EIÜVriDEII-rilEUWS
Alexander Coenraad
Rosemeier
De laatste der Leidsche impressionisten
^^s^ss^s^ês^m^^^i^êmmmmmmmmmmmmmmm^^mm^mmmmê^mmm^ê^^^^mmmm^m^^mm^êmmmêmm^m^^ê^^^^^s^mêm^^^^^mê.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii^^
liiiii|ii|iiiipiilii|
:|iiillilÉiiiiiiii|:i^
|liiiiiieiripiliiii|;i|w
iiiiiiiiiiippiiiii^^
iïl-iiïiiiiiiii'iiiiiiiiliip
iiilli'iiïiiliiilliili
5e Blad
WOENSDAG 29 DECEMBER 1993
No. 6263
Geb. 18 juli 1888 Overl. 15 augustus 1992
't Is weer al heel wat jaren geleden dat wij
gekonfronteerd worden met het werk van deze
kunstschilder. Het imponeert door zijn eenvoud
en direkte manier van naar de werkelijkheid
geschilderde onderwerpen die net als de groten
van de Haagse School 'a la prima' en met veel
flair op het doek gezet zijn.
Met mondjesmaat komen we over deze schilder
iets te weten en juist omdat deze kunstenaar
zo'n hoge leeftijd bereikt heeft, is er een stilte
rondom hem die bij de reeds overleden kunste
naars allang verbroken is.
Wat schetst onze verbazing wanneer we ont
dekken dat de kunstenaar nog leeft en in de
geschriften over de Leidsche School genoemd
wordt maar die zelf, juist misschien daardoor,
niet goed uit de verf komt.
Ik zal dan ook proberen de schilder recht te
doen zeker daar deze de moeizame weg van het
uit het onbekend opklimmen met de nodige
moeite heeft gemaakt.
Lex, zoals, zijn roepnaam is wordt geboren op
28 juli 1888 in Soerakarta, Indonesië, waar zijn
vader de funktie heeft van resident, dat gevol-
matigde is voor de Nederlandse regering in het
buitenland. In die dagen een zeer belangrijke
funktie.
Lex' moeder Maria Catharina Thepass, geb.
1867, heeft echter voor dit warme land, niet de
sterke gezondheid en overlijdt reeds op 2 janu
ari 1892, zodat onze Lex zijn moeder amper
gekend heeft en wordt toevertrouwd aan de
zorgen van een baboe, die overigens voor de
kleine Rosemeier een 'echte' moeder is ge
weest.
Toen vader Andries met de 12-jarige Alex ver
trok uit Nederlands-Indië gaf zijn baboe hem
een blikken busje mee met de verzekering dit
pas midden op zee te openen. Toen Alex het
opende zat er gewone aarde in met een briefje
waarop zijn baboe hem vertelde dat dit de
aarde was van het land waar hij geboren was.
Lex is dat nooit vergeten, want bij z'n 90e ver
jaardag weet hij zich dat nog haarscherp te her
inneren.
Vader Rosemeier, als resident niet onbemid
deld, maakte nogal een omweg om weer in
Nederland te komen. Zo waren vader en zoon
in Japan, Italië, Frankrijk, met name in Parijs,
en in Duitsland.
Toen ze eindelijk in Apeldoorn arriveerden was
het zalige nietsdoen al snel over toen vader
Andries hem naar de Hogere Burger School
stuurde om te worden 'bijgespijkerd' daar on
danks de opleiding in Indonesië verdere oplei
ding noodzakelijk bleek, zeker toen Alex te
kennen gaf om kunstschilder te willen worden
waar vader Andries, die uit een officiersfamilie
stamde, heel andere gedachten over had. De
jonge 'kunstenaar' moest eerst maar eens vrij
willig in dienst om zodoende net als grootvader
officier of als vader Andries, resident te kunnen
worden. Ten tijde van deze diensttijd waardoor
hij naar Leiden verhuisde zag de jonge
Rosemeier zijn kans schoon zich te laten in
schrijven aan de Academie in Den Haag waar
Frits Jansen (1856-1928) de scepter zwaaide en
die velen van de latere generatie kunstenaars in
zijn lessen heeft gehad. Deze adviseerde de
jonge Alex om kunstschilder te worden en leer
de Lex binnen een half uur een schilderij op te
zetten daar de tijd, en dus de lichtval, zich in de
natuur zeer snel afwisselt.
Vader Andries was er beslist niet mee ingeno
men toen zijn zoon definitief voor het schilde
ren koos en bromde: „dit moet je niet doen,
want dat is armoe". In 1916 huwde Lex met
De 75-jarige Rosemeier in zijn atelier.
Grietje Mast en in 1918 streek het jonge paar
met inmiddels dochter Loek neer in Noorden
en Nieuwkoop om met vele bekende en minder
bekende jonge schilders te proberen de kost te
verdienen wat in de jaren daarvoor zeker niet
was meegevallen.
Vele kunstenaars hebben in Noorden en
Nieuwkoop gewoond en gewerkt waar in de
zomermaanden op eenvoudige wijze geleefd en
gewerkt werd en waar de bevolking de vele
kunstschilders als een van de hunnen opnamen.
De grote Hendrik Weissenbruch trok zomers
ook al naar Noorden en zijn zoon Willem was
in de groep van van Driesten, v. d. Windt en
Rosemeier opgenomen. Van Driesten zelf heeft
er zelfs nog gewoond.
Als ze niet in een herberg verbleven waren ze
bij moeder Verzijden in de kost. Moeder Ver-
zijden, die nooit op school was geweest, maar
de kunst een warm hart toedroeg was geliefd
bij de kunstschilders. Van rond 1910 en 1920
zijn er diverse foto's waarop moeder Verzijden
met vele kunstschilders staat geportretteerd,
zoals: Manus (Hermanus) Vreedenburgh (een
broer van Cornells), Stutterheim, Wijsmuller,
Weis-senbruch Jr, Willem Roelofs Jr., e.v.a.
.--^e ■..'.is-sloep bij een
boerderijtje Noorden-Nieuwkoop.
In 1923 woont onze Rosemeier in een houten
huisje, ingericht als schilders-atelier waarin
ook Willem Roelofs Jr. soms woonde. Het was
daar voor de schilders de ideale plek omdat ze
dan midden in de natuur, de plassen en de die
ren verkeerden. Met mooi weer trokken er ver
schillenden gezamenlijk op uit, gewapend met
hun schilders-spullen en een pakje boterham
men. Ze roeiden elkaar naar de verschillende
goede lokaties en 's avonds, wanneer ze elkaar
weer ophaalden waren de kritieken niet zo mals
over de geschilderde prestaties. Als ware vrien
den echter konden ze dit van elkaar heel goed
verdragen.
Willem Weissenbruch Jr. was niet zo sterk van
gezondheid, vertelt Rosemeier, want net als ons
werd hij 's morgens naar z'n schildersplekje
gebracht, maar als hij werd opgehaald lag hij
dikwijls onder een krant te slapen en was z'n
schildersdoek onbeschilderd.
Willem bewonderde de snelle, direkte manier
van schilderen van de anderen zoals van Dries
ten, V. d. Windt en Rosemeier. 'Roos' placht
Willem dan te zeggen, „jouw manier van schil
deren is geniaal", want ondanks de ongezouten
kritiek op eikaars werk bewonderden ze eikaars
kunnen bovenmate.
In de twintiger jaren trok Rosemeier met z'n
gezinnetje nogal eens rond, sliep in hooibergen,
waren arm maar gelukkig en zaten dan van top
tot teen onder de hooimijt.
Toch was de voortdurende zorg voor moeder
de vrouw die er niet altijd zo goed tegen kon en
probeerde vader Rosemeier voor wat meer vas
tigheid te winnen wat uiteindelijk resulteerde in
een baantje als nachtwaker.
Hoewel het niet zo motiveerde, dacht vader
Rosemeier, bleken het later de meest inspiratie
volle jaren te zijn (1926/27) en won hij mede
daardoor tot tweemaal toe (1927/28) de
Koninklijke subsidie waar van de honderd
schilders er maar acht werden bekroond.
Dat Rosemeier bij het rondtrekken door het
plassengebied van Noorden en Nieuwkoop vele
mensen leerde kennen werd hij door de boeren-
mensen nogal eens verrast met een rollade,
kaas, biest (de eerste melk na het kalven) en
ook wel eens haas of ander wild werd aan de
deurknop gehangen. Veelal waren het anonie
me gevers die oog hadden voor de noden van
de jonge schildersgezinnen.
De saamhorigheid onder de schilders was groot
en talrijk zijn dan ook de verhalen van de schil-
mmmm.
De veenbaggeraar in het dagelijks werk met de licht-reflexie op het water. Tek. Rosemeier 1907.
fonds te hebben zodat Rosemeiner voor hem
een arts raadpleegde. Twee weken later was hij
helaas overleden.
De drie kunstschilders, allen woonachtig te
Leiden die in het verlengde van de Hollandsche
impressionist is, die stijl schilderden kregen
naar gelang hun leeftijd meer of minder be
kendheid die de oudsten, zoals Willem v. d.
Nat (1864-1929), Chris v. d. Windt (1877-
1952), die ook nog een schilderende broer
Laurent had, die het schoenmaken er aan gege
ven had, A. J. van Driesten (1878-1969) en A.
C. Rosemeier (1888-1992) als vierde generatie
die het Hollandse impressionisme naar harte
lust beoefenden. In vroeger dagen, lopende
door het Hollandse landschap en later op de
fiets die met vele speciaal gemaakte tassen
waren bepakt. In die dagen was er overigens
nog geen sprake van de later zo genoemde
Leidsche School.
De 'voorloper' die eigenlijk een op zichzelf
staande kunstenaar als v. d. Nat is geweest,
heeft toch wel een wat eigen weg gevolgd, ter
wijl van Driesten, de v. d. Windt-broers en
Rose-meier meer in eikaars verlengde schilder
den en veelal ook elkaar lieten meedelen in de
verkoop.
De dochter van Rosemeier staat het nog steeds
bij dat een prachtige atlas waar ze heel veel zin
ders rondom de warme kachel of onder de
petroleumlamp met chocolademelk en de meest
kleurrijke verhalen. Men werkte van licht tot
donker en als er door het slechte weer niet bui
ten geschilderd kon worden schilderde Lex het
eenvoudige keukentje van moeder Verzijden
als hij bij haar in de kost was. Cornelis
Vreedenburgh (1880-1946) die jarenlang met
een tjalk de plassen en rivieren bevoer was zo
doende ook nogal eens gastheer en het is dan
ook goed mogelijk dat de tjalk die als motief
diende bij v. d. Windt, van Driesten en
Rosemeier, de schuit van de opgewekte
Vreedenburgh is die overigens uit Woerden
geboortig is en dus de waters rondom deze
plaatsen uitstekend kende.
'Het Klaverblad' zoals A. C. Rosemeier, A. J.
van Driesten en Chr. v. d. Windt genoemd wer
den, hebben veel affektie voor de schilders van
de Haagse School. Bij Rosemeier uit zich dat in
een plakboek waar de Hagenaars rijkelijk in
vertegenwoordigd zijn net zo als de vele schil
derende tijdgenoten van 'het Klaverblad' en
zoals het nogal eens voorkomt zijn de lateren
zoals Wijsmulier (1855-1925), Stutterheim
(1873-1954), Altmann (1877-1940), en vele,
vele anderen overschaduwd door 'de moder
nen' door de soms schreeuwende aanprijzingen
van niet altijd 'de besten onder de gelijken'.
Wanneer een van de drie benaderd werd door
de toenmalige kunst-journalistiek, dan praatte
men honderd uit over de anderen en wanneer,
zoals bij Chris v. d. Windt, naar zijn gevoel de
journalisten te veel aan de deur kwamen, smeet
hij deze voor hun neus dicht met de woorden,
„ga nu maar eens naar een ander, ik ben al
geweest".
Uiteindelijk vereenzaamde v. d. Windt en bleef
meer en meer op zichzelf. Warm eten deed hij
niet meer en juist de schildersvrienden zorgden
daar dan voor, zoals de vrouw en ook de doch
ter van Rosemeier, dat er vele malen een pan
netje warm eten werd bezorgd. Toen Lex hem
weer eens bezocht, „je moest dan op een spe
ciale manier aankloppen", gooide Chris de
sleutel van de deur naar beneden. Hij bleek
hoge koorts te hebben, geen dokter of zieken-
in had maar niet gekocht kon worden, door van
Driesten werd gegeven toen er weer eens wat
verkocht was.
De kunsthandel maakte nogal misbruik van de
situatie door soms voor een appel en een ei
goede schilderijen te kopen. De vrouw van
Rosemeier maakte daar eens alleszeggend een
eind aan door te fulmineren: maar op,
kom maar terug als we honger hebben". Want
armoe hebben ze stuk voor stuk gehad en soms
vonden zij dat niet eens zo erg. Ze leefden voor
het schilderen en als ze eenmaal achter hun
doeken zaten waren ze aan hun 'afwijking'
overgeleverd.
Toen Lex dan ook een vaste betrekking had
werd hij dan ook prompt ziek en leek het zijn
vrouw maar beter de vaste inkomsten op te
geven mede daar de schilder dan ook flink uit
z'n humeur raakte en niet te genieten was.
Alex Coenraad Rosemeier heeft in zijn lange
leven een enorme produktie gehad waarbij hij
onmiskenbaar sprankelende werken heeft hij
gemaakt die kunnen wedijveren met de groten
onder onze kunstenaars waar de sfeer, de ijle
atmosfeer en het Hollandse van afdruipt.
Een latere leerling, Leo v. d. Ende was dan ook
bij konfrontatie met het werk van Rosemeier
meteen diep onder de indruk van de motieven,
kleurgebruik en spontaniteit van de toen reeds
oude kunstenaar. De kunstenaar, die na het
overlijden van zijn eerste vrouw in 1969 net
weer wat aan het schilderen begon te doen door
de invloed van zijn tweede echtgenote, werd
dan ook overgehaald de veel jongere v. d. Ende
les te gaan geven waardoor Lex tot zijn 100ste
jaar als leermeester heeft gefungeerd. Niet
alleen met raadgevingen, maar ook het buiten-
schilderen is na z'n 85e jaar nog vele malen
met alle liefde beoefend.
Leo V. d. Ende vond in de oude meester een
uitgesproken tegenstander van abstrakte kunst
omdat dergelijke schilders ,,het motief niet
beheersten".
De voorliefde van de oude kunstenaar om in
Noorden en Nieuwkoop te schilderen zal zeker
met een bepaalde nostalgie gepaard gegaan
zijn, zelfs een schilders-vakantie in Giethoorn
inspireerde de kunstenaar in hoge mate.
Afsluitend kunnen wij konkluderen dat Alex
Coenraad Rosemeier een eigen plaats verdient
in de zgn. Leidsche School daar hij net als
Chris v. d. Windt en van Driesten de olieverf
studies ook als een eindprodukt beschouwde,
hoewel van Driesten er soms nog een groter
atelier-stuk van schilderde.
Juist die spontane, direkte manier van 'a la
prima' schilderen heeft voor vele liefhebbers
een aparte bekoring, juist daar het Hollands
eigene er van afdruipt. De onderwerpen of zo
men wil, de motieven zijn legio, want de oude
re kunstenaars hadden het vak terdege geleerd.
Naast een wat melancholieke v. d. Wipdt en
door het zwaardere kleurgebruik van van
Driesten geeft Rosemeier een soms blanke en
heldere impressie van een persoonlijke weerga
ve van het landschap, met en zonder gebouwen,
de wasstoepen bij de boerderijen aan het water,
de oude boerderijen, de veen-baggeraars, por
tretten, stillevens, de dieren en stadsgezichten
die een getrouwe inspiratie-volle weergave zijn
van wat de uiteindelijke 104-jarige kunstenaar
bedoelde met zijn met hart en ziel geschilderde
doeken uit een lang vervlogen schildersperiode.
Corn. G. v. d. Sluys
Met dank aan de nabestaanden en leerling
van de oude meester.
'Maannacht' (olieverf op linnen), 1938.