Kerstmis 1990
Een kerstmis op het Engelse
platteland in 1895
Bladz. 2
Het is nu bijna honderd jaar geleden,
dat mijn grootmoeder van vaders kant
haar Lager Akte behaalde. Ze was nu
voortaan bevoegd om les te geven, waar
dan ook in ons kleine land.
Maar dat was nu juist het punt: dat
ambieerde zij niet. Ze was wees. Daarbij
jong, nog geen twintig en wel zeer avon
tuurlijk. Ze had geen enkel verlangen
zich te gaan 'begraven' in een klein dorp,
diep in de provincie.
Opgroeiend op een grote boerderij -
paardenfokkerij, stoeterij - onder Haar-
lemmerliede en Spaamwoude, had zij
reeds op driejarige leeftijd haar moeder
moeten missen. Op haar twaalfde jaar
ook haar vader. De 'oppermeid' op de
hoeve kreeg het bewind in handen, haar
oudere broer het toezicht op de stoeterij
en de jongere kinderen. De oudste zoon
werd directeur van de Posterijen in
Haarlem, de jongere zoon zette de fok
kerij voort. Helaas, in een woeste Kozak-
kenrit brak hij zijn nek.
„Hij reed zo graag, staande op de ruggen
van twee paarden, in wilde draf', zei
mijn grootmoeder, „hij was zo'n waag
hals, 't Was wel een prachtig gezicht".
Dat was het eind van de stoeterij. De
hoeve en alle paarden, waar mijn groot
moeder met heel haar zieltje aan ver
knocht was, werden verkocht. Het be
tekende ook het eind van het ouder
lijk huis.
Haar oudste broer zorgde er voor, dat zij
en de jongere twee zusjes de meisjes
H.B.S. doorliepen en een opleiding volg
den. Voor die tijd toch heel wat, denk ik
nu zo. Op haar drie-en-twintigste pas
zou ze meerderjarig worden en haar erf
deel krijgen. Het was nü dus tijd voor
haar om een baan te zoeken en te
vinden.
Géén achterland meer, dus waarom niet
in het buitenland? Ze las buitenlandse
kranten door en solliciteerde naar een
baan als 'teacher' aan een Engels inter
naat voor meisjes van goeden huize, op
het eiland Man in de Ierse Zee, in de
stad Douglas. Het grappigste was, dat ze
werd aangenomen! In vakken, waar ze
nooit van gedroomd had nog eens les te
zullen geven. Franse taal en letterkunde
en 'maintien'. Maintien houdt alles in
wat op goede manieren duidt. Vanaf een
'knikje' - door de knieën gaan - voor
hoger geplaatste personen (of ouderen)
tot en met zeer goede tafelmanieren en
een aangename, afwachtende conversa
tie voeren in een gesprek. En honderd
dingen daaromheen. De juiste kleding
bij elke gelegenheid. In die tijd: hand
schoenen, hoedjes, reticules, ochtend-,
middag- en avondkleding. Zittend,
nooit je benen over elkaar slaan - kom
daar nu eens om! - je voetjes naast
elkaar op de vloer. Dat moest ik ook als
kleindochter. -
Via het 'French' wat mijn grootmoeder
ook moest geven - wat een opdracht,
gezien de 'twist' (draai) in de Engelse
tong, ze spreken het Frans nu nog steeds
erbarmelijk, kom ik bij kleine Queenie
(Koninginnetje). „Ach", zei mijn groot
moeder, toen Queenie zei: „Je suis un
cheval" - ik ben een paard - in plaats
van „J'ai un Cheval' - ik heb een paard -
bloosde ze zo hevig en tot slot barstte ze
in tranen uit. -
Mijn Kerstverhaal over het Engelse
platteland in 1895 speelt rondom mijn
grootmoeders kleine pupil Queenie.
Heel beeldend kon mijn grootmoeder
vertellen, je zag alles voor je ogen gebeu
ren. Ik was een jaar of negen en alle uit
roepen van de meisjes deed zij in 't
Engels, zo zeer was zij in de ban van
haar verhaal. „Oh, I can 't, I simply can
't" was voor mij heel eenvoudig: „O, dat
kan ik niet, dat kan ik écht niet".
Wat was het leven vroeger toch eenvou
dig zonder de alle aandacht opslok
kende televisie in huis. Kinderen leren
er weliswaar ook makkelijker talen
door. De klanken komen als het ware in
je 'oren'. Hoewel, het Engels uit de Ame
rikaanse series is nu niet bepaald van
het fraaiste soort.
Wat was het toch heerlijk zo rustig en
gemoedelijk met de Engelse klanken
vertrouwd te raken door de verhalen van
een vertellende grootmoeder, denk ik
nu.
En ook uit de prachtige boeken, die ze
meegebracht had naar Holland, uit haar
Engelse kostschooltijd. Juweeltjes nu
van bijna een eeuw oud. -
Ik neem u nu mee naar het Engeland
van toen in
Queenie's avontuur
Queenie woonde met haar ouders en
zusje Evenlyn (één jaar ouder dan
Queenie) in een cottage in een klein
dorp in Devonshire. Een cottage is een
landelijk Engels huis met een laag stro
dak en vakwerk van hout tussen de
steentjes. Veelal begroeid met klimop of
klimrozen. Heel romantisch om te zien.
De vader van de twee zusjes was domi
nee. Een echte 'vader' in de commu
nity (dorpsgemeenschap).
Na de Lagere School was het heel
gebruikelijk, dat zowel meisjes als jon
gens naar kostschool gingen om hun
verdere opleiding te voltooien ('the finis
hing touch'). Althans in de meer ge
goede kringen.
Nu had een plattelandsdominee het
zeker in die tijd allesbehalve weelderig.
Zijn inkomen bestond veelal uit goede
gaven in natura van de dorpelingen uit
zijn parochie. Echter, over de voltooiing
van de opvoeding van de meisjes be
stond geen enkele discussie. Een goede
kostschool werd dus uitgezocht. Keu
rige, eenvoudige nieuwe japonnetjes
werden genaaid. Een mantel voor beide
meisjes. Nieuwe rijglaarsjes. Hand
schoenen, enkele eenvoudige hoedjes.
Een reticule.
Het domineesgezin zal er krom voor
gelegen hebben, hout uit het bos en
enkele turfjes in de haard als de winter
kou toesloeg. Een enkel stukje lamsvlees
op het bord in de week. Verder soep
en brood.
De schoenen van dominee, die keer op
keer verzoold moesten worden. Vrijwel
alle bezoek aan de parochianen in het
uitgestrekte dorp over de heuvels ging
te voet.
De opvoeding van de meisjes stond
evenwel bovenaan. En zo belandden de
domineesmeisjes Queenie en Evelyn op
het meisjesinternaat in Douglas op het
eiland Man. En vertelde Queenie haar
verhaal over Kerstmis thuis aan haar
jonge Hollandse lerares.
„Och", zei ze, „'t Is toch zo heerlijk, héér
lijk thuis in de Kersttijd. De weken die
aan Kerstmis voorafgaan zijn altijd
gevuld met bezigheid. Én met geuren!
Uit de bossen rondom op de heuvels ver
zamelen wij sparregroen en hulst uit
onze tuin. Maretakken (misdetoe) voor
een kroon in de hal.
Het hele huis geurt dan naar sparretak-
ken. Waskaarsen maakt moeder zelf
Aan een wiel hangen de lange draden,
die gedompeld worden in een bad van
bijenwas. Steeds weer worden ze gedom
peld en gedompeld, zo groeien ze onder
haar handen tot kaarsen. Die geur
van bijenwas!
Vader bereidt zich voor in zijn studeer
kamer op zijn Kerstpreek. Het jongens
koor oefent de kerstliederen in de
kerk.
Ook het kerstgroen en de kaarsen in de
kerk verzorgt moeder met ons samen.
Uit de keuken stijgen de heerlijkste geu
ren op. De keukenmeid heeft handenvol
werk. Er is dan varkensgebraad van de
boeren uit de omtrek. Er zijn hazen,
patrijzen, kalkoenen, sneeuwganzen,
die vader krijgt van de jagers.
De kalkoenen worden gevuld met ap
pels, weer andere met 'stuff - brood met
gehakt en salie - ook met tamme kastan
jes. De plumpudding met wel twintig
ingrediënten werd met zorg gemaakt.
Niet één, maar vele. „Want zie je", ver
telde Queenie, „we koken en bakken en
braden eigenlijk voor de hele parochie.
Voor alle arme mensen, die met Kerst
mis alleen maar soep zouden eten en
verder niets".
„Och, wat heerlijk, verrukkelijk is toch
die Kerstmistijd thuis. O ja, en dan de
cadeautjes. Grote cadeaux doen wij niet.
Iedereen denkt en denkt en denkt. Van
oude lapjes maak je iets moois. Je maakt
een droogbloemenschilderijtje. Die bloe
men moetje 's zomers al verzamelen en
drogen. Je breit en je haakt. Vader kan
altijd wel een nieuwe wollen shawl of
handschoenen gebruiken voor op zijn
tochten door de kou".
„Uitbundige, lieve, enthousiaste, gezel
lige Queenie", zei mijn grootmoeder
altijd. Ik zag het hele domineeshuis in
de kerstsfeer voor me". Maar hoe dacht
Evelyn er over? Evelyn was óók lief op
een heel andere manier. Stil en ingeto
gen zichzelf „Christmas at home?" zei
ze. „It's wonderful. Simply wonderful. I
can 't explain". „Kerstmis thuis? Het is
wonderlijk heerlijk. Gewoon heel bij
zonder. Ik kan het niet uideggen". „Haar
ogen glansden", zei mijn grootmoeder,
„en haar hele smalle gezichtje straalde.
En verder zei ze niets. En net als Quee
nie was ze al druk aan 't haken, breien
en borduren. Heel stilletjes in haar
vrije uurtjes.
En toen kwam de uitnodiging! De uitno
diging voor de beide meisjes, Queenie
en Evelyn, vanuit Londen. Om deze keer
niet Kerstmis thuis te vieren, maar op
het verschrikkelijk deftige estate (klein
paleisje) van een verschrikkelijk deftige
oom en tante op mayfair. Een cheque
was bij de uitnodiging ingesloten: voor
drie baljaponnetjes, een bontcape-je,
balschoentjes en een waaier. Preciese
aanwijzingen vooreen heel groot festijn.
Met vele bals, de meisjes zouden in de
'grote mondaine wereld' hun opwach
ting mogen maken. De treinreis vanaf
de boot naar Londen was reeds geregeld.
Én de toestemming vanuit het domi
neesgezin.
moeilijk in toom te houden, uitbundig
in haar voor- en afkeuren, 't hart op 't
puntje van haar tong. Maar óók gevoe
lig, peinsde mijn grootmoeder voort. Zó
opgetogen als ze nu was over haar balja
ponnetjes en of ze 't balboekje wel hele
maal vol zou krijgen, was er geen plaats
voor 't door haar juist zo uitbundig
beschreven ouderlijk huis in de Kerst
mistijd. Zou ook zij 't geen ogenblik mis
sen? We wachten 't maar af dacht mijn
grootmoeder. Ze nam haar kaars in de
kandelaber op en begaf zich nu ook te
bed.
En óf Queenie boos was de volgende
morgen. Woedend! „Jij saaie, vervelende
akelige grijze muis! Moet je nu weer
alles verknoeien? Bah, wat heb ik aan
zo'n zusje!" Tot mijn grootmoeder haar
tot de orde riep. „Élk vogeltje zingt nu
eenmaal zoals het gebekt is. Queenie",
zei ze, „en alle vogeltjes zijn nu eenmaal
anders. Het zijn niet allemaal kleine
Queenies".
Mijn grootmoeder ging naar het post
kantoor in Douglas, waar ze - na overleg
met de kostschooldirectrice - een tele
gram verzond naar 't ouderlijk huis van
de meisjes. „Evelyn coming home (komt
thuis) op de 23e december. Queenie
going to London' (gaat naar Londen).
Van de telefoon bediende men zich in
die tijd nog nauwelijks. Er waren nog
geen aansluitingen, behalve op de post
kantoren. En de lijnen waren heel
slecht, vaak nauwelijks verstaanbaar.
Alles ging per 'cable', telegram dus.
Per kerende post kwam er een telegram
terug. „Alles in orde. Dank U. Verzoeke
chaperonne voor beide meisjes. Onkos
ten worden vergoed".
„Van stonde af aan", vertelde mijn
grootmoeder heerlijk ouderwets", kon
Queenie niet meer slapen van opwin
ding. „Welke kleuren baljurkjes zou zij
uitkiezen, welke schoentjes? Een kanten
waaier? Of één van ivoor? En dat de
verre rijke familie toch de arme nichtjes
uit het domineesgezin niet vergeten was!
O, een wonder was het. een wonder! Eve.
denk je eens in: zo'n prachtig verlichte
zaal met zeker honderden kaarsen op
kristallen kroonluchters, spiegels en
palmen en bloemen. Eerbiedwaardige
heren en dames in schitterende balkos
tuums. Oom en tante aardig en lief En
wij zweven daar dan rond in onze wijde
prachtige japonnetjes met lovertjes. Op
die heerlijke muziek in de armen van
een jonge officier! En dan 's nachts sla
pen wij in een kamer met een echt bad.
O. ik ican mijn geluk niet op!" „Eve!",
waarom zeg jij nu niets? Och, je bent ook
altijd zo saai. Zég toch eens iets? Vind jij
't niet héérlijk soms?"
„Evelyn zei niets", zei mijn grootmoe
der, „en ze was heel stil. Ik moest daar
zelfs heel goed op letten, want ze werd
met de dag stiller en stiller, ze at zelfs
bijna niets meer en ze ging er bleekjes
uitzien. Ik maakte mij zorgen".
„Ze deed haar lessen nauwgezet en
gedwee. De baljurkjes werden aange
schaft in Douglas, de bontcape-jes,
schoentjes, de waaiers. Een kerstpresent
voor de oom en tante. De treinbiljetten
werden besteld. De kerstbrieven naar
huis geschreven".
Aldus mijn grootmoeder. „Hoewel ik die
avond geen wacht had op de slaapzaal,
had ik toch 't gevoel even te moeten gaan
kijken", zei zij. Bij 't kleine olielampje
zag ik een kleine Queenie met een geluk
kige glimlach op haar gezichtje, wangen
als rozen en de kanten waaiers uitge
spreid op haar hoofdkussen naast haar
weelderige krullenbos. Ik ging enkele
bedden verder en daar was Evelyn.
Geen gezichtje te zien. Alleen haar
blonde, steile haartjes. Schokkende
schoudertjes. Ik draaide Evelyn om en
zei: „Vertel het me nu maar". Het duurde
even. „Ik kan het niet", snikte ze geluid
loos, „ik kan daar niet heengaan. Ik
schaam me zo. 't Is zo lief van Oom en
Tante. En dan de baljurkjes. En alles. En
toch, ik wil het niet. Ik wil thuis zijn met
Kerstmis. Bij vader en moeder, in ons
eigen huis. Kerstmis thuis is zo...., ik kan
't niet uitleggen. Zo speciaal. En dan
vaders kerstpreek in ons kerkje... Ik hoef
geen bal. En Queenie is zo blij. Ik ver
knoei altijd alles. O, was ik maar
dood".
„Lief, lief kind", zei mijn grootmoeder,
Evelyn in haar armen nemend. „Jij hoeft
je nergens voor te schamen als je naar je
eigen thuis verlangt met Kerstmis. Vader
en moeder zullen 't zeker begrijpen. Jij
gaat naar huis. Morgen regelen we alles.
Ga nu maar gerust slapen". „Echt?"
vroeg ze, haast ongelovig. „Echt", zei
mijn grootmoederen veegde 't piekerige
blonde haar uit haar smalle muizen-
snoetje, ..ik beloof het". „O, dank u",
zuchtte 't kind. „Zal Queenie niet boos
op me zijn?" „Dat zien we dan wel weer",
zei mijn grootmoeder. „Droom nu maar
prettig". Peinzend dacht zij nog even zit
tend op de rand van 't bed, hoe 't moge
lijk was dat toch twee zusjes zo ver
schillend konden zijn.
Evelyn zo plichtsgetrouw, zo ernstig, zo
gevoelig en toch zo ingetogen moeilijk
zich uitend. Queenie zo'n wildebras.
Dat was natuurlijk ook wat in die tijd.
Een meisje mocht nooit of te nimmer
alleen reizen. Op de boot naar de
Engelse kust ging er een secondante mee
voor alle meisjes tezamen. Daar werden
zij afgehaald door vaders of broers om
dan zo samen naar hun ouderlijk huis te
reizen. Maar vader-dominee kon in
deze dagen slecht gemist worden in zijn
parochie en kon niet zelf voor begelei
ding zorgen. De meeste 'teachers' gingen
naar het eigen ouderlijk huis om daar
kerst te vieren. Mijn grootmoeder -
alleenstaand - had geen enkel bezwaar
Evelyn te begeleiden naar haar ouder
lijk huis. Een andere, alleenstaande
onderwijzeres zou Queenie begeleiden
naar Londen. „Nu is dat zo leuk niet
hoor", verzekerde mijn grootmoeder
mij. „Je was als secondante vrijwel niets.
Je was er en je was er niet. Je verkeerde in
een ondergeschikte positie. Je mocht bij
zo'n balfestijn in je keurige stijve kost
schooljaponnetje op de achtergrond zit
ten, achter een palm en zodoende het
feest aanschouwen. De maaltijden kreeg
je op je kamer geserveerd. Dansen was
er zeer zeker niet bij. Bij een eventuele
invitatie - die was al ondenkbaar - zou
men altijd moeten weigeren. Het zou
'shocking' (schokkend) geweest zijn".
„Maar in een gezin", vertelde mijn
grootmoeder verder. ..wat ook bijna
nooit voorkwam, was men meestal wel
iets toeschietelijker. Je deelde dan wel
mee in de maaltijden en bij de kerkgang.
Ik kon alleen maar het beste hopen in
dit geval".
„En hoe", zei ze. ..werd ik daar ontvan
gen! Zo lief, zo hartelijk, zo 'make your
self at home' (welkom in ons huis). Ik
was er geroerd van. Van stonde af aan
werd ik in de familiecirkel opgenomen.
Evelyn werd gekust en in heel lieve,
wijze armen opgevangen. Geen woord
van verwijt over Londen. De baljapon
netjes: voor later. „En laten we hopen,
dat onze Queenie geniet", zei de wijze
vader-dominee. „We zijn zo blij en
gelukkig met onze Evelyn in ons mid
den, nu in de Kerstmistijd". Evelyn
straalde. Geen gelukkiger meisje dan zij.
Zij stortte zich ogenblikkelijk in de grote
keuken bij de glundere keukenmeid op
het rollen van deeg en het bakken van de
grote voorraden kerstkoekjes, die nog bij
de minder bedeelde parochianen zou
den uitgedeeld worden.
Natuurlijk kwam ook Queenie ter
sprake. Queenie. die met een vrolijk
gezicht en twee grote koffers onder bege
leiding van haar secondante, op de trein
naar Londen gestapt was. ..Weet wél wat
je mist. Eve!" had ze haar zusje nog ten
afscheid toegeroepen. Evelyn had alleen
vriendelijk geglimlacht.
„Maar al te graag", zei mijn grootmoe
der, „hielp ik met 't maken van de kerst
arrangementen, het vlechten van de
kransen sparregroen, hulst en kUmop.
voor in huis, maar ook in de kerk. Wat
een beeldig eeuwenoud kerkje was dat.
Ik voelde me helemaal 'thuis'. Zoals ik 't
in geen jaren ondervonden had. Ten
slotte trok ik mij terug in een hoekje,
want oh, die onverwachte kerstpresen
tjes! Voor dominee had ik een mooie
boekenlegger met gedroogde bloemen
van het eiland Man, al deze zomer
gemaakt. Voor mevrouw en de meisjes -
Queenie was immers steeds in mijn
gedachten - haakte ik heel fijne kant
rondom een zakdoekje van batist. Als ik
flink doorwerkte, kreeg ik alle presentjes
klaar. Voor de allervriendelijkste keu
kenmeid, die ik toch ook niet wilde ver
geten, had ik een hele mooie dikke
kaars. Die beschilderde ik met wasfi-
guurtjes. Mijn bezigheden werden niet
vreemd gevonden. Zo was één ieder
bezig met geheimzinnige dingen. Ik
begreep het enthousiasme van mijn
beide leerlingetjes, door Evelyn stiller,
maar doortastender geuit dan door mijn
opgewonden Queenie. Ik vroeg mij af
hoe ze 't nu zou hebben in 't grote, feeste
lijke huis op Mayfair in Londen.
„Én zo brak dus de 24e december aan",
vertelde mijn grootmoeder. „Ik vond 't
een groot voorrecht mee te mogen gaan
bij 't uitdelen van de 'goede gaven' aan
de minst bedeelden. Kerstkoekjes en
cake-jes, kleine plumpuddingen, eieren
van de eigen kippen, zelfgemaakte jams
van deze zomer en gedroogde bramen.
Zoveel heerlijkheden in grote manden.
Kaarsen waren er ook (zelfgemaakt) en
potten honing van de eigen bijenkorven.
Ik vond dit heel opmerkelijk, zei mijn
grootmoeder, daar ik wist, dat 't domi
neesgezin het zelf niet breed had. Een
heel jaar lang werd er aan de kerst
gedacht en er werd voor gezorgd lang
voordien. Het was heel bijzonder. Over
al blije gezichten en zó dankbaar was
men. Roerend. Kleine Evelyn had niet
gelukkiger kunnen zijn".
„Ik zette mij weer aan mijn kleine bezig
heden", vertelde mijn grootmoeder,
„ook 's avonds laat had ik nog zitten
haken bij 't licht van mijn kaars. Een
kerstboom was toen nog niet zo gebrui
kelijk. Men zegt, dat 't gebruik is overge
waaid uit Duitsland. De allerkleinsten
hingen hun kous op aan de schoorsteen
en Santa Claus vulde die 's nachts met
kleine presentjes. Wij legden 's morgens
vroeg onze kleine pakjes op de reeds
gedekte kerstmis-ontbijttafel, op ieders
bord. En dat was een heel feestelijk
begin van 't kerst-ontbijt".
„Maar...", vervolgde ze, „'s avonds zou
het 'chime-ringing' zijn. Elk kerkje in de
wijde omtrek luidde dan de kerstnacht
in met zijn eigen cadans. Het is nauwe
lijks weer te geven: „tsjing-ding-ding-
ding. Dong-dong en dan weer Tsing-
ding-ding-ding". Een toonladder in vele
toonaarden. Omstreeks middernacht
zou dan dominee een korte kerstpreek
houden, gevolgd door de langere kerst-
dienst overdag op de 25e december. Of't
zo wezen moest vertelde mijn grootmoe
der, begon het nu zachtjes te sneeuwen.
De hele dag hadden zich zware wolken
samengepakt en in huis was 't zo don
ker, dat om half vier 's middags alle olie
lampen en kaarsen ontstoken werden.
We leefden toch bij de gezellige avond
maaltijd al in een zekere spanning naar
het nachtgebeuren toe. En het sneeuwde
maar, dikke, geruisloze vlokken. Het
was zo sfeervol, ik genoot".
Nu, terugdenkende aan mijn grootmoe
der, begrijp ik ook hoezeer zij genoten
moet hebben. Zo'n echte kerstmis in 't
warme domineesgezin. Eens vertelde ze
mij, dat toen haar moeder op haar derde
jaar stierfin 't kinderbed van haar jong
ste zusje, de 'oppermeid' op de hoeve de
scepter in handen kreeg. Zij had géén
moederhart. Het leven werd kil en koud
en leeg. Op zondag moesten ze stilzitten
op de stoelen tegen de kamerwand. Ze
moesten Bijbelteksten lezen, mochten
niet praten tegen elkaar en zeker niet
lachen. Twee maal daags ter kerke. En
onderweg werd er ook niet tegen elkaar
gesproken. Daar stonden héél zware
straffen op.
Er was nooit één hoogtepunt. Geen ver
jaardagen werden gevierd, geen paasda
gen, geen kerstmis. De vader, druk
doende met zijn fokpaarden, bleek
machteloos. Op mijn grootmoeders
twaalfde jaar overleed hij aan TBC.
Toen een zo zeer gevreesde ziekte. Maar
nooit onderging zij enige warmte, enig
knuffeltje, enig kusje, enig lief woord.
Het hoogtepunt van de dag", ze zij, „was
eigenlijk de rit naar school in ons mooie
hittenwagentje, met de hitjes zo vurig
daarvoor".
Wat heerlijk voor haar, dit Engelse
Kerstfeest! Queenie en Evelyn werden
vriendinnen voor 't leven. Later. -
Maar nu. „Wij zaten bij 't vrolijk knap
perend haardvuur", vertelde mijn groot
moeder, „met een heerlijk glas warme
theepunch met wat rum en wachtten op
het moment van 'chimes-ringing'. Vre
dig, prettig, rustig, met een vriendelijk
gesprek, waarin ik ook vertelde over
Holland. Maar toch met een zekere,
voelbare spanning. Ook waren onze
gedachten bij Queenie". Op een mo
ment was het zover. Dominee was reeds
vooruit gegaan naar zijn kerkje. Dikke
jassen, mutsen, shawls en mofjes wer
den aangetrokken. De sneeuw lag in een
dik pak op de weg. Het chimes-ringing
kon nu zo beginnen. En zo gingen wij op
weg. Van alle kanten stroomden de dor
pelingen toe. „En oh, het was zo mooi",
vertelde mijn grootmoeder haast ont
roerd, „het kleine kerkje op die heuvel in
de sneeuw, uit alle ramen stroomde
licht. Het zag er zo welkom uit. Toen 't
chimes-ringing begon op onze strom-
peltocht naar boven, kreeg ik een brok
in mijn keel. Het was als een sprookje en
ik prees mijzelf zo gelukkig, dat ik dit
mee mocht maken".
„Dominee stond in de deur van het
kerkportaal en schudde iedereen de
hand. Wij gingen zitten, ik heel gelukkig
in de kerkbank van de domineesfamilie
onder 't oorverdovend klokgelui boven
onze hoofden. De verwachtingsvolle
dorpsgenoten om ons heen. Na 't chi
mes-ringing was de stilte groot en diep.
De kaarsen flakkerden en drupten.
Stilte. Plechtig begon dominee vanaf de
kansel: „Lieve, goede, gewaardeerde
mensen uit onze parochie. Het doet mij
zo goed u allen hier weer bijeen te zien
in deze wonderschone nacht, waarin wij
allen tezamen de geboorte van ons
Christuskind willen vieren. Ik lees voor
u het Kerstevangelie uit Lukas 2, vers 1
tot en met vers 20". Dominee verhief zijn
stem en begon te lezen: „En het ge
schiedde in diezelfde dagen, dat er een
gebod uitging van den keizer Augustus,
dat de gehele wereld beschreven zou
worden...."
Dominee schraapte zijn keel voor de
volgende zinsnede, toen plotseling de
deur van het kerkportaal openvloog.
Een wolk sneeuwvlokken kwam mee
naar binnen. Een totaal verkreukeld en
verkleumd meisje strompelde naar de
achterbank, gevolgd door een even ver
kreukelde secondante. Druipend van de
sneeuwvlokken, bibberend van de kou
zaten zij daar. Onparlementair en glim
lachend voegde dominee in zijn kerst
toespraak in: „Laat de kinderkens tot
mij komen" en vervolgde: „Deze eerste
beschrijving geschiedde als Cyrénius
over Syrië stadhouder was".
..Mijn hart stond stil", zei mijn groot
moeder. ..Queenie!" Totaal verfomfaaid,
een druipende hoed en bontje. Als een
'verzopen' katje zag zij eruit. Haar
secondante niet veel beter. De tranen
stroomden haar over 't gezicht. Ze hield
zich goed tijdens de preek", aldus
mijn grootmoeder.
„En zij baarde haar eerstgeboren Zoon
en wond hem in doeken, en lelde Hem
neder in de kribbe, omdat voor henlie
den geene plaats was in de herberg",
ging dominee verder. En later: „En de
Engel zeide tot hen: „Vreest niet, want
ziet. ik verkondig u grote blijdschap, die
al den volke wezen zal". En: „Ere zij
God in de hoogste hemelen en vrede op
aarde, in de mensen een welbehagen".
„Oh", zei mijn grootmoeder, „het was zo
mooi, ik onderging deze woorden, zo
liefderijk uitgesproken, als een verkwik
kend bad. Maar ik begreep, dat dominee
ook - zeer bewust - tot zijn dochter
sprak. Zijn kleine, wispelturige Queenie.
Want zij was het, die daar zat, alle schit
terende bals in Londen ten spijt.
„Oh father, I couldn't bear to miss your
words this special evening. Can you for
give me? Oh Evelyn, can you forgive me?
You were wise and I? I was an idiot. And
I telt so unhappy".
„O vader, ik kon 't niet verdragen uw
woorden op deze speciale avond te moe
ten missen. Kunt u me vergeven? En
Evelyn, kun jij me vergeven? Jij was wijs
en ik? Ik was een idioot. En voelde me zo
ongelukkig".
„Er volgde een allerstevigst weerzien
thuis. Queenie werd in een heet bad
gestopt, evenals haar secondante. Ze
waren doorweekt en verkleumd. Met
warme kruiken en een stevig glas rum-
punch werd eerst Queenie te bed ge
stopt", vertelde mijn grootmoeder.
..Later ook de secondante".
..Reeds de eerste dag bij de voorberei
dingen voor het eerste grote bal kwam
het onderste bij Queenie boven", ver
telde de secondante.
„De prachtige baljurk uit. de waaier weg.
de schoentjes, het balboekje. Niets was
plotseling meer belangrijk. Naar huis!
Het kersthuis. de kerstkerk. waar vader
zou preken. En zij zou er niet zijn!"
..Alle baljurkjes uitgehangen, het bad
geurend gereed", zei de secondante
bedremmeld, ik heb wel véél excuses
moeten maken voor mijn pupil. Maar er
was geen houden meer aan. We zijn met
de eerstvolgende trein uit Londen ver
trokken en met de postkoets waren wij
hier. ..Just in time". ..Precies op tijd".
Queenie kon uw kerstevangelie niet mis
sen in de eigen dorpskerk. Valt u haar
niet te hard. Ze heeft een gouden hartje,
maar ze is erg impulsief'.
Dominee lachte nu hartelijk. Hij om
armde zijn vrouw, mij, Queenie's secon
dante - Queenie was in diepe rust -
en Evelyn.
„Kinderen", zei hij, „een gelukkige
kerstmis. Nooit was er een kerstmis
gelukkiger dan deze. De baljaponnetjes
bewaren we voor later. Ik bedenk mooie
excuses voor mijn geachte familieleden
in Londen.
Vrede, waarachtige Vrede op aarde en in
ons mensen een welbehagen. God ze
gene u allen".
..Nooit ging ik gelukkiger slapen dan
toen die nacht", zei mijn grootmoeder.
Ze blies haar kaars uit en dankte God
voor Zijn wijze besluiten in al Zijn goed
heid en ging ter ruste.
Met haar wens ik u een Gezegend
Kerstfeest!
Dieke Schippers-Vaarzon Morel
„EILANDEN NIEUWS'
VRIJDAG 21 DECEMBER 1990
Mijn grootmoeder als 'teacher'
in haar Engelse kostschooltijd
op het eiland Man. 1895.