EIIIVI1DEn-l1IEUW5
Overdenking
n Fabert meubel, dat zit.l
uit de
Heilige Schrift
AVO-Jnformatiebus
DEKOERSVASTE
COROLLA.
-IV-
OUDE-TONGE
En zie, een Moorman
Tocht met brandweerwagen!!
Rondwandelingen door
Middelharnis/Sommelsdijk
2e Blad
VRIJDAG 24 JUNI 1994
No. 6311
In de verhalen over de schepen van
Goeree en Overflakkee mag het
volgende verhaal niet ontbreken.
Tijdens de watersnoodramp van 1
februari 1953 hebben te Oude
Tonge enige schippers en schip-
persjongens met inzet van al hun
krachten en met behulp van een
paar roeiboten nog tientallen men
sen weten te redden. Zij zijn niet
de enige redders geweest en zouden
zich over hun geweldige prestatie
nimmer op de borst willen slaan.
Des te meer kan men spreken van
echte redders. Redders van het
eerste uur! Want de totale hulpver
lening moest nog van buitenaf op
gang worden gebracht en geheel
worden georganiseerd. In de enor
me chaos en in die benauwende
omstandigheden waarin de overle
venden van Oude Tonge zich toen
verkeerden, waren de inwoners
vooral die eerste dag op zichzelf
aangewezen!
Het was nog voor één uur in de nacht
van die onvergetelijlce zondag op 1
februari 1953 dat Bram de Korte door
zijn zwager Machiel van Nieuwaal werd
geroepen om de spongen voor de voor
deur te gaan plaatsen bij zijn vader Piet
de Korte op de Kaai.
Het stormde ongekend hard.
Zonder morren verliet Bram zijn woning
in de Nieuwstraat van Oude Tonge en
sloot zich bij zijn zwager aan. Samen lie
pen ze zo snel mogelijk naar de Kaai om
het karweitje voor hun bejaarde ouders te
klaren. De vloedplanken stonden a!
gereed en werden direkt geplaatst.
De waterstand was enorm hoog en hier
en daar sloeg het water reeds over de dij
ken.
„Nou, nu zal het met jullie wel gaan
hoor", riepen de beide mannen zo hard
ze konden om toch nog boven het geraas
van de storm uit te komen. „Welterus
ten" klonk het wederzijds.
Bram vertrok onmiddellijk naar de
Nieuwstraat en ook zijn zwager toog
huiswaarts.
In de Nieuwstraat zat zijn vrouw
Elisabeth Kievit met de 9-jarige Arendje
en de 2-jarige Pieter te wachten op de
terugkeer van haar man. Maar onderweg
van de Kaai naar de Nieuwstraat werd
Bram potseling door een woest kolkende
waterstroom overvallen. Het mag een
wonder heten dat hij nog net de voordeur
van zijn huis kon vastgrijpen en dat hij
door de ontembare kracht van het water
als het ware naar binnen werd gespoeld,
anders was hij vast en zeker door het ijs
koude zeewater meegesleurd naar
nee, laten we die mogelijkheid even
wegdenken.
Buiten was het volkomen donker gewor
den, het licht of beter gezegd de stroom
was uitgevallen. Bram klauterde de vaste
trap op naar de zolder waar zijn vrouw
en kinderen reeds naar toe waren
gevlucht. Ze woonden in een hoekhuis
en het was Bram al gauw duidelijk dat er
gevaar bestond voor instorting van de
zijmuur waartegen het water met grote
kracht bleef aanstromen. De druk zou
wel eens te groot kunnen worden en wat
zou er dan gebeuren, vroeg Bram zich
zeer bezorgd af. Bovendien was het
water inmiddels al zo ver gestegen dat
het de zoldervloer geheel bedekte!
„We gaan over het dak naar het huis van
de buurvrouw" zei Bram na ampele
overwegingen op besliste toon.
Weliswaar was de buurvrouw, de wedu
we Van den Berg niet thuis, maar de zol
der van haar woning lag hoger dus zou
den ze daar wel veiliger zijn. Op een
trapje klommen zij één voor één door het
dakraam naar buiten en lieten zich zak
ken tot op de kielgoot tussen de daken
van de twee woningen. Alleen de kleine
Piet werd met de overstap geholpen en
zat weldra te bibberen van de kou. Daar
kon echter op dat moment geen aandacht
aan worden geschonken. Er moest
slechts gehandeld worden om het vege
lijf te redden.
Bram wist het dakraam van het huis van
de buren geopend te krijgen en met
gebruikmaking van hetzelfde trapje 'ver
huisde' het gezin van de ene woning
naar de andere in de Nieuwstraat. Nadat
ze .op de zolder van de buren waren
gekomen, probeerden ze wat op verhaal
te komen.
Ze hadden geen voedsel en geen drink
water bij zich. Er was geen licht en geen
warmte. Een verschrikkelijke nacht brak
aan. Voorlopig zaten ze veilig. Vanuit
het nachtelijk donker klonken vele roep
stemmen om hulp en Bram en Betje
begrepen maar al te goed hoe erg het
overal in Oude Tonge wel moest zijn
Het angstige geroep van de in uiterste
nood verkerende mensen ging door merg
en been heen!
Om ongeveer 9 uur in de ochtend voer
de zogenaamde modderboot door de
Nieuwstraat. Politieman Wolfert, Job
van Gurp en Cornelis de Korte vormden
op dat moment de bemanning. Zij stuur
den aan op de woning van weduwe Van
den Berg waarin op de zolder het gezin
van Bram de Korte de nacht had doorge
bracht. Met grote moeite werd de logge
ijzeren boot tegen de voorgevel van het
huis gehouden, zodat de in nood verke
rende familie vanuit het huis door het
bovenraam in de boot kon stappen.
Rustig aan maar", waarschuwde een der
mannen en hij herhaalde dat wel twee
keer:,,rustig aan maar, rustig aan".
Nadat de geredden in de boot hadden
plaats genomen werd met forse slagen
koers gezet naar de Molendijk. Onder
aan de dijk werden Betje en de kinderen
op het droge gezet. Die gingen regelrecht
naar de Kaai en vonden een goed onthaal
bij opa en oma de Korte en tante
Jacomina, de nog inwonende dochter.
In de loop van de dag zouden in dat huis
wel 50 mensen een „onderkomen" vin
den.
Bram was niet mee gegaan. Hij sloot
zich spontaan aan bij de kleine groep
mensenredders van het eerste uur. De
bemanning van de modderboot waarbij
Bram zich aansloot bestond die ochtend
1Wolfert, politieman
2. Job van Gurp, veeboer
3. Matth. Kanters, schipper
4. Cornelis de Korte, schipper
5. Bram de Korte, schipper
In totaal werden voor de middag met die
boot nog 20 mensen in de Nieuwstraat
uit hun benarde positie bevrijd.
Daarna is Bram even naar 'huis' op de
Kaai gegaan om daar wat op verhaal te
komen.
Dat duurde niet lang, want de roepstem
uit het binnenste van zijn ziel om meer
mensen te gaan redden dwong hem spoe
dig te vertrekken. Zo verging het ook de
anderen!
Opnieuw ging het de stormwind in.
Opnieuw de witbeschuimde en wild te
keer gaande golven op. Dit keer zouden
het de golven zijn van de ondergelopen
Molenpolder. Nu gingen ze niet meer
met de modderboot maar met de roeiboot
van het motorschip 'Petrus' van
Johannes Kanters.
Kanters zelf was kapitein en stuurman
tegelijk. Zijn grote kennis van water en
wind kwam hem goed te pas. Zelfs wist
hij rekening te houden met de onbere
kenbare veranderingen van de elementen
en dat op de watervlakte van een onder
gelopen polder. Kanters was de rust
zelve, ook in deze situatie waar de dood
ongenaakbaar het ene slachtoffer na het
andere in het arme, grotendeels verdron
ken dorp Oude-Tonge opeiste.
In de voorafgaande nacht zelfs met een
paar honderd tegelijk....
De bemanning van de roeiboot 'Petrus'
bestond uit:
1Johan Kanters
2. Bram de Korte P.zn.
3. Cornelis de Korte of Pleun
de Rooij, ook een schipper.
Waarom zoveel mannen in een betrekke
lijk kleine roeiboot? Was één roeier dan
niet genoeg? Nee, deze vraag zou niet
reëel zijn geweest.
Eén roeier zou de roeiboot niet tegen de
wind in hebben kunnen krijgen.
De mannen hebben met inzet van al hun
spierkracht en met alle moed die in hen
was, moeten worstelen in de golven en in
de storm. Soms striemde hen daarbij
natte sneeuwvlokken of harde hagelste-
nen om de oren als er weer een winterse
bui overkwam. Eerst werd Marien
Moerenhout opgehaald en naar de
Zuiddijk gebracht.
Daarna Jan Los met zijn vrouw en baby.
Weer ging het naar de Molenweg die
diep onder het zeewater was verdwenen
en waarvan slechts de daken ven de hui
zen en schuren nog te herkennen waren.
Kanters koerste naar de woning van
Karel van Otzel die met vrouw en 8 kin
deren de nacht er voor, door het water
waren overvallen.
Eigenlijk was de boot te vol maar toen
de laatste met enige aarzeling wilde
instappen, zei Kanters op kalme, uiterst
beheerste toon: ,,Dat kan nog wel". De
familie van Otzel werd in de buurt van
de korenmolen aan de Molendijk afge
zet.
Op een gegeven moment zagen de man
nen een gedropte rubberboot tussen wat
boomtakken hangen. Die werd vanzelf
sprekend ogenblikkelijk opgehaald en
achter de roeiboot vastgebonden.
Voort ging het weer naar de volgende
mensen. Naar de familie van Gabriel
(Gaap) Winkels die met vrouw en kinde
ren boven het water op de zolder van hun
woning angstvallig moesten wachten op
de komst van redding biedende mannen.
Plaats nemen in de roeiboot wilde men
graag, maar in die vreemde, platte rub
berboot wilde men niet gaan zitten. Daar
zou men immers gemakkelijk door de
bodem kunnen zakken en zou men als
nog in het glinsterende water verdrinken.
Angst alom!
Wederom moest Kanters er met zijn
overredingskracht aan te pas komen,
waarna het toch gelukte het hele gezin
mee te nemen naar de dijk bij de molen.
Toen deze mensen waren gered, werd de
boot naar de andere kant van de
Molendijk gebracht.
In de boot lag een fles met inhoud waar
uit de doornat verkleumd zijnde redders
zo nu en dan een slokje namen.
Met vereende krachten werd nu koers
gezet naar de boerderij van Jan van
Vught aan de Langeweg. De roeiboot
kon ternauwernood worden voortbewo
gen. De sterker wordende wind kondigde
opnieuw een bui aan en de felle golfslag
van het water boven het Oudeland van
Oude-Tonge belette de mannen het
tempo op te voeren.
Toch bereikten ze na veel moeite de stee
van Van Vught. Het gezin werd in
tweeën opgehaald en aan de Molendijk
nabij de Schoolstraat afgezet. Direkt
daarna voer de 'Petrus' weg nu in de
richting van de grote boerderij van de
Haas van Dorser. De bewoners daarvan,
Henk Fase met zijn vader Willem en nog
twee jongedames uit Ouddorp die daar
hadden overnacht, werden in de roeiboot
opgenomen en naar het droge gebracht.
Tijd om te rusten was er niet.
De ploeg van Kanters en Bram de Korte
bewoog zich hierna in de richting van
Kleingrondbezit aan de Langeweg. Ze
bereikten de familie Van Peperstraten
wonende op nummer 11. Daar konden
enige kinderen van Adrianus van
Peperstraten worden gered, onder wie
ook hun dochter die met twee kleine kin
deren thuis logeerden. Ook zij werden in
veiligheid gebracht.
Vader en moeder Van Peperstraten
waren reeds verdronken
Terug naar de Langeweg
Daar werden Jan Les met vrouw en kin
deren bevrijd vanuit hun benarde positie
op de zolder van hun huis. Een huis
waaromheen de golven vrij spel hadden.
Eerst wilde men niet in de rubberboot
stappen maar het moest toch gebeuren.
Op weg naar de Molendijk werd de tocht
onderbroken. Kanters achtte het veiliger
om langs de lange schuur van de boerde
rij van Van Vught eerst beschutting te
zoeken tegen een naderende hagelbui.
Dat lukte.
Nadat de bui zich amper had ondast en
was overgedreven, zette men koers naar
de Molendijk om daar de familie Les af
te zetten.
Pas toen is Bram de Korte zich gaan ver
kleden. Bram liet zijn gedachten gaan.
Hij voelde zich door het water worden
opgenomen en in volledige duisternis
zijn woning in de Nieuwstraat naar bin-
nenspoelen.
De vlucht naar het andere huis.
De komst van de modderboot.
Zijn direkte aansluiting bij de redders.
De vraag van de pastoor: „Wil je even
bij bakker Heestermans wat beschuit
voor me halen, want ik heb zo'n honger",
klonk weer in zijn oren. Dat was van
morgen al in de Nieuwstraat. Hij hoorde
zichzelf terugroepen. „Man, je weet niet
wat er gaande is. Andere mensen zijn
doornat en hebben honger en dorst. Die
gaan we halen!!!"
Later op de dag werd Bram door politie
man de Vries gevraagd om eierkolen te
gaan halen. De burgemeester had in het
gemeentehuis zo'n kou. Even dacht Bram
dat die agent grapte, maar hij vergiste
zich.
„Goed", zei Bram, „jij neemt mijn plaats
in de boot in en dan ga ik om kolen".
„Nee, ik dank je wel, dat kan ik niet",
kreeg hij ten antwoord en Bram voer
weg naar de verkleumde stakkerds in de
ondergelopen huizen.
Doch op dat moment stapte Bram naar
huis om droge kleren aan te trekken,
maar nauwelijks had hij deze aangetrok
ken of hij werd door iemand, die onbe
kend is gebleven, geroepen.
Er werden in de late namiddag vrijwilli
gers gevraagd die met de roeiboot van
het motorschip 'De Hollandia' van
schipper Joh. van der Vliet Wzn. zo
spoedig mogelijk moesten afvaren naar
de Jozefdreef. Bram de Korte, Koen
Ouwens (commissionair in uien) en
Mattheus Vogel (schipperszoon, maar
was klein landbouwer) meldden zich
vrijwillig aan.
Hand. 827.)
Ook een geoefend Bijbellezer verwon
dert zich telkens opnieuw over de wijze
waarop de Heere mensen zoekt. Steeds
dat onverwachte! Daar krijgt de evange
list van Samaria een wonderlijke
opdracht: Sta op en ga heen naar de weg,
die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza,
welke woest is.
Dat is wat. Hij moet te voet 70 km. naar
het zuiden gaan naar een weg waarop
bijna niemand passeert, in een onher
bergzaam oord. Zijn drukke werk in de
stad moet hij laten liggen. En in Samaria
gaat het juist zo voorspoedig. De scharen
houden zich eendrachtig aan hetgeen
door Filippus gezegd wordt; er is grote
blijdschap in die stad gekomen. Filippus
is een gezegend prediker. Maar heel dat
werk, waarop zoveel vrucht is, en waar
zoveel mensen hem nodig hebben, moet
hij verlaten om te gaan naar de weg
welke woest is.
Doch hij is gehoorzaam. En daar komt
het ook voor ons op aan. Wij stippelen
wel te goeder trouw de weg uit in ons
persoonlijk leven en in onze gemeente,
maar zo vaak klopt Gods opdracht niet
met onze gedachten en berekeningen.
Soms blijkt zijn bevel er haaks op te
staan. Dan gaat het erom te buigen voor
Zijn leiding in gezin en gemeente.
Hij weet wel wat Hij doet. Sta op en ga
heen.... Ja, ook gaan, al is de weg waar
heen wij gaan woest en eenzaam en al
lijkt er geen grote carrière mogelijk en
geen spectaculaire gebeurtenissen op
handen, al zouden wij onze naam, die nu
juist zo gevierd werd op de plaats waar
wij bezig waren, eraan moeten geven.
Want juist dit onverwachte is een teken
van Gods verkiezende liefde; het geeft
aan dat Hij zondaren zoekt waar wij hen
niet zouden zoeken, waar wij hen verge
ten zouden hebben. De Heere heeft de
enkeling op het oog. De mens die er vol
gens ons niet zo voor in aanmerking
komt.
En zie, een Moorman,.... Daar komt nu
de mens op wie het wachten was, de
mens voor wie al deze moeite gedaan
moest worden. De mens die door God
wordt gezocht.
Nu, wie Filippus ook verwacht heeft in
ieder geval niet een buitenlander. Tot op
dit moment hebben de apostelen en de
evangelisten zich nog niet zo direct
beziggehouden met mensen die geen
Joden zijn.
Maar zie, daar zit een man die donker is
van huidskleur; een verre vreemdeling.
De evangelist zou de neger gewoon
gedachteloos hebben laten passeren als
niet de Geest zou zeggen: Ga toe, en
voeg u bij deze wagen.
Maar de man zelf weet niet wat er
gebeurt. Hij weet niet dat hij ernstig van
Godswege wordt gezocht. Hij weet niet
wat God in Zijn wijze Raad al heeft
bedacht, hoe God al zoveel dingen heeft
geleid, zodat aanstonds zijn leven voor
goed zal worden veranderd.
Hij merkt niet hoe alle dingen in zijn
leven naar dit moment zijn gericht. Hij
kent alleen zijn eigen ontreddering en
zijn eigen bange nood. Wat interesseert
hem de hoge functie die hij bekleedt?
Wat scheelt hem nog zijn rijkdom?
Hij is naar Jeruzalem gereisd om de
Heere te aanbidden. Een paar duizend
kilometer heeft hij afgelegd om de Heere
te vinden. Maar hij heeft Hem niet
gevonden.
Hij heeft alleen de bittere boodschap op
zichzelf van toepassing ervaren, dat de
wet van Mozes alwie door verbrijzeling
verwond of uitgesneden is aan de man
nelijkheid in de vergadering des Heeren
niet kan komen.
Hij hoort er niet bij, hij is waardeloos.
God zal naar een heidense zondaar zoals
hij is, niet willen omzien. Het enige dat
hij in Jeruzalem kon bemachtigen is een
Bijbel, het boek Jesaja. Maar hij begrijpt
het niet. Er rijzen steeds meer vragen.
Wonderlijk dat de man het boek niet
allang heeft terzijde gelegd.... weg
ermee, wat snap ik ervan. Zo zijn wij
mensen immejg vaak bezig? God houdt
deze mens vast bij het Woord. Straks zal
het zijn behoud zijn dat hij bezig is
gebleven met het Woord des Heeren ook
al begreep hij het niet, want als hij zo
peinzend hardop leest uit de boekrol,
hoort hij opeens een vragende stem naast
de wagen: Verstaat gij ook hetgeen gij
leest? Verbaasd laat hij zijn boek zakken
en kijkt naar de man die daar naast de
koets loopt. Hij verbergt zijn bange
gedachten niet maar heel zijn nood klinkt
door als een hunkering naar uitkomst in
dat korte antwoord: Hoe zou ik toch kun
nen zo mij niet iemand onderricht?
Daar hoort u het nu, Filippus! U heeft
zich afgevraagd wat u hier moest doen.
U heeft het vreemd gevonden om hier op
zo'n woeste weg te gaan, terwijl in de
stad nog zoveel was te doen. En toen die
zwarte mens kwam aangereden zou u
hem zo voorbij hebben laten gaan.
En juist die mens leest uit de rol Jesaja,
een der prachtigste gedeelten van heel de
Schrift. En hij vraagt om uitleg. Merkt u
hoe zijn hart schreeuwt naar God? Ziet u
wel, dat Gods gedachten hoger zijn dan
uw gedachten? Ziet u hoe oneindig groot
Gods barmhartigheid is? Hij trekt men
sen van over duizenden kilometers en zij
komen. Hij wil dat Zijn Woord verkon
digd wordt aan alle mensen, ook aan de
verre heidenen, ook aan verminkten, ook
aan mensen die twijfelen aan zichzelf en
die geen helper hebben. Gods gedachten
zijn hoger dan uw benepen gedachten.
Zie hoe de Heere genadig is voor men
sen aan wie wij niet zouden denken en
die wij zouden zijn voorbijgegaan.
Zie hoeveel moeite de Heere doet om
één enkele zondaar tot Zich te trekken,
om de boeien en de kluisters van de
zonde te verbreken en de schuld uit te
delgen, zodat ook deze mens straks zijn
weg in blijdschap gaat.
En Filippus deed zijn mond open en
beginnende van die Schrift verkondigde
hem Jezus.
Dirksland, ds. J. het Lam
TOYOTA
Automobielbedrijf Flakkee B.V.
De Jozefdreef lag niet veraf. De Dreef
stond in verbinding met de Julianastraat
en de Schoolstraat die onderlangs de
Molendijk liep. Drie families verkeerden
in de Jozefdreef in hoge nood. Het waren
de familie Los, de familie Maate en de
familie De Vos.
Met grote moeite bereikten de koene red
ders het eind van de Jozefdreef. Helaas
ging het daar plotseling fout. Of nu de
stroming van het gulzige water of de
stormwind oorzaak is geweest van het
feit dat de roeiboot tegen een stuk muur
sloeg, wist Bram later niet meer precies
te vertellen. De wankele muur stak onge
veer nog een meter boven het water uit.
Een gedeelte van die muur stortte in een
oogwenk in de roeiboot neer, waardoor
de boot gelijk omsloeg. Drie redders vie
len in het ijskoude water dat door de
noordwestelijke stormwind rechtstreeks
vanuit het poolgebied de Noordzee was
opgestuwd en vervolgens de slecht
beveiligde polders was binnengedron
gen. Zwemmen was het enige redmiddel!
Intussen waren honderden mensen op de
Molendijk verschenen om de reddings
poging in de Jozefdreef gade te slaan,
maar in plaats daarvan zagen zij drie
mannen worstelen tegen een niets en nie
mand ontziende vijand.
Zij worstelden met de laatste krachten
waarover ze nog beschikten.
Ouwens bereikte als eerste de kant.
Bram probeerde onmiddellijk na het
omslaan van de boot zijn halve, leren
laarsjes uit te trekken wat hem ternau
wernood gelukte.
Teeuw Vogel kon niet goed zwemmen
maar samen met Bram de Korte konden
zij met de moed der wanhoop elkaar drij
vende houden en zich verderop aan een
dakgoot vastgrijpen. Het was de dakgoot
van het huis van Chiel Pollemans. Het
water stond daar zeker IVi a 3 meter
hoog. Beide mannen keken elkaar recht
in de ogen. Zou dit eikaars laatste men
selijke contact worden? Zouden ook zij,
net als zoveel Oude Tongenaren alsnog
verdrinken?
Wat een ellende, wat een ellende.
Voor een moment werd het Bram te
machtig. Hij begon te denken: „Laat ik
dan ook maar verdrinken"... Maar het
zijn werkelijke zijn allerlaatste krachten
geweest die hem uit dat fatale moment
optilden, toen hij aan Ouwens riep:
„Koen, ga een touw halen!!"
De bedoeling was om een touw om het
middel van Teeuw Vogel te binden en
hem dan naar de kant proberen te trek
ken. Het touw werd niet een, twee, drie
tevoorschijn getoverd. Wachten duurt
over het algemeen naar het schijnt erg
lang. Zeker in zo'n levensgevaarlijke
toestand als waarin Bram en Teeuw ver
keerden. Gelukkig bezweek de dakgoot
waaraan ze zich vastklampten niet. Het
touw werd vanaf de Molendijk naar het
tweetal geslingerd. De afstand was goed
te overbruggen.
Maar nadat het touw was vastgegrepen,
bleek het volgende probleem bijna onop
losbaar. Hoe moest dat touw nu om
Teeuw heen worden gebonden. Het was
duidelijk dat Bram dit moest doen en hij
klaarde het. Bram bleef nu geen meter
van Teeuw verwijderd en zo werd de
schipperszoon naar de kant getrokken.
De honderden toeschouwers op de dijk
waren tenslotte getuige geweest van de
zelfredzaamheid van een drietal overver
moeide redders.
Toen werd het donker.
De drie genoemde families die in de
Jozefdreef woonden en om wie het alle
maal gegaan was, zijn jammerlijk ver
dronken... en de redding was toch zo
nabij geweest.
Eventuele reakties gaarne richten aan
D. Hoogzand
Hyacinthenstraat 8
3245 CN Sommelsdijk
OUDDORP
Vanaf het kantoor van VVV Ouddorp
kunnen kinderen en volwassenen op
zaterdag 25 juni a.s. een leuke tocht
maken door de gezellige dorpskern en de
natuurrijke omgeving van Ouddorp. De
brandweerwagen zal verschillende toch
ten maken tussen 12.30 en 16.30 uur.
De kosten bedragen voor volwassenen
en kindern 1,50 per rit.
Het opstappunt is de parkeerplaats bij het
VVV Ouddoip, Bosweg 2, Ouddorp.
Gedurende de zomermaanden is het iede
re dinsdagmiddag mogelijk een rond
wandeling te maken door Middelharnis
en Sommelsdijk onder leiding van een
ervaren en enthousiaste gids.
14 juni j.l. heeft een eerste wandeling
plaatsgevonden en de laatste zal op 23
augustus gehouden worden.
De gids vertrekt om 14.00 uur vanaf het
kantoor van VVV/ANWB Overflakkee,
Kade 9 (aan de haven) in Middelharnis.
Er is geen minimum aantal deelnemers
vereist.
De kosten zijn 2,50 per persoon, kinde
ren t/m 12 jaar 1,50. Inlichtingen bij
het VVV kantoor, tel. (01870) 84870.
Daar is het ook mogelijk een gids te
bespreken voor een groep op een andere
dag en tijd, het gehele jaar door.
zaterdag 2 juli in Ooltgensplaat
9 juli in Dirksland
AVO integratie Gehandicapten is een
landelijke organisatie die zich al meer
dan 65 jaar inzet voor gehandicapte
mesen. Jaarlijks vindt door inzet en
bemiddeling van AVO een groot aantal
gehandicapten een passende werkkring.
Bovendien steunt AVO mensen met
lichamelijke beperkingen als zij een
eigen bedrijf willen beginnen. De vereni
ging verleent tevens financiële hulp voor
noodzakelijke voorzieningen, als deze
via wettelijke regelingen niet te verkrij
gen zijn. AVO stelt: „Gewoon leven...
Gehandicapten doen net zo goed mee"
Informatiebus
Om informatie te kunnen verstrekken
over de werkzaamheden van AV O en
om de vereniging dichter bij de gehandi
capten te brengen, rijdt de AVO-infor-
matiebus door het hele land. De bus is
ingericht met voor gehandicapten inte
ressante hulpmiddelen. Vanzelfsprekend
kunnen ook rolstoelgebruikers in de bus
komen. Voor hen is een speciale rol-
stoellift aanwezig.
Als service van AVO staan bij de bus 5
duwrolstoelen opgesteld voor mensen
die slecht ter been zijn. Tegen een borg
som van slechts 5,- kunnen de rolstoe
len voor de duur van het bezoek aan het
evenement worden gebruikt.
Bezoek onze bus en maak kennis met het
werk van AVO! Wij zullen u graag van
dienst zijn!
VOOR KLASSIEK EN MODERN WONEN /a\ k\
De schepen
\yan Oude Tonge
DE DOORDACHTE VEIIIGHEID VAN DE COROLU. HEEL TOYOTA.
Dorpsweg 28 - 3245 VC Sommelsdijk - Tel. (01870) 84466
B^Ml
meubelen Stationsweg 32b
3255 BL Oude Tonge. Tel. (01874) 19 27
woningtextiel Kaai 4-6
slaapl<amers 3255 AG Oude Tonge. Tel. (01874) 20 63 (privé)