DE POORT OPEN DAG AGRARISCH MEDEWERKER OPVOLGER (m/v) VRIJDAG 5 FEBRUARI 1993 „EILANDEN NIEUWS DERDE BLAD We publiceren bierbij, met haar toestemming, bet opstel waarmee de bijna 16-jarige Klazina Groen uit Sommelsdijk deelnam aan de wedstrijd die door het Water schap, ter gelegenheid van de rampherdenking, was uitgeschre ven. Het opstel, bijna een feuille ton, kreeg de hoogste waardering en Klazina won er de hoofdprijs mee. Het was de laatste januaridag van het jaar 1953. Een gure wind waaide over het eiland Goeree-Overflakkee, soms afge wisseld door een regenbui. Annemie Schilder zat voor het raam. Het was al donker in het klein dorpje. Om het huis gierde de wind. Annemie huiverde, hoe wel ze voor de warme kachel zat, die de huiskamer warm en knus maakte. Annemie zat te borduren, maar soms dwaalden haar gedachten even weg. Gisteren was ze zestien geworden. Het was een echte feestdag geweest. Na schooltijd waren haar vriendinnen Truus en Hanneke meegegaan naar huis. Ze waren ook blijven eten. Het was een gezellige avond geworden. Annemie bewonderde nog eens de leuke ketting die haar vriendinnen voor haar hadden gekocht. Nu was het zaterdagavond. Annemie was klaar met haar huiswerk en was gezellig met een borduurwerkje bij de kachel gekropen. Buiten huilde de wind. Moeder Schilder, die in de keuken koffie had gezet, kwam de kamer bin nen. „Wat een weer, zeg! Vader is nog even op de dijk kijken." Annemie keek op. „Nou! De buurman zal we Ineit veel slapen vannacht." Buurman Piet was bij de dijkbewaking en als het stormde of er was hoog water was hij altijd paraat. Een windvlaag deed de ramen rammelen en een felle regen sloeg tegen de ruit. Moeder liep naar de deur. „Ik zal Freek eens roepen. Hij kan bene den ook wel werken. Boven is het veels te koud." En de daad bij het woord voegend liep ze naar de trap om haar oudste zoon te roepen. Freek was negentien jaar. Hij had de H.B.S. afgelopen en was nu jong ste bediende op de Boerenleenbank. Daarvoor was hij thuis speciale lessen aan het volgen. Annemie was dol op haar broer. Ze kon den samen uren praten. Soms hadden ze weleens ruzie, maar dat duurde gelukkig nooit lang. Freek kwam op zijn gewone joviale manier de kamer binnenrennen, z'n armen vol boeken. „Zo zus! Wat een weertje hè! Moetje niet naar Truus?" Annemie lachte. „Met dit weer zeker! Ik zou wegwaaien." Freek ging aan tafel zitten en dook weer in zijn boeken. „Mag de radio aan, moeder?", vroeg Annemie. „Dan kunnen we even naar de nieuwsberichten luisteren." Moeder knikte. „Dat is goed, kind." Annemie draaide de knop om en de monotone stem van de nieuwslezer kwam de kamer in. „....is het Britse schip 'Prinses Victoria' vergaan. Bij dit onge val verloren honderddrieëndertig men sen het leven. Nadere bijzonderheden omtrent dit ongevel zijn nog niet be kend." Moeder keek Annemie aan. „Vreselijk! Die arme mensen. En het was nog wel zo'n stevig schip." „Nou!", beaamde Annemie. „Het lijkt me vreselijk als je nu op zee zit. O stil, het weerbericht." Freek tilde zijn hoofd op. De stem van de nieuwslezer zegt: „Boven het noorde lijk en westelijk deel van de Noordzee woedt een zware storm tussen noord west en noord. Het storm veld breidt zich verder uit over het zuidelijk en oostelijk deel van de Noordzee. Verwacht wordt dat de storm de gehele nacht zal voort duren. Waarschuwing voor gevaarlijk hoog water, geldend voor alle groepen in het zuidwesten van het land. Het peil voor hoog water zou met meer dan een halve meter kunnen worden overschre den. Einde van dit AN.P.-buUetin." Annemie huiverde en draaide de knop om. Ze had opeens niet zoveel zin meer om te luisteren. „Brr, wat een weer. Zou het hier ook hoog water worden?" Op dat moment stapte vader binnen. Hij droop van de regen en zag er ver waaid uit. „Dag Henk", zei moeder. „Hoe is het buiten?" Vader nam zijn pet af en deed zijn jas uit. „Het wordt alsmaar slechter weer", vertelde hij ondertussen. „Het water komt hoog. Gelukkig is er dijkbewaking. Ze hebben zandzakken genoeg. De buurman zal het wel druk hebben." Freek keek vader aan en vroeg: „Zou het hier ook hoog water worden, pa? Op de radio hadden ze het er ook al over." Vader haalde zijn schouders op. „Het is wel meer hoog water geweest. Ze zullen de vloedplanken er wel voorzetten." Hij ging in zijn stoel zitten en stak een pijp op. Moeder bracht de koffie binnen. „Zullen we nog een spelletje doen, Annemie?", vroeg Freek toen de koffie op was. „Ja leuk!" Annemie sprong al op en nam het damspel uit de kast. Al gauw waren broer en zus verdiept in de zwarte en witte hokjes en stenen. Na een half uur nam Freek de laatste stenen van zijn zus als teken dat hij glansrijk de overwin ning had behaald. Annemie keek op de klok. Moeder volgde haar blik. „Wat denk je ervan, Annemie? Gisteravond was het ook al laat." „Ja moeder", zei Annemie gedwee en ze sprong op. Ze kuste vader en moeder goedenacht, gaf Freek een aai over zin wilde haardos en klom snel de trap op. In haar kamertje deed ze snel de gordij nen dicht en het licht aan. Brr, wat was het boven koud. Snel trok Annemie haar pyama aan en stapte in bed. Ze trok de dekens op tot aan haar kin. Hoor die wind toch eens! Gelukkig lag zij lekker warm in haar bed. Als het water nu maar niet te hoog kwam Wat zou er dan gebeuren? Ach, wat maakte ze zich ook druk. Vader had gezegd dat het wel mee zou vallen en de dijkbewaking was goed. Morgen zou ze.... zou ze.... Annemies ogen werden zwaar en al gauw verried haar rustige ademhaling dat ze op weg was naar dromenland. Annemie lag te woelen in haar bed. Er was een beest, een heel groot beest en hij wilde haar grijpen met zijn lange armen. En zij rende, maar ze kon niet. Ze zag een deur. Gauw, gauw naar binnen! Hij gend stond ze stil. Maar het beest bonsde met zijn grote klauwen op de deur. Bons! Bons! Annemie schokte recht. Waar was het beest? Het was weg, maar het bonzen ging door. Bons! Bons! Op straat klon ken stemmen. „Kom eruit! Snel! Ge vaarlijk hoog water!" Meteen stond Annemie naast haar bed. Klaarwakker was ze nu. Op hetzelfde moment stak vader zijn hoofd om het hoekje van de deur. „Ben je al wakker? Kleedje maar snel aan. Misschien is het niet nodig, maar doe het toch maar." Vader verdween weer en snel begon Annemie zich aan te kleden. Haar hart ging als een razende te keer en haar han den trilden. Zie je wel! Ze was toch niet voor niets bang geweest. Ze rende de trap af en liep bijna Freek omver. Moe der zat in de kamer. Zij was ook al aan gekleed. Vader had zijn jas aan. „Ik ga even buiten kijken", zei hij. Freek wilde meegaan, maar vader duwde hem terug. „Blijf maar bij je moeder, Freek." Angstig keek Annemie moeder aan. Wat moest er nu gebeuren? Maar moeder was niet bang. Ze begon de lange over gordijnen los te maken. „Vooruit", zei ze tegen Freek. „Pak eens aan. En Annemie, maak de kachel eens aan." Ze legde de gordijnen op de venster bank. Vader kwam binnen. „De sloot achter het huis loopt vol", zei hij. Freek sprong overeind. „Dan is de dijk doorgebroken", riep hij. Annemie begon te huilen. Meteen daarop werd er op de deur gebonsd. „Het water komt! Het water komt!" Vader deed de deur open en duwde moe der en de kinderen naar buiten. Voor de deur stond een vrachtwagen met draai ende motor. In de open laadbak zaten al mensen. Vader zette moeder op de vrachtwagen. Freek duwde Annemie naar boven en klom er zelf ook op. De auto reed al. „Naar de dijk, snel!", werd er geroepen. Beneden haar zag Annemie het water glinsteren. Moeizaam bereikten ze de dijk. Hoe alles zo snel ging, niemand begreep het. Op de Molendijk werden ze afgezet voor een huis. Ze mochten bin nenkomen. De kleine kamer was prop vol. Annemie kon niet goed meer den ken. Ze was zo geschrokken! Freek praatte met vader hoe het nu verder moest. Toen ging de bel. De gastvrouw ging open doen. Op de stoep stond een brandweerman. „De polder achter de dijk loopt vol. Jullie zullen weg moeten." Meteen kwam de schrik weer terug. Op de dijk stond een bus, die van Dirksland vandaan het dorp nog had kunnen bereiken. Vlug stapte iedereen in. Anne mie zat naast vader. Ze trilde van angst. Het enige wat ze had kunnen aantrek ken was haar dunne vestje. Haar jas hing thuis aan de kapstok. Ze huiverde. De jurk, die ze aanhad was ook niet dik. De bus reed hard. Al gauw bereikten ze Dirksland. Hier was geen water. Voor de school werden ze afgezet. Annemie kwam met vader, moeder en Freek in een lokaal terecht, samen met nog een heleboel andere mensen. Opeens zag Annemie Truus lopen. Truus zag haar ook. Ze kwam even naar Annemie toe. Ze was helemaal niet zo druk als altijd. Ze hield een klein katje tegen zich aangeklemd. „Die kon ik nog net uit het water halen", zei ze. Annemie ging weer naar haar ouders. „Wat moeten we doen?", vroeg ze. Moeder was de meest nuchtere van allen. „Hou je rustig, Annemie", zei ze. „We wachten hier de morgen af" Er werd koffie uitgedeeld en Annemie voelde zich zowaar een beetje warm worden. Soezerig leunde ze tegen moe der aan. Ze voelde nu pas dat ze natte voeten had. En steeds trokken dezelfde beelden aan haar geest voorbij. Het kol kende water, de vrachtauto, allemaal mensen, die angstig keken. Ze was zo moe, zo moe.... Toen Annemie opkeek, kwam ze er tot haar verbazing achter dat ze even had geslapen. Moeder was weg. Annemie keek rond. Ze zag Freek op zich af komen. „Dag zusje", zei Freek. „Gaat het weer een beetje? Je was zo geschrokken vannacht!" Annemie lachte witjes. „Ik ben nu een maal een angsthaas, dat weet je nu toch wel?" „Wil je soep?", vroeg Freek. Annemie rekte zich eens flink uit. „Ja lekker." Freek ging soep halen. Annemie keek het klaslokaal waar ze zat nu met wat meer belangstelling. Overal waren man nen, vrouwen, kinderen. Sommigen huilden, kinderen reden door elkaar, mannen zaten druk te redeneren. Freek kwam terug met de soep. „Hoe laat is het eigenlijk?", vroeg Anne mie hem nu. Freek keek op zijn horloge, dat hij altijd droeg. „Het is bijna zeven uur." Annemie verbaasde zich. „Heb ik dan nog zo lang geslapen?" Genietend slurpte ze van de hete soep. Freek zette de lege beker neer. „Ik ga nog even in de hal kijken. Vader is daar ook." Annemie knikte. „Waar is moeder eigen lijk?", vroeg ze dan. „Moeder is in een ander lokaal", ver telde Freek. „Er waren een paar zieken en je weet hoe moeder is." Annemie lachte. Moeder was vroeger verpleegster geweest en het verzorgen van zieken kon je haar gerust over geven. Freek stond op. „Tot zo dan maar", zei hij. „Tot zo", zei ook Annemie. Toen zag ze Truus lopen. „Truus!", riep ze. Truus keek op. „Ha Annemie! Al een beetje bijgekomen?" Annemie knikte. „Is Hanneke hier ook?" Hanneke was haar beste vriendin en ze woonde naast Truus. „Ik weet het niet", zei Truus. „Nou, ik ga weer." En ze liep alweer verder. Annemie keek haar na. Malle Truus, dacht ze. Thuis was Truus net zo;. Reso luut en gul. Hoe zou het thuis zijn? Annemies ogen vulden zich met tranen en hoewel er overal om haar heen men sen waren, voelde ze zich hulpeloos en alleen. In de verte sloeg de torenklok half acht. Boven Annemies hoofd hing een plank vol kinderboeken en om zich een hou ding te geven pakte ze er één en begon er in te bladeren. Een poosje later kwam moeder er weer aan. „Zo, ben je weer wakker?" Annemie lachte. „Hoe is het met de patiënten?", vroeg zij op haar beurt. „Ze liggen goed en warm", zei moeder. Annemie ging ook eens een rondje wan delen. Ze zag vader. „Vader!", riep ze. „Dag meiske", zei vader. „Is moeder daar ook?" Annemie knikte. „Ze is in het lokaal van daarnet", zei ze. Toen ze terugkwam van haar wandeling, zaten vader en moeder te praten. „Kom eens, Annemie", zei vader. „Jij gaat straks met Freek naar tante Tine in Middelharnis en wij komen daar van avond ook heen." Annemie keek verbaasd. „Maar hoe dan?", vroeg ze. „Er is hier een man die ook naar Mid delharnis gaat. Hij woont hier in Dirks land en wil jullie brengen." Annemie knikte. Tante Tine en oom Hans hadden een winkeltje op de dijk. „Zou daar ook water komen?", vroeg ze. „Ik denk het niet", zei vader. „Wacht hier maar tot meneer Van Vlis je komt halen." Na bijna een uur te hebben gewacht, kwam meneer Van Vlis hen halen. Annemie kuste haar vader en moeder gedag. Toen liep ze mee naar buiten. Voor de deur stond de auto van meneer Van Vlis. „Er is nog een dijk tussen Dirksland en Middelharnis, die niet is doorgebro ken", vertelde hun chauffeur. „Wat dat aangaat zijn jullie er nog goed afgeko men. Ik heb vreselijke verhalen gehoord. Vooral in Oude Tonge is het vreselijk. Vanochtend vroeg heb ik nog een man gesproken, die nog net op tijd had kun nen wegkomen. Het moet er vreselijk zijn." Annemie huiverde. Wat waren zij er dan goed afgekomen! Opeens voelde ze zich dankbaar. Dankbaar dat ze nog leefde. Nu begreep ze eigenlijk pas goed hoe groot de omvang van deze ramp was. Dit was eigenlijk nog erger dan die schip breuk van gisteravond. Tegen tien uur kwamen ze aan bij tante Tine en oom Hans. Ze werden hartelijk verwelkomd. Meneer Van Vlis ging mee een kopje koffie drinken. Annemie praatte met haar nichtje Mieke over wat ze had meegemaakt. „Hier zal het water niet zo gauw komen, denk ik", zei Mieke. „We wonen hoog genoeg." Tegen de avond kwamen ook vader en moeder. Het was een blij weerzien, want hoewel ze elkaar maar een halve dag hadden gemist, hadden ze elkaar veel te vertellen. Er waren al wat berichten bekend van de ramp. Op de radio hoorde je bijna niets anders. Annemie mocht deze nacht bij Mieke op de kamer slapen. Ze droomde weer van alles wat er was gebeurd. Badend in het zweet werd ze wakker. Zou ze ooit van haar leven die angst nog vergeten? De volgende morgen gingen Mieke en Annemie een rondje lopen op de dijk. Het was verschrikkelijk druk. De kleine huisjes zaten volgepropt met mensen. In de grote winkel op de hoek was een Cen trale Post ingericht. De beide meisjes hoorden de vreselijkste verhalen. Er waren al veel slachtoffers gevallen. Ver slagen keerden ze naar huis terug. Gelukkig kon het water hier niet gemak kelijk komen. Toch was Annemie tel kens weer bang. Freek was niet vaak thuis. Met enkele vrienden die hij hier had, ging hij elke dag erop uit en bood hulp waar hij kon. Vier dagen bleven ze bij oom en tante. Er werd bekendgemaakt dat iedereen die niet in Middelharnis woonde, zich moest melden op de Centrale Post, om daarna overgebracht te worden naar het vaste land waar het veilig was. Vader en moeder wilden eerst niet, maar na heel wat heen en weer gepraat kwamen ze tot de konklusie dat het toch maar beter was zo. Vader ging de namen op laten schrij ven. Alleen Freek wilde niet mee. Hij beweerde dat hij best bij oom en tante kon blijven als zoon van hen. En zo gebeurde het. Op donderdagmiddag werden ze met kleine schepen vanaf de kade gehaald. Annemie had wat kleren van haar nichtje gekregen. Op het Havenhoofd werden ze overgebracht naar grotere schepen. Annemie hing over de reling. Het was erg koud buiten, maar toch ver koos ze de buitenlucht boven het be dompte vertrek binnen in de boot. In de verte voer een andere boot. De vlag hing half stok, zag Annemie. Dat betekende dat de boot slachtoffers van de ramp vervoerde. De tocht duurde lang, maar eindelijk meerde de boot af tegen de kade van Rotterdam. In een bus werd de groep vervoerd naar een groot gebouwencom plex. De Ahoy-hallen, wist Annemie. Samen met vader en moeder werd ze naar een grote zaal gebracht. Op de grond lange lage bedden. Het was er wel fris, maar het zag er goed uit. Annemie zocht een plekje naast vader en moeder. Ze 'logeerden" en Hal C. Annemie ging die avond eens rondkij ken. Bij de uitgang was het erg druk. Ze ontmoette een meisje, die ook zestien jaar was. Elsa heette ze. Ze babbelden samen een poosje, tot Annemie weer terug moest. „Misschien zie ik je nog wel eens, je weet nooit", lachte Elsa. En zo zocht Annemie haar geïmprovi seerde bed op. Vader en moeder gingen ook slapen. Annemie lag nog een poosje te denken. Langzamerhand werd het stil om haar heen. De meeste mensen gin gen slapen. In de verte blafte een hond. Een torenklok sloeg twaalf zware slagen. Annemie dacht aan thuis. Hoe zou het er zijn? Hoe zou het zijn met Freek en Hanneke, haar vriendin? „Lieve God, als U dan echt bestaat, wilt U dan voor hen zorgen?", dacht en bad Annemie. Ze voelde haar ogen zwaar worden en tegen haar verwachtingen in, viel ze al gauw in een diepe slaap. Het was al licht toen Annemie de vol gende morgen haar ogen opende. Er lie pen mensen om haar heen en ze hoorde geroezemoes van stemmen. Het bed voelde warm en zacht aan. Opeens her innerde Annemie zich waar ze was. Ze opende haar ogen wijd en rekte zich uit. Dat was de manier waarop ze altijd het beste wakker kon worden. Ze stapte uit het bed en trok de jurk die ze droeg, recht. Moeder zat op het andere bed, dat al was opgemaakt en vader was er niet, zag Annemie. Moeder zat met een klein baby in haar armen. Annemie draaide zich naar moeder toe. „Goedemorgen moeder!", zei ze opge wekt. „Dag Annemie", zei moeder. „Kijk, dit is de baby van onze zogenaamde buren." Annemie lachte naar het kindje, dat meteen terug lachte. „Wat een schatje", zei ze spontaan. Moeder lachte en gaf de baby terug aan haar moeder, die een flesje pap voor het kleintje had klaargemaakt. „Ik ga me eerst even wassen", zei Anne mie en ze liep naar de toiletruimte om zich wat op te knappen. Moeder gaf haar een pakketje brood, dat was uitge deeld. Annemie hapte er gretig van. Ze merkte dat ze honger had. Halfin de ochtend kwam er een meneer de zaal in, die vertelde dat ze naar andere plaatsen worden overgebracht. Hun namen werden afgeroepen voor Delft. Hier zouden ze worden overge bracht naar een school. Met grote bus sen ging iedereen een andere richting uit. De rit verliep voorspoedig. Twee bus sen stopten er voor een grote school. Ze werden naar lokalen gebracht, die wa ren ingericht als slaapzalen. De aula was ingericht als recreatiezaal. Het was een goed onderkomen. Annemie zette de tas met een paar kleren naast het bed neer. Toen ging ze eens beneden in de aula kijken met vader en moeder. Ze kregen een kop koffie. Annemie wan delde één van de gangen in. Aan het eind was een groot raam en ze keek naar buiten op een soort binnenplaatsje. Annemie stond een poosje te dromen. „Hallo", klonk er toen een vrolijke stem achter haar. PROT. CHR. VORMINGSINSTITUUT v/h De Proeftuin te Middelharnis, Kon. Julianaweg 62, 3241 XC Middelharnis.tei. (01870)8 44 55 Weet je nog niet wat je gaat doen en je bent in de leeftijd van 15-19 jaar, kom dan eens kijken op onze op donderdag 11 februari a.s. 's avonds van 19.00-21.00 uur. GEVRAAGD: A. Wielaard, tel. (01877) 28 35 Joh. A. van Nieuwenhuyzen Achter haar stond een jongen van haar eigen leeftijd. Annemie draaide zich om. „Hoi! Ik had je niet eens aan horen komen." „Vond je het ook zo warm daarbinnen?", vroeg de jongen. „Ja, ik had even zin in een wandelin getje", lachte Annemie. De jongen stak zijn hand uit. „Ik ben Reinout." Annemie legde haar hand in de zijne. „Ik ben Annemie." „Aangenaam." Reinout lachte. „Er zit hier niet zoveel jeugd, geloof ik", opende hij het gesprek.Alleen een paar kinderen." Annemie knikte. „Waar kom je van daan?", vroeg ze dan. „Uit Oude Tonge", antwoordde haar nieuwe vriend. „En jij?", vroeg hij dan. „Uit Herkingen", zei Annemie. „Ben je hier met je familie?", vroeg Rei nout dan. Annemie knikte. „Ja, ik ben hier met mijn vader en moeder." „Ik ben hier ook met mijn ouders", ver telde Reinout dan. „Alleen mijn broer is er niet bij." Zijn olijke gezicht stond opeens triest. „Ik doe nu wel zo vrolijk, maar dat ben ik helemaal niet." „Was het dan zo erg bij jullie?", vroeg Annemie voorzichtig. Reinout liet zijn hoofd in zijn handen zakken. „Dat kun je je niet voorstellen", zei hij zacht. „We zagen een golf van water aankomen, het leek wel een muur. We stonden boven voor het raam. Mijn vader rende nog naar beneden om mijn moeder te halen, maar toen was het water al bij ons. Mijn broer was buiten. We hebben ons kunnen redden, maar Harm hebben we niet meer gezien." Hij glimlachte triest. „Mijn ouders hebben nog hoop, maar ik niet. En nu zitten we hier." Zwijgend zaten ze naast elkaar. Wat kon je zeggen op zo'n tragisch verhaal? Het werd donker in de gang. Samen lie pen ze terug. Twee jonge mensen met zoveel problemen. hun oudste zoon was verdronken. Met verdrietige gezichten gingen ze door de school en Reinout was stiller dan ooit. Alleen Annemie kon nog wat uit hem krijgen, al waren het maar een paar woorden. De twee hadden ontdekt dat ze meer voor elkaar voelden dan vriend schap, en ondanks de droeve omstan digheden waren ze er blij om. Ze waren allebei nog jong, maar de tijd ging snel. Eindelijk kwam dan het bericht dat de familie Schilder terug kon keren naar huis. Wat waren ze blij, vooral moeder. „Ze hebben hier heel goed voor ons gezorgd, maar er gaat niets boven je eigen huis!", zei ze. Na een hartelijk afscheid reisden ze terug naar hun woonplaats. Daar viel het hen niet eens tegen. De slikploegen hadden al grondige opruiming gehou den. Toch waren de sporen van de ramp nog duidelijk te herkennen. Annemie hielp moeder bij het schoon- en droog maken van het huis. Ze was eerst nog angstig voor het water, bang dat het weer zou komen, maar dat ging gelukkig voorbij. Langzamerhand keerde ieder weer terug naar zijn huis, de straten waren schoon en als de zon scheen, leek het opeens allemaal niet zo erg meer. Maar in vele harten waren wonden geslagen, die niet snel zouden helen. Toch was er onder de dorpsbewoners een sterke eensgezindheid om een nieuw bestaan op te bouwen en alles te doen om een herhaling van zo'n ramp te voorkomen. „Vreemd toch Rein", zei ze. „Het ziet et nu zo vredig uit." Reinout lachte. „Gelukkig wordt er alles aan gedaan om het zo te houden. Wfe kunnen nu eindelijk gerust zijn, maar ik weet niet of ik de zee ooit nog vertrouw." Annemie knikte peinzend. „Kom, we moeten verder." Hand in hand vervolgden ze hun weg. Tussen het land en het water durfden twee jonge mensen de toekomst in te kijken. Tussen land en water t* t* 'T Tevens is er dan gelegenheid GRATIS deel te nemen aan een BEROEPSKEUZE INTERESSETEST. De daaruit voortvloeiende adviezen voor beroepsrichting en/of opleidingen zijn vrijblijvend. Je ouders zijn hierbij van harte welkom. Meedoen is mogelijk na telefonische opgave. Je kunt op deze dag dan tevens kennismaken met de mogelijkheden die ons instituut je biedt. Lesgeld behoeft niet te worden betaald, alleen een klein inschrijfgeld, boeken en evt. examengeld. Je bent die dag van harte welkom, ook om zomaar eens rond te kijken. Landbouwbedrijf Onze medewerker, de heer A. Wielaard Joh. V. Nieuwenhuyzen is voornemens, na jarenlang zijn beste is een familiebedrijf krachten aan ons bedrijf gewijd te hebben. dat op traditionele wijze van een welverdiende V.U.T.-mogelijkheid meest van ouds gebruik te maken. bekende gewassen als Voor fiern zoeken wij een poot- en consumptie aardappelen, suikerbieten en uien teelt. Voor uitgebreide informatie over de funktie kunt u zicti wenden tot: of onderstaand adres. De nieuw te benoemen De aanstelling geschiedt na een proef medewerker zal zich periode in vaste dienst. bezig dienen te houden met alle werkzaamheden Sollicitaties kunt u zowel mondeling als schriftelijk richten tot: die zich maar op een akkerbouwbedrijf Noorddijk 14, 3247 LC Dirksland voor kunnen doen. Telefoon (01877) 15 63 Zo regen de dagen in de Delftse school zich aaneen. Overdag kon het best gezellig zijn. Soms gingen Annemie en Reinout samen de stad in. In een kerk hadden ze kleren gekregen en ook uit Zweden waren pakketten gekomen met mooie, nieuwe kleren, 's Avonds werden er spelletjes gedaan of dia's gedraaid en Annemie was twee keer op bezoek geweest bij een gastgezin. De ouders van Reinout hadden bericht gekregen dat Het was zomer van het jaar 1953. De zon scheen over de velden, waarvan sommi gen er nog grauw uitzagen. Het water achter de nieuwe dijk blikkerde in het gouden licht. Langs de dijjk wandelde een paartje. Het waren Annemie en Rei nout. Ze hadden elkaar weer opgezocht. Samen klommen ze de dijk op. De dijjc die het dorp en zijn bewoners moest beschermen tegen het water. Op de dijk bleef Annemie staan en keek naar het heldere water.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1993 | | pagina 10