WOENSDAG 29 DECEMBER 1993 „EILANDEN NIEUWS' Bladz. 3 doeken gewonden en liggende in een kribbe. En toen, terwijl de herders nog sprakeloos stonden van verwondering, daalden er Engelen uit de Hemel en plot seling schalden hun stemmen over het stille veld: „Ere zij God in de hoogste hemelen! Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen!" Hierna vertelde Dominee hoe de herders naar Bethlehem gingen en hoe zij het Kindeke vonden. Toen knielden de herders in aanbidding voor het Kindeke neer. Later, weer op het veld teruggekomen, vertelden zij aan alle mensen, wat de Stem uit de Hemel had gezegd en wat zij hadden gezien. En elk jaar, op de geboortedag van dat Kin deke, herdenken wij Zijn komst op aarde en dit herdenkingsfeest noemen wij Kerstmis. God zegene U allen", dat was wat Dominee gezegd had. Op de terugweg naar huis was er een wonderlijk licht aan de hemel versche nen, gouden en groene lichtflitsen van achter de bergen, overgaand in een won derlijk mooi rood-gouden kleurspel, tot alle lichtstralen in één vloeiden tot een brede band, die zich in duizend kleur schakeringen slingerde langs het hemel gewelf. ,,Oooh!" riepen de kinderen ademloos, het was als een bovenaards sprookje. „En juist op Kerstavond", zei Vader. „Het is het Noorderlicht. Het lijkt wel een hele speciale boodschap aan ons van God". ,,Een wonder van schoon heid", zei Moeder. Stil waren zij naar huis gereden en naar bed gegaan, zo vol indrukken. - Heel nuchter verklaarde ik even het verschijnsel van het Noorderlicht, heel zelden ook te zien bij ons. In Noordelij ker streken vaker, maar 't blijft spektaku- lair (bijzonder). Kleine zonnedeeltjes rondzwevend in de stratosfeer worden aangetrokken door het magnetisch veld rondom de aarde en komen dan in de atmosfeer terecht, de dampkring rond de aarde. Door botsing en wrijving met gas sen in de dampkring komen die zonne- stofdeeltjes nu tot lichten, vaak in de wonderlijkste kleuren. Een eenvoudig verhaal aldus van een vaak adembene mend natuurgebeuren. - Nog even, behagelijk in haar warme bed, dacht Tordis glimlachend aan Thore. „Ik weet het, ik weet het!" had hij geroepen, „ik denk, dat God nu de Kerstbomen aansteekt voor alle engeltjes in de he mel". „Maar natuurlijk", zei Moeder, „en zo genieten wij hier beneden mee van het feest van de engeltjes daarbo ven". Nu hoorde Tordis toch heus voetstappen op de trap. „Livia, Thore, wakker wor den, daar is Moeder!" „Gelukkig Kerst feest, kinderen", zei Moeder, omhuld door 't zachte gouden kaarslicht van haar blad. „Gelukkig Kerstfeest Moeder!" rie pen de kinderen verheugd. Het grote feest van het jaar was begonnen, een dag vol verrassingen en heerlijkheden. Nooit smaakte de warme thee met Bertha's verse Kerstbroodjes lekkerder dan op dit moment. Moeder ging verder met haar blad, ook Vader werd éénmaal per jaar zo verwend, en natuurlijk ook Groot-, moeder. „Het Kerstontbijt wacht op ons in de warme keuken bij Bertha en Karen", hoefde Moeder maar éénmaal te zeggen! En daarna, wisten zij, ging het in optocht naar de Kerstboom in de grote zaal, waar Vader de kaarsjes aan zou steken en zij ieder om beurten een cadeautje mochten pakken en hun gedichtjes lezen. In de mooie Kerstkleren roetsjten zij naar beneden, nog nooit hadden zij Thore zo vlug aangekleed! Het „gelukkig Kerst feest!" schalde door de feestelijke keu ken met het heerlijke ontbijt, wachtend op de grote ronde tafel. En ,,oooh", de kinderen hielden hun adem in toen Vader met een lange lont tot hoog bovenin de kaarsjes aanstak in de stralende boom. Wat een plezier het pakjes uitpakken, de fijne, lieve, zelfge maakte dingen, maar wat een verrassing, ook was het kleine houtfornuis voor in het poppenhuis - Tordis kreeg nóg een kleur! - en de kleine badkuip voor in dé badkamer, met een echt waterreservoir, dat je kon vullen. Met een slangetje liep het dan leeg in het bad. Met een pompje kon er ook gedoucht worden via een kleine douche boven het bad. Bertha en Karen 'Waren blij met de zelfgemaakte, versierde kaarsen, Vader met zijn met bloemen versierde bretels, Thore verrukt van zijn kleine vijver voor in de poppen- hüistuin, met echte kleine zwanen! Moeder en Grootmoeder met de zelfge- borduurde zakdoekjes en boekenleggers. Heerlijk was alles. Moeder schoof nu achter de piano, die vanuit de woonkamer naar de zaal gere den was en vol en blij zongen allen 'Stille nacht, heilige nacht'. En nog vele Noorse Kerstliederen, zoals wij zingen van 'Er is een Kindeke, geboren op aard', "t Was nacht in Bethlems dreven'. Wat konden de kinderen hierna nu heer lijk spelen, een hele morgen en middag lang. Het prachtige poppenhuis met de nu beklede stoeltjes in vrolijke kleurtjes, de gordijntjes voor alle ramen, Thore's punnikkleedjes op de vloer, kreeg nu een fornuis en een bad! De tuin een echte vij ver met drijvende zwanen. En dan die heerlijke ruimte in de grote zaal, warm door de enorme tegelkachel. Vader 'wipte even weg' naar 't Zieken huis, zoals hij zei, met de grote slee vol Kerstpakketjes voor de bedpatiënten „die toch ook een beetje Kerst-vreugde moes ten beleven". In ieder kiein huis rondom de fjord en ook op de grote boerderijen, al Vader-doktersthuispatiënten, daar was de 'Kerstman' al geweest met zijn pak ketjes voor onder de boom. Hoe arm sommige gezinnen ook mochten zijn, vandaag was het overal een beetje Kerstmis, een béétje licht in deze duiste re dagen. - Grootmoe genoot gezellig in haar kleine fauteuil met de kinderen van het poppen huisfestijn. Ben kleine dennetak, kon heel goed dienen als Kerstboom in het fraaie huis en nu moest er met Groot moe's prachtige dames- en heertjespop- pen vanzelfsprekend ook een echt Kerstfeest gevierd worden... Heerlijke geuren verspreidden zich door 't huis vanuit de keuken, waar Moeder, Bertha en Karen zich repten met de voorberei dingen voor 't grote Kerstdiner. Jammer eigenlijk", zei juist Tordis, „dat er nu niet een paar vriendinnetjes zijn om ons Kerstfeestje in 't poppenhuis méé te vieren, wat zou dat gezellig zijn. 't Is nu zo prachtig en zo echt, vinden jullie óók niet?" Nauwelijks was zij uit gesproken, of er klonk een luid gebons op de buitendeur. Allen holden opge wonden naar de deur, moeder voorop met vuurrode wangen van al 't bakken en braden. De familie Jensens, Vader en Moeders beste vrienden, maar zó ver woonden zij verderop, dat zij elkaar niet heel vaak konden zien. Twee lange uren hadden zij geskied en gelopen door de sneeuw om hun goede vrienden in Balsfjorden nu met Kerstmis op te zoe ken, samen met hun kinderen Olav en Tora. „Aangelokt door 't mooie, stille weer hebben wij de stoute schoenen onderge bonden!" bulderde de enorme Vader Jensens zijn daverende lach door 't huis. „En schrik niet", tot moeder, „in de rug zak hebben wij zo het één en 't ander meegenomen!" ,,Wij wilden zó graag jullie een gelukkig Kerstfeest komen wensen, en de kinderen ook. Zij konden 't haast niet meer uithouden", zei 't klei ne, tengere, blonde mevrouwtje Jensen, „wij komen toch niet ongelegen?" „Stel je voor", zei Moeder, „jullie zijn meer dan welkom. Wat zal Erik straks verrast zijn. Kom gauw in de grote zaal, daar is het warm". Onder het oorverdovend gejuich van de kinderen deed Moeder haar schort af. Haast verlegen keek zij in de goed ge vulde rugzak. Een gebraden sneeuw- hoen, bessengelei in een grote pot, boter, kaas. „Lieve mensen, dat hoefde toch niet, er is al zoveel lekkers bij ons Kerstdiner, wat een vreugde, dat jullie nu met ons mee zullen eten!" „Kom, ga gezellig zit ten bij Grootmoe, ik haal een glas warme Glühwein (bij ons is dat 'bisschops wijn'), dat hebben jullie wel verdiend. Ik komer bij. Bertha en Karen kunnen 't nu heel goed verder zonder mij af. En Erik komt zó uit 't Ziekenhuis". Moeder was haast buiten adem, deze verrassing was zó groot. Als de sneeuwstormen onafge broken woedden, zoals op vele andere jaren met Kerstmis, dan was dit bezoek ondenkbaar geweest, vrienden waren dan voor vele maanden onbereikbaar. - En telefoon, zoals nu was er vroeger nog niet, dan hoorde je dus héél lang echt helemaal niets van elkaar. - Wat een ple zier beleefden de kinderen nu samen aan het poppenhuis, het kleine Kerstfeest - ,,dat was nu mijn wens", zei Tordis opgetogen, ,,dat die zomaar ineens ver hoord werd, 't lijkt wel een wonder". Niemand was blijer verrast dan Vader, wat een weerzien met omhelzingen en schouderkloppen. Onder 't bulderend gelach van Vader Jensens werden herin neringen opgehaald aan 't afgelopen jaar, de Moeders en Grootmoe genoten, de kinderen vierden op hun buik op de vloer met rode wangen van opwinding hun eigen verrukkelijke Kerstfeest. Wat vroeger dan anders - de familie Jensens moest immers nog zó ver terug naar huis - kwamen Bertha, op 't sein van Moeder, met een geheimzinnig ge zicht de schalen en schotels binnenbren gen, totdat de prachtige gedekte tafel geheel gevuld was. „Mag ik nu iedereen aan tafel noden?" zei Moeder. „Groot moe aan het hoofdeneind, dan Erik met Ragnhild op zij, Torsten met mij aan de andere kant en de kinderen om en om aan 't voeteneind van de tafel", „'t Is een schilderij. Benedikte!" riepen de gasten onomwonden, ,,te mooi haast om op te eten". En Vader zou Vader niet zijn om niet even op te merken: „Zullen wij dan alles maar neit laten staan en bij Bertha en Karen in de keuken een broodje gaan eten?" Een luid „Boe-oe-oe!" uit de kin derhoek was het antwoord. ,,En trou wens. Bertha en Karen eten ook klein Kerstdiner in de keuken. Pappie", zei Livia flink, „ik sta schaakmat. Ja, dan zit er niet anders op dan deze kostelijke tafel eer te betuigen". „Heer, heb dankvoor zoveel overvloed", sprak Vader een een voudig tafelgebed, „dank ook voor het Licht, waarmee wij de geboorte van Uw Zoon gedenken. Het Kindeke Jezus, dat ons met Zijn komst, licht en warmte bracht in deze donkere wintertijd. Heb dank voor Uw goedheid, de komst van onze vrienden, dank U Heer voor de genegenheid, die er tussen mensen kan bestaan. Amen". En nu werd er vrolijk getafeld! Een enor me goudbruin gebraden gans vormde het middenstuk, dan was er gebraden sneeuwhoen, varkensgebraad, ingelegde en gerookte forel uit de fjord, schuimig geklopte aardappelpuree met gesmolten boter, rijst, appelmoes van gedroogde appeltjes, prachtige helderrode bessen en frambozengelei en heldergele moeras- bessengelei. Kommen met verse witte roomkaas (kwark) en een houten bord met kleine geiten- en schapenkaasjes. „Mensen, mensen, wat een diner!" grap te vrolijk Vader Jensens, „wat een goede gedachte was dat, die ons vandaag hier heen gedreven heeft!" „Foei Torsten", zei 't kleine mevrouwtje Ragnhild, „wij kwamen voor de mensen, schaam je!" „Ik schaam mij nu heel diep", zei Vader Jensen, „voor straf zal ik niet meer eten". Hij legde zijn mes en vork neer. Oh, maar dat vond Thore te erg. „U mag nog wel een ganzeboutje, hoor oom", zei hij vol medelijden. ,,Zó?" vroeg Vader en hij legde een enorme bout op Vader Jensens bord. „Wij zijn zo blij om je te zien, mijn waarde Torsten, moge het je goed smaken en mogen wij nog lang van je goede imborst en verrukkelijke eetlust genieten! Je doet Benediktes tafel alle eer aan". Onder luid gejuich uit de kin derhoek en vrolijk gesnap en gekwetter werd er verder gegeten. De kaarsen op tafel en de nieuwe kaarsjes in de Kerstboom wierpen hun zacht schijnsel op alle vrolijke mensen. Tot de tafel ten einde was en allen teza men bij moeders pianospel de Kerstlie deren zongen, zo mooi en veelstemmig met de krachtige tenor van Vader Jensen, Vaders diepe bas, de mooie vrouwens temmen van Moeder, Grootmoeder, Moeder Jensen, Bertha en Karen. De kinderen waren er stil van, alleen Tordis deed dapper mee. Een sprookjeskoor, zo leek het. En tot slot zou Grootmoeder nog haar Kerstverhaal vertellen, „uit lang vervlo gen tijden", zei zij zelf, ,,want ik was nog een heel jong meisje". „Wij woonden indertijd in een klein dorp in de buurt van Narvik. Somber was het ook daar in de lange wintertijd. Om ons kinderen wat op te fleuren waren er ver schillende heel prettige feestelijkheden in de weken rondom Kerstmis. Eén daar van was een prachtig kinderbal op een groot buiten bij ons in de buurt. Vol licht van honderden kaarsen in talloze kaar senkronen, versieringen van sparregroen en vrolijke muziek waarop wij kinderen dansten, Zweedse polka's en walsjes. Wij waren allemaal zo mooi, de jongens in zwart-fluwelen jasjes met zilveren knopen, een fluwelen kuitbroek, kleurige vestjes, witte kousen en zwarte schoenen met zilveren gespen. En wij meisjes in wijd uitstaande gesteven japonnetjes met borduursel en witte kanten pijpebroekjes daaronder uit". Het was te zien, dat Grootmoe weer heel even in haar vroege jeugd terug was nu zij daaraan dacht. „Maar, Grootmoe, hoe oud was u toen, kon u toen al dansen?" vroegen de meis jes nieuwsgierig. ,,Ik was twaalf en ja, dansen hadden we heel goed geleerd van een strenge dansmeester, die bij onze bevriende families in de buurt en ook bij ons thuis beurtelings dansles kwam ge ven". Grootmoe peinsde even. ,,Deze keer wil ik jullie vertellen van de dag, dat wij naar 'Gjösegaarden' gingen. We gingen met onze grote arreslee over het ijs, want om in Gjösegaarden te komen, dat wel een uur sleden van ons vandaan lag, moesten wij een groot meer oversteken en dan nog diep door de besneeuwde bossen. Het werd een avontuur, dat ik nooit zal vergeten". „Oh, is het spannend Grootmoe?" riepen de kinderen. ,,Heel erg spannend", zei Grootmoe, „luister maar". „Gjösegaarden was ook een groot land huis, maar in tegenstelling tot het buiten, waar het kinderbal gegeten werd, lag het heel eenzaam en er woonden in dat oude huis alleen oude Ooms en Tantes. Eén Oom was de Schout (bij ons burgemees ter), hij woonde daar met zijn vrouw en zes broers en zusters. De andere Ooms ware groot en vrolijk, met spierwit haar: Oom Arild, Oom Jens, Oom Tons en Oom Frederik. De Tantes Arine en Hansine waren smal en fijn met zwartzij- den schortjes voor en kanten mutsjes op hun hoofdjes, ze waren altijd aan 't kant klossen of borduren. - Rondom het grote woonhuis was een heel groot erf, waar rondom heen talloze schuren en stallen waren. Middenop het erf stond een houten klokketoren, waar elke dag de klok geluid werd voor het middag- en avondmaal. Ik vond het prachtig om aan 't klokketouw zo hard die klok te mogen luiden of er brand was en uit al die gebouwen de knechts en vrouwen en meisjes te zien toestromen naar de grote keuken, waar zij aten aan een lange geschuurde tafel, met hele lange banken aan weerszijden. Als jullie soms dachten dat het daar saai was met al die oude mensen, nu, dan ver gis je je toch, hoor. Tante Arine riep dan: ,,Agot (zo heette Grootmoeder), ga je mee naar boven?" „Oh ja!" riep ik dan. „Tante Arine!" Ik wist het al van vorige bezoeken, we zouden eerst naar het 'koekkamertje' gaan en dan naar het 'speelkamertje'. „Was dat kamertje van koek. Grootmoe?" vroeg Thore ver baasd. „Nee", zei Grootmoe, „het was niet van koek, maar vól koek, hoor maar". „We liepen door eindeloos lange brede gangen met diepe tapijten op de vloer, deftig tikkende staande klokken en rijen portretten van nóg oudere Ooms en Tantes, zelfs nog met pruiken op. Dan haalde Tante Arine de sleutel van het koekkamertje uit haar grote sleutelbos te voorschijn en, oh kinderen, dit kamertje was van onder tot boven vol prachtig beschilderde koekblikken. Eén keer per jaar, in de Kerstmistijd, werd er koek gebakken voor een heel jaar en al die blikken waren dus nu juist vol vers gebakken koek. En uit ieder blik mocht ik proeven van Tante Arine, ik werd helemaal vol koek gestopt! Gemberkoek, boterkoek, spritskoek, kruidkoek met klontjes suiker en anijs, stroopkoek, krentenkoek". „Oh Grootmoe!" riepen de kinderen vol ontzag. „En dan gingen we van het koekkamertje naar het speel kamertje. Met alle dingen daar hadden de Ooms en Tantes in hun jeugd gespeeld. Het was er zo mooi. Er was een prachtige ouderwetse keuken en ook een poppenhuis met heel fijne popjes, heel fijne meubeltjes, ragdunne servies- jes. En een draaimolen met paardjes, die draaide met een vrolijk muziekje als je hem opwond. Maar het mooiste van alles vond ik de zwaantjes. Dat wist Tante Arine al. Uit een zwart gelakte doos met paarlemoerfiguren haalde zij die tevoor schijn. Zwaantjes met slanke hals en zachte donsveertjes waren het, die een klein wit bootje voorttrokken met een prinsesje erin. Tante wond voorzichtig de zwaantjes op en... over het gladde tafelblad gleden zij weg met het bootje, 't was net een sprookje. - Natuurlijk gebruikten wij het middag- en het avondmaal met de Ooms en Tantes in de grote eetzaal met de enorme porcel- einen kachel in de hoek en de lange tafel met deftige stoelen met hoge rug. Dat was heel gezellig met de vrolijke Ooms vol grappige verhalen. Maar weer zo heel anders en toch ook leuk, vond ik het om even in de grote woonkeuken te neu zen, waar de vrouwen, de meisjes en de knechts aan die lange tafel aten. Er was een enorme schouw vol gerookte wor sten en hammen in de schoorsteen en een geweldig groot houtfornuis met zoveel daarop sudderende en geurende koperen pannen. Overal rondom waren beschil derde houten kasten met ramen en deur tjes en mooie borden en schalen. Aan tafel vertelden de vrouwen en knechts geheimzinnige verhalen. Zo ook deze keer dat ik in de keuken een be zoekje bracht. Olie, de koetsier, vertelde, dat hij de vorige dag vier wolven gezien had op de weg door het bos. En 's avonds in het donker kon je ze horen huilen, vlakbij. „Hadden wij geen wol ven gezien, op het ijs van het meer, toen we hierheen kwamen?" vroegen zij mij. „Welnee", zei ik flink, „geen één hoor". „Maar jullie gaan toch niet terug over het ijs?" vroegen zij, „want bij heldere maan zoals nu is dat heel gevaarlijk". „Kom", zei Olie, „zo vlug vallen zij een dravend paard niet aan, dan moeten ze al heel erg uitgehongerd zijn". Hij wilde mij geruststellen, dat voelde ik duidelijk. - Even tussendoor: een paard draaft over glad ijs 'op scherp', dat wil zeggen met scherpe ijzeren punten onder zijn hoe ven. - „Maar je Vader heeft natuurlijk wel een geladen geweer bij zich?" vroe gen nu de mannen aan tafel. „D-d-dat geloof ik niet", zei ik nu bibberend. „Laten we nu maar gauw naar huis gaan" dacht ik en ik wilde Vader en Moeder niet bang maken met die vreselijke wol ven. Ons snelle zwarte rijpaard Mazurka werd nu weer voor de grote slee gespan nen. Vader hield de teugels op de bok en moeder en ik werden zorgzaam met warme dekens ingestopt in de open slee- bak. Daar gingen wij! De Osms en Tantes zwaaiden ons na vanaf de hoge stoep en de vrouwen en knechts vanuit de keukendeur. Niets zou ik zeggen over wolven en een geweer besloot ik bij mijzelf. Het waren waarschijnlijk griezelverhalen zoals die over trollen, aardmannen en huiskabouters-, waar de mensen hier elkaar graag bang mee maken. Ik schudde alle narigheden van mij af en kroop dicht tegen moeder aan in mijn warme bontcape. Maar... op het meer stak plotseling Mazurka zijn oren overeind en snoof... en snoof... We vlogen door de stille avond met die helderwitte maan. De vonken en ijssplinters spatten onder Mazurka's hoeven uit en vader had moeite hem in bedwang te houden. Niemand zei een woord. Vaders rug was recht en strak en ik voelde, dat moeder beefde. Achteromkijkend, zag ik zwarte schaduwen, die ons volgden met grote snelheid. „Zijn het wolven moeder?" vroeg ik. Met absolute zekerheid wist ik, dat het zo was. „Ja mijn kind", zei moe der met een snik. Even draaide Vader zijn hoofd naar ons om: „Niet bang zijn, we hebben een flinke voorsprong en we zijn zo op de grote weg". Maar éénmaal op de grote weg kon Vader ons paardje nog niet in zijn macht krijgen. In doods angst, doornat van 't zweet, met wit schuim overdekt, vlóóg Mazurka voort. „Niet omkijken", zei moeder waarschu wend, maar ik móést kijken, heel even. En ik keek... in de met bloed belopen ogen van twee wolven, die vlak achter ons waren! 't Waren de voorlopers van een hele roedel wolven, die ons op af stand volgden. Zó dicht waren die twee achter ons, dat ik hun witte tanden zag schitteren en hun rode tong, die hing uit hun hijgend geopende bek. Eigenlijk ver wachtte ik toen niets meer", zei Grootmoe, ,,dan alleen nog de grote sprong, „'t Was een ijzig gevoel. Maar God was mét ons, toen we in ons dorp onze oprit binnen vlogen, bleven ze staan bij het hek. Wonder boven wonder. Vader reed zo de stal binnen met slee en al en vergrendelde de deuren. „Dat was op 't kantje", zei vader, en we vielen in eikaars armen. Mazurka werd beklopt, gewreven en geliefkoosd. Een warm dek, water en een zak haver was zijn belo ning. En vader bleef nog geruime tijd in de stal om ons heldhaftige paardje geruststellend toe te spreken. Ik zag nog hoe Vaders handen trilden". „En U en Uw moeder?" vroeg iedereen nog vol spanning. ,,Voor 't eerst van mijn leven - en ook het laatst", zei zij guitig, „moest ik een glas brandewijn drinken en moeder ook. Ik vond 't niet lekker, maar de grootste schrik zakte weg en heel soezig werd ik naar bed gebracht. Als ik jullie nu maar niet bang gemaakt heb! Maar alles liep goed af, anders had ik 't jullie vast niet verteld". ,,Ooh, die Grootmoe!" „Dan waren wij er nu niet en Moeder ook niet, immers?" zei Tordis. „Wij heffen een glas warme Kerstwijn op de goede afloop", zei Vader stralend, ,,leve Grootmoeder! Dat U nog maar lang gespaard mag blijven en in ons mid den vertoeven. Maar Grootmoe, dat u toen gespaard werd, heeft van mij een gelukkig man gemaakt! Want", vervolg de hij vrolijk, „op de hele wereld had ik dan moeten zoeken en deze vrouw niet 'gevonden". Hij sloeg zijn arm om moe ders schouder. ,,Wat had ik moeten beginnen zonder déze vrouw en deze drie verschrikkelijke kinderen?" De spanning was gebroken, de kinderen sprongen bovenop vader om hem te bestraffen: „Lelijke ouwe Vader, nu zul je weten, dat je verschrikkelijke kinderen hebt!" „Krijgt Grootmoe nu geen knuf- feltje voor har prachtige Kerstverhaal?" vroeg moeder lachend. „Oh, lieve, lieve Grootmoe, het was heel eng, maar het was prachtig!' vertolkte Tordis alle kin deren. ,,En dan wordt het nu onze tijd om de ski's weer onder te binden", zei Vader Jensens, ,,het valt ons moeilijk om af scheid te nemen uit deze sfeer, moet ik zeggen. Zo warm, zo gastvrij, het was heel bijzonder. Graag wachten wij jullie een keer in ons huis, ook met de kinde ren. Hoe verschrikkelijk zijn zij nu wel Erik, ik heb er niets van gemerkt! Dit was een Kerstfeest, dat ons lang bij zal blijven - eerst al in de nog komende donkere maanden - maar nog lang hier na. Een gouden dag, ook dankzij Uw prachtige verhaal mevrouw, het was heel indrukwekkend", hij maakte een kleine buiging naar Grootmoeder. ,,Zegt U maar Grootmoeder", zei zij, „ik dank U voor uw vriendelijke woorden". „Lieve vrienden, Ragnhild, de kinderen en ik danken jullie voor dit prachtige feest. God zegene jullie allen". Nog lang zwaaide de doktersfamilie de verdwijnende Jensensfiguurtjes na op de ski's, tot ze geheel verdwenen waren in de sneeuw en de blauwe duisternis. Deze Kerstmis was weer ten einde. Hij liet een warm gevoel na in aller hart. Moge deze Kerstmis in het hoge Noorden ook bij U en bij jullie, kinde ren, een warm gevoel achterlaten, het feest van het Licht in de duisternis, met de geboorte van ons Kindeke Jezus. Van harte wens ik U een goede Kerst toe en vele zegeningen in het komende nieu we jaar. Dieke Schippers-Vaarzon Morel Van de beroemde houten stavkirken uit de 11 de-12de eeuw zijn er in Noorwegen nog een twintigtal bewaard gebleven. Die van Borgund behoort tot de mooiste. Eigen vertelling naar thema uit 'Een Doktersfamilie uit het hoge Noorden' van Agot Gjems Selmer, 1900.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1993 | | pagina 11