VAN RUMPT
MALIEPAARD
J. Mackloet Zn.
Fa. G. KAMP
Kees en Rita Maliepaard
Chr. Gem. Zangverg.
„SOU DEO GLORIA"
Fa. M. J. van Brussel
v.o.f. Bakker-Nanninga
A. J. van Rumpt b.v.
Fa. L. Huizer Zn. de „LOKO" bakkers
B.V. Int. Transportbedrijf
VRIJDAG 23 DECEMBER 1994
EILANDEN-NIEUWS
Blz.3
Zwolle. Daar kwam het tot een vuurge
vecht met de stationsbewaking. De kos
ter van de gereformeerde kerk sneuvelde
daarbij. Ds. Wolfert werd opgepakt en
een paar dagen voor de bevrijding werd
hij met nog anderen doodgeschoten bij
Vriezenveen. Een hervormd predikant
was in zijn tuin, toen hij een salvo scho
ten hoorde en een poosje daarna vracht
wagens hoorde wegrijden. Hij is daarna
gaan kijken wat het schieten te beteke
nen had. Hij vond daar een aantal dood
geschoten mannen, waarvan er één
geboeid was. Hij vermoedde dat het een
geestelijke was, maar kende hem niet.
Nadat hij een gereformeerde dominee
erbij gehaald had, bleek de geboeide
dominee Wolfert te zijn. Iedereen die de
dominee gekend had, en dat waren er
misschien wel duizenden want hij was
bij iedereen gezien als een groot vriend,
was onder de indruk van zijn dood.
Het leven ging door. Op zaterdag, als ik
het goed heb was dat 2 april, hadden we
bij Stuut de laatste aardappels gepoot en
al het landbouwgereedschap dat niet
meer nodig was, moest mee naar de
boerderij. Willem en Riek hadden twee
kinderen, waarvan de oudste een ventje
was van een jaar of vier, vijf. Hij mocht
zaterdags als we achter op het land bezig
waren, wel meer mee naar de boerderij
en als ik dan klaar was, nam ik hem mee
naar zijn grootouders. Zo ook nu. We
gingen met drie van die kiepkarren over
de grote weg, want de dreef was nogal
hobbelig. We hadden misschien de helft
afgelegd toen plots acht Spitfire's op ons
neerdoken en schoten. Gelukkig werd er
niemand geraakt.
Willem brulde naar me: „Piet, neem
Lukas mee!"
Ik Lukas onder mijn arm genomen en
naar een boerderij gerend. Wie niet wat
met de paarden van doen had, was daar
al. Na een paar keer boven de karren
gecirkeld te hebben, vertrokken de vlieg
tuigen weer.
Wij vervolgden onze weg. Op de boerde
rij werd er gauw gelost en ging ik zo
gauw mogelijk met Lukas naar huis,
waar Willem hem dan later kwam halen.
Eind van de middag kwam er een schip
door het kanaal gevaren, dat prompt door
vliegtuigen onder vuur werd genomen.
Kort daarvoor was Eppie, de zoon van de
Hofsinks, van Brugterveld gekomen
voor een familiebezoek. Hier had hij ook
niet op gerekend, want dan was hij wel
thuis gebleven. Meinderink, de brug-
wachter, kwam met zijn vrouw en twee
dochters aangelopen. Overal hoorde je
schieten en af en toe hoorde je kogels
fluiten. Daar het huis op de zonkant
stond, gingen we bij de Van Mierlo's
binnen. We lagen, zaten of hingen met
dertien mensen in een klein gangetje, het
leek wel een mierennest. Elke keer als er
dichtbij geschoten werd, gilden de mei
den. Op een gegeven moment ging Eppie
naar buiten en ik ging met hem mee.
Hij zei: „Als je nog niet gek bent, dan
word je het wel daarbinnen."
We gingen achter het huis in de schaduw
zitten, want de vliegers schoten zelden
tegen de zon in. Eppie vertelde me dat
hij in de meidagen '40 op de Grebbeberg
gevochten had. Hij vertelde het niet zo,
maar ik begreep dat hij daar ook het
nodige had meegemaakt wat oorlog
betrof. Ik vond het een heel sympathieke
kerel.
Tegen de avond werd het wat rustiger en
het schip dat voor het huis lag, ging ook
weer verder. Het was wel flink geraakt
maar was niet lek geschoten. We waren
blij toe, want met zo'n schuit voor de
deur, was de kans op beschietingen erg
groot.
's Zondags was het voor niemand ver
trouwd om je buiten te begeven, vanwe
ge de Duitse troepen die terugtrokken.
Op maandag was het hetzelfde beeld. Ik
was nog om melk geweest en broer Lam
was nog gaan melken. Achteraf zijn we
gek geweest om je leven te riskeren voor
een beetje melk of voor het vee van
anderen. Maar gelukkig was alles goed
gegaan.
Dinsdag 5 april hoorden we het zwaarde
re geschut uit de richting van de Duitse
grens knallen. Het leek steeds dichterbij
te komen, wat ook zo was. Ik was de geit
aan het voeren toen er opeens eens al wat
oudere Duitse soldaat voor mijn neus
stond. Ik moest mee naar buiten komen.
Het bleek dat hij een lekke band had en
een ander Fahrrad moest hebben. Ik liet
hem in de schuur kijken; daar stond
enkel een fiets op surrogaatbanden van
Jennigje. Daar had hij niets aan en vroeg
of er een fietsenmaker in de buurt was.
Ik zei van verderop, want er zal er best
wel een geweest zijn eer dat hij in
Almelo was. Dus ging hij op pad met het
geweer aan zijn schouder en een pantzer-
vuist op zijn fiets. Een poos later kwam
er weer een man of twaalf voorbij, in
hun midden hadden ze een verzetsman.
Een van die Duitsers viel op, niet omdat
hij alleen lang was, maar ook een bijzon
der lange nek had en een bril droeg met
een zeer lichtkleurig montuur. Tegen de
middag kwam de waarschuwing dat we
beter van het kanaal weg konden gaan.
We gingen naar boer Hofsink, de vrou
wen gingen naar binnen en wij naar een
leegstaand stenen varkenshok. We zagen
Duitsers hals over kop wegvluchten. Er
werd bij de brug nog even hevig gescho
ten. Even een korte stilte en toen een
gejuich. We zagen dat er vlaggen werden
gehesen. ^t
Vreugde
Nu waren we ook niet meer te houden.
Wij weg en Hofsink maar roepen: „Piet,
hier komen; Lammert hier!" Maar er was
voor ons geen houden meer aan. Hofsink
was ook op gang gekomen, en ging ons-
zelfs voorbij. Hij had een paar kromme
benen waar met gemak een keutje van
een honderd pond doorheen kon lopen
zelfs zonder zijn broekspijpen te raken.
Lam en ik hebben er later nogal eens om
gelachen. Maar hij was het eerst aan de
brug. Die hadden de Duitsers opgebla
zen, maar met een beetje moeite, kon je
toch er wel overheen. Mensen die je nog
nooit gezien hadden omarmden je. Dat
vond ik heel niet erg, vooral niet als het
een jonge meid was. Er werd gehost,
gedanst en gezongen, het was een al
vreugde. Er werden handen geschud met
de bevrijders. Dat waren de Canadezen.
Ze hadden gevechtswagens en zware
tanks, de geschutskoepels waren in alle
richtingen gesteld. Een Canadees wenkte
me en duwde een zak met afval in mijn
handen. Ik bracht het weg achter een
huis waar meer afval lag. Toen ik terug
kwam, kreeg ik een pakje sigaretten van
hem. Ik had al een paar maanden niet
gerookt omdat ik niet steeds bij deze of
gene om rooksel wilde bedelen. Maar nu
was ik gelijk verkocht eraan. Hofsink
had aan de verzetsmensen verteld dat ik
de groep Duitsers had gezien die Cremer
(zo heette de man) in hun midden had.
Nu kwamen ze naar me toe en vroegen
me of ik gezien had wie Cremer dood
geschoten had. Dat had ik niet gezien.
Ze namen me mee naar een plaats waar
heel wat gevangen genomen Duitsers
waren. De Duitser met die lange nek was
er ook bij en nog anderen van die groep.
Ze werden als eerste afgevoerd, boven
op gevechtswagens die met een nood-
gang wegscheurden. Ze moesten elkaar
vasthouden om er niet af te vallen.
Ik hoorde later dat ze Cremer een nek
schot gegeven hadden en daarna in het
kanaal gegooid.
Lam had ik de hele middag niet meer
gezien. Hij was met kennissen meege
gaan en net toen ik weg wilde gaan,
kwam hij opdagen. Ik presenteerde hem
een sigaret, want hij was het misgelopen.
Ik had hier en daar nog wel een paar
sigaretten gekregen. Ik heb ze maar met
hem gedeeld, omdat ik wist dat hij graag
rookte. Na het avondeten ging het
gerucht dat de Duitsers een tegenaanval
begonnen. De mensen trokken in grote
getale weg. Hofsink had een broer in
Bergentheim wonen; daar gingen ze naar
toe. Lam zei: „Ik heb helemaal geen zin
om weg te gaan." Ik was het roerend met
hem eens, dus bleven we waar we waren.
De Duitsers waren wel met een tegen
aanval begonnen. Maar ver waren ze niet
gekomen en het was maar van korte duur
geweest.
De andere morgen ging ik weer om de
melk. Er waren Poolse troepen van de
genie, die een baileybrug over het kanaal
sloegen; dat was in enkele uren bekeken.
Op de boerderij was het stil. In de koeie-
stal was Appie aan het melken en vroeg
op zijn Gronings: „Peit, kanst doe mel
ken?"
Ik kon wel melken, dus hij kreeg hulp
van mijn persoontje. Hij was al bijna
twee uren bezig, zei hij, en had de groot
ste helft van de 34 melkkoeien gemol
ken. Na het melken hebben we melk in
de koeling gezet. Het bleek dat Stuut met
zijn gezin ook weggegaan waren en ook
Bets Hofsink, een broer van Willem, die
melkknecht was. Zodoende was Appie
de klos geweest.
Na het hoognodige werk verricht te heb
ben en een blaasje genomen te hebben,
kwamen er Canadezen en Polen om
melk. Nu ging dat toch niet naar de
fabriek, dus wij maar tappen. We kregen
heel wat rooksel en chocolade van de
heren. We besloten om het in drieën te
delen, dan had Stuut ook wat. Die arri
veerde een poosje later op de fiets met
een rooie kop van inspanning. Ik vroeg
waar hij vandaan kwam. Van 't achter
land, zei hij. Nu, Joost mocht weten waar
dat was, maar ik niet.
Appie vertelde hoe we aan de spullen
kwamen en hoe we het verdeeld hadden.
Hij wilde maar een paar pakjes sigaret
ten, maar wel zijn portie chocolade voor
zijn vrouw en kinderen. Hij was allang
blij dat zijn vee was verzorgd. Van wer
ken kwam niet veel meer; wel werd er
dagen gefeest of bezoeken afgelegd.
Steeds werden we dan hier en dan daar
uitgenodigd, of dat wij ze bevrijd had
den.
Een bus...!
Toen ik een keer om melk ging, zei
Stuut: „Kun je me even helpen. Ik moet
naar de schuur achterin het land."
Natuurlijk kon ik dat. Wij naar die
schuur. Daar was Meindering, die auto
bussen had of beter gezegd: hij had ze
gehad. Er moesten honderden pakken
stro versjouwd worden. Er kwam een zo
goed als nieuwe bus te voorschijn. Die
bus had Meindering kort voor de oorlog
uitbrak in mei 1940 geleverd gekregen
en voor die gevorderd kon worden, had
hij 'm weggemoffeld. Zoals de autbus
daar verborgen was, zou je nooit op het
idee komen dat daar achter de strobalen
wat verstopt was. En ik was toch heel
wat keren in de schuur geweest.
Na de bus van alle stro en andere onge
rechtigheden ontdaan te hebben, werd er
brandstof in de tank gedaan. De motor
startte niet meteen, maar na een paar
keer kwam hij toch tot leven. Er werd in
de omgeving een proefrit gemaakt en die
verliep tot tevredenheid van Meindering.
Hij had voor de oorlog en in het begin
daarvan meisjes vervoerd naar de textiel
fabrieken in Twente.
Wij wilden wel naar huis. Dat was echter
niet mogelijk zolang het westen van
Nederland niet bevrijd was. Jan Plagge-
mans reed met paard en wagen melk naar
de fabriek in Hardenberg en hij had ver
nomen dat er bij een fietsenmaker een
tandem te huur was. Lam ging de andere
dag met hem mee om een afspraak te
maken.
Zo reden we een paar dagen later met de
melkwagen meer naar Hardenberg en
vervolgens met de tandem naar
Musselkanaal. Het was goed weer en we
hadden er goed de gang in. We waren ter
hoogte van Emmen toen Lam zich half
omdraaide met de woorden: „Trap je ook
nog?" Ik zei dat hij 's achterom moest
kijken, want de weg helde nogal. Als je
voor je keek viel het niet zo op, maar als
je achterom keek was het een heel gat.
Enfin, Lam was ook weer overtuigd dat
hij niet alleen het trapwerk deed.
Uiteindelijk zijn we via Ter Apel bij
oom Piet en tante Janke in Musselkanaal
terecht gekomen.
't Was onverwacht, maar we waren van
harte welkom. Na ons wat opgefrist te
hebben en gepraat te hebben, zei oom
Piet: „Jullie moesten straks Janny op
gaan halen."
Zij werkte op het gemeentehuis in
Stadskanaal. We togen naar Stadskanaal.
We stonden mooi op tijd voor het
gemeentehuis toen onze nicht naar bui
ten kwam. Ze zette grote ogen op. Ze
had alles verwacht maar niet dat er plot
seling twee neven voor haar neus zouden
staan.
We zijn er een week gebleven. We had
den wel langer mogen blijven, maar we
wilden zo vlug mogelijk, als we de kans
daartoe zouden krijgen, naar huis.
Ondanks de sporen van de oorlog, heb
ben we zowel heen als op de terugweg
genoten van de mooie natuurgebieden
waar we doorheen kwamen. In Beerzer-
veld terug nadat we de tandem in Har
denberg bij de eigenaar hadden afgele
verd, was er niets veranderd. We volg
den de^ berichten over het verloop van de
oorlog en eindelijk was heel Nederland
vrij. We probeerden bij allerlei instanties
om een vergunning te krijgen, maar die
werd niet verstrekt. Wel andere papieren,
maar niet het begeerde.
Op een dag vernam ik van Meindering
dat hij met evacué's die uit Arnhem
kwamen, over een paar dagen met de
autobus naar Arnhem zou gaan. Er was
weliswaar geen plaats voor ons in de
bus, maar er gingen ook een paar vracht
wagens mee. Daar kon hij wel een
plaatsje voor ons versieren. Lam en ik
besloten om mee te gaan en dan via
Brabant naar Flakkee te gaan.
Na afscheid genomen te hebben van
vrienden en kennissen en natuurlijk de
familie Hofsink in 't bijzonder, vertrok
ken we richting Deventer. Het eerste
gedeelte van de reis verliep voorspoedig.
Maar in Deventer moest er voor de vlot-
brug, die er toen lag, gestopt worden en
werden de papieren gecontroleerd. Die
van ons waren in orde, alleen de vergun
ning ontbrak. We moesten van de vracht
wagen af. Meindering probeerde alsnog
de commandant te vermurwen, maar het
mocht niet baten.
We werden ondergebracht in de Vrou
wen Arbeid School. Het was een nogal
groot gebouw. Er waren misschien wel
honderd mannen en vrouwen, die naar
het westen terugwilden. Er waren er ook
veel bij, die in het oosten op eten uit
waren toen ze bevrijd werden.
Je moest daar met zo'n 25 mensen in een
halve kring gaan staan, uitkleden op je
onderbroek na. Dan werd je voor en ach
ter bekeken of je luis of scabies had. Wij
hadden dat gelukkig niet. Voor en achter
je liep een soort verpleger met een flits-
spuit, trok dan aan je onderbroek en
spoot er een zooi DDT in. Ze namen
geen halve maatregelen. Je moest naakt
in je bed en alle spullen werden ontsmet.
Met een paar uur kreeg je ze terug. Ze
stonken een uur in de wind. Maar van
lieverlee werd dat minder, of wij raakten
er meer aan gewend.
We konden gaan waar we wilden, behal
ve over de IJssel. 's Avonds gingen we
Deventer in. Opeens hoorde ik: „Hé
Kievit, wat doe jij hier?"
Het bleek Jan Weijers te zijn. Daar had
ik mee in Deurne in de Arbeidsdienst
gezeten. We zaten zonder rokerij, dus
vroegen we Jan of hij een adresje wist
om wat te kopen. Dat wist hij wel. We
moesten over de spoorbrug die nog niet
hersteld was voor het treinverkeer. Maar
op sommige plaatsen moest je op handen
en voeten over kapotte stukken kruipen.
Eenmaal op de andere oever was het nog
een eindje lopen richting Twello, dan
kreeg je een paar straten en daar was ook
het adres waar we moesten zijn. Eerst
had die man niets, maar toen ik Jan
Weijers zijn naam noemde, kon hij ons
wel helpen. Met rokerij voor een week
gingen we weer terug. We moesten elke
morgen bij een Rode Kruis kantoortje
komen horen of we weg mochten. Al een
paar ochtenden was het: „Kom morgen
tegen twaalf uur maar terug." Maar als
het uitliep, dan ging net voor je neus de
deur dicht en dan kon je weer wachten
tot de volgende dag. Nu was broer Lam
een heel gemoedelijke vent. Die niet zo
gauw kwaad te krijgen was, maar alles
heeft zijn grens. We moesten de volgen
de dag ons weer om tien voor twaalf
melden. Toen we weer aan de beurt
waren, was het weer hetzelfde liedje.
Maar voordat die kerel de deur dicht had,
stak Lam zijn maat 45 of 46 tussen de
deur want hij had zeker geen kinder
maatje. De man was niet zo vriendelijk
tegen ons, maar binnen de kortst moge
lijke tijd hadden we de vereiste papieren
op zak en konden de volgende dag om
negen uur met een Rode Kruis kolonne
die naar Den Haag ging, meerijden.
Naar huis
Lam had met de bestuurder van de auto
afgesproken waar wij uit zouden stap
pen, dus toen we ter hoogte van de
Hoefweg naar Bleiswijk waren, vroeg hij
om te stoppen. We eruit en richting
Bleiswijk gaan lopen, want voordat je bij
het dorp kwam, was daar een boerderij
waar onze oudste broer Dingeman met
zijn gezin geëvacueerd waren. Zij waren
de oorlog ook goed doorgekomen.
We leenden een paar fietsen en gingen
richting Benthuizen. Aan de Hoogeveen-
seweg tussen Benthuizen en Boskoop
woonde onze broer Han en iets verder
zus Kee. Zij had gedurende onze onder-
duikperiode ons op de hoogte gehouden
en omgekeerd ook. Want we schreven
nooit rechtstreeks naar onze ouders.
Zodoende kwam alles toch over, want
het was een tijd van 'wees vertrouwd,
maar vertrouw niemand'. We fietsten net
voorbij de driesprong bij Benthuizen en
kwamen daar Kee tegen. Zij moest naar
het dorp. We zijn toen met haar meege
gaan. Aan de andere kant van Benthui
zen woonde zus Hanna en gezin in de
polder Palestein. Of we bij Hanna of Han
toen geweest zijn, kan ik me niet herin
neren. We wisten in ieder geval dat de
familie de oorlog goed doorgekomen
was.
Toen we weer terug waren bij Dingeman
kwam de boer waar hij werkte, vertellen
dat we de andere dag met zijn broer die
tuinder was, mee konden rijden naar het
Noordplein in Rotterdam. Daar was des
tijds de groentemarkt. Daar maakten we
dankbaar gebruik van. Van het Noord
plein liepen we de Jonker Fransstraat uit,
de Meent door, de Nieuwe Binnenweg
uit en dan was je zo bij de Coolhaven.
Daar lagen de schippers die van de eilan
den kwamen om hun lading te lossen.
We troffen het, want een schipper uit
Dirksland was klaar voor vertrek en
vond het goed dat we meevoeren,
's Avonds lag hij door Dirkslandse Sas.
Het kon wel even duren, zei de schipper,
eer dat hij door kon varen naar
Dirksland. Wij de wal op en daar stond
Jan van den Tol uit Herkingen met zijn
vrachtwagen. Hij ging naar Herkingen,
maar wist niet of onze ouders al terug
waren. Maar met een joviaal gebaar
zoals hij dat kon doen, zei hij: „Ik rij
even door de Secretarieweg".
Het bleek dat we mee konden naar Her
kingen. Nu, dat was ook weer een onver
wacht weerzien. We waren de kortste
dag vertrokken en voor de langste dag
weer thuis.
P. Kievit
wensen familie, vrienden en kennissen
Gezegende Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
Bestuur, leden en dirigent van de
wensen donateurs en vrienden
Gezegende Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
STAD AAN 'T HARINGVLIET, december 1994
L. Vr. Poldersedijl( 8 Postbus 3
STAD AAN 'T HARINGVLIET HOLLAND
Fax (01871) 18 96 Telefoon (01871) 12 67
Wij wensen al onze clientèle, vrienden en bekenden
prettige kerstdagen en een voorspoedig nieuwjaar.
Sch ildersbedrijf
Voorstraat 7, telefoon (01871) 14 12
Stad aan 't Haringvliet
Wij wensen alle mensen
Gezegende Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
Jachthaven Atlantica
Familie Bakker
Zeedijk 54-56
3253 ZG Stad aan 't Haringvliet
Telefoon (01871) 25 24
Familie, vrienden en clientele
Prettige Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
De correspondenten van de NCRV
op Goeree-Overflakkee
wensen u Gezegende Kerstdagen
en een Voorspoedig 1995.
Autobedrijf
Molendijk 85
Stad aan 't Haringvliet
Postbus 4
Tel. (01871) 15 53
Prettige Kerstdagen
en een gelukkig nieuwjaar
Medewerkers wensen vrienden en clientele
prettige Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
stad aan 't Haringvliet, telefoon (01871) 25 21
Onderhoud - Tegelwerken - Open haarden
wenst clientele, vrienden en bekenden
Gezegende Kerstdagen en een voorspoedig 1995
Achterdijk 22, 3243 AA Stad aan 't Haringvliet
Telefoon (01871) 17 80
Handel in Landbouwprodukten
Stad aan 't Haringvliet Tel. (01871) 14 19 24 74
wenst alle bekenden II
prettige feestdagen
en een voorspoedig 1995 toe
en gezinnen
wensen alle familie, vrienden, kennissen
Gezegende Kerstdagen
en een voorspoedig 1995
Molendijk 11, Stad a.h. Haringvliet, Tel. (01871) 12 14
Rijwielen, bromfietsen; BP benzinestation
Vrienden en clientèle
prettige kerstdagen en een
voorspoedig 1995 toegewenst