakt, zodat ze het de andere dag wel zouden vinden. Terug over het hein scheurde mijn buur man zijn broek en ik mijn jas aan die pinnen. 20 januari 1945 's Morgens hoorde ik dat er die nacht nog meer liefhebbers waren geweest. Mijn buurvrouw en een vriend van haar. Zij waren er op uit gegaan met 8 zakken, een trapje en een riek, dat was veel han diger. Het heeft 's nachts nog wat gesneeuwd en alle sporen waren verdwenen. De pen ningmeester van de kolenbond kwam die dag nog bij ons. Hij had het geld wezen halen van de plank. De Duitsers zijn de laatste kolen wezen halen. Ik wilde maar dat wij er nog meer gehaald hadden. Die moffen kunnen ook alles gebruiken. 21 januari 1945 Het is zondag. Niets te melden. Heb veel gelezen, 's Avonds naar de buren, knus jes bij elkaar en alle verhalen nog eens ophalen. 22 januari 1945 Ik ben weer aan een nieuw gat begonnen. De Duitsers kunnen alles gebruiken en daarom maar zo veel mogelijk weg smokkelen, door het luikje. Die avond ben ik naar mijn ouders gegaan. Daar staan nu twee geiten een van drie en een van twee jaar. Mijn varken heb ik in het najaar stiekem geslacht, maar dat was al op de deur geplakt. Wat hebben we gela chen. 24 januari 1945 's Morgens vroeg op en even gaan kijken of het haar er nog op zat. De mensen die langs kwamen bleven staan om even te kijken. De buurvrouw kwam de blinden open doen. Ze had de deur nog maar vast toen hoorde ik het al door de muren heen: „Nee maar, kijk hier nou eens". Ze stond helemaal paf. Ze had er heel wat water voor nodig om het eraf te krijgen. Eerst zij gelachen en toen ik. 25 januari 1945 Vandaag vier mensen weggevoerd. Eén had de Duitse Wehrmacht opgelicht en de andere had valse Ausweissen gedrukt en uitgegeven. De kapper bij ons werd voor stroomverbruik zonder vergunning opgepakt en hij was in het bezit van een vals ausweis... Waar naartoe ze vervoerd zijn weten we niet, maar ze hadden de man twee moffen bij zich. En ook nog een man die had een paal gelicht. Ze hadden op plaatsen hier buiten de kom van de gemeente wezen zoeken en von den bij die man nog een klein stukje van een sparrepaal. Dus die was er vies bij. 26 januari 1945 Voor de buurvrouw hout gehakt, haar man is ook weggevoerd. Ze bracht een hompje boter mee voor de kinderen, echte boerenboter. Daar wil ik wel elke dag een mand hout voor hakken. De kin deren vonden het heerlijk. 27 januari 1945 Voor het eerst weer eens een zondagspak aan sinds dat ik onderduiker ben. 28 januari 1945 Het is zondag, alweer een pak sneeuw gevallen. Het is buitengewoon rustig. Je ziet geen mens op de pad. Ze vertellen mij: Majoor Hom is weg van het eiland, gelijk met zijn soldaten. Er zitten er nu nog maar dertig in het dorp meer. Nu is de majoor van Schouwen Duiveland hierheen gekomen, die moet nog ge mener zijn. Die majoor heeft mensen op laten hangen op Schouwen. Het waren mensen die overgingen naar het bevrijde gebied, en werden gepakt. De Russen zijn nu een poosje het winteroffensief begonnen en breken overal door de stel lingen van de Duitsers heen. Ze kunnen het niet afgegrendeld krijgen. Alle sme den moeten hier grendels maken. Ze zit ten nu bij Breslau. De mensen vertellen van nog verder. De Duitsers hebben toe gegeven, ze hebben Elbing ontruimd en wij mogen 's avonds weer een uur langer buiten, nu tot 8 uur. 29 januari 1945 Het westelijk deel van ons eiland moet nu helemaal ontruimd worden. Ze mogen niets meenemen, alleen eten, stooksel, slaapgerei en goed. Ze krijgen met vijf gezinnen een wagen om te verhuizen. Die moeten naar ons deel van het eiland overgebracht worden. 30 januari 1945 Voor verandering ga ik mijn zwager weer eens een bezoek brengen. Half acht sta ik kant en klaar. Het weer is buiten gewoon slecht. Ongemerkt kom ik mijn dorp uit. Maar buiten de huizen was het zo koud dat ik van plan was terug te gaan naar huis, mijn oren deden zo'n pijn. Toen heb ik achter een hoopje stro 4 februari 1945 Het is hier rustig, veel te rustig naar m'n zin. Er zijn vandaag twee VI's overge komen, die veel leven maakten en een klein eindje verder uit elkaar spatten. Ik denk van in het watergebied, want wij hebben er verder niets meer van gehoord. Vannacht ook weer een verongelukt. De Duitsers voor mijn deur zijn weer ver trokken. 5 februari 1945 Vandaag voor de derde maal kostwin nersvergoeding aan mijn vrouw uitbe taald. De somma 56,00. Ik heb nog nooit zo gemakkelijk verdiend. 6 februari 1945 Mijn stooksel raakt op, nog wat eierko- len van de moffen. Palen dat gaat niet meer. Het is gevaarlijk en ze zijn in de omtrek allemaal op. Nu zijn we besloten het kolenerf eens op te gaan zoeken. Buurman en ik zijn er 's avonds tien uur op uit getrokken met een zak, allebei een bezem en een schop. Het was die avond druk met de moffen die vertrokken tot diep in de nacht toe. Met de schop maak ten we niets klaar en met de bezem ook niet. Dus zijn we met onze handen be gonnen. Het stof bij elkaar krauwen en ook de kolen die wij uit de bodem haal den. Zo zijn we tot 's morgens drie uur bezig geweest. Onze handen waren kapot, maar wij hadden een volle zak stof en een halve zak kolen. Toen wij de eerste zak over de heining gesjouwd had den en thuis gebracht, hebben wij de buurvrouw gewaarschuwd. Toen was het twaalf uur. Wij hadden ze zo uit bed en ze was dan ook direkt bereid om met ons mee te gaan. Ik heb ze over het hein geholpen en toen deed ze goed mee om ook een zak vol te krijgen. 7 februari 1945 De bel gaat door het dorp. Ze riepen dat de Duitsers de kolen op de gasfabriek in beslag hadden genomen. Daar zou ik nog wel een klein portie van willen hebben. 's Avonds met z'n drieën zouden we er op af gaan. Twee mannen en een vrouw. Die vrouw was gekleed als man, een broek, een jas en een paar laarzen, en een pet op. Daar aangekomen konden we niet veel beginnen. Er waren nog meer liefhebbers, die waren er vroeger op uit getrokken, want ze hadden de man al twee zakken vol. De eerste poging die we deden zagen we dan ook een man met een lichtje om de hoek komen, dus waren wij genoodzaakt de benen te ne men. Daarna hebben we er van afgezien en zijn naar huis gegaan. 8 februari 1945 De avond daarop zouden we nog een poging wagen, alles wat van de moffen was wilde ik helpen pluimen. Alweer met z'n drieën er op uit. Allebei met een mand en de vrouw moest op de uitkijk staan. Mijn andere maat had een ijzer bij zich omde kolen naar beneden te laten rollen. Het was een lastige plaats waar we ze moesten halen. Ze lagen binnen in een hok dat pal aan de fabriek lag met drie deuren. Twee deuren waren er dicht gespijkerd. Voor de andere moest je in de fabriek zijn om bij de kolen te kunnen komen. Deze deur stond almaar open om kolen te halen voor het gas. Nu was er aan de achter kant een muurtje van een meter hoog en daar boven was een opening van 15 cm. nieuwe stoker graag horen. Zo gauw hij er was ben ik naar het raam geslopen om dat te horen. Door de ruit die niet goed verduisterd was kon ik ze ook nog duide lijk zien. Het verhaal dat hij deed was dan ook niet moeilijk te volgen. Ze had den hem dood willen slaan, durfde hij de ander te vertellen. Met zo'n ijzer een klap en je ligt bewusteloos. De andere werd dan ook zo bang gemaakt door hem, dat hij de wacht niet alleen aan durfde en versterking haalde voor die nacht. Nou het waren fijne lui dat moet ik zeggen. De andere dag kwamen er een heleboel wagens om de kolen voor de moffen te halen. Ik zal dan ook hem en zijn maat niet ver geten, dat ze zo voor de Duitsers in de weer geweest waren. 10 februari 1945 Ik ben een dagje uit, bij mijn buurman, de metselaar moest komen om tegeltjes in de schoorsteen te zetten, 's Middags kwam er een heer aan de deur en die kwam vertellen dat er voor mijn buur man een ausweis was. Als ze het adres maar wisten van hem dan konden ze het hem geven. Ik was achter de stoel gekr open en mijn buurman in de kast zodat wij elk woord konden horen wat hij zei. Je had die kerel raar moeten zien kijken. Toen hij van de schrik bekomen was moest hij schateren van het lachen. Hij kwam dan ook voor die mensen die hier op het eiland woonden. Die in moffrika waren kon je toch niet bereiken. Voor mij zou hij ook proberen om zo'n ding te krijgen. 15 februari 1945 Er is niet veel te melden. Het is elke dag hetzelfde. Thuis bezig mijn vrouw wat helpen maar ook wat plagen. Vandaag ben ik jarig, dertig jaar, al een hele ouderdom, maar als je terug kijkt een schaduw. Mijn cadeau, dat was wat hoor! Nog niet eens een kopje met suiker en een goed koekje. 17 februari 1945 's Avonds na achten moest ik nog naar de buurman. Er was een vrouw hier in de buurt die bij een mof had gestaan en die was naar mijn huis gekomen. Negen uur, ik wist van niets. Toen ik thuis kwam waren er twee moffen, die waren die vrouw achterna gekomen. Ze vroegen waar ik zo laat vandaan kwam, want ik mocht niet meer buiten. Gelukkig vroe gen ze verder niets. 20 februari 1945 Bij buurvrouw een zak kolen gestolen. Dat is wel laag, bij een vrouw alleen. Maar ja, als het kalf verdronken is dempt men de put. Dat is ook nu weer. 's Avonds zou ik ze helpen een gat in de vloer te maken om daar het een en ander in weg te stoppen. Ik graven en zij wegdragen. Dan heb je al gauw een gat. 23 februari 1945 Ik ga maar weer een daagje naar mijn 'vroegere verblijfplaats, 's Morgens zeven uur weg met een fiets, die ik al van spatborden ontdaan had en^n licht om op te knappen en ook voor de mof fen. Anders willen ze die fiets ook nog hebben. Ik was in mijn vorige verblijf plaats nog steeds welkom. Mijn zwager was ook nog present. De kachel was die middag uitgegaan en ik zou hem voor mijn zwager aanmaken. Nu was het zo'n vlam, ik had er nl. wat krullen oliedraai- sel opgedaan. Het duurde niet lang of er was een schoorsteenbrand. De vlammen kwamen er wel een meter bovenuit en overal was rook. Toen ben ik op het dak gekropen en een hoedje dat boven op de pijp stond er afgehaald. Mijn kostbaas was niet moeilijk. Hij liet het rustig uitbranden. Hij zei: „Dan hoe ven we de schoorsteen ook niet te vegen". Er was wel bekijks en allemaal wisten ze dit of dat te vertellen wat je het beste kon doen bij zo'n brand. Een half uur later was hij geheel schoon gebrand. 's Morgens een zakje met kolen opge daan en voor een familielid met kleine kinderen meegenomen. Die waren er dankbaar voor. De strijd om ons wereld deel gaat voort. De Duitsers moeten overal achteruit. De Amerikanen en anderen hebben weer een nieuwe aanval ingezet bij Aken. Ze hebben nu een bruggehoofd over de Rijn bij Emmerik en rukken van de andere kant op naar Keulen. 26 februari 1945 Maandag en dinsdag de buurvrouw ge holpen in het gat en eindelijk is het dan ook klaargekomen. Het is nu een gat geworden van Drie kubikemeter, een hele bergplaats voor anderhande spullen. Mijn arbeid is niet onbeloond gebleven. Ze kwam met een lekkere klomp boter aan, zelf gekarnd. Dat was niet te ver smaden, we hebben er fijn van gegeten. De Duitsers schieten veel VI's af, maar de Tommies weten er nogal weg mee. Op hun bestemming komen er niet veel. Van de week heb ik er 5 over Brabant zien gaan, daar werden er 4 van neerge schoten. Ze zetten er de zoeklichten op en dan regent het kogels uit het afweer- geschut. Dan een zee van licht en hij vliegt uit elkaar. 1 maart 1945 Vanmorgen vroeg een auto met 5 Duit sers van Schouwen gekomen over Her kingen. Een tankval, die ze zelf gemaakt hadden, zijn ze ingereden. Die hadden ze met tankmijnen gelegd. Drie dood en twee ernstig gewond. Dat schiet goed op als ze d'r eigen van kant maken. 3 maart 1945 's Morgens vroeg op en mijn vriend en zwager weer eens op gaan zoeken in de andere gemeente. Daar durf ik dan weer vrij buiten te lopen. Even een paar boodschappen wezen doen en naar mijn oude opa wezen kij ken. Die wordt dit jaar 97. Hij was wat blij dat hij een paar pijpjes tabak kreeg. Vandaar zou ik naar mijn zwager gaan. Op zijn oude adres was hij niet en ik wou hem nog graag even spreken. Daar aangekomen bleek dat zijn vrouw op visite was. Ze had hem in zijn eigen huis opgesloten en de sleutel meegenomen. De rolluiken waren gesloten dus hij zat gewoon in de gevangenis. Door het wc- raampje kon ik hem nog even zien, maar ik kon er natuurlijk niet in. Toen ik weg ging kwam er een man van de overkant van de weg, die woonde daar en dat wist ik niet. Hij was nogal een beetje vijandig voor die mensen die thuis gebleven waren. Hij wist niet dat mijn zwager en zijn buurman thuis was. Ik deed net of ik een vreemde was. Woont hier geen mens of zijn ze niet thuis? vroeg ik aan hem om mijn gedrag dat ik een poosje door het wc-raampje had staan praten goed te maken. „Nee", zegt hij, „zij is bij haar schoonouders en haar man is in Duits land". Toen vroeg ik nog waar die schoonouders woonden. Toen kreeg ik verschrikkelijke haast. 4 maart 1945 Alweer kon ik een ausweis krijgen, een valse. Maar ik moest eerst weten wat daar aan verbonden zat. Er komen geruchten hier dat ze weer wat van plan zijn, die moffen. In Middelhamis zijn ze al bezig. Mijn vrouw is pas thuis geko men uit Middelharnis. Alle Engelsge zinden, onderduikers en zwarthandelaars hebben een briefje gehad. Ze moeten zogenaamd evacueren. De vrouwen en kinderen naar achter Rotter dam en de mannen naar Duitsland. Dan kunnen de moffen weer wat plunderen, want alles wordt verbeurd verklaard. Ze mogen zelfs geen kleren voor de kinde ren en hunzelf meenemen. Ik ben weer gewaarschuwd en een gewaarschuwd man telt voor twee. Mijn goed van de zondag, alles weggehangen. Mijzelf half aangekleed en naar bed. Ze kunnen net zo goed vannacht komen. 5 maart 1945 Vanmorgen zes uur eruit en kijken wat er gaande is. Het dorp is weer afgezet. De bel kom door het dorp. Je mag het dorp niet verlaten. We zitten nu in grote spanning wat er zal gebeuren. Zag je een paar mensen praten, dan was je weer al nieuwsgierig en dacht je dat er weer wat anders was. Alweer kwam de bel door het dorp. Vanmiddag drie uur tot de andere morgen zes uur moeten we in huis blijven. Er krijgen ook enkele men sen, genaamd Engels-gezinden, een briefje dat ze deze avond half zeven aan de tram moesten zijn, maar er zit weer wat achter, want als je niet kan dan ne men ze een ander voor je in de plaats. Meest mensen van andere plaatsen, die hier geëvacueerd zijn. (wordt vervolgd) Het relaas van een onderduiker

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1994 | | pagina 9