WOENSDAG 29 DECEMBER 1993
„EILANDEN NIEUWS'
Bladz. 3
doeken gewonden en liggende in een
kribbe. En toen, terwijl de herders nog
sprakeloos stonden van verwondering,
daalden er Engelen uit de Hemel en plot
seling schalden hun stemmen over het
stille veld: „Ere zij God in de hoogste
hemelen! Vrede op aarde, in de mensen
een welbehagen!" Hierna vertelde
Dominee hoe de herders naar Bethlehem
gingen en hoe zij het Kindeke vonden.
Toen knielden de herders in aanbidding
voor het Kindeke neer. Later, weer op
het veld teruggekomen, vertelden zij aan
alle mensen, wat de Stem uit de Hemel
had gezegd en wat zij hadden gezien. En
elk jaar, op de geboortedag van dat Kin
deke, herdenken wij Zijn komst op aarde
en dit herdenkingsfeest noemen wij
Kerstmis. God zegene U allen", dat was
wat Dominee gezegd had.
Op de terugweg naar huis was er een
wonderlijk licht aan de hemel versche
nen, gouden en groene lichtflitsen van
achter de bergen, overgaand in een won
derlijk mooi rood-gouden kleurspel, tot
alle lichtstralen in één vloeiden tot een
brede band, die zich in duizend kleur
schakeringen slingerde langs het hemel
gewelf. ,,Oooh!" riepen de kinderen
ademloos, het was als een bovenaards
sprookje. „En juist op Kerstavond", zei
Vader. „Het is het Noorderlicht. Het lijkt
wel een hele speciale boodschap aan ons
van God". ,,Een wonder van schoon
heid", zei Moeder. Stil waren zij naar
huis gereden en naar bed gegaan, zo vol
indrukken.
- Heel nuchter verklaarde ik even het
verschijnsel van het Noorderlicht, heel
zelden ook te zien bij ons. In Noordelij
ker streken vaker, maar 't blijft spektaku-
lair (bijzonder). Kleine zonnedeeltjes
rondzwevend in de stratosfeer worden
aangetrokken door het magnetisch veld
rondom de aarde en komen dan in de
atmosfeer terecht, de dampkring rond de
aarde. Door botsing en wrijving met gas
sen in de dampkring komen die zonne-
stofdeeltjes nu tot lichten, vaak in de
wonderlijkste kleuren. Een eenvoudig
verhaal aldus van een vaak adembene
mend natuurgebeuren. -
Nog even, behagelijk in haar warme bed,
dacht Tordis glimlachend aan Thore. „Ik
weet het, ik weet het!" had hij geroepen,
„ik denk, dat God nu de Kerstbomen
aansteekt voor alle engeltjes in de he
mel". „Maar natuurlijk", zei Moeder,
„en zo genieten wij hier beneden mee
van het feest van de engeltjes daarbo
ven".
Nu hoorde Tordis toch heus voetstappen
op de trap. „Livia, Thore, wakker wor
den, daar is Moeder!" „Gelukkig Kerst
feest, kinderen", zei Moeder, omhuld
door 't zachte gouden kaarslicht van haar
blad. „Gelukkig Kerstfeest Moeder!" rie
pen de kinderen verheugd. Het grote
feest van het jaar was begonnen, een dag
vol verrassingen en heerlijkheden. Nooit
smaakte de warme thee met Bertha's
verse Kerstbroodjes lekkerder dan op dit
moment. Moeder ging verder met haar
blad, ook Vader werd éénmaal per jaar
zo verwend, en natuurlijk ook Groot-,
moeder.
„Het Kerstontbijt wacht op ons in de
warme keuken bij Bertha en Karen",
hoefde Moeder maar éénmaal te zeggen!
En daarna, wisten zij, ging het in optocht
naar de Kerstboom in de grote zaal, waar
Vader de kaarsjes aan zou steken en zij
ieder om beurten een cadeautje mochten
pakken en hun gedichtjes lezen. In de
mooie Kerstkleren roetsjten zij naar
beneden, nog nooit hadden zij Thore zo
vlug aangekleed! Het „gelukkig Kerst
feest!" schalde door de feestelijke keu
ken met het heerlijke ontbijt, wachtend
op de grote ronde tafel.
En ,,oooh", de kinderen hielden hun
adem in toen Vader met een lange lont
tot hoog bovenin de kaarsjes aanstak in
de stralende boom. Wat een plezier het
pakjes uitpakken, de fijne, lieve, zelfge
maakte dingen, maar wat een verrassing,
ook was het kleine houtfornuis voor in
het poppenhuis - Tordis kreeg nóg een
kleur! - en de kleine badkuip voor in dé
badkamer, met een echt waterreservoir,
dat je kon vullen. Met een slangetje liep
het dan leeg in het bad. Met een pompje
kon er ook gedoucht worden via een
kleine douche boven het bad. Bertha en
Karen 'Waren blij met de zelfgemaakte,
versierde kaarsen, Vader met zijn met
bloemen versierde bretels, Thore verrukt
van zijn kleine vijver voor in de poppen-
hüistuin, met echte kleine zwanen!
Moeder en Grootmoeder met de zelfge-
borduurde zakdoekjes en boekenleggers.
Heerlijk was alles.
Moeder schoof nu achter de piano, die
vanuit de woonkamer naar de zaal gere
den was en vol en blij zongen allen
'Stille nacht, heilige nacht'. En nog vele
Noorse Kerstliederen, zoals wij zingen
van 'Er is een Kindeke, geboren op
aard', "t Was nacht in Bethlems dreven'.
Wat konden de kinderen hierna nu heer
lijk spelen, een hele morgen en middag
lang. Het prachtige poppenhuis met de
nu beklede stoeltjes in vrolijke kleurtjes,
de gordijntjes voor alle ramen, Thore's
punnikkleedjes op de vloer, kreeg nu een
fornuis en een bad! De tuin een echte vij
ver met drijvende zwanen. En dan die
heerlijke ruimte in de grote zaal, warm
door de enorme tegelkachel.
Vader 'wipte even weg' naar 't Zieken
huis, zoals hij zei, met de grote slee vol
Kerstpakketjes voor de bedpatiënten „die
toch ook een beetje Kerst-vreugde moes
ten beleven". In ieder kiein huis rondom
de fjord en ook op de grote boerderijen,
al Vader-doktersthuispatiënten, daar was
de 'Kerstman' al geweest met zijn pak
ketjes voor onder de boom. Hoe arm
sommige gezinnen ook mochten zijn,
vandaag was het overal een beetje
Kerstmis, een béétje licht in deze duiste
re dagen. -
Grootmoe genoot gezellig in haar kleine
fauteuil met de kinderen van het poppen
huisfestijn. Ben kleine dennetak, kon
heel goed dienen als Kerstboom in het
fraaie huis en nu moest er met Groot
moe's prachtige dames- en heertjespop-
pen vanzelfsprekend ook een echt
Kerstfeest gevierd worden... Heerlijke
geuren verspreidden zich door 't huis
vanuit de keuken, waar Moeder, Bertha
en Karen zich repten met de voorberei
dingen voor 't grote Kerstdiner.
Jammer eigenlijk", zei juist Tordis,
„dat er nu niet een paar vriendinnetjes
zijn om ons Kerstfeestje in 't poppenhuis
méé te vieren, wat zou dat gezellig zijn.
't Is nu zo prachtig en zo echt, vinden
jullie óók niet?" Nauwelijks was zij uit
gesproken, of er klonk een luid gebons
op de buitendeur. Allen holden opge
wonden naar de deur, moeder voorop
met vuurrode wangen van al 't bakken
en braden. De familie Jensens, Vader en
Moeders beste vrienden, maar zó ver
woonden zij verderop, dat zij elkaar niet
heel vaak konden zien. Twee lange uren
hadden zij geskied en gelopen door de
sneeuw om hun goede vrienden in
Balsfjorden nu met Kerstmis op te zoe
ken, samen met hun kinderen Olav en
Tora.
„Aangelokt door 't mooie, stille weer
hebben wij de stoute schoenen onderge
bonden!" bulderde de enorme Vader
Jensens zijn daverende lach door 't huis.
„En schrik niet", tot moeder, „in de rug
zak hebben wij zo het één en 't ander
meegenomen!" ,,Wij wilden zó graag
jullie een gelukkig Kerstfeest komen
wensen, en de kinderen ook. Zij konden
't haast niet meer uithouden", zei 't klei
ne, tengere, blonde mevrouwtje Jensen,
„wij komen toch niet ongelegen?"
„Stel je voor", zei Moeder, „jullie zijn
meer dan welkom. Wat zal Erik straks
verrast zijn. Kom gauw in de grote zaal,
daar is het warm".
Onder het oorverdovend gejuich van de
kinderen deed Moeder haar schort af.
Haast verlegen keek zij in de goed ge
vulde rugzak. Een gebraden sneeuw-
hoen, bessengelei in een grote pot, boter,
kaas.
„Lieve mensen, dat hoefde toch niet, er
is al zoveel lekkers bij ons Kerstdiner,
wat een vreugde, dat jullie nu met ons
mee zullen eten!" „Kom, ga gezellig zit
ten bij Grootmoe, ik haal een glas warme
Glühwein (bij ons is dat 'bisschops
wijn'), dat hebben jullie wel verdiend. Ik
komer bij. Bertha en Karen kunnen 't nu
heel goed verder zonder mij af. En Erik
komt zó uit 't Ziekenhuis". Moeder was
haast buiten adem, deze verrassing was
zó groot. Als de sneeuwstormen onafge
broken woedden, zoals op vele andere
jaren met Kerstmis, dan was dit bezoek
ondenkbaar geweest, vrienden waren dan
voor vele maanden onbereikbaar. - En
telefoon, zoals nu was er vroeger nog
niet, dan hoorde je dus héél lang echt
helemaal niets van elkaar. - Wat een ple
zier beleefden de kinderen nu samen aan
het poppenhuis, het kleine Kerstfeest -
,,dat was nu mijn wens", zei Tordis
opgetogen, ,,dat die zomaar ineens ver
hoord werd, 't lijkt wel een wonder".
Niemand was blijer verrast dan Vader,
wat een weerzien met omhelzingen en
schouderkloppen. Onder 't bulderend
gelach van Vader Jensens werden herin
neringen opgehaald aan 't afgelopen jaar,
de Moeders en Grootmoe genoten, de
kinderen vierden op hun buik op de vloer
met rode wangen van opwinding hun
eigen verrukkelijke Kerstfeest.
Wat vroeger dan anders - de familie
Jensens moest immers nog zó ver terug
naar huis - kwamen Bertha, op 't sein
van Moeder, met een geheimzinnig ge
zicht de schalen en schotels binnenbren
gen, totdat de prachtige gedekte tafel
geheel gevuld was. „Mag ik nu iedereen
aan tafel noden?" zei Moeder. „Groot
moe aan het hoofdeneind, dan Erik met
Ragnhild op zij, Torsten met mij aan de
andere kant en de kinderen om en om
aan 't voeteneind van de tafel", „'t Is een
schilderij. Benedikte!" riepen de gasten
onomwonden, ,,te mooi haast om op te
eten". En Vader zou Vader niet zijn om
niet even op te merken: „Zullen wij dan
alles maar neit laten staan en bij Bertha
en Karen in de keuken een broodje gaan
eten?" Een luid „Boe-oe-oe!" uit de kin
derhoek was het antwoord. ,,En trou
wens. Bertha en Karen eten ook klein
Kerstdiner in de keuken. Pappie", zei
Livia flink, „ik sta schaakmat. Ja, dan zit
er niet anders op dan deze kostelijke tafel
eer te betuigen". „Heer, heb dankvoor
zoveel overvloed", sprak Vader een een
voudig tafelgebed, „dank ook voor het
Licht, waarmee wij de geboorte van Uw
Zoon gedenken. Het Kindeke Jezus, dat
ons met Zijn komst, licht en warmte
bracht in deze donkere wintertijd. Heb
dank voor Uw goedheid, de komst van
onze vrienden, dank U Heer voor de
genegenheid, die er tussen mensen kan
bestaan. Amen".
En nu werd er vrolijk getafeld! Een enor
me goudbruin gebraden gans vormde het
middenstuk, dan was er gebraden
sneeuwhoen, varkensgebraad, ingelegde
en gerookte forel uit de fjord, schuimig
geklopte aardappelpuree met gesmolten
boter, rijst, appelmoes van gedroogde
appeltjes, prachtige helderrode bessen
en frambozengelei en heldergele moeras-
bessengelei. Kommen met verse witte
roomkaas (kwark) en een houten bord
met kleine geiten- en schapenkaasjes.
„Mensen, mensen, wat een diner!" grap
te vrolijk Vader Jensens, „wat een goede
gedachte was dat, die ons vandaag hier
heen gedreven heeft!" „Foei Torsten",
zei 't kleine mevrouwtje Ragnhild, „wij
kwamen voor de mensen, schaam je!"
„Ik schaam mij nu heel diep", zei Vader
Jensen, „voor straf zal ik niet meer eten".
Hij legde zijn mes en vork neer. Oh,
maar dat vond Thore te erg. „U mag nog
wel een ganzeboutje, hoor oom", zei hij
vol medelijden. ,,Zó?" vroeg Vader en
hij legde een enorme bout op Vader
Jensens bord. „Wij zijn zo blij om je te
zien, mijn waarde Torsten, moge het je
goed smaken en mogen wij nog lang van
je goede imborst en verrukkelijke eetlust
genieten! Je doet Benediktes tafel alle
eer aan". Onder luid gejuich uit de kin
derhoek en vrolijk gesnap en gekwetter
werd er verder gegeten. De kaarsen op
tafel en de nieuwe kaarsjes in de
Kerstboom wierpen hun zacht schijnsel
op alle vrolijke mensen.
Tot de tafel ten einde was en allen teza
men bij moeders pianospel de Kerstlie
deren zongen, zo mooi en veelstemmig
met de krachtige tenor van Vader Jensen,
Vaders diepe bas, de mooie vrouwens
temmen van Moeder, Grootmoeder,
Moeder Jensen, Bertha en Karen. De
kinderen waren er stil van, alleen Tordis
deed dapper mee. Een sprookjeskoor, zo
leek het.
En tot slot zou Grootmoeder nog haar
Kerstverhaal vertellen, „uit lang vervlo
gen tijden", zei zij zelf, ,,want ik was
nog een heel jong meisje".
„Wij woonden indertijd in een klein dorp
in de buurt van Narvik. Somber was het
ook daar in de lange wintertijd. Om ons
kinderen wat op te fleuren waren er ver
schillende heel prettige feestelijkheden
in de weken rondom Kerstmis. Eén daar
van was een prachtig kinderbal op een
groot buiten bij ons in de buurt. Vol licht
van honderden kaarsen in talloze kaar
senkronen, versieringen van sparregroen
en vrolijke muziek waarop wij kinderen
dansten, Zweedse polka's en walsjes.
Wij waren allemaal zo mooi, de jongens
in zwart-fluwelen jasjes met zilveren
knopen, een fluwelen kuitbroek, kleurige
vestjes, witte kousen en zwarte schoenen
met zilveren gespen. En wij meisjes in
wijd uitstaande gesteven japonnetjes met
borduursel en witte kanten pijpebroekjes
daaronder uit". Het was te zien, dat
Grootmoe weer heel even in haar vroege
jeugd terug was nu zij daaraan dacht.
„Maar, Grootmoe, hoe oud was u toen,
kon u toen al dansen?" vroegen de meis
jes nieuwsgierig. ,,Ik was twaalf en ja,
dansen hadden we heel goed geleerd van
een strenge dansmeester, die bij onze
bevriende families in de buurt en ook bij
ons thuis beurtelings dansles kwam ge
ven".
Grootmoe peinsde even. ,,Deze keer wil
ik jullie vertellen van de dag, dat wij
naar 'Gjösegaarden' gingen. We gingen
met onze grote arreslee over het ijs, want
om in Gjösegaarden te komen, dat wel
een uur sleden van ons vandaan lag,
moesten wij een groot meer oversteken
en dan nog diep door de besneeuwde
bossen. Het werd een avontuur, dat ik
nooit zal vergeten". „Oh, is het spannend
Grootmoe?" riepen de kinderen. ,,Heel
erg spannend", zei Grootmoe, „luister
maar".
„Gjösegaarden was ook een groot land
huis, maar in tegenstelling tot het buiten,
waar het kinderbal gegeten werd, lag het
heel eenzaam en er woonden in dat oude
huis alleen oude Ooms en Tantes. Eén
Oom was de Schout (bij ons burgemees
ter), hij woonde daar met zijn vrouw en
zes broers en zusters. De andere Ooms
ware groot en vrolijk, met spierwit haar:
Oom Arild, Oom Jens, Oom Tons en
Oom Frederik. De Tantes Arine en
Hansine waren smal en fijn met zwartzij-
den schortjes voor en kanten mutsjes op
hun hoofdjes, ze waren altijd aan 't kant
klossen of borduren. - Rondom het
grote woonhuis was een heel groot erf,
waar rondom heen talloze schuren en
stallen waren. Middenop het erf stond
een houten klokketoren, waar elke dag
de klok geluid werd voor het middag- en
avondmaal. Ik vond het prachtig om aan
't klokketouw zo hard die klok te mogen
luiden of er brand was en uit al die
gebouwen de knechts en vrouwen en
meisjes te zien toestromen naar de grote
keuken, waar zij aten aan een lange
geschuurde tafel, met hele lange banken
aan weerszijden.
Als jullie soms dachten dat het daar saai
was met al die oude mensen, nu, dan ver
gis je je toch, hoor. Tante Arine riep dan:
,,Agot (zo heette Grootmoeder), ga je
mee naar boven?" „Oh ja!" riep ik dan.
„Tante Arine!" Ik wist het al van vorige
bezoeken, we zouden eerst naar het
'koekkamertje' gaan en dan naar het
'speelkamertje'. „Was dat kamertje van
koek. Grootmoe?" vroeg Thore ver
baasd. „Nee", zei Grootmoe, „het was
niet van koek, maar vól koek, hoor maar".
„We liepen door eindeloos lange brede
gangen met diepe tapijten op de vloer,
deftig tikkende staande klokken en rijen
portretten van nóg oudere Ooms en
Tantes, zelfs nog met pruiken op. Dan
haalde Tante Arine de sleutel van het
koekkamertje uit haar grote sleutelbos te
voorschijn en, oh kinderen, dit kamertje
was van onder tot boven vol prachtig
beschilderde koekblikken. Eén keer per
jaar, in de Kerstmistijd, werd er koek
gebakken voor een heel jaar en al die
blikken waren dus nu juist vol vers
gebakken koek. En uit ieder blik mocht
ik proeven van Tante Arine, ik werd
helemaal vol koek gestopt! Gemberkoek,
boterkoek, spritskoek, kruidkoek met
klontjes suiker en anijs, stroopkoek,
krentenkoek". „Oh Grootmoe!" riepen
de kinderen vol ontzag. „En dan gingen
we van het koekkamertje naar het speel
kamertje. Met alle dingen daar hadden
de Ooms en Tantes in hun jeugd
gespeeld. Het was er zo mooi. Er was
een prachtige ouderwetse keuken en ook
een poppenhuis met heel fijne popjes,
heel fijne meubeltjes, ragdunne servies-
jes. En een draaimolen met paardjes, die
draaide met een vrolijk muziekje als je
hem opwond. Maar het mooiste van alles
vond ik de zwaantjes. Dat wist Tante
Arine al. Uit een zwart gelakte doos met
paarlemoerfiguren haalde zij die tevoor
schijn. Zwaantjes met slanke hals en
zachte donsveertjes waren het, die een
klein wit bootje voorttrokken met een
prinsesje erin. Tante wond voorzichtig
de zwaantjes op en... over het gladde
tafelblad gleden zij weg met het bootje,
't was net een sprookje. -
Natuurlijk gebruikten wij het middag- en
het avondmaal met de Ooms en Tantes
in de grote eetzaal met de enorme porcel-
einen kachel in de hoek en de lange tafel
met deftige stoelen met hoge rug. Dat
was heel gezellig met de vrolijke Ooms
vol grappige verhalen. Maar weer zo
heel anders en toch ook leuk, vond ik het
om even in de grote woonkeuken te neu
zen, waar de vrouwen, de meisjes en de
knechts aan die lange tafel aten. Er was
een enorme schouw vol gerookte wor
sten en hammen in de schoorsteen en een
geweldig groot houtfornuis met zoveel
daarop sudderende en geurende koperen
pannen. Overal rondom waren beschil
derde houten kasten met ramen en deur
tjes en mooie borden en schalen.
Aan tafel vertelden de vrouwen en
knechts geheimzinnige verhalen. Zo ook
deze keer dat ik in de keuken een be
zoekje bracht. Olie, de koetsier, vertelde,
dat hij de vorige dag vier wolven gezien
had op de weg door het bos. En 's
avonds in het donker kon je ze horen
huilen, vlakbij. „Hadden wij geen wol
ven gezien, op het ijs van het meer, toen
we hierheen kwamen?" vroegen zij mij.
„Welnee", zei ik flink, „geen één hoor".
„Maar jullie gaan toch niet terug over
het ijs?" vroegen zij, „want bij heldere
maan zoals nu is dat heel gevaarlijk".
„Kom", zei Olie, „zo vlug vallen zij een
dravend paard niet aan, dan moeten ze al
heel erg uitgehongerd zijn". Hij wilde
mij geruststellen, dat voelde ik duidelijk.
- Even tussendoor: een paard draaft over
glad ijs 'op scherp', dat wil zeggen met
scherpe ijzeren punten onder zijn hoe
ven. - „Maar je Vader heeft natuurlijk
wel een geladen geweer bij zich?" vroe
gen nu de mannen aan tafel. „D-d-dat
geloof ik niet", zei ik nu bibberend.
„Laten we nu maar gauw naar huis gaan"
dacht ik en ik wilde Vader en Moeder
niet bang maken met die vreselijke wol
ven. Ons snelle zwarte rijpaard Mazurka
werd nu weer voor de grote slee gespan
nen. Vader hield de teugels op de bok en
moeder en ik werden zorgzaam met
warme dekens ingestopt in de open slee-
bak. Daar gingen wij! De Osms en
Tantes zwaaiden ons na vanaf de hoge
stoep en de vrouwen en knechts vanuit
de keukendeur. Niets zou ik zeggen
over wolven en een geweer besloot ik
bij mijzelf. Het waren waarschijnlijk
griezelverhalen zoals die over trollen,
aardmannen en huiskabouters-, waar de
mensen hier elkaar graag bang mee
maken. Ik schudde alle narigheden van
mij af en kroop dicht tegen moeder aan
in mijn warme bontcape.
Maar... op het meer stak plotseling
Mazurka zijn oren overeind en snoof...
en snoof... We vlogen door de stille
avond met die helderwitte maan. De
vonken en ijssplinters spatten onder
Mazurka's hoeven uit en vader had
moeite hem in bedwang te houden.
Niemand zei een woord. Vaders rug was
recht en strak en ik voelde, dat moeder
beefde. Achteromkijkend, zag ik zwarte
schaduwen, die ons volgden met grote
snelheid. „Zijn het wolven moeder?"
vroeg ik. Met absolute zekerheid wist ik,
dat het zo was. „Ja mijn kind", zei moe
der met een snik. Even draaide Vader
zijn hoofd naar ons om: „Niet bang zijn,
we hebben een flinke voorsprong en we
zijn zo op de grote weg". Maar éénmaal
op de grote weg kon Vader ons paardje
nog niet in zijn macht krijgen. In doods
angst, doornat van 't zweet, met wit
schuim overdekt, vlóóg Mazurka voort.
„Niet omkijken", zei moeder waarschu
wend, maar ik móést kijken, heel even.
En ik keek... in de met bloed belopen
ogen van twee wolven, die vlak achter
ons waren! 't Waren de voorlopers van
een hele roedel wolven, die ons op af
stand volgden. Zó dicht waren die twee
achter ons, dat ik hun witte tanden zag
schitteren en hun rode tong, die hing uit
hun hijgend geopende bek. Eigenlijk ver
wachtte ik toen niets meer", zei
Grootmoe, ,,dan alleen nog de grote
sprong, „'t Was een ijzig gevoel. Maar
God was mét ons, toen we in ons dorp
onze oprit binnen vlogen, bleven ze
staan bij het hek. Wonder boven wonder.
Vader reed zo de stal binnen met slee en
al en vergrendelde de deuren. „Dat was
op 't kantje", zei vader, en we vielen in
eikaars armen. Mazurka werd beklopt,
gewreven en geliefkoosd. Een warm dek,
water en een zak haver was zijn belo
ning. En vader bleef nog geruime tijd in
de stal om ons heldhaftige paardje
geruststellend toe te spreken. Ik zag nog
hoe Vaders handen trilden".
„En U en Uw moeder?" vroeg iedereen
nog vol spanning. ,,Voor 't eerst van
mijn leven - en ook het laatst", zei zij
guitig, „moest ik een glas brandewijn
drinken en moeder ook. Ik vond 't niet
lekker, maar de grootste schrik zakte
weg en heel soezig werd ik naar bed
gebracht. Als ik jullie nu maar niet bang
gemaakt heb! Maar alles liep goed af,
anders had ik 't jullie vast niet verteld".
,,Ooh, die Grootmoe!" „Dan waren wij
er nu niet en Moeder ook niet, immers?"
zei Tordis.
„Wij heffen een glas warme Kerstwijn
op de goede afloop", zei Vader stralend,
,,leve Grootmoeder! Dat U nog maar
lang gespaard mag blijven en in ons mid
den vertoeven. Maar Grootmoe, dat u
toen gespaard werd, heeft van mij een
gelukkig man gemaakt! Want", vervolg
de hij vrolijk, „op de hele wereld had ik
dan moeten zoeken en deze vrouw niet
'gevonden". Hij sloeg zijn arm om moe
ders schouder. ,,Wat had ik moeten
beginnen zonder déze vrouw en deze
drie verschrikkelijke kinderen?" De
spanning was gebroken, de kinderen
sprongen bovenop vader om hem te
bestraffen: „Lelijke ouwe Vader, nu zul
je weten, dat je verschrikkelijke kinderen
hebt!" „Krijgt Grootmoe nu geen knuf-
feltje voor har prachtige Kerstverhaal?"
vroeg moeder lachend. „Oh, lieve, lieve
Grootmoe, het was heel eng, maar het
was prachtig!' vertolkte Tordis alle kin
deren.
,,En dan wordt het nu onze tijd om de
ski's weer onder te binden", zei Vader
Jensens, ,,het valt ons moeilijk om af
scheid te nemen uit deze sfeer, moet ik
zeggen. Zo warm, zo gastvrij, het was
heel bijzonder. Graag wachten wij jullie
een keer in ons huis, ook met de kinde
ren. Hoe verschrikkelijk zijn zij nu wel
Erik, ik heb er niets van gemerkt! Dit
was een Kerstfeest, dat ons lang bij zal
blijven - eerst al in de nog komende
donkere maanden - maar nog lang hier
na. Een gouden dag, ook dankzij Uw
prachtige verhaal mevrouw, het was heel
indrukwekkend", hij maakte een kleine
buiging naar Grootmoeder. ,,Zegt U
maar Grootmoeder", zei zij, „ik dank U
voor uw vriendelijke woorden".
„Lieve vrienden, Ragnhild, de kinderen
en ik danken jullie voor dit prachtige
feest. God zegene jullie allen".
Nog lang zwaaide de doktersfamilie de
verdwijnende Jensensfiguurtjes na op de
ski's, tot ze geheel verdwenen waren in
de sneeuw en de blauwe duisternis. Deze
Kerstmis was weer ten einde. Hij liet een
warm gevoel na in aller hart.
Moge deze Kerstmis in het hoge
Noorden ook bij U en bij jullie, kinde
ren, een warm gevoel achterlaten, het
feest van het Licht in de duisternis, met
de geboorte van ons Kindeke Jezus.
Van harte wens ik U een goede Kerst toe
en vele zegeningen in het komende nieu
we jaar.
Dieke Schippers-Vaarzon Morel
Van de beroemde houten stavkirken uit de
11 de-12de eeuw zijn er in Noorwegen
nog een twintigtal bewaard gebleven.
Die van Borgund behoort tot de mooiste.
Eigen vertelling naar thema uit
'Een Doktersfamilie uit het hoge Noorden'
van Agot Gjems Selmer, 1900.