DE POORT
OPEN DAG
AGRARISCH MEDEWERKER
OPVOLGER (m/v)
VRIJDAG 5 FEBRUARI 1993
„EILANDEN NIEUWS
DERDE BLAD
We publiceren bierbij, met haar
toestemming, bet opstel waarmee
de bijna 16-jarige Klazina Groen
uit Sommelsdijk deelnam aan de
wedstrijd die door het Water
schap, ter gelegenheid van de
rampherdenking, was uitgeschre
ven. Het opstel, bijna een feuille
ton, kreeg de hoogste waardering
en Klazina won er de hoofdprijs
mee.
Het was de laatste januaridag van het
jaar 1953. Een gure wind waaide over het
eiland Goeree-Overflakkee, soms afge
wisseld door een regenbui. Annemie
Schilder zat voor het raam. Het was al
donker in het klein dorpje. Om het huis
gierde de wind. Annemie huiverde, hoe
wel ze voor de warme kachel zat, die de
huiskamer warm en knus maakte.
Annemie zat te borduren, maar soms
dwaalden haar gedachten even weg.
Gisteren was ze zestien geworden. Het
was een echte feestdag geweest. Na
schooltijd waren haar vriendinnen
Truus en Hanneke meegegaan naar
huis. Ze waren ook blijven eten. Het was
een gezellige avond geworden. Annemie
bewonderde nog eens de leuke ketting
die haar vriendinnen voor haar hadden
gekocht. Nu was het zaterdagavond.
Annemie was klaar met haar huiswerk
en was gezellig met een borduurwerkje
bij de kachel gekropen. Buiten huilde de
wind. Moeder Schilder, die in de keuken
koffie had gezet, kwam de kamer bin
nen.
„Wat een weer, zeg! Vader is nog even op
de dijk kijken."
Annemie keek op. „Nou! De buurman
zal we Ineit veel slapen vannacht."
Buurman Piet was bij de dijkbewaking
en als het stormde of er was hoog water
was hij altijd paraat. Een windvlaag
deed de ramen rammelen en een felle
regen sloeg tegen de ruit. Moeder liep
naar de deur.
„Ik zal Freek eens roepen. Hij kan bene
den ook wel werken. Boven is het veels te
koud."
En de daad bij het woord voegend liep
ze naar de trap om haar oudste zoon te
roepen. Freek was negentien jaar. Hij
had de H.B.S. afgelopen en was nu jong
ste bediende op de Boerenleenbank.
Daarvoor was hij thuis speciale lessen
aan het volgen.
Annemie was dol op haar broer. Ze kon
den samen uren praten. Soms hadden ze
weleens ruzie, maar dat duurde gelukkig
nooit lang.
Freek kwam op zijn gewone joviale
manier de kamer binnenrennen, z'n
armen vol boeken.
„Zo zus! Wat een weertje hè! Moetje niet
naar Truus?"
Annemie lachte. „Met dit weer zeker! Ik
zou wegwaaien."
Freek ging aan tafel zitten en dook weer
in zijn boeken.
„Mag de radio aan, moeder?", vroeg
Annemie. „Dan kunnen we even naar
de nieuwsberichten luisteren."
Moeder knikte. „Dat is goed, kind."
Annemie draaide de knop om en de
monotone stem van de nieuwslezer
kwam de kamer in. „....is het Britse schip
'Prinses Victoria' vergaan. Bij dit onge
val verloren honderddrieëndertig men
sen het leven. Nadere bijzonderheden
omtrent dit ongevel zijn nog niet be
kend."
Moeder keek Annemie aan. „Vreselijk!
Die arme mensen. En het was nog wel
zo'n stevig schip."
„Nou!", beaamde Annemie. „Het lijkt
me vreselijk als je nu op zee zit. O stil,
het weerbericht."
Freek tilde zijn hoofd op. De stem van
de nieuwslezer zegt: „Boven het noorde
lijk en westelijk deel van de Noordzee
woedt een zware storm tussen noord
west en noord. Het storm veld breidt zich
verder uit over het zuidelijk en oostelijk
deel van de Noordzee. Verwacht wordt
dat de storm de gehele nacht zal voort
duren. Waarschuwing voor gevaarlijk
hoog water, geldend voor alle groepen in
het zuidwesten van het land. Het peil
voor hoog water zou met meer dan een
halve meter kunnen worden overschre
den. Einde van dit AN.P.-buUetin."
Annemie huiverde en draaide de knop
om. Ze had opeens niet zoveel zin meer
om te luisteren. „Brr, wat een weer. Zou
het hier ook hoog water worden?"
Op dat moment stapte vader binnen. Hij
droop van de regen en zag er ver
waaid uit.
„Dag Henk", zei moeder. „Hoe is het
buiten?"
Vader nam zijn pet af en deed zijn jas
uit. „Het wordt alsmaar slechter weer",
vertelde hij ondertussen. „Het water
komt hoog. Gelukkig is er dijkbewaking.
Ze hebben zandzakken genoeg. De
buurman zal het wel druk hebben."
Freek keek vader aan en vroeg: „Zou het
hier ook hoog water worden, pa? Op de
radio hadden ze het er ook al over."
Vader haalde zijn schouders op. „Het is
wel meer hoog water geweest. Ze zullen
de vloedplanken er wel voorzetten."
Hij ging in zijn stoel zitten en stak een
pijp op. Moeder bracht de koffie
binnen.
„Zullen we nog een spelletje doen,
Annemie?", vroeg Freek toen de koffie
op was.
„Ja leuk!" Annemie sprong al op en nam
het damspel uit de kast. Al gauw waren
broer en zus verdiept in de zwarte en
witte hokjes en stenen. Na een half uur
nam Freek de laatste stenen van zijn zus
als teken dat hij glansrijk de overwin
ning had behaald.
Annemie keek op de klok. Moeder
volgde haar blik. „Wat denk je ervan,
Annemie? Gisteravond was het ook al
laat."
„Ja moeder", zei Annemie gedwee en ze
sprong op. Ze kuste vader en moeder
goedenacht, gaf Freek een aai over zin
wilde haardos en klom snel de trap op.
In haar kamertje deed ze snel de gordij
nen dicht en het licht aan. Brr, wat was
het boven koud. Snel trok Annemie haar
pyama aan en stapte in bed. Ze trok de
dekens op tot aan haar kin. Hoor die
wind toch eens! Gelukkig lag zij lekker
warm in haar bed. Als het water nu maar
niet te hoog kwam Wat zou er dan
gebeuren? Ach, wat maakte ze zich ook
druk. Vader had gezegd dat het wel mee
zou vallen en de dijkbewaking was goed.
Morgen zou ze.... zou ze.... Annemies
ogen werden zwaar en al gauw verried
haar rustige ademhaling dat ze op weg
was naar dromenland.
Annemie lag te woelen in haar bed. Er
was een beest, een heel groot beest en hij
wilde haar grijpen met zijn lange armen.
En zij rende, maar ze kon niet. Ze zag
een deur. Gauw, gauw naar binnen! Hij
gend stond ze stil. Maar het beest
bonsde met zijn grote klauwen op de
deur. Bons! Bons!
Annemie schokte recht. Waar was het
beest? Het was weg, maar het bonzen
ging door. Bons! Bons! Op straat klon
ken stemmen. „Kom eruit! Snel! Ge
vaarlijk hoog water!"
Meteen stond Annemie naast haar bed.
Klaarwakker was ze nu. Op hetzelfde
moment stak vader zijn hoofd om het
hoekje van de deur. „Ben je al wakker?
Kleedje maar snel aan. Misschien is het
niet nodig, maar doe het toch maar."
Vader verdween weer en snel begon
Annemie zich aan te kleden. Haar hart
ging als een razende te keer en haar han
den trilden. Zie je wel! Ze was toch niet
voor niets bang geweest. Ze rende de
trap af en liep bijna Freek omver. Moe
der zat in de kamer. Zij was ook al aan
gekleed. Vader had zijn jas aan.
„Ik ga even buiten kijken", zei hij. Freek
wilde meegaan, maar vader duwde hem
terug. „Blijf maar bij je moeder, Freek."
Angstig keek Annemie moeder aan. Wat
moest er nu gebeuren? Maar moeder
was niet bang. Ze begon de lange over
gordijnen los te maken.
„Vooruit", zei ze tegen Freek. „Pak eens
aan. En Annemie, maak de kachel
eens aan."
Ze legde de gordijnen op de venster
bank.
Vader kwam binnen. „De sloot achter
het huis loopt vol", zei hij.
Freek sprong overeind. „Dan is de dijk
doorgebroken", riep hij.
Annemie begon te huilen.
Meteen daarop werd er op de deur
gebonsd. „Het water komt! Het water
komt!"
Vader deed de deur open en duwde moe
der en de kinderen naar buiten. Voor de
deur stond een vrachtwagen met draai
ende motor. In de open laadbak zaten al
mensen. Vader zette moeder op de
vrachtwagen. Freek duwde Annemie
naar boven en klom er zelf ook op. De
auto reed al.
„Naar de dijk, snel!", werd er geroepen.
Beneden haar zag Annemie het water
glinsteren. Moeizaam bereikten ze de
dijk. Hoe alles zo snel ging, niemand
begreep het. Op de Molendijk werden ze
afgezet voor een huis. Ze mochten bin
nenkomen. De kleine kamer was prop
vol. Annemie kon niet goed meer den
ken. Ze was zo geschrokken! Freek
praatte met vader hoe het nu verder
moest.
Toen ging de bel. De gastvrouw ging
open doen. Op de stoep stond een
brandweerman. „De polder achter de
dijk loopt vol. Jullie zullen weg moeten."
Meteen kwam de schrik weer terug. Op
de dijk stond een bus, die van Dirksland
vandaan het dorp nog had kunnen
bereiken. Vlug stapte iedereen in. Anne
mie zat naast vader. Ze trilde van angst.
Het enige wat ze had kunnen aantrek
ken was haar dunne vestje. Haar jas
hing thuis aan de kapstok. Ze huiverde.
De jurk, die ze aanhad was ook niet
dik.
De bus reed hard. Al gauw bereikten ze
Dirksland. Hier was geen water. Voor de
school werden ze afgezet. Annemie
kwam met vader, moeder en Freek in
een lokaal terecht, samen met nog een
heleboel andere mensen. Opeens zag
Annemie Truus lopen. Truus zag haar
ook. Ze kwam even naar Annemie toe.
Ze was helemaal niet zo druk als altijd.
Ze hield een klein katje tegen zich
aangeklemd.
„Die kon ik nog net uit het water halen",
zei ze.
Annemie ging weer naar haar ouders.
„Wat moeten we doen?", vroeg ze.
Moeder was de meest nuchtere van
allen. „Hou je rustig, Annemie", zei ze.
„We wachten hier de morgen af"
Er werd koffie uitgedeeld en Annemie
voelde zich zowaar een beetje warm
worden. Soezerig leunde ze tegen moe
der aan. Ze voelde nu pas dat ze natte
voeten had. En steeds trokken dezelfde
beelden aan haar geest voorbij. Het kol
kende water, de vrachtauto, allemaal
mensen, die angstig keken. Ze was zo
moe, zo moe....
Toen Annemie opkeek, kwam ze er tot
haar verbazing achter dat ze even had
geslapen. Moeder was weg. Annemie
keek rond. Ze zag Freek op zich af
komen.
„Dag zusje", zei Freek. „Gaat het weer
een beetje? Je was zo geschrokken
vannacht!"
Annemie lachte witjes. „Ik ben nu een
maal een angsthaas, dat weet je nu
toch wel?"
„Wil je soep?", vroeg Freek. Annemie
rekte zich eens flink uit. „Ja lekker."
Freek ging soep halen. Annemie keek
het klaslokaal waar ze zat nu met wat
meer belangstelling. Overal waren man
nen, vrouwen, kinderen. Sommigen
huilden, kinderen reden door elkaar,
mannen zaten druk te redeneren. Freek
kwam terug met de soep.
„Hoe laat is het eigenlijk?", vroeg Anne
mie hem nu.
Freek keek op zijn horloge, dat hij altijd
droeg. „Het is bijna zeven uur."
Annemie verbaasde zich. „Heb ik dan
nog zo lang geslapen?"
Genietend slurpte ze van de hete soep.
Freek zette de lege beker neer. „Ik ga nog
even in de hal kijken. Vader is daar
ook."
Annemie knikte. „Waar is moeder eigen
lijk?", vroeg ze dan.
„Moeder is in een ander lokaal", ver
telde Freek. „Er waren een paar zieken
en je weet hoe moeder is."
Annemie lachte. Moeder was vroeger
verpleegster geweest en het verzorgen
van zieken kon je haar gerust over
geven.
Freek stond op. „Tot zo dan maar",
zei hij.
„Tot zo", zei ook Annemie.
Toen zag ze Truus lopen. „Truus!", riep
ze. Truus keek op. „Ha Annemie! Al een
beetje bijgekomen?"
Annemie knikte. „Is Hanneke hier
ook?" Hanneke was haar beste vriendin
en ze woonde naast Truus.
„Ik weet het niet", zei Truus. „Nou, ik ga
weer." En ze liep alweer verder.
Annemie keek haar na. Malle Truus,
dacht ze. Thuis was Truus net zo;. Reso
luut en gul. Hoe zou het thuis zijn?
Annemies ogen vulden zich met tranen
en hoewel er overal om haar heen men
sen waren, voelde ze zich hulpeloos
en alleen.
In de verte sloeg de torenklok half acht.
Boven Annemies hoofd hing een plank
vol kinderboeken en om zich een hou
ding te geven pakte ze er één en begon er
in te bladeren. Een poosje later kwam
moeder er weer aan.
„Zo, ben je weer wakker?"
Annemie lachte. „Hoe is het met de
patiënten?", vroeg zij op haar beurt.
„Ze liggen goed en warm", zei moeder.
Annemie ging ook eens een rondje wan
delen. Ze zag vader.
„Vader!", riep ze. „Dag meiske", zei
vader. „Is moeder daar ook?"
Annemie knikte. „Ze is in het lokaal van
daarnet", zei ze.
Toen ze terugkwam van haar wandeling,
zaten vader en moeder te praten.
„Kom eens, Annemie", zei vader. „Jij
gaat straks met Freek naar tante Tine in
Middelharnis en wij komen daar van
avond ook heen."
Annemie keek verbaasd. „Maar hoe
dan?", vroeg ze.
„Er is hier een man die ook naar Mid
delharnis gaat. Hij woont hier in Dirks
land en wil jullie brengen."
Annemie knikte. Tante Tine en oom
Hans hadden een winkeltje op de
dijk.
„Zou daar ook water komen?", vroeg
ze.
„Ik denk het niet", zei vader. „Wacht hier
maar tot meneer Van Vlis je komt
halen."
Na bijna een uur te hebben gewacht,
kwam meneer Van Vlis hen halen.
Annemie kuste haar vader en moeder
gedag. Toen liep ze mee naar buiten.
Voor de deur stond de auto van meneer
Van Vlis.
„Er is nog een dijk tussen Dirksland en
Middelharnis, die niet is doorgebro
ken", vertelde hun chauffeur. „Wat dat
aangaat zijn jullie er nog goed afgeko
men. Ik heb vreselijke verhalen gehoord.
Vooral in Oude Tonge is het vreselijk.
Vanochtend vroeg heb ik nog een man
gesproken, die nog net op tijd had kun
nen wegkomen. Het moet er vreselijk
zijn."
Annemie huiverde. Wat waren zij er dan
goed afgekomen! Opeens voelde ze zich
dankbaar. Dankbaar dat ze nog leefde.
Nu begreep ze eigenlijk pas goed hoe
groot de omvang van deze ramp was. Dit
was eigenlijk nog erger dan die schip
breuk van gisteravond. Tegen tien uur
kwamen ze aan bij tante Tine en oom
Hans. Ze werden hartelijk verwelkomd.
Meneer Van Vlis ging mee een kopje
koffie drinken. Annemie praatte met
haar nichtje Mieke over wat ze had
meegemaakt.
„Hier zal het water niet zo gauw komen,
denk ik", zei Mieke. „We wonen hoog
genoeg."
Tegen de avond kwamen ook vader en
moeder. Het was een blij weerzien, want
hoewel ze elkaar maar een halve dag
hadden gemist, hadden ze elkaar veel te
vertellen. Er waren al wat berichten
bekend van de ramp. Op de radio
hoorde je bijna niets anders. Annemie
mocht deze nacht bij Mieke op de
kamer slapen. Ze droomde weer van
alles wat er was gebeurd. Badend in het
zweet werd ze wakker. Zou ze ooit van
haar leven die angst nog vergeten?
De volgende morgen gingen Mieke en
Annemie een rondje lopen op de dijk.
Het was verschrikkelijk druk. De kleine
huisjes zaten volgepropt met mensen. In
de grote winkel op de hoek was een Cen
trale Post ingericht. De beide meisjes
hoorden de vreselijkste verhalen. Er
waren al veel slachtoffers gevallen. Ver
slagen keerden ze naar huis terug.
Gelukkig kon het water hier niet gemak
kelijk komen. Toch was Annemie tel
kens weer bang.
Freek was niet vaak thuis. Met enkele
vrienden die hij hier had, ging hij elke
dag erop uit en bood hulp waar hij
kon.
Vier dagen bleven ze bij oom en tante.
Er werd bekendgemaakt dat iedereen
die niet in Middelharnis woonde, zich
moest melden op de Centrale Post, om
daarna overgebracht te worden naar het
vaste land waar het veilig was. Vader en
moeder wilden eerst niet, maar na heel
wat heen en weer gepraat kwamen ze tot
de konklusie dat het toch maar beter was
zo. Vader ging de namen op laten schrij
ven. Alleen Freek wilde niet mee. Hij
beweerde dat hij best bij oom en tante
kon blijven als zoon van hen. En zo
gebeurde het.
Op donderdagmiddag werden ze met
kleine schepen vanaf de kade gehaald.
Annemie had wat kleren van haar
nichtje gekregen. Op het Havenhoofd
werden ze overgebracht naar grotere
schepen. Annemie hing over de reling.
Het was erg koud buiten, maar toch ver
koos ze de buitenlucht boven het be
dompte vertrek binnen in de boot. In de
verte voer een andere boot. De vlag hing
half stok, zag Annemie. Dat betekende
dat de boot slachtoffers van de ramp
vervoerde.
De tocht duurde lang, maar eindelijk
meerde de boot af tegen de kade van
Rotterdam. In een bus werd de groep
vervoerd naar een groot gebouwencom
plex. De Ahoy-hallen, wist Annemie.
Samen met vader en moeder werd ze
naar een grote zaal gebracht. Op de
grond lange lage bedden. Het was er wel
fris, maar het zag er goed uit. Annemie
zocht een plekje naast vader en moeder.
Ze 'logeerden" en Hal C.
Annemie ging die avond eens rondkij
ken. Bij de uitgang was het erg druk. Ze
ontmoette een meisje, die ook zestien
jaar was. Elsa heette ze. Ze babbelden
samen een poosje, tot Annemie weer
terug moest.
„Misschien zie ik je nog wel eens, je weet
nooit", lachte Elsa.
En zo zocht Annemie haar geïmprovi
seerde bed op. Vader en moeder gingen
ook slapen. Annemie lag nog een poosje
te denken. Langzamerhand werd het stil
om haar heen. De meeste mensen gin
gen slapen. In de verte blafte een hond.
Een torenklok sloeg twaalf zware slagen.
Annemie dacht aan thuis. Hoe zou het
er zijn? Hoe zou het zijn met Freek en
Hanneke, haar vriendin?
„Lieve God, als U dan echt bestaat, wilt
U dan voor hen zorgen?", dacht en bad
Annemie. Ze voelde haar ogen zwaar
worden en tegen haar verwachtingen in,
viel ze al gauw in een diepe slaap.
Het was al licht toen Annemie de vol
gende morgen haar ogen opende. Er lie
pen mensen om haar heen en ze hoorde
geroezemoes van stemmen. Het bed
voelde warm en zacht aan. Opeens her
innerde Annemie zich waar ze was. Ze
opende haar ogen wijd en rekte zich uit.
Dat was de manier waarop ze altijd het
beste wakker kon worden. Ze stapte uit
het bed en trok de jurk die ze droeg,
recht. Moeder zat op het andere bed, dat
al was opgemaakt en vader was er niet,
zag Annemie. Moeder zat met een klein
baby in haar armen. Annemie draaide
zich naar moeder toe.
„Goedemorgen moeder!", zei ze opge
wekt.
„Dag Annemie", zei moeder. „Kijk, dit is
de baby van onze zogenaamde buren."
Annemie lachte naar het kindje, dat
meteen terug lachte. „Wat een schatje",
zei ze spontaan.
Moeder lachte en gaf de baby terug aan
haar moeder, die een flesje pap voor het
kleintje had klaargemaakt.
„Ik ga me eerst even wassen", zei Anne
mie en ze liep naar de toiletruimte om
zich wat op te knappen. Moeder gaf
haar een pakketje brood, dat was uitge
deeld. Annemie hapte er gretig van. Ze
merkte dat ze honger had.
Halfin de ochtend kwam er een meneer
de zaal in, die vertelde dat ze naar
andere plaatsen worden overgebracht.
Hun namen werden afgeroepen voor
Delft. Hier zouden ze worden overge
bracht naar een school. Met grote bus
sen ging iedereen een andere richting
uit. De rit verliep voorspoedig. Twee bus
sen stopten er voor een grote school. Ze
werden naar lokalen gebracht, die wa
ren ingericht als slaapzalen. De aula
was ingericht als recreatiezaal. Het was
een goed onderkomen. Annemie zette
de tas met een paar kleren naast het bed
neer. Toen ging ze eens beneden in de
aula kijken met vader en moeder. Ze
kregen een kop koffie. Annemie wan
delde één van de gangen in. Aan het
eind was een groot raam en ze keek naar
buiten op een soort binnenplaatsje.
Annemie stond een poosje te dromen.
„Hallo", klonk er toen een vrolijke stem
achter haar.
PROT. CHR.
VORMINGSINSTITUUT
v/h De Proeftuin
te Middelharnis, Kon. Julianaweg 62,
3241 XC Middelharnis.tei. (01870)8 44 55
Weet je nog niet wat je gaat doen en je bent in de leeftijd van
15-19 jaar, kom dan eens kijken op onze
op donderdag 11 februari a.s.
's avonds van 19.00-21.00 uur.
GEVRAAGD:
A. Wielaard, tel. (01877) 28 35
Joh. A. van Nieuwenhuyzen
Achter haar stond een jongen van haar
eigen leeftijd. Annemie draaide zich
om.
„Hoi! Ik had je niet eens aan horen
komen."
„Vond je het ook zo warm daarbinnen?",
vroeg de jongen.
„Ja, ik had even zin in een wandelin
getje", lachte Annemie.
De jongen stak zijn hand uit. „Ik ben
Reinout."
Annemie legde haar hand in de zijne.
„Ik ben Annemie."
„Aangenaam." Reinout lachte.
„Er zit hier niet zoveel jeugd, geloof ik",
opende hij het gesprek.Alleen een paar
kinderen."
Annemie knikte. „Waar kom je van
daan?", vroeg ze dan.
„Uit Oude Tonge", antwoordde haar
nieuwe vriend. „En jij?", vroeg hij dan.
„Uit Herkingen", zei Annemie.
„Ben je hier met je familie?", vroeg Rei
nout dan.
Annemie knikte. „Ja, ik ben hier met
mijn vader en moeder."
„Ik ben hier ook met mijn ouders", ver
telde Reinout dan. „Alleen mijn broer is
er niet bij." Zijn olijke gezicht stond
opeens triest. „Ik doe nu wel zo vrolijk,
maar dat ben ik helemaal niet."
„Was het dan zo erg bij jullie?", vroeg
Annemie voorzichtig.
Reinout liet zijn hoofd in zijn handen
zakken. „Dat kun je je niet voorstellen",
zei hij zacht. „We zagen een golf van
water aankomen, het leek wel een muur.
We stonden boven voor het raam. Mijn
vader rende nog naar beneden om mijn
moeder te halen, maar toen was het
water al bij ons. Mijn broer was buiten.
We hebben ons kunnen redden, maar
Harm hebben we niet meer gezien." Hij
glimlachte triest. „Mijn ouders hebben
nog hoop, maar ik niet. En nu zitten
we hier."
Zwijgend zaten ze naast elkaar. Wat kon
je zeggen op zo'n tragisch verhaal?
Het werd donker in de gang. Samen lie
pen ze terug. Twee jonge mensen met
zoveel problemen.
hun oudste zoon was verdronken. Met
verdrietige gezichten gingen ze door de
school en Reinout was stiller dan ooit.
Alleen Annemie kon nog wat uit hem
krijgen, al waren het maar een paar
woorden. De twee hadden ontdekt dat
ze meer voor elkaar voelden dan vriend
schap, en ondanks de droeve omstan
digheden waren ze er blij om.
Ze waren allebei nog jong, maar de tijd
ging snel. Eindelijk kwam dan het
bericht dat de familie Schilder terug kon
keren naar huis. Wat waren ze blij,
vooral moeder.
„Ze hebben hier heel goed voor ons
gezorgd, maar er gaat niets boven je
eigen huis!", zei ze.
Na een hartelijk afscheid reisden ze
terug naar hun woonplaats. Daar viel
het hen niet eens tegen. De slikploegen
hadden al grondige opruiming gehou
den. Toch waren de sporen van de ramp
nog duidelijk te herkennen. Annemie
hielp moeder bij het schoon- en droog
maken van het huis. Ze was eerst nog
angstig voor het water, bang dat het weer
zou komen, maar dat ging gelukkig
voorbij. Langzamerhand keerde ieder
weer terug naar zijn huis, de straten
waren schoon en als de zon scheen, leek
het opeens allemaal niet zo erg meer.
Maar in vele harten waren wonden
geslagen, die niet snel zouden helen.
Toch was er onder de dorpsbewoners
een sterke eensgezindheid om een nieuw
bestaan op te bouwen en alles te doen
om een herhaling van zo'n ramp te
voorkomen.
„Vreemd toch Rein", zei ze. „Het ziet et
nu zo vredig uit."
Reinout lachte. „Gelukkig wordt er alles
aan gedaan om het zo te houden. Wfe
kunnen nu eindelijk gerust zijn, maar ik
weet niet of ik de zee ooit nog vertrouw."
Annemie knikte peinzend. „Kom, we
moeten verder."
Hand in hand vervolgden ze hun weg.
Tussen het land en het water durfden
twee jonge mensen de toekomst in te
kijken.
Tussen land en water
t* t* 'T
Tevens is er dan gelegenheid GRATIS deel te nemen aan een
BEROEPSKEUZE INTERESSETEST.
De daaruit voortvloeiende adviezen voor beroepsrichting en/of
opleidingen zijn vrijblijvend. Je ouders zijn hierbij van harte welkom.
Meedoen is mogelijk na telefonische opgave.
Je kunt op deze dag dan tevens kennismaken met de mogelijkheden
die ons instituut je biedt. Lesgeld behoeft niet te worden betaald,
alleen een klein inschrijfgeld, boeken en evt. examengeld.
Je bent die dag van harte welkom, ook om zomaar eens rond te kijken.
Landbouwbedrijf
Onze medewerker, de heer A. Wielaard
Joh. V. Nieuwenhuyzen
is voornemens, na jarenlang zijn beste
is een familiebedrijf
krachten aan ons bedrijf gewijd te hebben.
dat op traditionele wijze
van een welverdiende V.U.T.-mogelijkheid
meest van ouds
gebruik te maken.
bekende gewassen als
Voor fiern zoeken wij een
poot- en consumptie
aardappelen,
suikerbieten
en uien teelt.
Voor uitgebreide informatie over
de funktie kunt u zicti wenden tot:
of onderstaand adres.
De nieuw te benoemen
De aanstelling geschiedt na een proef
medewerker zal zich
periode in vaste dienst.
bezig dienen te houden
met alle
werkzaamheden
Sollicitaties kunt u zowel mondeling
als schriftelijk richten tot:
die zich maar op een
akkerbouwbedrijf
Noorddijk 14, 3247 LC Dirksland
voor kunnen doen.
Telefoon (01877) 15 63
Zo regen de dagen in de Delftse school
zich aaneen. Overdag kon het best
gezellig zijn. Soms gingen Annemie en
Reinout samen de stad in. In een kerk
hadden ze kleren gekregen en ook uit
Zweden waren pakketten gekomen met
mooie, nieuwe kleren, 's Avonds werden
er spelletjes gedaan of dia's gedraaid en
Annemie was twee keer op bezoek
geweest bij een gastgezin. De ouders van
Reinout hadden bericht gekregen dat
Het was zomer van het jaar 1953. De zon
scheen over de velden, waarvan sommi
gen er nog grauw uitzagen. Het water
achter de nieuwe dijk blikkerde in het
gouden licht. Langs de dijjk wandelde
een paartje. Het waren Annemie en Rei
nout. Ze hadden elkaar weer opgezocht.
Samen klommen ze de dijk op. De dijjc
die het dorp en zijn bewoners moest
beschermen tegen het water. Op de dijk
bleef Annemie staan en keek naar het
heldere water.