EIIIVIIDEtl-IIIEUWS
lpliiiiiillillii^
lljll|É|i|iiiiiiiiiiiii^
iilpiilililil^
3e Blad
VRUDAG 30 DECEMBER 1994
No. 6363
-2-
7 januari 1945
Een mooi nachtje van negen tot negen.
Eerst hout hakken, sigaren draaien bij
gebrek aan vloei. Toen hebben ze zaad
en een machine gebracht om olie te
draaien, dat is weer een veranderingetje.
Elke dag kwamen ze ons op de hoogte
houden van het nieuws. Verder moesten
wij dan ook nog al eens een onverwarm
de kamer in als er een en ander familielid
kwam die ons niet mocht zien. Het is ge
weest van een vol uur. Toen ging onze
kostvrouw schreeuwen. Nu zullen ze wel
gauw weggaan zegt mijn zwager. Ze
hadden het over de jongens natuurlijk.
Wij bulderden allebei van het lachen.
's Avonds heb ik de sokken van de
dienstmeid aan elkaar genaaid, zonder
dat iemand het gezien had. Elke avond
hadden wij een broodje, een paar kom
men pap, of wij deden koeken bakken.
Ze lieten je daar eten datje haast barstte.
8 januari 1945
Niets te melden, o ja onze dienstmeid
ging tekeer als een grammofoon. Ze had
wel een half uur werk eer ze de sokken
weer aan had. Ze raasde als een bezete
ne. Ze praatte toch altijd al zo vlug.
9 januari 1945
's Morgens negen uur op. Hout hakken,
olie draaien, mijn arm ging ervan zeer
doen. Ik moest weer geschoren worden,
het ging nu wel wat beter en wat gauwer
voor de tweede keer. Onder het scheren
moesten we weglopen. Aan de keel
stond het haar nog, maar dat hebben we
maar laten staan.
10 januari 1945
Mijn vrouw komt weer eens kijken. Ze
wist te vertellen dat de Duitsers weer een
razzia zouden houden, eerst moest er nog
groene politie komen. Mijn besluit was
gauW genomen, morgen ga ik naar huis.
Ondertussen hebben de Duitsers weer
een oproep gedaan, alle mannen van 17
tot 40 jaar moesten zich weer melden.
Ausweis of geen. Dat komt dus al aardig
uit volgens radio Londen.
11 januari 1945
Het heeft gesneeuwd, al een paar dagen.
De wegen zijn glad. Mijn zwager vindt
er niets aan dat hij nu alleen overschiet.
En ook de oudjes hebben er een hekel
aan, het was net zo gezellig.
Die dag nog druk gehad met het olie
draaien. Vijf uur pas klaar, toen wassen
en eten. Om zes uur ben ik op pad ge
gaan. Mijn stok had ik natuurlijk weer
bij me. Het was koud. Ik had een paar
sokken in mijn zak, die heb ik gebruikt
voor wanten. Het was een moeilijke weg.
De Rijksweg dorst ik niet te nemen, dan
moest ik langs teveel moffen.
Ik heb dan ook tweemaal op mijn rug
gelegen en als ik de stok niet gehad had
nog wel meer. De pad ligt schuin waar ik
over liep. Vlak bij huis zag ik twee man
lopen, ze liepen voor mij weg. Ze had
den een paaltje wezen lichten, er lagen er
drie op het pad waar ik over moest. Ik
had de grootste zin er een mee te nemen,
maar ze waren te zwaar voor mij alleen.
Een paar stappen verder zaten er nog
twee bij een paal te zagen en een klein
eindje verder nog twee. Het was druk,
maar ik wist gelijk dat mijn pad veilig
was. Als een oude man leunend op mijn
stok, mijn jas hoog naar boven getrok
ken, zo ging ik langs de huizen om niet
herkend te worden. Zo kwam ik onge
zien in huis. Daar stond mijn vrouw me
al op te wachten met een lekkere pan
pudding, die dan ook gauw vervlogen
was. Nog een poosje gezellig bij elkaar
en toen naar bed.
Eerst alles in gereedheid gebracht voor
een eventuele vlucht door het dakraam.
12 januari 1945
Het ging nu niet tot negen uur. De kinde
ren zaten zeven uur al bij ons. Ze waren
wat blij dat ik weer thuis was. Ze be
stormden me dan ook met vragen. Blijf
je nu thuis en waar ben je geweest
zolang en nog veel meer. Ik kon direkt
aan de slag nadat we gegeten hadden.
Hout hakken en zagen en vele andere
werkjes. En telkens wegkruipen als er
een aan de deur kwam. Toch zijn er
altijd die onverwacht voor je neus staan.
13 januari 1945
's Morgens 8 uur op, de kachel aan
maken en voor de aardappelen zorgen, 's
Avonds zijn we om een paaltje gegaan
met de buurman. Er kwam ons nog
iemand overvallen. Hij stond onverwacht
boven op ons. Maar het hinderde niet.
Hij kwam ook om een paaltje. We heb
ben hem in tweeën gezaagd en zo naar
huis. Dicht bij huis neergelegd en zo
samen naar huis gedragen.
14 januari 1945
De volgende dag vroeg op en een poosje
naar buiten, een kleine wandeling, eten
en de paal aan blokken zagen en hakken,
's Avonds een schuilplaats voor mij ge
maakt om bij huiszoekingen te kunnen
wegkruipen. De vloer opgebroken, twee
avonden tien zakken grond eruit gehaald
en ik had een plaats waar ik wel kon sla
pen als het nodig was. Mijn buurman
ook sinds thuisgekomen, heeft mij wezen
helpen, en ik hem.
15 januari 1945
's Morgens 6 uur op, de zakken naar bui
ten gedragen en een heel eind verder uit
gegoten. De buurman was ook op. Toen
zijn we samen nog een paal wezen halen,
je kan er maar twee dagen van stoken,
dus je moet elke keer weer opnieuw.
Zonder iemand te zien hebben wij hem
binnen geloodst en 's avonds was hij
weer aan blokken, dus kunnen we weer
stoken.
16 januari 1945
Die morgen is de huisbaas gekomen en
zouden we een plaats maken om wat op
te bergen. Ook voor mij een luikje ge
maakt aan de bovenkant van de bedstee
en ook een luikje van het zolder. Zo kon
ik vanuit de bedstee door het luikje naar
de zolder kruipen, 's Avonds heb ik mijn
buurman mij op laten zoeken, maar hij
kon mij niet vinden. Dat was een reuze
schuilplaats.
IJjanuan 1945
Niets te melden. De vrouw een beetje
plagen en met de kinderen gespeeld. Die
zouden er een hekel aan hebben als ik
weer wegging.
18 januari 1945
Vannacht slecht geslapen. De hele nacht
was men aan het schieten geweest. Het
was dan ook gauw bekend: De Tommies
zijn op Schouwen geland. Ik bij de buur
man op de muur geklopt en het nieuws
verteld. Wij dachten dat we nu ook wel
gauw van de moffen verlost zouden zijn.
Maar de Tommies waren zo weer weg,
dat was een tegenvaller.
19 januari 1945
De Duitsers halen de kolen die bij ons op
de werf liggen weg, maar daar wilde ik
op. De kinderen hebben niets op hun
boterhammen, daarom ben ik maar naar
huis gegaan om de jonge geit te slachten.
Mijn vader heeft hem de kop afgesne
den, die heeft daar nogal slag van. De
huid eraf gevild en de rest gauw in een
emmer. Daar ben ik een nachtje gebleven
en 's morgens in het donker met de
emmer vlees naar huis. Het vlees heb ik
gezouten en de huid heb ik gevild en wil
die klaar maken voor het gebruik.
23 januari 1945
Een man met wie ik samen een olie-
machientje had, heeft schragen gebracht
en daar een stelling mee gebouwd om
olie te draaien. Mijn vrouw is wegge
weest en heeft een haarmachine meege
bracht. Ik heb een hoofd met haar, zo
raar, met middenop allemaal wit en kaal.
Nu ben ik besloten het moest er allemaal
af. Mijn buurman zal het knippen. De ta
fel opzij, een paar zakken om de stoel en
precies onder de lamp. Zo had hij volop
licht. De kinderen lagen op bed.
Mijn vrouw en de buurvrouw, allebei
onder de 25 jaar zaten al te giechelen.
Eerst een baan middenover, het was niets
als hakkels. Een drie kwartier later was
het er eindelijk af met veel gelach.
Toen met de schaar om de hakkels weg
te knippen. Ik leek wel een bonte. Ik
besloot om het maar kaal te scheren, dan
was ik al dat oude haar kwijt. Eerst mijn
gezicht, dat heb ik zelf gedaan, terwijl
mijn buurman mijn hoofd al aan het
inzepen was. Het ging goed, maar toch
was ik blij dat het gebeurd was. De buur
man maakte van mijn haar een bosje om
dat bij hem aan de deur te hangen, wit en
zwart door elkaar.
Ondertussen was het negen uur gewor
den en het gas was uit. De buren gingen
naar huis. Ik ze achterop met het haar en
een pot gluton. Zo heb ik een hele pruik
mijn zakdoek over mijn oren gedaan en
ben maar weer verder gegaan. Ik ben
goed aangekomen en mijn zwager was
dan ook blij dat ik hem weer eens gezel
schap kwam houden. Hij had eveneens
als ik zijn haar laten knippen, maar hij
had vooraan nog een paar lokken laten
staan.
31 januari 1945
Daar heb ik een nachtje vertoefd en ben
's avonds weer op huis aangegaan. Het
had 's nachts hard gedooid dus ik kon
weer gemakkelijk lopen. Mijn vrouw had
een paar pannekoeken gebakken dus dat
viel mee. Ze waren de nacht dat ik weg
was geweest voor duitse inkwartiering
langsgekomen, maar mijn vrouw had ze
laten rukken en rekken, de blinden zaten
van binnen dicht en de deur natuurlijk op
slot. Toen gingen ze met de kolf van hun
geweer er op los slaan, maar het hielp
niets, de deur bleef dicht. Bij de buur
vrouw eveneens staan razen en tieren. De
buurman heeft de hele nacht in zijn hok
doorgebracht. Daarna zijn ze niet meer
geweest.
1 februari 1945
Bij de buren die opengedaan hebben zijn
nu moffen ingekwartierd. Ook in de
schuur voor mijn huis staan 8 paarden.
Ze komen water uit de regenbak bij mij
halen, maar mijn vrouw heeft de aker
weggehald. Nu zijn ze met een klein
groentebusje aan het scheppen.
Dat duurt een eeuw voor ze 8 paarden
hebben laten drinken. Ze scheren de hele
dag hier zo'n beetje rond.
2 februari 1945
Ze hebben het hele dorp weer vol met
moffen gepropt. De B.B.C, meldt voor
de eilanden die bij Walcheren liggen,
nieuwe gebeurtenissen opkomst.
en dan een houten schot. Door die har
moesten wij kolen grauwen en dan zo in
de mand laten lopen.
Ik had een halve mand toen het gekuch
van onze buurvrouw door mij gehoord
werd. Dat was het teken dat er onraad
was en we ons uit de voeten moesten
maken. Ze hadden ijzers over het pad
gelegd voor versperring dat wij daar over
zouden vallen. Maar mijn maat had ze
nog bijtijds opgeruimd, dus hadden ze
daar geen heil van. Om de hoek daar
stonden een paar kruiwagens, daar zaten
wij dan ook zo boven op. De buurvrouw
liet de zakken achter en mijn maat het
ijzer om te porren. Dat heeft de stoker
dan ook meegenomen naar binnen om
het daarna, als zijn maat hem af kwam
lossen, deze te laten zien. Om elke hoek
van de fabriek bleven we staan totdat het
lichtje zichtbaar was. Dan gingen we
weer naar de andere hoek. De stoker
ging dan weer zonder iemand gezien te
hebben naar binnen om weer aan zijn
werk te gaan.
Wij bleven ook niet stil zitten. Zo gauw
hij weg was waren wij weer aan het
werk. Dan ging het weer goed voor even
maar dan had je hetzelfde liedje weer
van de andere kant. Dit hebben we zo'n
keer of 5 herhaald maar hij kwam aldoor
gauwer terug, zodat we maar naar huis
zijn gegaan om later terug te komen
zogauw de nieuwe stoker er was.
Ik wilde dat verhaal van de ene tegen de
er ook nog wel wat van hebben. Met
mijn buurman zouden wij ze een handje
helpen. Drie zakken opgezocht en 's
avonds half tien er op af. Het was ge
woon een sneeuwstorm, voor zulk werk
pracht weertje. Het was een moeilijk kar
wei. We moesten eerst over een beton
nen heining van anderhalve meter en
toen bij een ander over de grond, en weer
over een betonnen heintje van wel ruim
twee meter. Daar zaten van die ijzeren
pinnen op, maar waren allen omgebogen.
Er waren voor ons al meer mensen ge
weest. Wij hebben gezocht naar een riek
of schop, maar die was nergens te vin
den, dus waren we genoodzaakt om met
de handen te werken. Met de tanden de
zak vasthouden en zo net als een kat vol
krauwen. Zo hadden we nog gauw de
zakken vol, een touwtje erom heen en
opgeven.
De ander over het heintje klimmen en de
zak aanpakken. En zo de tweede ook,
dan weer opgeven op het andere heintje
en dan naar huis. Tegen de dijk op, daar
had een trapje gezeten, maar deze was
weggespoeld en het was heel glad van de
sneeuw. De eerste moest ik al laten val
len net boven op de dijk, ik slierde uit en
liet hem over mijn hoofd vallen. In de
armen en op de knieën het huis in. Het
gat in de vloer moest nu voor kolenhok
dienen. Toen heb ik een poosje staan
stampvoeten van de kou en mijn vingers
tintelden vreselijk.
Dat spelletje hebben we drie keer her
haald. De laatste keer waren wij zo moe
van dat gesjouw. We konden de zakken
niet meer opgeven en ook niet meer over
het hein krijgen. Na driemaal lukte het
eindelijk. Tegen de dijk elkaar vasthou
den om op de been te blijven. We kon
den niet meer. De zak hing op mijn rug,
mijn adem sneed ik haast af. Ik hijgde
als een paard dat pas gestoken was, zei
mijn vrouw. Daarna zijn we nog een keer
geweest, maar niet om kolen, maar om te
betalen. Met twee punaises hebben we
het op het jchot vastgemaakt, zodat ze
het de andere dag wel zouden vinden.
Terug over het hein scheurde mijn buur
man zijn broek en ik mijn jas aan die
pinnen.
20 januari 1945
's Morgens hoorde ik dat er die nacht
nog meer liefhebbers waren geweest.
Mijn buurvrouw en een vriend van haar.
Zij waren er op uit gegaan met 8 zakken,
een trapje en een riek, dat was veel han
diger.
Het heeft 's nachts nog wat gesneeuwd
en alle sporen waren verdwenen. De pen
ningmeester van de kolenbond kwam die
dag nog bij ons. Hij had het geld wezen
halen van de plank. De Duitsers zijn de
laatste kolen wezen halen. Ik wilde maar
dat wij er nog meer gehaald hadden. Die
moffen kunnen ook alles gebruiken.
21 januari 1945
Het is zondag. Niets te melden. Heb veel
gelezen, 's Avonds naar de buren, knus
jes bij elkaar en alle verhalen nog eens
ophalen.
22 januari 1945
Ik ben weer aan een nieuw gat begonnen.
De Duitsers kunnen alles gebruiken en
daarom maar zo veel mogelijk weg
smokkelen, door het luikje. Die avond
ben ik naar mijn ouders gegaan. Daar
staan nu twee geiten een van drie en een
van twee jaar. Mijn varken heb ik in het
najaar stiekem geslacht, maar dat was al
op de deur geplakt. Wat hebben we gela
chen.
24 januari 1945
's Morgens vroeg op en even gaan kijken
of het haar er nog op zat. De mensen die
langs kwamen bleven staan om even te
kijken. De buurvrouw kwam de blinden
open doen. Ze had de deur nog maar vast
toen hoorde ik het al door de muren
heen: „Nee maar, kijk hier nou eens". Ze
stond helemaal paf. Ze had er heel wat
water voor nodig om het eraf te krijgen.
Eerst zij gelachen en toen ik.
25 januari 1945
Vandaag vier mensen weggevoerd. Eén
had de Duitse Wehrmacht opgelicht en
de andere had valse Ausweissen gedrukt
en uitgegeven. De kapper bij ons werd
voor stroomverbruik zonder vergunning
opgepakt en hij was in het bezit van een
vals ausweis... Waar naartoe ze vervoerd
zijn weten we niet, maar ze hadden de
man twee moffen bij zich. En ook nog
een man die had een paal gelicht. Ze
hadden op plaatsen hier buiten de kom
van de gemeente wezen zoeken en von
den bij die man nog een klein stukje van
een sparrepaal. Dus die was er vies bij.
26 januari 1945
Voor de buurvrouw hout gehakt, haar
man is ook weggevoerd. Ze bracht een
hompje boter mee voor de kinderen,
echte boerenboter. Daar wil ik wel elke
dag een mand hout voor hakken. De kin
deren vonden het heerlijk.
27 januari 1945
Voor het eerst weer eens een zondagspak
aan sinds dat ik onderduiker ben.
28 januari 1945
Het is zondag, alweer een pak sneeuw
gevallen. Het is buitengewoon rustig. Je
ziet geen mens op de pad. Ze vertellen
mij: Majoor Hom is weg van het eiland,
gelijk met zijn soldaten. Er zitten er nu
nog maar dertig in het dorp meer. Nu is
de majoor van Schouwen Duiveland
hierheen gekomen, die moet nog ge
mener zijn. Die majoor heeft mensen op
laten hangen op Schouwen. Het waren
mensen die overgingen naar het bevrijde
gebied, en werden gepakt. De Russen
zijn nu een poosje het winteroffensief
begonnen en breken overal door de stel
lingen van de Duitsers heen. Ze kunnen
het niet afgegrendeld krijgen. Alle sme
den moeten hier grendels maken. Ze zit
ten nu bij Breslau. De mensen vertellen
van nog verder. De Duitsers hebben toe
gegeven, ze hebben Elbing ontruimd en
wij mogen 's avonds weer een uur langer
buiten, nu tot 8 uur.
29 januari 1945
Het westelijk deel van ons eiland moet
nu helemaal ontruimd worden. Ze mogen
niets meenemen, alleen eten, stooksel,
slaapgerei en goed. Ze krijgen met vijf
gezinnen een wagen om te verhuizen.
Die moeten naar ons deel van het eiland
overgebracht worden.
30 januari 1945
Voor verandering ga ik mijn zwager
weer eens een bezoek brengen. Half acht
sta ik kant en klaar. Het weer is buiten
gewoon slecht. Ongemerkt kom ik mijn
dorp uit. Maar buiten de huizen was het
zo koud dat ik van plan was terug te
gaan naar huis, mijn oren deden zo'n
pijn. Toen heb ik achter een hoopje stro
4 februari 1945
Het is hier rustig, veel te rustig naar m'n
zin. Er zijn vandaag twee VI's overge
komen, die veel leven maakten en een
klein eindje verder uit elkaar spatten. Ik
denk van in het watergebied, want wij
hebben er verder niets meer van gehoord.
Vannacht ook weer een verongelukt. De
Duitsers voor mijn deur zijn weer ver
trokken.
5 februari 1945
Vandaag voor de derde maal kostwin
nersvergoeding aan mijn vrouw uitbe
taald. De somma 56,00. Ik heb nog
nooit zo gemakkelijk verdiend.
6 februari 1945
Mijn stooksel raakt op, nog wat eierko-
len van de moffen. Palen dat gaat niet
meer. Het is gevaarlijk en ze zijn in de
omtrek allemaal op. Nu zijn we besloten
het kolenerf eens op te gaan zoeken.
Buurman en ik zijn er 's avonds tien uur
op uit getrokken met een zak, allebei een
bezem en een schop. Het was die avond
druk met de moffen die vertrokken tot
diep in de nacht toe. Met de schop maak
ten we niets klaar en met de bezem ook
niet. Dus zijn we met onze handen be
gonnen. Het stof bij elkaar krauwen en
ook de kolen die wij uit de bodem haal
den. Zo zijn we tot 's morgens drie uur
bezig geweest. Onze handen waren
kapot, maar wij hadden een volle zak
stof en een halve zak kolen. Toen wij de
eerste zak over de heining gesjouwd had
den en thuis gebracht, hebben wij de
buurvrouw gewaarschuwd. Toen was het
twaalf uur. Wij hadden ze zo uit bed en
ze was dan ook direkt bereid om met ons
mee te gaan. Ik heb ze over het hein
geholpen en toen deed ze goed mee om
ook een zak vol te krijgen.
7 februari 1945
De bel gaat door het dorp. Ze riepen dat
de Duitsers de kolen op de gasfabriek in
beslag hadden genomen. Daar zou ik nog
wel een klein portie van willen hebben.
's Avonds met z'n drieën zouden we er
op af gaan. Twee mannen en een vrouw.
Die vrouw was gekleed als man, een
broek, een jas en een paar laarzen, en een
pet op. Daar aangekomen konden we
niet veel beginnen. Er waren nog meer
liefhebbers, die waren er vroeger op uit
getrokken, want ze hadden de man al
twee zakken vol. De eerste poging die
we deden zagen we dan ook een man
met een lichtje om de hoek komen, dus
waren wij genoodzaakt de benen te ne
men. Daarna hebben we er van afgezien
en zijn naar huis gegaan.
8 februari 1945
De avond daarop zouden we nog een
poging wagen, alles wat van de moffen
was wilde ik helpen pluimen. Alweer
met z'n drieën er op uit. Allebei met een
mand en de vrouw moest op de uitkijk
staan. Mijn andere maat had een ijzer bij
zich omde kolen naar beneden te laten
rollen. Het was een lastige plaats waar
we ze moesten halen.
Ze lagen binnen in een hok dat pal aan
de fabriek lag met drie deuren. Twee
deuren waren er dicht gespijkerd. Voor
de andere moest je in de fabriek zijn om
bij de kolen te kunnen komen. Deze deur
stond almaar open om kolen te halen
voor het gas. Nu was er aan de achter
kant een muurtje van een meter hoog en
daar boven was een opening van 15 cm.
nieuwe stoker graag horen. Zo gauw hij
er was ben ik naar het raam geslopen om
dat te horen. Door de ruit die niet goed
verduisterd was kon ik ze ook nog duide
lijk zien. Het verhaal dat hij deed was
dan ook niet moeilijk te volgen. Ze had
den hem dood willen slaan, durfde hij de
ander te vertellen. Met zo'n ijzer een
klap en je ligt bewusteloos. De andere
werd dan ook zo bang gemaakt door
hem, dat hij de wacht niet alleen aan
durfde en versterking haalde voor die
nacht. Nou het waren fijne lui dat moet
ik zeggen.
De andere dag kwamen er een heleboel
wagens om de kolen voor de moffen te
halen.
Ik zal dan ook hem en zijn maat niet ver
geten, dat ze zo voor de Duitsers in de
weer geweest waren.
10 februari 1945
Ik ben een dagje uit, bij mijn buurman,
de metselaar moest komen om tegeltjes
in de schoorsteen te zetten, 's Middags
kwam er een heer aan de deur en die
kwam vertellen dat er voor mijn buur
man een ausweis was. Als ze het adres
maar wisten van hem dan konden ze het
hem geven. Ik was achter de stoel gekr
open en mijn buurman in de kast zodat
wij elk woord konden horen wat hij zei.
Je had die kerel raar moeten zien kijken.
Toen hij van de schrik bekomen was
moest hij schateren van het lachen. Hij
kwam dan ook voor die mensen die hier
op het eiland woonden. Die in moffrika
waren kon je toch niet bereiken. Voor
mij zou hij ook proberen om zo'n ding te
krijgen.
15 februari 1945
Er is niet veel te melden. Het is elke dag
hetzelfde. Thuis bezig mijn vrouw wat
helpen maar ook wat plagen. Vandaag
ben ik jarig, dertig jaar, al een hele
ouderdom, maar als je terug kijkt een
schaduw. Mijn cadeau, dat was wat
hoor! Nog niet eens een kopje met suiker
en een goed koekje.
17 februari 1945
's Avonds na achten moest ik nog naar
de buurman. Er was een vrouw hier in de
buurt die bij een mof had gestaan en die
was naar mijn huis gekomen. Negen uur,
ik wist van niets. Toen ik thuis kwam
waren er twee moffen, die waren die
vrouw achterna gekomen. Ze vroegen
waar ik zo laat vandaan kwam, want ik
mocht niet meer buiten. Gelukkig vroe
gen ze verder niets.
20 februari 1945
Bij buurvrouw een zak kolen gestolen.
Dat is wel laag, bij een vrouw alleen.
Maar ja, als het kalf verdronken is dempt
men de put. Dat is ook nu weer. 's Avonds
zou ik ze helpen een gat in de vloer te
maken om daar het een en ander in weg
te stoppen. Ik graven en zij wegdragen.
Dan heb je al gauw een gat.
23 februari 1945
Ik ga maar weer een daagje naar mijn
'vroegere verblijfplaats, 's Morgens
zeven uur weg met een fiets, die ik al
van spatborden ontdaan had en^n licht
om op te knappen en ook voor de mof
fen. Anders willen ze die fiets ook nog
hebben. Ik was in mijn vorige verblijf
plaats nog steeds welkom. Mijn zwager
was ook nog present. De kachel was die
middag uitgegaan en ik zou hem voor
mijn zwager aanmaken. Nu was het zo'n
vlam, ik had er nl. wat krullen oliedraai-
sel opgedaan. Het duurde niet lang of er
was een schoorsteenbrand. De vlammen
kwamen er wel een meter bovenuit en
overal was rook. Toen ben ik op het dak
gekropen en een hoedje dat boven op de
pijp stond er afgehaald.
Mijn kostbaas was niet moeilijk. Hij liet
het rustig uitbranden. Hij zei: „Dan hoe
ven we de schoorsteen ook niet te
vegen". Er was wel bekijks en allemaal
wisten ze dit of dat te vertellen wat je het
beste kon doen bij zo'n brand. Een half
uur later was hij geheel schoon gebrand.
's Morgens een zakje met kolen opge
daan en voor een familielid met kleine
kinderen meegenomen. Die waren er
dankbaar voor. De strijd om ons wereld
deel gaat voort. De Duitsers moeten
overal achteruit. De Amerikanen en
anderen hebben weer een nieuwe aanval
ingezet bij Aken. Ze hebben nu een
bruggehoofd over de Rijn bij Emmerik
en rukken van de andere kant op naar
Keulen.
26 februari 1945
Maandag en dinsdag de buurvrouw ge
holpen in het gat en eindelijk is het dan
ook klaargekomen. Het is nu een gat
geworden van Drie kubikemeter, een
hele bergplaats voor anderhande spullen.
Mijn arbeid is niet onbeloond gebleven.
Ze kwam met een lekkere klomp boter
aan, zelf gekarnd. Dat was niet te ver
smaden, we hebben er fijn van gegeten.
De Duitsers schieten veel VI's af, maar
de Tommies weten er nogal weg mee.
Op hun bestemming komen er niet veel.
Van de week heb ik er 5 over Brabant
zien gaan, daar werden er 4 van neerge
schoten. Ze zetten er de zoeklichten op
en dan regent het kogels uit het afweer-
geschut. Dan een zee van licht en hij
vliegt uit elkaar.
1 maart 1945
Vanmorgen vroeg een auto met 5 Duit
sers van Schouwen gekomen over Her
kingen. Een tankval, die ze zelf gemaakt
hadden, zijn ze ingereden.
Die hadden ze met tankmijnen gelegd.
Drie dood en twee ernstig gewond. Dat
schiet goed op als ze d'r eigen van kant
maken.
3 maart 1945
's Morgens vroeg op en mijn vriend en
zwager weer eens op gaan zoeken in de
andere gemeente. Daar durf ik dan weer
vrij buiten te lopen.
Even een paar boodschappen wezen
doen en naar mijn oude opa wezen kij
ken. Die wordt dit jaar 97. Hij was wat
blij dat hij een paar pijpjes tabak kreeg.
Vandaar zou ik naar mijn zwager gaan.
Op zijn oude adres was hij niet en ik
wou hem nog graag even spreken. Daar
aangekomen bleek dat zijn vrouw op
visite was. Ze had hem in zijn eigen huis
opgesloten en de sleutel meegenomen.
De rolluiken waren gesloten dus hij zat
gewoon in de gevangenis. Door het wc-
raampje kon ik hem nog even zien, maar
ik kon er natuurlijk niet in. Toen ik weg
ging kwam er een man van de overkant
van de weg, die woonde daar en dat wist
ik niet. Hij was nogal een beetje vijandig
voor die mensen die thuis gebleven
waren. Hij wist niet dat mijn zwager en
zijn buurman thuis was. Ik deed net of ik
een vreemde was. Woont hier geen mens
of zijn ze niet thuis? vroeg ik aan hem
om mijn gedrag dat ik een poosje door
het wc-raampje had staan praten goed te
maken. „Nee", zegt hij, „zij is bij haar
schoonouders en haar man is in Duits
land". Toen vroeg ik nog waar die
schoonouders woonden. Toen kreeg ik
verschrikkelijke haast.
4 maart 1945
Alweer kon ik een ausweis krijgen, een
valse. Maar ik moest eerst weten wat
daar aan verbonden zat. Er komen
geruchten hier dat ze weer wat van plan
zijn, die moffen. In Middelhamis zijn ze
al bezig. Mijn vrouw is pas thuis geko
men uit Middelharnis. Alle Engelsge
zinden, onderduikers en zwarthandelaars
hebben een briefje gehad.
Ze moeten zogenaamd evacueren. De
vrouwen en kinderen naar achter Rotter
dam en de mannen naar Duitsland. Dan
kunnen de moffen weer wat plunderen,
want alles wordt verbeurd verklaard. Ze
mogen zelfs geen kleren voor de kinde
ren en hunzelf meenemen. Ik ben weer
gewaarschuwd en een gewaarschuwd
man telt voor twee. Mijn goed van de
zondag, alles weggehangen. Mijzelf half
aangekleed en naar bed. Ze kunnen net
zo goed vannacht komen.
5 maart 1945
Vanmorgen zes uur eruit en kijken wat
er gaande is. Het dorp is weer afgezet.
De bel kom door het dorp. Je mag het
dorp niet verlaten. We zitten nu in grote
spanning wat er zal gebeuren. Zag je een
paar mensen praten, dan was je weer al
nieuwsgierig en dacht je dat er weer wat
anders was. Alweer kwam de bel door
het dorp. Vanmiddag drie uur tot de
andere morgen zes uur moeten we in
huis blijven. Er krijgen ook enkele men
sen, genaamd Engels-gezinden, een
briefje dat ze deze avond half zeven aan
de tram moesten zijn, maar er zit weer
wat achter, want als je niet kan dan ne
men ze een ander voor je in de plaats.
Meest mensen van andere plaatsen, die
hier geëvacueerd zijn.
(wordt vervolgd)
Het relaas van een onderduiker