EIÜVIIDEri-IIIEUWS PiHi Overdenking uit de Heilige Schrift Huttendorp in 'West' „Hoe anders mag een ander zijn" De natuur op Neeitje Jans, boeiender dan je kunt vermoeden Frieslangd op z'n Flakkee's VERVOLGVERHAAL KAREL DE GROTE Larven Klimpootjes Enteren Liften Slons Olie Ingezonden: In de spelonk van AduUam Programma Aanvraag Watje moet weten Avontuur Ingezonden: W. G. A. de Winter 2e Blad VRIJDAG 5 AUGUSTUS 1994 No. 6322 [DE OLIEKEVERl Half in het talud van een fraaie Flakkeese bloemdijk vinden we op een nog verse molshoop een zachte zitplaats. Midden in een flink bed 'Melkwiet'. Deze benaming van de Paardebloem roept regelrecht her inneringen op. We zien ons weer met korf, zak en schrepel langs bermen en slootkanten sjouwen om grote malse kroppen uit te hakken en mee te nemen voor de konijnen. Toen de sproeitoestellen langs kwa men, viel deze voedselbron weg. Maar de laatste jaren zien we toch weer zo af en toe een kleinveebezit- ter 'Melkwiet' en Klaver in zijn fietstas stoppen. Deze planten, waar we nu tussen hebben plaatsgenomen, zijn aan die aandacht ontsnapt. De meeste ervan staan nog in bloei. Andere dragen al pluizebollen die wachten op het juiste moment waarop met hulp van luchtstromingen hun zaad op reis gaat. Een grijs-gele versiering van een gras-groene dijk. En nu juist hier heeft het vrouwtje van de familie Oliekever haar eitjes gelegd. Misschien wel een dikke duizend. Waar om zoveel? Dat zien we straks wel. In ieder geval heeft zij haar natuurlijke plicht gedaan. De larven, als ze uitko men, moeten maar zien dat ze hulp krij gen op weg naar de keverstatus. En daar bij kan een bladerloze bloemstengcl ener Paardebloem goede diensten bewijzen. Want kijk, daar stevent zo'n larfje van een paar milimeter naar hoger sferen. Ze wil en moet de bloem bereiken. Een hele onderneming die niet door de ganse lar- veschaar zal worden volbracht. Bij deze klim naar een volgende levensfase vallen de eerste slachtoffers al. Ons larfje werkt zich met haar zes klimpootjes gestaag naar boven. Onze aanwezigheid helpt misschien. Er trippelen hier geen horde spreeuwen door het gras. Dan is er ook nog een spin die het op haar prille leven heeft voorzien. Ze heeft geluk, met een laatste krachtinspanning bereikt ze het bloemkorfje op de stengel. Ze zal wel uitgeput zijn en wat willen rusten. Maar daar is geen tijd voor. Ze moet nu zo snel mogelijk een lift zien te krijgen. Voerman jr. in Verkade-albuni Lenle. Paardebloemen krijgen altijd veel bezoek. Ze lokken vliegen, kevers, hom mels, vlinders en bijen. Daarom ook is deze plant favoriet bij de Oliekever. Wel jammer voor de meeste larven, die de bloemen kunnen bereiken, als ze zomaar luk-raak met een insekt meereizen. Hier geldt dat niet altijd de eerste de beste is. De larven moeten proberen bij een ho- ningbij te enteren. Zij die het wagen met een vlinder of een vlieg, halen de eindstreep niet. Daarom heeft moeder zoveel eitjes in het gras gedeponeerd. In de hoop dat er een stuk of wat zullen slagen. Onze nietige gaste is fortuinlijk. Er komt een bij uit de kast van boer Imker. Aan haar achterpoten draagt de bij korfjes mee en die gaat ze nu vullen met stuif meel. Ze werkt snel, maar toch nog lang genoeg voor de larve om bij haar aan boord te kruipen. Misschien wel zonder het te merken vliegt dan de bijewerkster met haar ver stekeling naar huis. Zodra ze in de kast arriveert, verlaat de meeliftende larve de bij en kruipt in een cel. Daar ligt een bije-eitje in en dat peuzelt ze nu eerst op. Neemt gewoon bezit van de cel en doet net of ze vaste bewoonster is van de korf. Dan vervelt ze en krijgt de gedaan te van een wormpje. Al etende gaat ze eruitzien als een bijelarve. Dan breekt er voor haar een onbezorgd larveleven aan. De larve is nu voor de bewoners een toe komstige bij. Zo komt ze mooi de winter door. Via nog een paar vervellingen en ■2ari(i{iid>giMiiJBWii^ het popstadium groeit ze naar de volwas senheid. Als dan het voorjaar zich aan dient presenteert ze zich als een echte zwarte Oliekever van één tot drie centi meter. Het verschil in grootte wordt bepaald door de sekse.' Het vrouwtje is groter. Of ze ook een grotere bek heeft vermelden de deskundigen niet. Wel zeggen onderzoekers dat de Olietor maar een slonzige kever is. Dat komt door die veel te korte dekschilden. Die staan zelfs een beetje open. In menselijk vergelijk is het net een dikke man die een te nauwe jas aan heeft. Het heeft misschien te maken met het feit dat deze tor geen vleugels heeft. Meloe proscarabaeus, de deftige naam van de kever, heeft nu, met dank aan de bijenbevolking, de kast verlaten en kijkt vol verwachting de wijde wereld in. Daarbij kunnen we dit diertje maar het beste laten begaan. Geen handje helpen, of zo. Als je hem of haar beetpakt, en dus verstoort, persen ze uit hun pootge- wricht een beetje bloed met een olie-ach- tige bijtende stof. Hierdoor worden ze onsmakelijk voor hun belagers. Spreeuwen bijvoorbeeld, toch niet voor een kleintje vervaard en ook niet zo kies keurig, lusten geen olietorren. Wat gaat ons kevertje nu doen. Gewoon, een partner zoeken om dan zo samen weer te zorgen voor een nieuwe lichting larven tussen het gras bij de paardebloe men. En dan begint dit verhaaltje weer van voren af aan. J. V. P. Dat bepaalt uiteindelijk een ieder voor zichzelf of hij is zo op de wereld geko men. Je wordt geaccepteerd of valt uit de boot, dat is dan een ander z'n probleem en niet het jouwe. Maar als je een andere mening hebt of een ander voorkomen, neem wel de fat soensnormen in acht en besmeur niet een architectonisch mooi gebouw met leuzen waar niemand wat van begrijpt. Doe als ik, schrijf je mening in de krant als het een eerlijke zaak is, zet je naam eronder, dat opent discussie en geeft misschien saamhorigheidsgevoel. Je wilt toch aandacht? Aart de Neeff „Toen ging David vandaar en ont kwam in de spelonk van AduUam" (1 Samuel 22:1) Het wordt David tevéél: die spanning, altijd weer door Saul vervolgd te wor den. Hij neemt de wijk naar het land van de Filistijnen, naar koning Achis. Maar dat kost hem bijna het leven. Hij wordt herkend als degene, die de Filistijnen be streed. Slechts op een vernederende wijze (David stelt zich aan als een krank zinnige) weet hij te ontkomen. Wéér moet David verder. En dan vlucht hij naar de spelonk van Adullam. Psalm 57 zingt ervan: „Ik neem mijn toevlucht in de schaduw van Uw vleugelen". Daar, in de spelonk van Adullam, is David vei lig; daar weet hij zich geborgen in de hoede en de genade des Heeren. Kennen we ook die toevlucht? Maar wij worden toch niet vervolgd door iemand als koning Saul? Maar zijn er niet vele levensomstandigheden, die eveneens moeilijk zijn? Ziekte of spanning. Dagen van zorg om de tijd, die we beleven. En dan de dagen van geestelijke strijd. Kennen we zo'n 'Adullam'? Zo'n schuilplaats bij de Heere? Hebben we misschien geprobeerd, voor onszelf te zorgen? Om over de moeilijkheden van het leven heen te komen? Hebben we wellicht geprobeerd, om zelf vrede in het hart te bewerkstelligen? Och, dan kun nen we ons in duizend bochten wringen, maar het haalt niets uit! Welk een zegen is het, als we dan die toevlucht kennen. Als we verkeren mogen onder de vleugelen van de Heere. Dan kan het in die 'spelonk' tóch goed zijn- Maar naast de vertroosting is er óók strijd! David en zijn mannen zijn tot op zekere hoogte veilig in die spelonk. Maar daar is het laatste word niet mee gezegd. David was immers tot koning over Israël gezalfd. Maar wat komt er op deze manier van terecht? Aan David is het koningschap beloofd, maar niets wijst erop, dat deze belofte vervuld zal worden. Dat kunnen we ook toepassen op het geestelijk leven. Als we geen vreemde ling zijn van het leven der genade, dan zullen we weten van wat God in het hart openbaarde. Maar als er andere tijden komen? Als het erop lijkt, dat de Heere Zijn belofte vergeet? Dan kunnen geze gende tijden van weleer verschrompelen in de dagen van strijd. En daar komt bij, dat David op een zij spoor is gezet. Wat zou hij, als hij ko ning was, vruchtbaar kunnen werken! Nu moet hij zijn dagen slijten in de spelonk, werkeloos, doelloos. Maar is dat ook de slechtste tijd? Juist in die spelonk heeft David het voor zichzelf zo goed gehad. Nee, een weg vlees en bloed is niet altijd de meest ongezegende weg. Zo wil de Heere oefenen. In geduld. In overgave des geloofs. Daar willen we van onszelf nooit aan. Maar als de Heere in het hart geeft, kan de lof zang opklinken, zelfs in de spelonk. En dat kan David alleen doen dankzij het werk van de Heere Jezus. Hij was óók een uitgestotene. Hij had evenmin een 'thuis', zelfs geen spelonk. Hij was over al gehaat en werd door iedereen verwor pen. En dankzij Hem kan een weg van be proeving een gezegende weg worden. David moest leren, te leven door het geloof alleen. Hij kon er niets van bekij ken en moest alles in 's Heeren hand geven. Langs een grote omweg werd hij naar het koningschap geleid. Maar dan is het wonder van de uitkomst des te groter. ^- Maar zover is het nog niet. Als David in de spelonk van Adullam verkeert, geeft hij leiding aan een paar honderd mannen. Daaronder bevonden zich verschillende priesters, die op de vlucht waren terwille van de zaak des Heeren. Maar er waren óók anderen. Ook hen had Saul onrecht aangedaan, maar niet om des Heeren wil. Later worden zelfs Belials-mannen ge noemd: ongelovig, tegen de Heere ge keerd! Dat doet ons denken aan de grote Zoon van David: de Heere Jezus. Ook Hij werd omgeven door mensen, die inner lijk niets van Hem moesten hebben. Ze liepen mee met onheilige bedoelingen. Dat brengt ons bij de vraag, hoe het in óns leven is. Hebben we ware behoefte aan de genade des Heeren? Hebben wij Hem alleen nodig voor 't dagelijks le ven? Of begeren we óók de vergeving der zonden en de kracht, om Hem in hei ligheid des levens te dienen? Gaat ons hart uit naar de meerdere David? En dan is de spelonk van Adullam tóch een plaats van troost voor hen, die- om de zaak des Heeren bedrukt waren. En ook van onderlinge versterking en bemoedi ging. Dat was nodig, want het verblijf in Adullam was hard. Voedsel en water moesten aangevoerd worden. Daarin zien we, dat het leven met de Heere niet altijd uiterlijke voorspoed met zich meebrengt. Het is een weg van zelfverloochening en soms ook kruisdragen. Maar het werk des Heeren gaat voort. En ondanks alle tegenwerking van de duivel wordt David straks koning over Israël. Zoals later Zijn grote Zoon, de Heere Jezus, regeren zal over Zijn gehele Kerk. Over de ontelbare schare van allen, die met Hem door dit leven zijn getrokken om aan te komen in het nieuwe Jeruza lem. Daar wordt de lofzang gehoord ter ere van de Borg, die zichzelf alles ontzegd heeft, om genade voor de Zijnen te ver werven. En als de spelonken stfaks gezocht worden door de goddelozen, om zich voor de toorn des Heeren te verber gen, verkeert de triomferende Kerk in die plaats van volkomen rust en veiligheid. De spelonk van Adullam is slechts een voorlopige schuilplaats, maar in het nieuwe Jeruzalem is een eeuwige woon plaats. Zalig zijn zij, die er wonen en ter ere van het Lam zingen: ,,En eeuwig bloeit de gloriekroon op 't hoofd van Davids grote Zoon!" Werkendam ds. W. Arkeraats DIRKSLAND Ook dit jaar organiseert Buurtver eniging 'West' weer de jaarlijkse Huttenweek. Deze kindervakantie week zal plaatsvinden van maan dag 8 t/m vrijdag 12 augustus, en de meeste aktiviteiten zullen zich afspelen op de speelweide bij het clubgebouw aan de Philipshoofjes- weg te Dirksland. Op maandag beginnen we om 9.00 uur met de bouw van de 'hutten', welke dit jaar worden gemaakt van bamboe en plastic, zodat ons dorp eruit gaat zien als een indianenkamp. Natuurlijk worden de bewoners dan ook verkleed als indianen. Verder gaan we een hele reeks fantas tisch leuke dingen doen, zoals o.a.: But tons maken. Slingers maken waarmee de tenten versierd kunnen worden. Een puz- zeltocht te voet door de buurt, Pannekoe- ken bakken, Huifkartocht, Broodjes bak ken, Barbeque, Een bingo-avond met aansluitend een logeerpartij in de Victo- riahal, Een fietspuzzeltocht. Zeskamp, Dropping voor de jeugd vanaf 12 jaar. Zwemmen, Pick-nick. En ter afsluiting op vrijdagavond een geweldig eindfeest met een grote Karaoke/Playback-show. Al deze aktiviteiten worden gerealiseerd door vrijwilligers. Het entreegeld be draagt ƒ5,- voor leden en 10,- voor niet-leden, en dat voor de gehele week! Het wordt zeker een grandioos feest en we hopen op vele deelnemers, en ook belangstellende ouders. Dus tot ziens op het 'Huttendorp 1994'. Het lijkt allemaal zand, maar er is veel meer aan de hand! Dat ontdek je als je meegaat met de boeiende excursies door de natuur van Neeitje Jans, het eiland op de Oosterscheldekering tussen Schou wen en Noord Beveland. Wie eens op ontdekking wil door het zand van Neeitje Jans op zoek naar het leven in dit piepjonge stukje natuur heeft keuze uit diverse dagen. Er zijn excursies op iedere dinsdag om 10.00 uur tot en met oktober en op iedere vrijdagavond om 19.00 uur tot en met augustus. Vanaf 17 augustus kan men mee op iede re woensdagmiddag om 14.00 uur. Groepen kunnen excursies aanvragen in meerdere talen en gericht op verschillen de leeftijden bij mevrouw P. Sloot: (01199)5431. Je hoeft je van te voren niet aan te mel den voor genoemde excursies. Het ver trekpunt is de zuidwesthoek van het hoogstgelegen parkeerterrein van Delta Expo (dicht bij de losse pijler), bij het bord van Vereniging Natuurmonumenten en Stichting Het Zeeuws Landschap. De excursies kosten 7,50 voor volwasse nen. Leden en donateurs krijgen 2,50 korting. Kinderen betalen 2,50. Een wandeling door de nog zeer jonge natuur van Neeitje Jans is een avontuur! Op het eerste gezicht lijkt het of er niet zo veel te ontdekken is. Een excursie door het gebied laat echter het tegen overgestelde zien. Achter ieder duin een nieuwe veirassing: een plantje, een vogel of een prachtig landschap. De moeite van het ontdekken waard. iHne ulti «I» Zandpad 36 Middeiharnis Tel: (01870) 8 27 84 In Triésfatyd is 't net as op fCakkpt Iederéén briingt z 'n eige taek mee Menfieerse zoé iüe[ as Sommerdiêf^ 't Is vorders net as Qorrediéli. ©e kjoaien binne zwart In %eigers binne biaauwe 'De hondjes biaffe d'r dl katjes dit miaivwe CD r binne oakMnders-biankJn brune Mi glad in kroes fiaer op t 'r krune. Mar waer ofwd'je tegenkomt ojvindt 'Wees lief voor iedereen, want 't is Qods kind. Nel Slegers-van Dongen >»♦♦♦♦♦♦**♦♦»♦♦^^♦♦»»♦*♦♦♦♦#.*#♦^^♦^^♦♦♦♦♦♦♦♦♦#♦»♦♦♦»»♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦#**♦♦♦*♦♦♦^M^♦**♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦#**»****♦♦♦♦* 13- „Zegen aan onze grote en heilige Saxnot. Heui, heui, heuü", krijsen ze, voeten stampen en speren dansen ritmisch op en neer. „Woeah, woeaah!", gilt EUert mee. Vader Wychert schudt nauwelijks merk baar zijn hoofd. „Dwaze zoon, laat je niet opzwepen", denkt hij. Ellert raast echter mee, zijn bloed raakt verhit. „Schatten: geld, goud, goed, vee, grond, wonin gen. Alles zal ons deel worden", rakelt de stamo- verste op. Diep, heel diep in de nacht verlaten ze het woud. Ze volgen het pad, dat langs verschillende bijge bouwtjes leidt, waarin de tempelschat bewaard wordt. Onnoemelijk veel ligt er al aan rijkdom men. „Nog meer zal het worden als alles goed gaat", mijmert woelige Ellert. Dagen later. Rijen Saksen lopen achter elkaar. Werpbijlen slingeren aan hun heupen, spiesen ste ken ver boven hun schouders uit. De korte zwaar den, de saksen, rusten in de schedes. Bij de rivier zullen de Hessen zich bij hen voegen en zo zullen ze gezamenlijk optrekken. Ellert staat in de deuropening, leunt met zijn arm tegen de zijpost. Donker blikken z'n ogen, er broeit onrust in zijn hart. Meegaan doet hij echter niet, hoe graag hij ook zou willen. Hij overtreedt het gebod van z'n vader niet. Met weemoed staart hij ze na, totdat de brede beukehaag het gezicht ontneemt. Traag draait hij zich om, pakt een pijl en boog van een spijker en slentert het bos in. Misschien kan hij wat boommarters schieten. Al zullen de rakkers hem wellicht te vlug af zijn. Ze kunnen een mooi bontvelletje opleveren. Vooruit maar. Het is het proberen waard. Weken en weken zijn heengegaan. De volle zomer heeft z'n intrede gedaan. Een gele zonnebal bla kert op de korenvelden en kale zandvlaktes in het Saksenland. In de bossen is het daarentegen lekker ■koel. Daar heeft de zon immers geen vrij spel door de machtige boomkruinen die hun frisse schadu wen afwerpen. De Saksen zijn teruggekomen, beladen met buit; joelend en juichend. Ellert heeft ze zien komen, terwijl hij om een schuurhoek heengluurde. „En?", vraag Wychert, als zijn zoon thuiskomt van het varkenshoeden. „Ze hebben gewonnen vader.'" „Zo jongen, let op! Onze dobber zal wel eens vlug onder kunnen gaan", meent Wychert. Ellert bukt zich, wrijft wat stro en takjes van zijn mantel. Stilletjes trekt hij zijn neus wat spottend omhoog. Volgens hem zal het allemaal wel loslo pen. Hij vindt het nog steeds jammer dat hij niet mee is geweest. Op een dag is Helga paddestoelen aan het zoeken in 't bos. Een mand hangt om haar arm. Regelmatig bukt ze zich en plukt voorzichtig eek hoorntjesbrood of wilde champignons. Haar mand begint al aardig vol te raken. Een eindje verderop zijn Wychert en Ellert aan het hooien. De lucht is vervuld van een zoete, kruidige geur.Een eekhoorn rikketikt met z'n nagels over de witgrijze stam van een berk. Met sierlijke sprongen zigzagt het beest je naar de boomtop. Helga oogt hem na. Dan loopt ze door naar andere bomen. Berken, dat is niets. Daar groeien alleen maar rode zwammen met witte stippen bij, die zijn giftig. Helga weet dat doordat ze er dikwijls vliegjes op ziet liggen. Plotseling horen ze gekrijs in de verte. Moeder laat van schrik haar mand op de grond vallen. Wychert en Ellert werpen hun houten rieken neer en rennen naar het dorp. Er zijn vijanden in aantocht. Vast en zeker. Hoor maar. „De dobber! De dobber gaat onder!", roept vader, terwijl hij zich samen met Ellert een weg door de struiken breekt. Er kletteren wapens, er breken takken, ruizende sprieten. Een groot leger vreemde soldaten heeft de Eresburg bezet. De Saksen zijn eruit geworpen. Nu stormen ze naar het heilige bos en o kijk nu toch eens! Hoe durven ze? De heilige goden zullen hen treffen. Knallende bijlslagen weerklinken. De scherpe ijzers slaan in de Irminzuil, de Heelalboom. Splinters vliegen in het rond. Dieper en dieper worden de kloven. Pats!! Pats!! Daar! O, daar begint de oeroude boom voorover te hellen. De Saksen beven als een riet. Zal nu het hemelgewelf naar beneden vallen en de aarde verpletteren? „Dit is het einde", siddert hun roep. Met donderend geweld raast de woudreus neer, andere bomen in zijn val meesleurend. Hele brok ken bosbodem worden naar boven getrokken, arm- dikke wortels worden zichtbaar. Verschrikkelijk gekraak en gescheur, afschuwelijk bladgeruis. De Irminzuil ligt! Vol angst blikken de Saksen naar boven. Nog is de hemel blauw, er is geen gat gekomen. De aarde draagt hen nog. Hoe is het mogelijk? En wie is dat? Die wonderlijke man op dat paard, temidden van zijn leger. Zijn benen zijn omwon den met linnen banden. Hij draagt een blauwe mantel met een zwaard eraan met een in goud gevat handvat. Een grote blonde snor siert zijn gezicht. 't Is de koning! De koning van de Franken! Hij is op wraakaktie vanwege de grensovervallen en rooftochten van de Saksen. Hij heeft z'n leger te Worms bij elkaar geroepen en is zo doorgestoten. De Saksen verweren zich dapper, maar tegen zo'n leger kunnen ze niet op. De Franken treden zo snel en doortastend op. Voordat de Saksen er erg in hebben zijn ze al omsingeld. De soldaten springen onverwacht naar voren en grijpen twaalf Saksen. Ze sleuren ze gewoon naar hun koning. Dat zijn de gijzelaars. Helaas is Ellert ook één van hen. Vader Wychert verbijt z'n woede door op zijn lippen te kauwen. De schatten worden uit de bijgebouwtjes geroofd. Drie dagen doet koning Karel erover om al de rijkdommen bijeen te verzamelen. Dan ver trekt hij op een middag. Twaalf gevangenen, ieder apart aan een touw gebonden, worden triomfantelijk meegevoerd. Daar verdwijnen ze over het bospad. Ellert is de laatste. Schuw kijkt hij om zich heen en loert op een kans om te ontsnappen. Een boom van een bewaker hout het touw om zijn pols. Hij laat geen oog van Ellert af. Nee, vluchten kan hij wel verge ten. Tranen branden Ellert in de ogen. „'k Ben onschuldig", mompelt hij. De bewaker kijkt hem niet begrijpend aan, hij ver staat de taal van de Saksen niet. In hoog tempo stappen ze verder. Tot overmaat van ramp komen ze ook nog langs vaders akker. Tal van herinneringen komen in Ellert op. Hij wil vrij zijn. Hij wil niet naar het verre Frankenland! Nooit! In een plotselinge opwelling van drift rukt hij aan het touw. „Ai", gilt de Frank. Hij grijpt verschrikt naar z'n geschaafde pols. Het touw glipt uit zijn hand, glijdt op de grond. Ellert schiet vliegensvlug weg, het touw dat als een slang achter hem aankronkelt, met zich meetrekkend. Hij springt over boomwor- tels, rent dwars door heggen. De Frank! (wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1994 | | pagina 7