EIIIVI1DEn-l1IEUW5 Overdenking n Fabert meubel, dat zit.l uit de Heilige Schrift AVO-Jnformatiebus DEKOERSVASTE COROLLA. -IV- OUDE-TONGE En zie, een Moorman Tocht met brandweerwagen!! Rondwandelingen door Middelharnis/Sommelsdijk 2e Blad VRIJDAG 24 JUNI 1994 No. 6311 In de verhalen over de schepen van Goeree en Overflakkee mag het volgende verhaal niet ontbreken. Tijdens de watersnoodramp van 1 februari 1953 hebben te Oude Tonge enige schippers en schip- persjongens met inzet van al hun krachten en met behulp van een paar roeiboten nog tientallen men sen weten te redden. Zij zijn niet de enige redders geweest en zouden zich over hun geweldige prestatie nimmer op de borst willen slaan. Des te meer kan men spreken van echte redders. Redders van het eerste uur! Want de totale hulpver lening moest nog van buitenaf op gang worden gebracht en geheel worden georganiseerd. In de enor me chaos en in die benauwende omstandigheden waarin de overle venden van Oude Tonge zich toen verkeerden, waren de inwoners vooral die eerste dag op zichzelf aangewezen! Het was nog voor één uur in de nacht van die onvergetelijlce zondag op 1 februari 1953 dat Bram de Korte door zijn zwager Machiel van Nieuwaal werd geroepen om de spongen voor de voor deur te gaan plaatsen bij zijn vader Piet de Korte op de Kaai. Het stormde ongekend hard. Zonder morren verliet Bram zijn woning in de Nieuwstraat van Oude Tonge en sloot zich bij zijn zwager aan. Samen lie pen ze zo snel mogelijk naar de Kaai om het karweitje voor hun bejaarde ouders te klaren. De vloedplanken stonden a! gereed en werden direkt geplaatst. De waterstand was enorm hoog en hier en daar sloeg het water reeds over de dij ken. „Nou, nu zal het met jullie wel gaan hoor", riepen de beide mannen zo hard ze konden om toch nog boven het geraas van de storm uit te komen. „Welterus ten" klonk het wederzijds. Bram vertrok onmiddellijk naar de Nieuwstraat en ook zijn zwager toog huiswaarts. In de Nieuwstraat zat zijn vrouw Elisabeth Kievit met de 9-jarige Arendje en de 2-jarige Pieter te wachten op de terugkeer van haar man. Maar onderweg van de Kaai naar de Nieuwstraat werd Bram potseling door een woest kolkende waterstroom overvallen. Het mag een wonder heten dat hij nog net de voordeur van zijn huis kon vastgrijpen en dat hij door de ontembare kracht van het water als het ware naar binnen werd gespoeld, anders was hij vast en zeker door het ijs koude zeewater meegesleurd naar nee, laten we die mogelijkheid even wegdenken. Buiten was het volkomen donker gewor den, het licht of beter gezegd de stroom was uitgevallen. Bram klauterde de vaste trap op naar de zolder waar zijn vrouw en kinderen reeds naar toe waren gevlucht. Ze woonden in een hoekhuis en het was Bram al gauw duidelijk dat er gevaar bestond voor instorting van de zijmuur waartegen het water met grote kracht bleef aanstromen. De druk zou wel eens te groot kunnen worden en wat zou er dan gebeuren, vroeg Bram zich zeer bezorgd af. Bovendien was het water inmiddels al zo ver gestegen dat het de zoldervloer geheel bedekte! „We gaan over het dak naar het huis van de buurvrouw" zei Bram na ampele overwegingen op besliste toon. Weliswaar was de buurvrouw, de wedu we Van den Berg niet thuis, maar de zol der van haar woning lag hoger dus zou den ze daar wel veiliger zijn. Op een trapje klommen zij één voor één door het dakraam naar buiten en lieten zich zak ken tot op de kielgoot tussen de daken van de twee woningen. Alleen de kleine Piet werd met de overstap geholpen en zat weldra te bibberen van de kou. Daar kon echter op dat moment geen aandacht aan worden geschonken. Er moest slechts gehandeld worden om het vege lijf te redden. Bram wist het dakraam van het huis van de buren geopend te krijgen en met gebruikmaking van hetzelfde trapje 'ver huisde' het gezin van de ene woning naar de andere in de Nieuwstraat. Nadat ze .op de zolder van de buren waren gekomen, probeerden ze wat op verhaal te komen. Ze hadden geen voedsel en geen drink water bij zich. Er was geen licht en geen warmte. Een verschrikkelijke nacht brak aan. Voorlopig zaten ze veilig. Vanuit het nachtelijk donker klonken vele roep stemmen om hulp en Bram en Betje begrepen maar al te goed hoe erg het overal in Oude Tonge wel moest zijn Het angstige geroep van de in uiterste nood verkerende mensen ging door merg en been heen! Om ongeveer 9 uur in de ochtend voer de zogenaamde modderboot door de Nieuwstraat. Politieman Wolfert, Job van Gurp en Cornelis de Korte vormden op dat moment de bemanning. Zij stuur den aan op de woning van weduwe Van den Berg waarin op de zolder het gezin van Bram de Korte de nacht had doorge bracht. Met grote moeite werd de logge ijzeren boot tegen de voorgevel van het huis gehouden, zodat de in nood verke rende familie vanuit het huis door het bovenraam in de boot kon stappen. Rustig aan maar", waarschuwde een der mannen en hij herhaalde dat wel twee keer:,,rustig aan maar, rustig aan". Nadat de geredden in de boot hadden plaats genomen werd met forse slagen koers gezet naar de Molendijk. Onder aan de dijk werden Betje en de kinderen op het droge gezet. Die gingen regelrecht naar de Kaai en vonden een goed onthaal bij opa en oma de Korte en tante Jacomina, de nog inwonende dochter. In de loop van de dag zouden in dat huis wel 50 mensen een „onderkomen" vin den. Bram was niet mee gegaan. Hij sloot zich spontaan aan bij de kleine groep mensenredders van het eerste uur. De bemanning van de modderboot waarbij Bram zich aansloot bestond die ochtend 1Wolfert, politieman 2. Job van Gurp, veeboer 3. Matth. Kanters, schipper 4. Cornelis de Korte, schipper 5. Bram de Korte, schipper In totaal werden voor de middag met die boot nog 20 mensen in de Nieuwstraat uit hun benarde positie bevrijd. Daarna is Bram even naar 'huis' op de Kaai gegaan om daar wat op verhaal te komen. Dat duurde niet lang, want de roepstem uit het binnenste van zijn ziel om meer mensen te gaan redden dwong hem spoe dig te vertrekken. Zo verging het ook de anderen! Opnieuw ging het de stormwind in. Opnieuw de witbeschuimde en wild te keer gaande golven op. Dit keer zouden het de golven zijn van de ondergelopen Molenpolder. Nu gingen ze niet meer met de modderboot maar met de roeiboot van het motorschip 'Petrus' van Johannes Kanters. Kanters zelf was kapitein en stuurman tegelijk. Zijn grote kennis van water en wind kwam hem goed te pas. Zelfs wist hij rekening te houden met de onbere kenbare veranderingen van de elementen en dat op de watervlakte van een onder gelopen polder. Kanters was de rust zelve, ook in deze situatie waar de dood ongenaakbaar het ene slachtoffer na het andere in het arme, grotendeels verdron ken dorp Oude-Tonge opeiste. In de voorafgaande nacht zelfs met een paar honderd tegelijk.... De bemanning van de roeiboot 'Petrus' bestond uit: 1Johan Kanters 2. Bram de Korte P.zn. 3. Cornelis de Korte of Pleun de Rooij, ook een schipper. Waarom zoveel mannen in een betrekke lijk kleine roeiboot? Was één roeier dan niet genoeg? Nee, deze vraag zou niet reëel zijn geweest. Eén roeier zou de roeiboot niet tegen de wind in hebben kunnen krijgen. De mannen hebben met inzet van al hun spierkracht en met alle moed die in hen was, moeten worstelen in de golven en in de storm. Soms striemde hen daarbij natte sneeuwvlokken of harde hagelste- nen om de oren als er weer een winterse bui overkwam. Eerst werd Marien Moerenhout opgehaald en naar de Zuiddijk gebracht. Daarna Jan Los met zijn vrouw en baby. Weer ging het naar de Molenweg die diep onder het zeewater was verdwenen en waarvan slechts de daken ven de hui zen en schuren nog te herkennen waren. Kanters koerste naar de woning van Karel van Otzel die met vrouw en 8 kin deren de nacht er voor, door het water waren overvallen. Eigenlijk was de boot te vol maar toen de laatste met enige aarzeling wilde instappen, zei Kanters op kalme, uiterst beheerste toon: ,,Dat kan nog wel". De familie van Otzel werd in de buurt van de korenmolen aan de Molendijk afge zet. Op een gegeven moment zagen de man nen een gedropte rubberboot tussen wat boomtakken hangen. Die werd vanzelf sprekend ogenblikkelijk opgehaald en achter de roeiboot vastgebonden. Voort ging het weer naar de volgende mensen. Naar de familie van Gabriel (Gaap) Winkels die met vrouw en kinde ren boven het water op de zolder van hun woning angstvallig moesten wachten op de komst van redding biedende mannen. Plaats nemen in de roeiboot wilde men graag, maar in die vreemde, platte rub berboot wilde men niet gaan zitten. Daar zou men immers gemakkelijk door de bodem kunnen zakken en zou men als nog in het glinsterende water verdrinken. Angst alom! Wederom moest Kanters er met zijn overredingskracht aan te pas komen, waarna het toch gelukte het hele gezin mee te nemen naar de dijk bij de molen. Toen deze mensen waren gered, werd de boot naar de andere kant van de Molendijk gebracht. In de boot lag een fles met inhoud waar uit de doornat verkleumd zijnde redders zo nu en dan een slokje namen. Met vereende krachten werd nu koers gezet naar de boerderij van Jan van Vught aan de Langeweg. De roeiboot kon ternauwernood worden voortbewo gen. De sterker wordende wind kondigde opnieuw een bui aan en de felle golfslag van het water boven het Oudeland van Oude-Tonge belette de mannen het tempo op te voeren. Toch bereikten ze na veel moeite de stee van Van Vught. Het gezin werd in tweeën opgehaald en aan de Molendijk nabij de Schoolstraat afgezet. Direkt daarna voer de 'Petrus' weg nu in de richting van de grote boerderij van de Haas van Dorser. De bewoners daarvan, Henk Fase met zijn vader Willem en nog twee jongedames uit Ouddorp die daar hadden overnacht, werden in de roeiboot opgenomen en naar het droge gebracht. Tijd om te rusten was er niet. De ploeg van Kanters en Bram de Korte bewoog zich hierna in de richting van Kleingrondbezit aan de Langeweg. Ze bereikten de familie Van Peperstraten wonende op nummer 11. Daar konden enige kinderen van Adrianus van Peperstraten worden gered, onder wie ook hun dochter die met twee kleine kin deren thuis logeerden. Ook zij werden in veiligheid gebracht. Vader en moeder Van Peperstraten waren reeds verdronken Terug naar de Langeweg Daar werden Jan Les met vrouw en kin deren bevrijd vanuit hun benarde positie op de zolder van hun huis. Een huis waaromheen de golven vrij spel hadden. Eerst wilde men niet in de rubberboot stappen maar het moest toch gebeuren. Op weg naar de Molendijk werd de tocht onderbroken. Kanters achtte het veiliger om langs de lange schuur van de boerde rij van Van Vught eerst beschutting te zoeken tegen een naderende hagelbui. Dat lukte. Nadat de bui zich amper had ondast en was overgedreven, zette men koers naar de Molendijk om daar de familie Les af te zetten. Pas toen is Bram de Korte zich gaan ver kleden. Bram liet zijn gedachten gaan. Hij voelde zich door het water worden opgenomen en in volledige duisternis zijn woning in de Nieuwstraat naar bin- nenspoelen. De vlucht naar het andere huis. De komst van de modderboot. Zijn direkte aansluiting bij de redders. De vraag van de pastoor: „Wil je even bij bakker Heestermans wat beschuit voor me halen, want ik heb zo'n honger", klonk weer in zijn oren. Dat was van morgen al in de Nieuwstraat. Hij hoorde zichzelf terugroepen. „Man, je weet niet wat er gaande is. Andere mensen zijn doornat en hebben honger en dorst. Die gaan we halen!!!" Later op de dag werd Bram door politie man de Vries gevraagd om eierkolen te gaan halen. De burgemeester had in het gemeentehuis zo'n kou. Even dacht Bram dat die agent grapte, maar hij vergiste zich. „Goed", zei Bram, „jij neemt mijn plaats in de boot in en dan ga ik om kolen". „Nee, ik dank je wel, dat kan ik niet", kreeg hij ten antwoord en Bram voer weg naar de verkleumde stakkerds in de ondergelopen huizen. Doch op dat moment stapte Bram naar huis om droge kleren aan te trekken, maar nauwelijks had hij deze aangetrok ken of hij werd door iemand, die onbe kend is gebleven, geroepen. Er werden in de late namiddag vrijwilli gers gevraagd die met de roeiboot van het motorschip 'De Hollandia' van schipper Joh. van der Vliet Wzn. zo spoedig mogelijk moesten afvaren naar de Jozefdreef. Bram de Korte, Koen Ouwens (commissionair in uien) en Mattheus Vogel (schipperszoon, maar was klein landbouwer) meldden zich vrijwillig aan. Hand. 827.) Ook een geoefend Bijbellezer verwon dert zich telkens opnieuw over de wijze waarop de Heere mensen zoekt. Steeds dat onverwachte! Daar krijgt de evange list van Samaria een wonderlijke opdracht: Sta op en ga heen naar de weg, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza, welke woest is. Dat is wat. Hij moet te voet 70 km. naar het zuiden gaan naar een weg waarop bijna niemand passeert, in een onher bergzaam oord. Zijn drukke werk in de stad moet hij laten liggen. En in Samaria gaat het juist zo voorspoedig. De scharen houden zich eendrachtig aan hetgeen door Filippus gezegd wordt; er is grote blijdschap in die stad gekomen. Filippus is een gezegend prediker. Maar heel dat werk, waarop zoveel vrucht is, en waar zoveel mensen hem nodig hebben, moet hij verlaten om te gaan naar de weg welke woest is. Doch hij is gehoorzaam. En daar komt het ook voor ons op aan. Wij stippelen wel te goeder trouw de weg uit in ons persoonlijk leven en in onze gemeente, maar zo vaak klopt Gods opdracht niet met onze gedachten en berekeningen. Soms blijkt zijn bevel er haaks op te staan. Dan gaat het erom te buigen voor Zijn leiding in gezin en gemeente. Hij weet wel wat Hij doet. Sta op en ga heen.... Ja, ook gaan, al is de weg waar heen wij gaan woest en eenzaam en al lijkt er geen grote carrière mogelijk en geen spectaculaire gebeurtenissen op handen, al zouden wij onze naam, die nu juist zo gevierd werd op de plaats waar wij bezig waren, eraan moeten geven. Want juist dit onverwachte is een teken van Gods verkiezende liefde; het geeft aan dat Hij zondaren zoekt waar wij hen niet zouden zoeken, waar wij hen verge ten zouden hebben. De Heere heeft de enkeling op het oog. De mens die er vol gens ons niet zo voor in aanmerking komt. En zie, een Moorman,.... Daar komt nu de mens op wie het wachten was, de mens voor wie al deze moeite gedaan moest worden. De mens die door God wordt gezocht. Nu, wie Filippus ook verwacht heeft in ieder geval niet een buitenlander. Tot op dit moment hebben de apostelen en de evangelisten zich nog niet zo direct beziggehouden met mensen die geen Joden zijn. Maar zie, daar zit een man die donker is van huidskleur; een verre vreemdeling. De evangelist zou de neger gewoon gedachteloos hebben laten passeren als niet de Geest zou zeggen: Ga toe, en voeg u bij deze wagen. Maar de man zelf weet niet wat er gebeurt. Hij weet niet dat hij ernstig van Godswege wordt gezocht. Hij weet niet wat God in Zijn wijze Raad al heeft bedacht, hoe God al zoveel dingen heeft geleid, zodat aanstonds zijn leven voor goed zal worden veranderd. Hij merkt niet hoe alle dingen in zijn leven naar dit moment zijn gericht. Hij kent alleen zijn eigen ontreddering en zijn eigen bange nood. Wat interesseert hem de hoge functie die hij bekleedt? Wat scheelt hem nog zijn rijkdom? Hij is naar Jeruzalem gereisd om de Heere te aanbidden. Een paar duizend kilometer heeft hij afgelegd om de Heere te vinden. Maar hij heeft Hem niet gevonden. Hij heeft alleen de bittere boodschap op zichzelf van toepassing ervaren, dat de wet van Mozes alwie door verbrijzeling verwond of uitgesneden is aan de man nelijkheid in de vergadering des Heeren niet kan komen. Hij hoort er niet bij, hij is waardeloos. God zal naar een heidense zondaar zoals hij is, niet willen omzien. Het enige dat hij in Jeruzalem kon bemachtigen is een Bijbel, het boek Jesaja. Maar hij begrijpt het niet. Er rijzen steeds meer vragen. Wonderlijk dat de man het boek niet allang heeft terzijde gelegd.... weg ermee, wat snap ik ervan. Zo zijn wij mensen immejg vaak bezig? God houdt deze mens vast bij het Woord. Straks zal het zijn behoud zijn dat hij bezig is gebleven met het Woord des Heeren ook al begreep hij het niet, want als hij zo peinzend hardop leest uit de boekrol, hoort hij opeens een vragende stem naast de wagen: Verstaat gij ook hetgeen gij leest? Verbaasd laat hij zijn boek zakken en kijkt naar de man die daar naast de koets loopt. Hij verbergt zijn bange gedachten niet maar heel zijn nood klinkt door als een hunkering naar uitkomst in dat korte antwoord: Hoe zou ik toch kun nen zo mij niet iemand onderricht? Daar hoort u het nu, Filippus! U heeft zich afgevraagd wat u hier moest doen. U heeft het vreemd gevonden om hier op zo'n woeste weg te gaan, terwijl in de stad nog zoveel was te doen. En toen die zwarte mens kwam aangereden zou u hem zo voorbij hebben laten gaan. En juist die mens leest uit de rol Jesaja, een der prachtigste gedeelten van heel de Schrift. En hij vraagt om uitleg. Merkt u hoe zijn hart schreeuwt naar God? Ziet u wel, dat Gods gedachten hoger zijn dan uw gedachten? Ziet u hoe oneindig groot Gods barmhartigheid is? Hij trekt men sen van over duizenden kilometers en zij komen. Hij wil dat Zijn Woord verkon digd wordt aan alle mensen, ook aan de verre heidenen, ook aan verminkten, ook aan mensen die twijfelen aan zichzelf en die geen helper hebben. Gods gedachten zijn hoger dan uw benepen gedachten. Zie hoe de Heere genadig is voor men sen aan wie wij niet zouden denken en die wij zouden zijn voorbijgegaan. Zie hoeveel moeite de Heere doet om één enkele zondaar tot Zich te trekken, om de boeien en de kluisters van de zonde te verbreken en de schuld uit te delgen, zodat ook deze mens straks zijn weg in blijdschap gaat. En Filippus deed zijn mond open en beginnende van die Schrift verkondigde hem Jezus. Dirksland, ds. J. het Lam TOYOTA Automobielbedrijf Flakkee B.V. De Jozefdreef lag niet veraf. De Dreef stond in verbinding met de Julianastraat en de Schoolstraat die onderlangs de Molendijk liep. Drie families verkeerden in de Jozefdreef in hoge nood. Het waren de familie Los, de familie Maate en de familie De Vos. Met grote moeite bereikten de koene red ders het eind van de Jozefdreef. Helaas ging het daar plotseling fout. Of nu de stroming van het gulzige water of de stormwind oorzaak is geweest van het feit dat de roeiboot tegen een stuk muur sloeg, wist Bram later niet meer precies te vertellen. De wankele muur stak onge veer nog een meter boven het water uit. Een gedeelte van die muur stortte in een oogwenk in de roeiboot neer, waardoor de boot gelijk omsloeg. Drie redders vie len in het ijskoude water dat door de noordwestelijke stormwind rechtstreeks vanuit het poolgebied de Noordzee was opgestuwd en vervolgens de slecht beveiligde polders was binnengedron gen. Zwemmen was het enige redmiddel! Intussen waren honderden mensen op de Molendijk verschenen om de reddings poging in de Jozefdreef gade te slaan, maar in plaats daarvan zagen zij drie mannen worstelen tegen een niets en nie mand ontziende vijand. Zij worstelden met de laatste krachten waarover ze nog beschikten. Ouwens bereikte als eerste de kant. Bram probeerde onmiddellijk na het omslaan van de boot zijn halve, leren laarsjes uit te trekken wat hem ternau wernood gelukte. Teeuw Vogel kon niet goed zwemmen maar samen met Bram de Korte konden zij met de moed der wanhoop elkaar drij vende houden en zich verderop aan een dakgoot vastgrijpen. Het was de dakgoot van het huis van Chiel Pollemans. Het water stond daar zeker IVi a 3 meter hoog. Beide mannen keken elkaar recht in de ogen. Zou dit eikaars laatste men selijke contact worden? Zouden ook zij, net als zoveel Oude Tongenaren alsnog verdrinken? Wat een ellende, wat een ellende. Voor een moment werd het Bram te machtig. Hij begon te denken: „Laat ik dan ook maar verdrinken"... Maar het zijn werkelijke zijn allerlaatste krachten geweest die hem uit dat fatale moment optilden, toen hij aan Ouwens riep: „Koen, ga een touw halen!!" De bedoeling was om een touw om het middel van Teeuw Vogel te binden en hem dan naar de kant proberen te trek ken. Het touw werd niet een, twee, drie tevoorschijn getoverd. Wachten duurt over het algemeen naar het schijnt erg lang. Zeker in zo'n levensgevaarlijke toestand als waarin Bram en Teeuw ver keerden. Gelukkig bezweek de dakgoot waaraan ze zich vastklampten niet. Het touw werd vanaf de Molendijk naar het tweetal geslingerd. De afstand was goed te overbruggen. Maar nadat het touw was vastgegrepen, bleek het volgende probleem bijna onop losbaar. Hoe moest dat touw nu om Teeuw heen worden gebonden. Het was duidelijk dat Bram dit moest doen en hij klaarde het. Bram bleef nu geen meter van Teeuw verwijderd en zo werd de schipperszoon naar de kant getrokken. De honderden toeschouwers op de dijk waren tenslotte getuige geweest van de zelfredzaamheid van een drietal overver moeide redders. Toen werd het donker. De drie genoemde families die in de Jozefdreef woonden en om wie het alle maal gegaan was, zijn jammerlijk ver dronken... en de redding was toch zo nabij geweest. Eventuele reakties gaarne richten aan D. Hoogzand Hyacinthenstraat 8 3245 CN Sommelsdijk OUDDORP Vanaf het kantoor van VVV Ouddorp kunnen kinderen en volwassenen op zaterdag 25 juni a.s. een leuke tocht maken door de gezellige dorpskern en de natuurrijke omgeving van Ouddorp. De brandweerwagen zal verschillende toch ten maken tussen 12.30 en 16.30 uur. De kosten bedragen voor volwassenen en kindern 1,50 per rit. Het opstappunt is de parkeerplaats bij het VVV Ouddoip, Bosweg 2, Ouddorp. Gedurende de zomermaanden is het iede re dinsdagmiddag mogelijk een rond wandeling te maken door Middelharnis en Sommelsdijk onder leiding van een ervaren en enthousiaste gids. 14 juni j.l. heeft een eerste wandeling plaatsgevonden en de laatste zal op 23 augustus gehouden worden. De gids vertrekt om 14.00 uur vanaf het kantoor van VVV/ANWB Overflakkee, Kade 9 (aan de haven) in Middelharnis. Er is geen minimum aantal deelnemers vereist. De kosten zijn 2,50 per persoon, kinde ren t/m 12 jaar 1,50. Inlichtingen bij het VVV kantoor, tel. (01870) 84870. Daar is het ook mogelijk een gids te bespreken voor een groep op een andere dag en tijd, het gehele jaar door. zaterdag 2 juli in Ooltgensplaat 9 juli in Dirksland AVO integratie Gehandicapten is een landelijke organisatie die zich al meer dan 65 jaar inzet voor gehandicapte mesen. Jaarlijks vindt door inzet en bemiddeling van AVO een groot aantal gehandicapten een passende werkkring. Bovendien steunt AVO mensen met lichamelijke beperkingen als zij een eigen bedrijf willen beginnen. De vereni ging verleent tevens financiële hulp voor noodzakelijke voorzieningen, als deze via wettelijke regelingen niet te verkrij gen zijn. AVO stelt: „Gewoon leven... Gehandicapten doen net zo goed mee" Informatiebus Om informatie te kunnen verstrekken over de werkzaamheden van AV O en om de vereniging dichter bij de gehandi capten te brengen, rijdt de AVO-infor- matiebus door het hele land. De bus is ingericht met voor gehandicapten inte ressante hulpmiddelen. Vanzelfsprekend kunnen ook rolstoelgebruikers in de bus komen. Voor hen is een speciale rol- stoellift aanwezig. Als service van AVO staan bij de bus 5 duwrolstoelen opgesteld voor mensen die slecht ter been zijn. Tegen een borg som van slechts 5,- kunnen de rolstoe len voor de duur van het bezoek aan het evenement worden gebruikt. Bezoek onze bus en maak kennis met het werk van AVO! Wij zullen u graag van dienst zijn! VOOR KLASSIEK EN MODERN WONEN /a\ k\ De schepen \yan Oude Tonge DE DOORDACHTE VEIIIGHEID VAN DE COROLU. HEEL TOYOTA. Dorpsweg 28 - 3245 VC Sommelsdijk - Tel. (01870) 84466 B^Ml meubelen Stationsweg 32b 3255 BL Oude Tonge. Tel. (01874) 19 27 woningtextiel Kaai 4-6 slaapl<amers 3255 AG Oude Tonge. Tel. (01874) 20 63 (privé)

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1994 | | pagina 5