EIIAIIDEII-niEUWS Overdenking uit de Heilige Schrift Politieberichten Jezus of een ander Goedereede Zijn rentmeesters onzer goederen... Jan Knape Mzn. 2e Blad VRIJDAG 2 MAART 1990 No. 5880 Voor de vijftiende keer heeft ondergete kende ieder jaar de datum genoteerd waarop de honingbijen met hun eerste 'vrachtje' stuifmeel op het vHegplankje van de kast aankomen. Dat aanvliegen is voor elke imker een fascinerend gezicht. Na de lange 'winterzit' is het toch altijd weer een vraagteken of het bijenvolk wel goed de winter is door gekomen. Lag de datum vorig jaar op 7 februari, dit jaar was dat nog twee dagen vroeger nl. op 5 februari! De laatste drie winters zijn dan ook uitzonderlijk zacht. Reinigingsvlucht Zo'n eerste lentedag is voor de bijen van enorm groot belang. Bijen verlaten namelijk hun behuizing niet bij een temperatuur beneden de 8 a 10 graden Celsius. Dan blijven zij in de z.g.n. tros als kolonie bij elkaar. Door fijne spier trillingen bereiken zij met elkaar in de tros, een temperatuur van 15 °C on geacht de buitentemperatuur. Een win terslaap houden de bijen eigenlijk niet. Het bijenvolk beweegt zich in alle stilte, heel langzaam om de voedselvoorraad heen en voeden zich met honing. Het tot zich genomen voedsel laat natuurlijk onverteerbare resten achter, die van tijd tot tijd moeten worden afgescheiden. De bijen kunnen echter bij lage temperatu ren de tros niet verlaten. Dan zou de kolonie in disorde geraken en hierdoor zou de temperatuur zodanig dalen, dat de bijen daarna niet meer in staat zijn om die temperatuur weer tot de juiste hoogte op te voeren. Gelukkig voorziet de bouw van het insect hierin op een verbazingwekkende manier! De kleine diertjes hebben het vermogen om de uitwerpselen (faeces) in de endel darm op te houden. Zodoende blijft het in de kolonie schoon en stankvrij. Op de duur zou het niet meer mogelijk zijn de uitwerpselen binnen het lichaam te hou den. Als het dan tot afscheiding komt, is het volk verloren. Dan ontstaat er een toestand binnenin de tros die men mis schien het beste met smurrie kan om schrijven. Men noet dat 'roer'. Een lentedag, zoals op 5 februari j.l. brengt dan uitkomst. Honderden bijen maken van de gele genheid gebruik om de kast uit te gaan en zich te ontdoen van hun uitwerpse len. Men noemt dat de reinigingsvlucht. Vanzelfsprekend gaan niet alle bijen tegelijk naar buiten, want dan zou het op zo'n lentedag toch nog faliekant aflo pen. Geleidelijk aan komen de eerste bijen naar buiten en vervolgens hun zusters. Broertjes hebben ze na de win ter nog niet, die, de darren, worden pas in mei geboren. Net voor de zwerm- tijd. Houden de bijen hun reinigingsvlucht dan is het maar beter dat men in de omgeving van de bijenstal niet met een nieuwe jas aan verschijnt... Op cursus Eens stelde een cursist aan de docent de vraag, wat een imker zou kunnen doen, om klachten van de wasvrouw die in de buurt van een bijenstal woont, tegen te gaan. Dat was een netelige vraag, maar de docent deed het af met een humor volle wenk. 'Zeg maar tegen de buurvrouw; wees maar blij dat de koeien niet kunnen vliegen', antwoordde hij. De cursisten schoten in de lach. Over het algemeen staan bijenkasten ver genoeg van de bebouwde kom en de bijen zelf vliegen tijdens de reinigingsvlucht slechts en kele tientallen meters en doen dan hun behoefte. Het stuifmeel In het vroege voorjaar is de verzameling van het eerste stuifmeel van uitzonder lijke betekenis. Denk maar aan de pas geboren baby's met de eerste voeding. Ziet de imker de bijen verschijnen, dan valt aan de kleur van het meegebrachte stuifmeel de bloemsoort te bepalen waarop gevlogen wordt. Dat is een kwes tie van opletten. Op zo'n eerste lentedag is dat niet erg moeilijk, want zoveel bloemsoorten bloeien dan nog niet. De winterjasmijn is, wat de bloei betreft, nu reeds over zijn hoogtepunt heen en de winteraconieten zijn veelal verwaaid voordat de bijen en andere insekten van hun bloei hebben weten te profiteren. Veeleer hebben de bijen profijt van de bloeiende crocusjes en sneeuwklokjes. Het stuifmeel dat de bijen van de crocus- sen verzamelen is prachtig geel tot oranje gekleurd. Het heeft de dofheid van het eigeel van een hard gekookt ei. De bijen verzamelen het stuifmeel in het z.g.n. stuifmeelkorfje dat aan de achter pootjes is bevestigd. Door haargroei is het bergen van het stuifmeel mogelijk gemaakt. In het begin zijn de meege brachte hoeveelheden maar klein. Brengt een bij stuifmeel naar de kast dat oranje gekleurd is en glanzend aanziet. dan heeft men te maken met het stuif meel van de sneeuwklokjes. Hoe kan dat nu, zult u misschien vragen? Wel, kijk dan maar eens in het hoofdje van de sneeuwklokjes. Dan ziet u het vanzelf. Stuifmeel vermengd met honing dient als voer voor de larven, vandaar die belangrijkheid. Aansluitend daarop zullen de bijen ook gaan vliegen op de winterheidesoorten waarvan de nietige bloempjes bruinach tig stuifmeel afgeven. Al met al een prachtig gezicht. Hierinder volgen de data van 1976, waarop de bijen op Flakkee voor de eer ste keer van het seizoen met stuifmeel thuis kwamen: 1976 19 februari 1977 14 februari 1978 23 februari 1979 5 maart 1980 9 februari 1981 12 maart 1982 14 februari 1983 5 maart 1984 7 maart 1985 8 maart 1986 10 maart 1987 12 maart 1988 14 februari 1989 7 februari 1990 5 februari (record) Met dank aan de redaktie en aan P. Vroegindeweij voor zijn hoogwaardige pentekeningen. D. Hoogzand Zijt Gij degene, die komen zou, of verwachten wij een ander? (Matt heus 11:3) In het begin van Mattheüs 11 spreekt een man, van wie wij vaker gehoord heb ben. Hij heeft een bijnaam gehad. In de Evangeliën wordt hij dikwijls Johannes de Doper genoemd. Dit betekent, dat Johannes typisch een man van de daad geweest is. Met zijn woorden heeft hij veel mensen tot zegen mogen zijn. Maar hij zal hen het meest aangesproken heb ben door hen mee te nemen naar het water van de Jordaanrivier, waar hij hen dóópte! Johannes zal vijf of zes maanden ouder geweest zijn dan Jezus van Nazareth. Maar wij mogen aannemen, dat zij bij het opgroeien elkaar niet zo vaak gezien en gesproken hebben. Want Johannes is groot geworden in het zuiden van het oude Palestina. En Jezus heeft zich tot Zijn dertigste jaar steeds opgehouden in het noorden des lands, in de stad Nazareth. Toch moeten zij veel méér van elkaar geweten hebben dan wij misschien den ken. Het is heus niet nodig, dat wij elkaar iedere week ontmoeten om tóch een diepe geestelijke relatie met elkaar te hebben. Zo moeten wij ons ook voorstel len de band, die Johannes en Jezus met elkaar gehad hebben. In de Evangelieverhalen wordt duide lijk, dat aanvankelijk vooral Johannes veel invloed bij de Joden gehad heeft. Er zijn in die dagen zelfs mensen geweest, die tegen elkaar zeiden; „Is deze Johan nes niet de Christus, die wij verwacht hebben?" Maar Johannes zélf heeft dit laatste steeds met grote stelligheid ontkend. Want het gaat om de Messias, die na mij komt! Om Hem, die sterker is dan ik! Want ik doop u wel met water. Maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur! Daar zult u méér gediend mee zijn! Naast bewonderaars heeft Johannes echter ook tegenstanders gehad. De toenmalige koning Herodes Antipas is zo iemand geweest. Want Johannes heeft het gewaagd publiekelijk te zeggen dat Herodes niet zo netjes leefde. Zoiets kan natuurlijk niet! Dit is de aanleiding geweest, dat Johan nes opgepakt werd en in de gevangenis geworpen werd. Maar in zekere zin heeft Johannes daar vrede mee gehad. Hijzelf wordt nu immers op non-aktief gesteld. Maar opdeze wijze kan Jezus des te meer naar voren komen, Jezus die als Messias zal afmaken wat Johannes eer der op gang gebracht heeft! Van tijd tot tijd komen leerlingen en vrienden Johannes in de gevangenis opzoeken om te vertellen hoe de zaken staan. Zij weten te melden, dat laatst twee blinde mannen door Jezus genezen worden. En kort daarna rapporteren zij, dat ook een totaal verlamde man door Jezus op de been geholpen werd. En het allerlaatste nieuws is, dat Jezus een jonggestorven meisje uit de doden opge wekt heeft. Zo heeft Johannes vanuit zijn observa- tiepost in de gevangenis de Heere Jezus op al Zijn wegen kunnen volgen. Dus stuk voor stuk opzienbarende dingen, die hij gehoord heeft. Maar toch heeft Johannes zich niet geheel tevreden gevoeld. Hij heeft grotere dingen van Jezus verwacht. Dingen van meer ingrij pende aard. Eerder heeft hij ook zelf iedere keer gesproken van een bijl, die reeds aan de wortel van de bomen lag. Dus Jezus, die deze bijl maar hoefde op te pakken om uit te houwen de bomen, die geen goede vrucht voortbrengen! Gebeurt dit nu ook? Nee, en daarom heeft Johannes op een zeker moment niet meer geweten wat hij ervan denken moest. Zo is hij ertoe gekomen twee van zijn leerlingen tot Jezus te zenden om Hem de vraag voor te leggen: .,Zijt Gij degene, die komen zou, of verwachten wij een ander?" Ach ja, wij lezen in de Evangeliën vaker van mensen, die met hun vragen tot Jezus gekomen zijn. Maar nu ligt dit anders. De vraag van Johannes is eigen lijk een heel gevaarlijke vraag geweest. Ook Jezus heeft dire kt een stuk ergernis in deze vraag opgemerkt. En een derge lijke ergernis kan nooit alleen maar een misverstand genoemd worden. Want een misverstand kan meestal weer gauw uit de weg geruimd worden. Een ergernis daarentegen is veel ernstiger van aard. Een ergernis kan de verhouding tussen twee personen tot op de grond toe beder ven. Zo heeft ook Johannes zich steeds meer aan de Heiland gestoten. Ja, wan neer Jezus zich niet spoedig op een beter manier manifesteert, dan hoeft het voor Johannes niet meer! Dan wordt Jezus afgeschreven. Dan blijft er niets meer over dan naar een andere Messias uit te zien, die de bijl oppakt! Gelukkig, dat hiermee de geschiedenis van Mattheüs 11 nog niet ten einde is. Wat zouden u en ik gedaan hebben? Hoevelen ook van ons blijven onnodig lang met allerlei vragen rondlopen, met allerlei problemen waar geen oplossing op gevonden kan worden! Nee, Johan nes heeft een andere weg bewandeld. Met die éne brandende vraag neemt hij tegelijk de toevlucht tot Jezus: „Zijt Gij degene, die komen zou, of verwachten wij een ander?" Met deze vraag zijn de beide leerlingen nu tot Jezus zélf gekomen. En wat is Zijn antwoord geweest? Zij krijgen te horen: „Gaat heen, en boodschapt Johannes weder wat gij hoort en ziet!" En vervol gens verklaart de Heiland zich nader tegenover hen door te spreken over de blinden die zien, over de doven die horen, over de armen aan wie het Evan gelie verkondigd wordt. Wat is het opvallende in dit antwoord? Mogelijk zullen de twee mannen bij hun terugkeer naar de gevangenis gedacht hebben, dat Johannes hier bitter weinig aan heeft. Want deze dingen hebben zij- zélf hem al eerder verteld. Deze woor den van Jezus, die Johannes al lang weet! Nee, dat hebben zij dan mis gehad. Want in het antwoord van Jezus, dat zij moeten overbrengen, ligt wel degelijk een boodschap opgesloten. Het zijn woorden, die de oude profeet Jesaja al gesproken heeft met het oog op de Mes sias, die komen zou. Het zijn woorden, die aantonen dat de Heere bezig is om grote dingen te doen. En daarom, dat de Heiland er ten overvloede aan toege voegd heeft: „En zahg is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden!" Ja, dit is vermoedelijk tegelijk het laatste woord geweest, dat Johannes uit Jezus' mond vernomen heeft. Dus een zalig spreking! Het is niet geweest: „Wee u, Johannes!" Niet een hard oordeel, om dat Jezus zoveel zwakheid in Johannes opgemerkt heeft. Maar veel meer dat heerlijke woord; „Zalig!" Zo wordt Johannes in het vooruitzicht gesteld, wat in de weg van het geloof ook voor hém genoeg is! Jazeker, genoeg in het leven en in het sterven. Drie hoofdstukken verder in het Mattheüs-evangelie lezen wij inderdaad van de gewelddadige dood van Johan nes de Doper. Maar daarvóór heeft hij Jezus mogen kennen als de enige Chris tus, die komen zou. Jezus, en niet een ander! Jezus, die hem eveneens over de ergernis heengeholpen heeft, zodat er niets meer in de weg gestaan heeft om zalig te worden in Hem alleen. Jezus óf een ander. Wij achten het moge lijk, lezers, dat u in de figuur van Johan nes ook zoveel van uzelf ontdekt hebt. Blijft daar echter niet mee rondlopen. Uit Jezus' eigen mond moogt u horen en verstaan, dat Hij een goed werk begon nen is en dat ook voleindigen zal. In het geloof moogt u dit van Hem alléén ver wachten, en niet van een ander! Door Hem, door Hem alleen, om 't eeuwig welbehagen! Dirksland ds. A. Kastelein Kettingbrieven Na de publikatie over kettingbrieven, zijn er afgelopen week 69 meldingen bij de rijkspolitie Ouddorp binnen geko men uit o.a. Schouwen-Duiveland, Goe- ree-Overflakkee en Voorne en Putten. Sommigen bleken gevolg te hebben gegeven aan de opdrachten in de brie ven. Men had de brief gekopieerd en ook verspreid. Dat verklaart waarschijnlijk het grote aantal reacties dat bij de politie binnenkwam. Er waren brieven met ver schillende teksten. Brieven in het Neder lands en in het Engels. In de ene brief moet men geld opsturen, terwijl in een andere brief alleen gevraagd wordt om debrief door te zenden aan anderen. Bij een aantal brieven wordt gewaarschuwd dat het met de ontvanger of zijn familie leden slecht kan aflopen als hij geen gevolg geeft aan de opdracht in de brief. Ook de plaats van verzending varieert van Rotterdam, Roosendaal, Arnhem, Utrecht, Gouda enz. De brieven zijn beslist door diverse per sonen geschreven. Degenen die nu nog een brief ontvangen wordt geadviseerd om beslist geen gevolg te geven aan de inhoud van de brief. Rampen en onge lukken kunnen gelukkig niet verspreid worden door een gekopieerd briefje. Vernielingen Bij de bushalte aan de Stationsweg wor den de laatste tijd veel vernielingen aan gericht aan fietsen. Maar niet iedereen doet aangifte bij de politie. Het gevolg is. dat de politie onvoldoende inzicht heeft in de omvang van de vernielingen en als er een dader bekend wordt, kunnen de wegblijvers niet in aanmerking komen voor een schadevergoeding. 01870 4844 Onafhankelijk HYPOTHEEK-ADVIES Diefstallen en inbraken Op de Oude Nieuwlandseweg werd een nieuwe schotelantenne van een vakan tiewoning weggenomen. De antenne zat hoog aan de schoorsteen, maar men wist er toch bij te komen. In een vakantiewoning op de Zuider- diepstraatweg hebben onbekenden de nacht doorgebracht. Op de Dorpstienden werd op 23 februari een zwarte herenfiets gestolen. Naakte man Het warme winterweer was voor een ongeveer 40-jarige man waarschijnlijk aanleiding om in het Stellebos zijn kie ren uit te doen. Bij het zien van een paar vrouwen ging hij er als een haas van door. Hij is niet meer gevonden. De man is vrij groot, normaal postuur en heeft grijs/blond kort haar. Vals geld Een winkelier in Stellendam weigerde een bankbiljet van 100,- omdat het vals zou zijn. Bij de bank kon men dat niet bevestigen, maar ook niet ontken nen. De technische recherche van de rijkspolitie stelde tenslotte vast, dat het biljet inderdaad vals moest zijn. VERVOLGVERHAAL - 24 - Niet uitgegeven manuscript, beschikbaar gesteld door M. A. Knape „Wij wijzen er de kinderen op, dat liegen een grote zonde is voor God!".... Hij zei het met opgeheven vinger en zijn stem klonk ernstig. „Op de openbare school zal men de kin deren óók wel leren, dat ze niet mogen liegen".... Het gezicht van de veldwach ter betrok, zijn voorhoofd rimpelde. Wat dacht die schoolmeester wel! „Wij wijzen er op, dat het zonde is voor God!".... Meester Van Doorn herhaalde het nog eens nadrukkelijk. Dan zei hij, en zijn stem klonk plot seling heel anders, alsof hij van het onderwerp wilde afstappen; „Maar ik zal die jongen in ieder geval nog eens nader aan de tand voelen.... Het is niet onmogelijk, dat er iets niet in orde is.... En ik bied u mijn verontschuldigingen aan, dat ik uw zoon onschuldig in deze zaak heb betrokken, veldwachter".... De veldwachter gebaarde joviaal: „Geen veront schuldigingen, mijnheer.... geen verontschuldi gingen.... Ik begrijp de zaak volkomen.... Die jongen kwam naar u toe met dat verhaal.... en u hebt dat dadelijk geloofd.... Ik kan dat best begrij pen, mijnheer.... nee, volstrekt geen verontschul digingen.... Ik zou in uw geval precies eender gedaan hebben als het een jongen van de open bare school betrof'.... Hij wachtte even, als wilde hij de ander gelegen heid geven de betekenis van zijn woorden ten volle te begrijpen. Dan vervolgde hij: „U hebt zeker niet eens onder uw eigen schaapjes gezocht, mijnheer?".... Het gezicht van de veldwachter bleef effen, alleen een lichte spottende rimpel om zijn mond verried de diepe zin van zijn woorden. Meester Van Doorn kreeg een gevoel alsof hij wilde gaan stampvoeten, zijn handen wilden die veldwachter bij de kraag gaan grijpen en de deur uitgooien.... Moest hij zich door die kerel laten sarren.... hier, in zijn eigen school!.... Maar hij trachtte zich tot kalmte te dwingen. Hij knikte toe stemmend en zei: „Natuurlijk heb ik onder mijn eigen jongens gezocht.,.: of ja.... kijk u eens.... die jongen kwam al dadelijk met dat verhaal voor de dag".... De veldwachter knikte begrijpend; „Zeker.... zeker.... en toen hebt u niet verder meer gezocht, want daarmee stond de zaak voor u vast".... Meester knikte. Die veldwachter bracht hem in verwarring. „Ja, wat zal ik zeggen.... toen die jon gen dat vertelde.... hoe gaat dat.... het was toch heel goed mogelijk geweest, nietwaar?".... „Natuurlijk".... stemde de veldwachter toe. „Maar ik zal Kees straks dadelijk onder handen nemen".... beloofde meester Van Doorn. „Ik wil weten hoe het zit".... Hij greep naar de deurknop om de ander uit te laten en zei: „Intussen dank ik u wel voor uw moeite, veldwachter, en u wilt me wel excuseren, dat uw zoon zo ongelukkig bij de zaak betrokken werd, niet waar?.... Ik zal het nu verder wel klaar zien te spelen".... De veldwachter gebaarde met zijn handen en schudde ontkennend zijn hoofd. „Nee, mijnheer, dat zult u niet doen.... Ik neem die jongen straks mee, en dan zal ik wel eens zien of ik er de waar heid uit kan krijgen.... U hebt nu aangifte gedaan bij de politie, nu moet u ook het onderzoek verder aan de politie overlaten".... „Dat is te zeggen".... probeerde meester Van Doorn te sussen, „aangifte gedaan bij de politie.... Ik heb u met het voorgevallene in kennis gesteld, omdat de naam van uw zoon er bij betrokken werd.... als vader, begrijpt u".... „Ja, dat begrijp ik wel".... De veldwachter knikte. „Maar nu ik van het feit eenmaal kennis draag acht ik het mijn plicht om de geschiedenis tot klaarheid te brengen.... Het is een strafbaar feit... ernstige baldadigheid.... of misschien wel het toe brengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld".... De veldwachter streek met zijn hand over zijn voorhoofd als wilde hij zijn geheugen raadplegen. „Zeker, zo zal het zijn, mijnheer.... het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld.... En hij citeerde uit het Wetboek van Strafrecht, nog altijd met de hand aan zijn voor hoofd: „Hij aan wiens schuld te wijten is, dat een ander zwaar lichamelijk letsel beko.mt, of zoda nig lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden".... Meester Van Doorn schrok ervan. Die veldwach ter nam het dan wel ernstig op. Haastig suste hij: „Och.... het is een kwajongensgeschiedenis, veld wachter".... „Ach".... lachte de ander, „begint u de zaak nu te begrijpen, mijnheer.... Zeker, het is een kwajon gensgeschiedenis, dat heb ik dadelijk wel begre pen, maar er zijn nog Rijksopvoedingsgestichten in ons vaderland, dat weet u toch wel".... Hij sprak weer op sarrende toon. „Ik denk, dat ze daar die kleine leugenaar van u wel eens flink onderricht zullen geven in de Tien Geboden.... zou het niet, mijnheer?".... Meester Van Doorn kon geen antwoord geven. Er liepen koude rillingen over zijn rug. Het Rijksop- voedingsgesticht!.... Een jongen van zijn school naar het Rijksopvoedingsgesticht!.... De veldwachter vervolgde: „Ik denk, dat die jon gen, die zo prachtig kan liegen, ook de gaskraan wel dicht gedraaid heeft, gelooft u dat ook niet, mijnheer".... En meester Van Doorn geloofde dat nu ook wel, maar hij zei het niet. Hij zag ineens, dat er iets ernstigs ging gebeuren. Er ging schande komen over zijn school... Een van zijn leerlingen naar de tuchtschool!.... De vijanden van het christelijk onderwijs zouden er om lachen, ze zouden het fijn vinden!.... En dat kwam ook door zijn schuld. Hij was al te goedgelovig geweest. Hij bekende het zich eerlijk; hij had niet recht gestaan tegenover God, hij had het fijn gevonden, dat die jongen van de veldwachter het gedaan had.... een jongen van de openbare school.... en de veldwachter was een van de felste tegenstanders van het christelijk onderwijs.... hij had tegen de christelijke school gevochten.... Nee, het was niet goed van hem geweest, het was geen liefde tot zijn vijanden.... En nu kwamen de gevolgen.... nu kwam de straf,.... en die straf zou ook zijn school treffen!.... Hij pro beerde nog eenmaal om het af te wenden en hij vroeg; „Zou ik als onderwijzer niet spoediger de waarheid uit de jongen krijgen dan u, veld wachter".... De veldwachter lachte; „Kom, mijnheer, dat meent u niet.... iemand een verhoor afnemen is uw werk niet. en ik kan u dat niet kwalijk nemen.... ieder in zijn vak, nietwaar".... (wordt vervolgd) Nog vroeger if^'fjt^i&^e{^ b.v. ^.l^^.l^^^.^.lfl^.^.l^>^l^l^.l^^.l^li.^.^.l^^.^.^.l^l^^.^.^.^.^.l^l^•^^.^.^.^.l^l^^■>^^.^.l^^■^.^.l^^.^.^.>^^.l^^>^l^^■^^

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1990 | | pagina 5