Vervolg uit het Kerstnummer
Bladz. 2
,EILANDEN NIEUWS'
WOENSDAG 29 DECEMBER 1993
En Tordis", zegt Grootmoe met nadruk,
„jij bent iets ouder dan Livia, „dus ook
iets vlugger en handiger, je zult Livia af
en toe een handje moeten helpen, niet
waar?" Tordis, nog beschaamd, belooft
dat maar al te graag. „Thore, knipt en
plakt bloempjes met mij voor in de tuin
en de bloembakken langs de veranda's,
lijkt je dat niet gezellig Thore?" Thore
knikt volijverig, „en ik punnik ook de
vloerkleden voor de vloeren in 't huis",
zegt hij trots, „dat is mijn werk!"
„Maar Grootmoeder", zegt Livia aarze
lend, „we weten nog niets van Uw reis.
Als wij nu bezig zijn, wilt U daar dan
van vertellen, ziet U, dat vind ik zo heer
lijk". ,,Maar al te graag", zegt Groot
moeder, „ik vind nu eenmaal niets pretti
ger dan vertellen". Onder 't gezwoeg, 't
gepiep van de zagen - en 'pang!' breekt
er af en toe een zaagje, als er te snel 'om
de bocht' gewerkt wordt, dan klinkt er
een zucht - vertelt Grootmoeder van
haar reis van Trondjhem naar Balsfjor
den. Zó ijverig is ieder nu bezig met
werken en luisteren, dat de kinderen nau
welijks merken, dat Vader binnenkomt.
,,Wat is 't hier knus", fluistert hij in
Grootmoeders oor, „zo genoegelijk". „Ik
vertel van de reis", fluistert Grootmoeder
olijk terug, ,,in opdracht; je hebt nog
niets gemist Erik, ga gezellig zitten, er is
nog verse, hete thee. Benedikte is nog
bezig in de keuken, daar worden heerlij
ke dingen verricht". „Ik was daar even",
fluistert Vader, „het rook mmm!"
„Nu dan", vertelt Grootmoeder, „ik ben
een kind van het Zuiden van ons land,
van de groene, sappige weiden, de mooie
bossen en meren, de gezellige steden, de
winkels, de koffie- en eethuisjes vol
mensen. En dan de zon, die bij ons 's
winters ook kort schijnt, maar hij is er,
hij laat nooit helemaal verstek gaan. Als
ik mij nu inscheep naar 't hoge Noor
den", zei Grootmoe, ,,dan wéét ik hoe
allen mij hier verwachten en ik verheug
mij er zó op mijn kinderen en kleinkin
deren weer te zien, dat ik met liefde die
diepe tunnel induik, omdat ik weet, hoe
warm, gezellig en vrolijk de eindhalte
zal zijn". „Maar Grootmoe", onderbrak
Tordis, ,,hoe kunt U spreken van een
tunnel, als U vaart langs die prachtige
kust?" „'t Is ook maar een vergelijking
lieve kind; maar die kust, brrr. Veel
moois was er niet te zien. Hoe verder ik
van Trondjhem afvoer, hoe naakter en
hoe grauwer het landschap werd, niets
dan grijze rotsen en klippen, kaal en
onherbergzaam. Geen witte berkestam
men, geen groene sparren, zelfs geen
grassprietje zag ik. Foei, wat een land".
,,Maar Grootmoe!" riep Tordis nu
oprecht verbaa.sd, haast verontwaardigd.
,,'t Is toch uw eigen land! Ons
Noorwegen!"
Vader lachte: ,,Ja Grootmoe", zei hij.
„Wat dat betreft is Tordis een echte
Noorse en ze lijkt precies op mij. Hoe
kaal en onherbergzaam ons land er op
sommige plekken ook uitziet, wij vinden
't altijd mooi. ledere rots heeft tóch iets
eigens, zoveel soorten zcevogcls brcwden
hier en elke kleine vissersboot die je
daarvoor de golven ziet zwoegen, vertelt
toch iels van de geschiedenis van ons
volk, dat daar een moeilijk en eenzaam
bestaan vindt. Nooit zullen zij 't opge
ven, 't Is een prachtig volk, een prachtig
land, al is 't hier niet liefelijk. Dat is ons
Noorwegen", zegt Vader geestdriftig, ,,ik
hou van die klippen en rotsen, elk huisje,
dat tussen de bergen uit komt kijken, elk
vissersbootje op het strand. De diepe,
spiegelende fjorden, de ijsmassa's van de
gletschers. Ik zou 't niet willen ruilen
voor alle heerlijkheden van het Zuiden.
Dit is", en Vader gebaart naar de donke
re ramen, waartegen een forse nieuwe
hagelbui klettert, „mijn land en ik ben er
heel trots op, en zo voelt onze Tordis het
ook". „Grappig", zegt Grootmoe, in het
minst niet uit het veld geslagen, „dat je
daarover zó in vervoering kunt raken.
Maar missen jullie dan ook niet de zon,
die pas weer over twee maanden terug
zal keren?"
„Natuurlijk missen wij de zon heel erg,
maar... Grootmoe", zegt Vader, ,,wij
hebben hier ook de Middemachtszon in
juni, als de zon in duizend kleuren boven
de horizon blijft hangen. Tordis zal U
straks vast graag vertellen, hoc mooi het
hier dan is, niet Tordis?"
Tordis knikt geestdriftig. „Maar wc heb
ben uw reisverhaal onderbroken, dat
vindt U toch niet erg?" „Welnee", zegt
Grootmoe, „hoe oud ik ook ben, ik leer
nog altijd graag iets nieuws, ik bewonder
jullie - zó hier te leven, met zoveel lief
de voor dit kille, koude donkere Noor
den, huu". Grootmoe trekt haar warme
wollen shawl nog wat dichter om zich
heen en vertelt vfrder. „Welnu", vertelt
zij, „het werd wel mooi, van een vreemd
soort woeste schoonheid. Zeven bergtop
pen zag ik met sneeuwtoppen, schitte
rend in de maneschijn".
„De zeven Zusters", zei Vader. „En een
vreemde berg met een enorm diepe
grot". „De Verrekijker noemen we die",
zei Vader, „je kunt er ook in varen", „'t
Mooiste van de reis vond ik de 'Fran',
een schitterende eilandengroep, zo mooi,
't leek wel een toverslot in de mane
schijn. En toen we de Lofodden (of Lo
foten) achter ons hadden, zag ik warem
pel in 't heldere maanlicht weer akkers
en weiden, en paarden, die graasden
langs het strand. En tegen de berghellin
gen weer bomen. De ingangen van de in
't maanlicht spiegelende fjorden. Ja, dat
was heel bijzonder", zei Grootmoeder,
„mooi en majestueus. Maar toch zou ik
voor geen goud hier willen wonen, 't Is
me te onherbergzaam". - ,,0h maar
Livia is veel meer verlegen dan Tordis.
Ze aarzelt even, iedereen kijkt nu naar
haar. ,,De rendierkudde van de Lap
Mortensen", zegt zij dan, „die de rivier
over moest steken met de Lappen-hon-
den, die ze in 't water joegen, die rendie
ren, want zij wilden niet graag over
zwemmen in het ijskoude water. Maar
het moest van de Lap voor nieuw voed
sel onder de sneeuw. Zij eten rendier
mos en soms kunnen zij 't moeilijk vin
den en hebben zij erge honger. En de
kudde in 't water was net een heel grote
takkenbos. En de Lap vond ik aardig,
maar hij praatte anders dan wij", besluit
Dan schuift voorzichtig Livia haar lang
werpige platte doos open: daar liggen zes
prachtige vrouwtjes in de vrolijke, kleu
rige Noorse klederdracht, met gestreepte
en gebloemde schortjes voor en kleine
kapjes op hun blonde krulhaar. Ze zullen
precies in de stoeltjes passen, als die
klaar zijn. „Wat mooi!" Grootmoe, „wat
vreselijk mooi!" Grootmoe wordt alweer
geknuffeld. En nu Tordis nog, wat komt
er uit haar platte doos? Zes mannetjes,
die precies bij de vrouwtjes passen, ook
al in de Noorse klederdracht, met witte
kousen, zwarte schoenen met gespen,
zwarte kuitbroek en jasjes en een bont-
Misschien beleven wij daarom alles zo
intens, iedere mooie dag tussen de stor
men door, een wandeling door 't berijpte
bos, de warmte en gezelligheid in huis,
de voorbereidingen voor de Kerst, 't
Kerstfeest zelf, Erik's veilige thuiskomst
elke keer - waar 't op een andere plek
op aarde zo gewoon is als de man 's
avonds thuis komt. Bij ons is dat alles
bijzonder, je denkt er meer bij na, 't
geeft iets feestelijks aan alle daagse din
gen. Ik denk. Moeder, dat juist op deze
hele donkere plek op aarde God ons ook
juist heel nabij is. Elke dag weer moeten
wij daaraan beantwoorden. Daarom moe
ten wij daaraan beantwoorden. Daarom
moeder, is 't heel bijzonder om hier te
wonen, wij zijn altijd in gesprek met
God en met onszelf en we geven het
nóóit op! 't Is zo'n pracht plek om te
wonen, wild en ruig en vrij, met zo'n
grootse natuur om ons heen. We zijn hier
heus heel gelukkig". „Lief kind, mijn
dochter Benedikte - „zij, die het goede
verkondigt" - je doet je naam eer aan".
Grootmoe", roept Tordis nu enthousiast,
dan moet U toch heus ook eens komen
logeren als 't voorjaar bij ons doorbreekt
en als we 's nachts gaan varen om de
Middernachtszon te zien! Dat is zó
prachtig, 't Duurt wel vaak heel lang
vóór het Voorjaar doorbreekt, nu 't laat
ste Voorjaar kwam pas eind mei, onze
Nationale Feestdag op 17 mei vierden
we nog helemaal in sneeuw en ijs, 't leek
wel of de warme wind helemaal niet
komen wilde. Maar ineens was hij er
toch. De sneeuw en het ijs begonnen te
smelten, het werd heel warm en in een
paar dagen waren alle bomen vol fijne
groene blaadjes en alle bloemen in het
bos kwamen in één week uit, bosanemo-
nen en blauwe klokjes, 't is dan een zee
van bloemen, Grootmoc, zo wonderlijk
mooi. Wij vieren dan ons lentefeest aan
de ingang van het Eilertsbos, in het
■groene prieel', we dekken dan met een
kleed op het mos. Bertha brengt ons
allerlei heerlijkheden en moeder is dan
de Lentekoningin in mooie kleren, wij
zijn prinsessen en Thore kabouter".
Tordis struikelt haast over haar woorden
om Grootmoc te overtuigen van alle
pracht en heerlijkheden van die wonder
lijk plotseling invallende lente-zomer
van het Noorden. Vader glimlacht: „En
onze Tordis overdrijft niet". Moeder, die
intussen ook binnengekomen is, beaamt
dat. „En misschien beleven wij dit alles
wel als dubbel zo heerlijk, omdat wij
daar zó lang naar uitgekeken hebben, 't
Komt als een soort verlossing". „Nu nog
even van ons middernachtstochtje naar
Marknaes, het eilandje Goudholm en de
berg de Pigtijnd en de zon die daar zo
mooi achter blijft schijnen!" ,,Nü nog
even dan", zegt Vader, „anders wordt
Grootmoeder heus te moe".
„We varen dan met een kleine vissers
boot", vertelt Tordis en wc men allemaal
die keer 's nachts op blijven, Livia en
Thore (X)k. We varen langs de Sörfjord-
bergen. de Maalstroombergen en de
IJsrotsen, naar Marknaes. Wc zien ons
huis heel klein, hoog op de heuvel en
alles is heel geheimzinnig in doorzichti
ge nevelsluiers gehuld. Veel mensen
geloven hier ook nog in feeën, trollen en
kabouters, 't is ook zo vreemd sprookjes
achtig, 't is haast geen wonder, hun
voorouders deden 't ook al, zo geven ze
dat door. En dan Grootmoe, zakt de zon
in wel honderd vlammende kleuren en 't
water wordt ook helemaal rood en oran
je. Dan gaat de zon voor óns achter de
Pigtijndberg en hij zakt daar tot aan de
horizon, blijft daar staan en komt dan
weer op. Dat zien wij niet achter de berg
natuurlijk, maar wel, dat dan alles goud
wordt, de bergtop met de sneeuw en de
lucht en het water!" Tordis schildert niet
met een penseel, maar met haar tong",
zegt Vader, „en ze vertelt het heel goed.
Maar ik vind, dat Livia eri Thore nu ook
nog even aan het woord mogen komen,
vinden jullie niet?" Wat vond jij het
mooiste, m'n Livia?"
zij. ,,Heel goed gedaan Livia!" prees
Vader. „Mortensen ken ik eigenlijk al
lang. Ze hebben een heel hard bestaan in
sneeuw en ijs en ze zijn ook hard voor
zichzelf. Eens was Mortensen heel ziek,
hij kwam naar 't ziekenhuis om geope
reerd te worden. Zijn zoons zetten een
tent op van rendierhuiden en stokken op
't strand van de fjord, beneden aan 't zie
kenhuis. Daar droegen de zoons hem in -
na de operatie - en daar bleef hij tot hij
beter was", zei Vader, „hij kon niet in
een ziekenhuisbed liggen met vier muren
om hem heen. Ik bezocht hem elke dag
op mijn knieën in de tent". ,,En zijn ene
zoon heb ik eens een lelijk zwerende
teen moeten afzetten. Hij wandelde
onmiddellijk daarna, met verdoving en
al, het ziekenhuis uit, terug naar hun
stam. Ze lagen toen tcKh zowat vijf kilo
meter verderop. Merkwaardige mensen,
die Lappen", zei Vader, „heel sterk ook
van geest, een prachtig volk". - „En wat
vond Thore wel het mooiste van onze
Middernachtstocht?" „Dat wij aan land
gingen met de boot naar de boerin in
Marknaes en de boot kon niet helemaal
aan de kant komen, want het was te
ondiep. En de vissers moesten ons aan de
kant dragen op hun rug, ze hadden hele
hoge laarzen aan, het was heel leuk door
het water. En weet u Grootmoe, wie
onze moe.sje droeg op zijn rug, ook met
grote laarzen aan? Dat was Vader! En
bijna gleed Vader uit, hij wiebelde heel
erg en mammie gilde heel hard! Dat was
leuk hè Grootmoe?" vroeg hij vertrou
welijk met zijn hand op Grootmoe's
knie. „Vader deed het natuurlijk expres,
hij vond het veel te leuk om moesje te
horen gillen, dat kun je begrijf)en!" riep
Tordis olijk. „Hoe kom je daar nu toch
bij?" lachte Vader hartelijk, ,die stenen
onder water zijn heel glad hoor!" „Maar
Thore moet Grootmoe nog vertellen
waarvoor wij in Marknaes aan land gin
gen. Dan weet Grootmoeder alles van
ons prachtige land in de zomer én in de
winter. Want zomer en winter horen nu
eenmaal bij elkaar. En dan wil Grootmoc
vast ook dan bij ons komen logeren, als
Thore nu nog vertelt wat voor heerlijks
ons daar te wachten stond. „De mensen
varen allemaal in bootjes daar naar toe,
heel veel bootjes en de boerin heeft een
hele grote kamer in de bcxsrderij en alle
mensen krijgen dan honger midden in de
nacht. De boerin bakt dan wel duizend
wafels". ,,Nou... duizend?" zegt Tordis.
,,Maar wel heel veel, wél honderd", zegt
TTiore dan, en die eten we met zure room
en moerasbessengelei, die is geel en 't is
heel erg lekker".
„Nu kom ik zeker logeren, lieve kerel",
zegt Grootmoe, „je hebt 't zo mooi ver
teld en jullie allen hebben mij honderd
voudig overtuigd van de schcKinheid van
jullie land hier in 't hoge Noorden".
,,Van die heerlijke wafels krijg ik
warempel wél honger", lacht Grootmoe,
,,maar de kinderen hebben zó hard en
met overgave aan hun mooie meubeltjes
gewerkt onder al die verhalen door, er
schiet mij nu te binnen, dat ik ook nog
iets meegebracht heb in mijn grote brui
ne tas. Want wat hebben wij straks aan
een mooi ingericht huis zonder bewo
ners?" - Met gejuich worden de pakjes
uit de tas begroet. „Maak maar voorzich
tig open", lacht Grootmoe geheimzinnig.
Voor alledrie een pakje. „Oooh!" De
kinderen zijn er stil van. Voor Thore, die
zo ijverig bloempjes knipte: kleine bloc-
menbakken met haken om aan de veran
da's te hangen, en... heel snoezige rood-
gelakte rieten tuinstoeltjes met een ronde
tafel met een gat in 't midden voor een
gebloemde tuinpara.sol, die er ook bij is.
„Grootmoc, nu wil ik je knuffelen", zei
Thore. „We zetten 't huis op een groen
lakentje", zei Grootmoe, ,,en dan is dat
het grasveld, daar kan 't luinameuble-
ment op staan en Thore maakt bloemper
ken". De kinderen zijn sprakeloos.
Grootmoe verzint altijd verrassingen, dat
weten ze. Maar dit!
kleurig vest. En een hoedje op hun krul
lenbos. Grootmoe wordt nu haast plat
gedrukt, ,,oh dank u Grootmoe, wat
enig!" „'t Zal jullie animeren om 't hele
maal af te maken", zei Grootmoe, „en
steeds mooier en leuker en gezelliger,
want de winter is nog lang".
Dan gaat 't in optocht naar de keuken,
waar de vrolijk gedekte tafel wacht.
Morgen is 't weer school", zegt moe
der, „als 't niet stormt. Maar over ruim
een week begint de Kerstvakantie. Dan
is 't al zo gauw Kerstmis. Me dunkt, we
kunnen morgen wel vast met de Kerst
bakkerij beginnen. ,,Arnemankoekjes
moeder!" roepen de kinderen verheugd.
„Na school mogen jullie morgen Arne-
man bakken, maar éérst pakken we dan
samen de kruidenierskist uit, want daar
zitten alle lekkere dingen in, die we
nodig hebben voor de Arneman en alle
andere baksels. Dus morgen is er weer
werk aan de winkel, de grote kist wacht
al in de bijkeuken". Wie zou er nu ooit
beweren, dat een winter in 't hoge Noor
den grauw, donker, eentonig en saai
was? Binnen straalde immers de zon!
HOOFDSTUK Vil
DE VREUGDE VÓÓR
KERSTMIS IN DE KEUKEN
Als de kinderen naar school zijn - nog
geen grimmige stormen - is Moeder met
Grootmoe heel druk bezig op tafel in de
kamer pakjes te vullen met vriendelijke
Kerstgavcn en ze vrolijk te verpakken in
Kerstpapicr met een rode strik. Alle
patiënten van Vader-dokter Hansen krij
gen zo'n gezellig pakket. Moeder weet
precies in welke gezinnen in deze lange
winter de kost schraal is. In zo'n pakket
gaat een extra stuk spek, een flinke
worst, een goed verpakte grote stokvis.
Wat boter, wat vet - in de Kruideniers-
kist is daar rekening mee gehouden.
Moeder verheugt zich stilletjes op de
verheugde gezichten, die zij niet zal zien,
want geschenken komen nu eenmaal van
de Kerstman. Heel veel potten inge
maakte vruchten verdwijnen in de pakjes
en heel veel potjes zelfgemaakte bessen-
gelei. Moeder en Bertha denken 's zo
mers al aan Kerstmis. Zo is er ook Ber
tha's speciale versterkende bessenwijn
als traktatie.
- In de Noorse bossen en in de velden
rondom de moeras.sen groeien ongelofe
lijk veel bessen 's zomers: vossebesscn,
bosbcsscn, wilde aardbeitjcs en frambo
zen, kruisbcsscn, bramen en moerasbes
sen, waarvan iedereen naar hartelust kan
plukken. Goed voor de vitamine C! Ik
vertelde 't al, er zijn bijna geen verse
groenten, 's winters al helemaal niet.
Heel veel bessen werden er ook
gedroogd voor de winter en al wist men
toen in 1900 nog niets van 't bestaan van
vitaminen, gezond was het! -
Nu nog in elk pak een lekkere kruidkoek
van Bertha en voor de kinderen gezellige
tijdschriftjes met puzzels en verhalen,
punnikjes met bolletjes wol, wat teken-
gerei en kicurpotioodjes om de lange
winter door te komen. 'Kerstman'-moe-
der denkt aan alles, ziet ieder gezin voor
zich. Hier nog wat koffie, daar nog wat
meel. Moeder geniet van 't Kerstman
spelen.
Grootmoeder zucht. „Hé, de donkerte,
die duisternis gaat toch wel op mij druk
ken", zegt zij, ,,ik kan mij heel goed
voorstellen, dat mensen in deze streken
zwaarmoedig worden". „Maar moeder",
zegt moeder (dochter), „dat zou gebeu
ren als wij 't duister zo maar over ons
zouden laten komen, als wij dag in dag
uit zouden klagen en jammeren nu juist
te wonen op dit droeve plekje op aarde
waar 's winters de zon niet schijnt. Som
mige mensen worden zwaarmoedig, ik
weet, er zijn er ook, die naar de brande-
wijnfles grijpen. Maar daar wordt het
niet beter van en de mensen zelf ook
niet. Wij men ons elk jaar weer daarte
gen wapenen, moeder.
zei Grootmoeder plechtig, „ik voel mij
beschaamd".
„Maar dat hoeft niet", riep Moeder vro
lijk, „kom, we stoppen nu al Erik's pak
jes in een grote mand. Die gaat in de bij
keuken, de kinderen hoeven geen weet te
hebben van deze Kerstman's goede
gaven. En dan maken wij ons klaar om
met de kinderen in Bertha's keuken eerst
te eten en dan een hele middag Arneman
te bakken, maar eerst komt de kruide
nierskist nog aan bod. En oh Moedertje,
't uitpakken van die halfjaarlijkse kist is
al zo'n groot feest op zichzelf. Ik denk,
dat Erik er ook wel bij zal zijn, als hij
even weg kan uit 't ziekenhuis. Hij
geniet daar altijd zo van met de kinde
ren".
- Als de kinderen thuiskomen uit school
wordt er eerst thee gedronken in de keu
ken. Als altijd zijn er verse broodjes en
koekjes. Dan steekt Vader zijn neus om
't hoekje van de deur, gejuich. Het grote
feest kan beginnen als ook Vader zich
gelaafd heeft. „Leve Bertha!" roept Va
der, „wat zouden wij zonder haar moeten
beginnen?" Nu, niemand weet dat, de
keuken zonder Bertha is ondenkbaar.
„De kist!" roept Vader, ,,en mijn ijverige
kinderen!" In de bijkeuken - die héél
koud is, 't vriest er zelfs - is een grote
wand met laden en schappen, als in een
winkel. Op elke la staat duidelijk: meel,
suiker, rozijnen, zout, koffie, thee. De
koffie- en theeladen zijn met blik
bekleed, als trommels. Voor de kruiden
zijn er kleine laadjes.
Onder grote spanning breekt Vader nu
eerst de grootste kist open. Er zijn nog
meerdere kleinere kisten. „Krak, krak, en
wat hebben we daér?" roept Vader vro
lijk. „Het rammelt in deze zak". Heel
'per ongeluk' duwt hij een gat in de
bodem: een regen van walnoten. Ge
juich. Mogen we ze opeten. Vader?"
,,Nu dat moet dan maar". ,,Maar nu
ernst: een zak meel in de meella. Kerst
kaarsen in de kaarsenla, puddingpoeder,
rijst, zout, suiker, toiletzeep. De kinderen
hollen af en aan. De kou in de bijkeuken
deert ze niet in het minst. „Suikerklont
jes!" roept Vader, „hee, alweer een gat in
de bodem, zo'n slordige Kruidenier
toch". Kaneelpijpjes, laurierbladen,
kruidnagels, muskaatnoten, alle kruiden
gaan in de kleine laadjes.
,,Een zak met chocoladeflikkcn, en
warempel wéér een gat, hoe kan dat nu
tóch? En deze zak met gedroogde vijgen,
óók al!" Met zoveel plezier verdwijnen
de zoete heerlijkheden in mondjes en
broek- en schortezakken, dat moeder ein
delijk uitroept: ,,En nu zullen Bertha,
Karen en ik het met Vader verder afma
ken en jullie mogen nu het winkeltje te
voorschijn halen en alle kleine schapjes
vullen om winkeltje te spelen, is dat geen
goed idee? Die Vader toch hè? Wat
merkwaardig, dat juist al die zakken met
lekkere dingen een scheur in de bodem
hadden!"
„Als alles nu opgeborgen is en jullie uit
verkocht zijn, kunnen we Arneman gaan
bakken. Bertha heeft het deeg al klaarge
maakt om te rijzen". Nieuw gejuich, aan
deze prettige dag kwam geen eind. -
Wat Bertha maakte, was een grote bol
broodjesdceg. Wij zouden dat kunnen
maken van een pak witte broodjesmix.
Voor een extra lekkere smaak ging daar
wat suiker doorheen, wat kaneel, een
pictsje nootmu.skaat en heel lekker is wat
citroensap. Dan laten rusten en rijzen
onder een vochtig-warme doek. -
Als het winkeltje uitverkocht en hele
maal leeggegeten is, komt uit de keuken
het langverwachte sein: „Arneman bak
ken". „Hoera!" Bertha heeft de deegbol
uitgerold tot een grote platte plak op de
ronde keukentafel, die licht met meel
bestrooid is. Er is een schaal met krentjes
en rozijntjes en oranjesnippers om de
figuurtjes te versieren. Er liggen brood
vormpjes in de vonn van poppetjes, die
renfiguren, sterren, driehoekjes, rondjes.
Ieder kan naar hartelust zijn gang gaan.
Grootmoe, met ook een groot schort
voor, maakt kunstige krakelmgen, de
meisjes popjes met krentjes als oogjes en
knoopjes op de vesten. Thore maakt
wurmen, hij rolt en kneedt ze zo vaak
opnieuw, dat Grootmoe zegt: „Gooi die
nu maar weg, ze zijn vies en grijs gewor
den!" Tot ieders verbijstering doet Thore
nu zijn mond wijd open en propt in één
hap alle grijze wurmen daarin! „Mmm,
lekker!" roept hij al kauwend.
De andere, prachtige kunstige figuurtjes
- vader maakte zelfs zeeleeuwen en rob
ben, zonder vormpjes - gaan nu de oven
in. Wat zullen die strakjes lekker zijn!
De allermooiste gaan in een grote trom
mel. „Zonde, om die in één keer op te
eten", vinden de meisjes. Wat is dat
Arneman bakken, één keer per jaar in de
vóór-Kerstmistijd toch leuk!
HOOFDSTUK VIII
KERSTMIS
't Is Kerstmorgen. Stil, heel stil is het in
het doktershuis. 't Is de enige dag in het
jaar, dat er op dit uur van de vroege mor
gen nog niet de gewone geluiden door
dringen van een vrolijk ontbijt, kinderen,
die naar school vertrekken en Vader-
dokter naar het Ziekenhuis en Thore's
stemmetje daar hoog boven uit.
Thore slaapt nog wonder boven wonder.
Tordis en Livia weten het: niemand mag
opstaan, straks kom Moeder met het blad
met de kaarsen, de thee en een vers,
heeriijk kerstbroodje.
- In Zweden draagt de Moeder of de
oudste dochter op Kerstmorgen een
kroon van kaarsen op haar hoofd. Hier
dus op het theeblad. -
Tevreden soezen de meisjes nog wat
voort. Er zijn zoveel prettige dingen om
aan te denken. Een schitterende Kerst
boom staat er nu in de 'zaal'. De zaal is
de hele grote kamer achter de woonka
mer, alleen gebruikt voor hele speciale
gelegenheden. Gezellig is deze kamer
met een grote, lange tafel voor diners,
vanavond het Kerstdiner. Heel feestelijk
wordt er dan gedekt met een wit damas
ten tafelkleed, kaarsen in drie-armige zil
veren kandelaars en prachtige groenslin
gers over de tafel. Het wit porceleinen
servies en vele schalen met de verrukke
lijke heeriijkheden, die bij 't Kerstfeest
horen. In de hoek van de zaal staat een
enorme kachel, tot aan het plafond, hele
maal bekleed met witte tegels, waar
mooie tableaux op staan, allerlei figuur
tjes. Onderin die kachel is een deurtje
met daarachter een vuurrooster. Op
Kerstdag wordt die kachel de hele dag
gestookt, zodat 't in de loop van de dag
warm zal zijn. De tegels stralen een heer
lijke warmte uit, onder de grote Kerst
boom in de andere hoek heeft ieder om
de beurt stilletjes zijn Kerstcadeautjes
neergelegd in een mooi kleurig papiertje,
voor ieder in huis een verrassing.
Vrijwel alle cadeautjes zijn in de laatste
geheimzinnige weken voor Kerstmis zelf
gemaakt, geknutseld, gezaagd, gebreid,
geplakt. Alleen enkele grotere cadeaus
hebben Vader, Moeder en Grootmoc
besteld in de winkels in Trondjhem of
Kristiania (Oslo). Die kwamen met de
postboot. Zovéél cadeautjes liggen er
onder die Kerstboom, de meisjes popelen
van verwachting. Vader en Moeder stel
len er prijs op, dat er bij die cadeautjes
ook een passend gedichtje zal zijn. Oef,
dat was nog een heel werk!
- Onze Sinterklaas, met surprises kent
men in Skandinavië niet, hier is alles
geconcentreerd rondom de Kerstman, die
uit Lapland komt! -
Nog even denken de meisjes terug aan
gisteravond. Kerstavond. In een grote
arreslee met allen tezamen, ook Groot
moe, warm ingestopt, waren zij met luid
tinkelende bellen naar de kleine kerk
gereden. Het kerkje met licht stralend uit
alle ramen, zo sereen in de wonderlijk
stille avond. Dat was niet altijd mogelijk,
in een bulderende, woedende sneeuw
storm werd er dan thuis een kleine,
plechtige Kerstdienst gehouden.
Maar zo mooi was het, zo indrukwek
kend, mooier misschien dacht Tordis dan
wanneer het vanzelfsprekend was, Nü
was die Kerstdienst in het kleine kerkje,
ook de slederit erheen en terug, zo heel
feestelijk en heeriijk. Zo eenvoudig ver
telde Dominee het Kerstevangelie, zo
begrijpelijke ook voor Thore en zoveel
andere kleinere kinderen in de kerk.
Even nog dacht Tordis terug aan die
prachtige woorden: ,,En dit zal U het
teken zijn: gij zult het Kindeke vinden in