EiiAnDEn-niEuws \mmmmmmmmmmwmim de ciNQ livres. 3e Blad VRIJDAG 22 DECEMBER 1989 No. 5862 Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap We schrijven het jaar 1795. De franse overheer sing is een feit. Stadhouder Prins Willem heeft de Republiek der Vereenigde Nederlanden ver laten. Ons land wordt door de bezetters met de naam Bataafse Republiek gesierd. Ook over Flakkee waait de leuze: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Ik neem u in gedachten mee naar Middelhar- nis op het eiland Goeree en Overflakkee. Van broederschap was daar de laatste tijd niet veel te merken. Het gistte tussen Oranjegezinden en Patriotten. Oranjeliederen mochten niet wor den gezongen, evenmin het dragen van oranje- kleuren. Enige jaren geleden was het volk, op zondag, zelfs te hoop gelopen en eisten van Schout en Schepenen vergunning om een vlag op de toren te plaatsen. Aanvankelijk werd dit geweigerd maar de houding van de menigte was zo drei gend dat ze toegaven. Ook in Dirksland en Sommelsdijk wapperde de vlag hoog van de toren. Met de komst van 300 franse soldaten in Mid- delharnis, heerste er, tijdelijk, een andere geest bij de bewoners. De soldaten werden ontvan gen zoals men vrienden en broeders ontvangt. De woorden: Vrijheid, Gelijkheid en Broeder schap lag op ieders lippen. Binnen de kortste keren werd er een comité gevormd dat een vrij- heidsfeest op touw moest zetten. Bij dat feest hoorde ook een vrijheidsboom. Eigenlijk was het maar een gewone paal, die met bloemen, groen en linten was versierd. Op 2 maart werd de boom voor het oude Raadhuis 'geplant'. In de straten van Menheerse waren overal fees tende mensen, 's Avonds ging het er zelfs zeer lustig aan toe. Er werden 5 ankers wijn of 220 flessen klein gemaakt. Gasten werden onthaald op pijpen tabak. Het begrip 'gelijkheid' was echter niet tot in de fijnste geledingen doorge drongen want een deel der gasten werd op tabak onthaald van 16 stuivers het pond en een ander deel moest zich tevreden stellen met tabak die 8 stuivers het pond kostte. Voor het Raadhuis bevond zich een feestende menigte. Een muziekkorps speelde vrolijke wijsjes, waarop rond de vrijheidsboom werd gedanst. De franse soldaten moesten natuurlijk iets krachtigers dan wijn drinken. Ze maakten hier zo'n ruim gebruik van dat ze al spoedig in wilde opgewondenheid aan het vechten sloegen. Dit was zo hevig, dat de officieren er pas na grote moeite in slaagden de orde te herstellen. Het gebeurde gaf enige desillusie; van de broe derschap die de Fransen zouden brengen, had den de Menheersenaeren zich een ander evoorstelling gemaakt. Ze waren echter nog mild gestemd en wilden wel wat door de vingers zien. Het gemeentebestuurgaf het voorbeeld en richtte de volgende dag een roerende brief tot de franse commandant om hem vergiffenis voor de schuldigen te vragen. „Vergeef een ogenblik van dwaling", zo schre ven zij, „opdat het feest der vrijheid voor niet een der Republikeinen smartelijke gevolgen hebbe". Langzaamaan begon men te bemerken dat aan de inkwartiering van de franse soldaten ook bezwaren verbonden waren. Ze schenen voor de honger niet te verzadigen te zijn. De com mandant verbood voor het eiland de uitvoer van tarwe, rogge en haver. Alles werd voor de troepen gehouden. „Dat noemen ze nu vrijheid", smaalden de boe ren, die zich zeer benadeeld zagen. Zij waren de eersten voor wie de fransen voorgoed had den afgedaan. Na de boeren begonnen de vissers zich te beklagen. Hun vrouwen en dochters ondervon den tijdens hun afwezigheid op zee 'ondrage lijke last' van de soldaten. Het is begrijpelijk, dat ook bij de vissers de sympathie voor de Fransen beneden het nulpunt daalde. Zo kwam na korte tijd voor ieder de ontgooche ling en sloop heimwee naar het oude de harten binnen. 6S6:r 124 Verzet De inwoners van Middelhamis gaven er steeds meer blijk van schoon genoeg te hebben van alles wat de franse bezetters gebracht hadden. Ze herkozen een oranjegezind bestuur. De naam van Schout en Schepenen veranderde in Maire en Municipalen. Doch dit bestuur werd door de regeerders in Den Haag aan de dijk gezet en vervangen door patriotten. Voortdu rend rezen er geschillen en was er verandering van bestuur. Recepis L*. F. W.2iJ7. De welvaart ging achteruit, de belastingen wer den drukkender en steeds meer werd de invloed van Frankrijk's ijzeren hand gevoeld. Onder de burgers van Middelhamis heerste er verdeeld heid en onverdraagzaamheid. Tenslotte werd door de burgemeester (de Maire) een burger wacht ingesteld. Anno 1989 zou dit ondenkbaar zijn! Deze wacht werd ingesteld opdat: „de laaghartige kruipers van schrik zullen verbleken op het enkel gezicht van het glinsterend zwaard des dapperen Bataviers!" (citaat oproep). In de zomer van 1809 heerste er grote nervosi teit op het eiland. Op 29 en 30 juli waren de Engelsen op Walcheren geland. Vanaf de Goe- reese Doin waren schepen gesignaleerd. De commandant van Goeree had maatregelen genomen om met de meeste spoed aan de haal te gaan.... Hij zond een ijlbode naar Middelhar- nis met de lastgeving aan alle varenslieden om met hun schepen naar de haven van Stellen- dam te varen om, als dat nodig was, 400 militai ren te vervoeren. Had de officier verwacht om direct gehoorzaamd te zullen worden, dan kende hij de Menheerse vissers niet. Zij weiger den zonder meer. De ijlbode keerde onverrich ter zake terug. De Goereese commandant nam hier echter geen genoegen mee. Zijn bevelen bleven elkaar opvolgen. Maar er kwam nóg een lastgever: de commandant-adjunct van de Armade op de Zeeuwsche Stromen. Hij gaf bevel om naar Willemstad te vertrekken. Er was nu voor de vissers geen touw meer aan vast te knopen. De landmacht beval zeewaarts te zei len en de zeemacht landwaarts. Ze bleven dus maar waar ze waren: in Middelhamis. De Goereese commandant was verontwaar digd. Hij besloot eens duchtig de schrik onder die onwillige vissers te brengen. Op een warme zomeravond in augustus mar cheerde een detachement van 60 soldaten Mid delhamis binnen en begaven zich rechtstreeks naar het Raadhuis. Het gemeentebestuur be greep dat hier alleen door beleid bereikt kon worden wat door kracht niet mogelijk was. Het ontving de soldaten hartelijk. Ze waren zeker wel vermoeid door de lange tocht? En erg dor stig zeker? De soldaten werden verdeeld en ondergebracht in de herbergen waar ze zich naar hartelust aan eten en drinken tegoed kon den doen. Zo waren ze meteen onschadelijk. De officier werd naar de dorpsherberg geleid; men zou daar de vissers wel bij hem zenden. Maar de vissers bleven koppig volharden. In de kortste keren was hij terug op het Raad huis. Intussen had een menigte zich voor het Raadhuis verzameld. Toen de officier weer naar buiten kwam, werd hij joelend door de mensen omringd. Men raakte slaags. De offi cier werd duchtig onder handen genomen. Toen hij genoeg slaag had gehad liet men hem gaan. Het volk keerde opgewonden naar het Raadhuis terug waar ze aan het gemeentebe stuur de eis stelden dat de klok geluid moest worden. Dit werd geweigerd maar toevallig stond de deur open en begon men aan het klok- ketouw te trekken. Doch de klepel viel er uit... Het gemeentebestuur, dat de 'ijselijkste' gevol gen vreesde, bracht de gemoederen tot rust en liet de officier ontbieden opdat ze zich kon ver ontschuldigen. Die gelegenheid kregen ze ech ter niet; de bode bracht het bericht dat de officier met zijn detachement het hazepad had gekozen. f/,422" ^mim\j^^--:r::---mmm U vraagt nu natuurlijk wat er verder gebeurde. Het antwoord luidt: niets. De officier had meer dan genoeg van die weerspannige vissers uit Middelhamis. Hij liet niets meer van zich horen. Tot ieders verbazing waren de vissers de vol gende dag plotseling uitgevaren; echter niet naar Goeree of Willemstad. Zij zetten koers naar het Spui, waar zij voor anker gingen. Blijkbaar beschikten zij over een uitnemende informatiedienst, want de volgende dag, nadat de commandant van Goeree vertrokken was, meldde zich in Middelhamis een officier uit Hellevoetsluis, die met weer een andere lastge ving kwam. Namelijk om beslag te leggen op alle schepen die hij geschikt oordeelde om geschut op te plaatsen. Hij constateerde echter dat er geen enkel vaartuig aanwezig was. Zodra het gevaar geweken was keerden de vis sers zeer voldaan in de haven van Middelhar- nis terug. Bescherming Burgerbevolking anno 1780 Het is het jaar 1780; het jaar van de 4de Engelse oorlog. Het vertrouwen in de vloot was niet zo groot als in de dagen van de Ruyter en Tromp. Overal langs de kust waren versterkingen aan gebracht om mogelijke pogingen tot landen te beletten. Overal, behalve op Goeree en Over flakkee.... Dit feit bracht grote onrust onder de bevolking. Ze waren Flakkee gewoon vergeten! Er werd om hulp gevraagd bij de regering, die echter geen troepen kon sturen. Ze stuurden wel iets anders, n.l. wapens. Die wapens beston den uit: geweren, kruit en lood, vuurstenen, sabels enz. Onmiddellijk werden overal burgerwachten ingesteld, die vlijtig gingen oefenen. De mst was weergekeerd op het eiland maar niet in Middelhamis! Dit dorp had een haven die ook voor grotere schepen toegankelijk was. Het zou weleens mogelijk kunnen zijn dat de Engelse vloot onverwacht het Goereese Gat binnen zou zeilen en de haven van Middelhamis binnen vallen en daar landen. De gedachte alleen al bracht grote bezorgdheid. Het stond vast dat er krachtige maatregelen genomen moesten wor den om de bevolking te beschermen. Mijnen waren er nog niet uitgevonden en over kanon nen beschikte men niet. Er moest iets anders worden bedacht... Na druk overleg kwam er tenslotte een plan op tafel. De mond van de haven, het havenhoofd, moest dag en nacht bewaakt worden en wel door vier „met snaphaenen bewapende perso nen om het binnenkomen van verdachte sche pen en vaartuigen te beletten". Het gevaar leek afdoende bezworen; Middelhamis kon weer rastig slapen. Van de genomen maatregel mag men denken wat men wil. In ieder geval is het een vaststaand feit dat door de Engelsen toch maar geen poging tot landing is gedaan. Of dit kwam door de vier 'snaphaenen' of door andere omstan digheden is nog steeds een vraag.... 25 februari 1804: Brand op de torenspits Wederom was het dorp in rep en roer We vin den in de archieven o.a. hierover opgetekend: „Gisteravond vertoonde zich hier de kennelijk- ste blijken van Gods vreselijke macht maar ook van Zijn verschonende goedheid! Des namiddags omtrent half vijf zag men, onder een felle bui van hagel, sneeuw en wind, als een grote klomp vuurs boven het kerkhof uit de lucht vallen, die zich in vele spranken ver spreidde en onmiddellijk gevolgd werd door een zware, korfafbrekende donderslag". Iedereen vreesde dat daardoor een of ander gebouw getroffen zou zijn. Een uur later zag men de torenspits in brand staan. Vervolgens ontdekte men ook brand op een van de zolders van de toren. De mensen waren zeer onder de indruk van de brand. Men vreesde dat de brand zou overslaan naar het kerkgebouw. De aangevoerde brandspuiten konden zo hoog de brand niet bereiken. „Dan", zo lezen we in de archieven, „geloofd en geprezen zij de God onzer goedertierenheid, die de onverschrokken moed van enige en de zo eenparige als onver moeide pogingen van alle inwoners dermate heeft gelieven te zegenen, dat de brand in de beginselen zeer gelukkig is geblust". Dankzij het optreden van enkele inwoners was de schade beperkt gebleven. De brand was niet op de kerk overgeslagen. Met groot gevaar voor eigen leven beklommen Hendrik de Wit Aren van Gelderen en Dirk Dekker de torenspits. Met emmers water kon den zij de brand blussen. Van het gemeentebe stuur kregen ze, voor betoonde moed, ge schenken, wat als volgt wordt omschreven: „Door giften van ingezetenen en polder daar toe in staat gesteld schonk het gemeentebestuur aan elk der drie boven genoemde een verering, ten blijke van de dankbare erkentenis, welke alle de inwoonders van deze plaats hun ver schuldigd waren" Bij de uitreiking hield de Schout een plechtige toespraak waarbij aan de drie helden een copie werd geschonken, dat op een bijzonder soort perkament geschreven was en waarop het dorpszegel was gedrukt. Het laantje van Hobbema Tijdens de raadsvergaderingen van Schout en Schepenen is er waarschijnlijk nooit iemand geweest die eens goed naar het schilderij: het laantje van Hobbema heeft gekeken, dat daar aan de wand hing. Anders was het misschien nooit verkocht geworden. Ze hadden het té druk met de franse inkwartiering, de opstan dige vissers, de patriotten en oranjegezinden. Voor het laantje van Hobbema had niemand oog.... Op het beroemd geworden schilderij is een weg te zien met aan weerszijden hoog opgeschoten bomen waarvan alle takken zijn weggesnoeid. Rechts staat een, thans afgebroken, meestoof en daarachter de dijk waaraan een vuurbaken staat voor de scheepvaart. In 1782 was het door Schout en Schepenen tij dens een publieke verkoping van de inboedel van de overleden secretaris van Sommelsdijk, Theodorus Kruislander, voor 25,- gekocht en aan de gemeente geschonken. In 1822 ruilde men het zonder zich bewust te zijn van de grote waarde, voor een copie van het origineel en nog een tweede schilderij. De over weging hierbij was dat voor de versiering van de raadszaal twee meer was dan één en dat ze in kostbare vergulden lijsten geplaatst waren. Het laantje ging daama van hand tot hand en heeft nu een plaats in de National Gallery te Londen. Het vertegenwoordigt een waarde van enkele miljoenen guldens. De op het schilderij voorkomende bomen zijn in 1664 geplant Dit is men aan de hand van het archief aan de weet gekomen. Hobbema heeft het schilderij in 1689 geschilderd. Het cijfer 8 van het jaaral is op het schilderij niet duidelijk te lezen. Het zou ook een 6 kunnen zijn. Dat het 1689 moet zijn is men door het vuurbaken aan de weet gekomen. Dit werd n.l. in 1682 ge plaatst Vóór die tijd had er geen gestaan. Hier door was het bewijs geleverd dat het jaartal 1689 moest zijn. Het Raadhuis van Middelhamis Een dorpsarchief is zeer boeiend. Uit boven staand verhaal is al gebleken dat het er tijdens vergaderingen in het Raadhuis heftig aan toe kon gaan. Er is daar een stukje bewogen geschiedenis geschreven. Het is ook interessant om iets over het gebouw zelf te vertellen. Weer neem ik u aan de hand van het boekje van Burg. Mijs mee.... Het Raadhuis is in Holl. Renaissance stijl opgetrokken en in 1639 gebouwd. Omstreeks 1835 werd het gemodemiseerd. De huiskozij- nen werden er uitgebroken en andere kwamen er voor in de plaats. De gevel werd met cement bepleisterd, de oude trap afgebroken en vervan gen door een in empire stijl. Alles bij elkaar genomen werd het een hope loze verminking. Restauratie was ondoenlijk omdat de gegevens omtrent de oorspronkelijke toestand ontbraken. Het archief bracht echter uitkomst! Er werd aangetoond dat de architect Adriaan of Arent van 's Gravesant was, die ook de Lakenhal te Leiden ontwierp. Bovendien werd later nog de originele ontwerp-tekening gevonden. Een en ander maakte de restau ratie mogelijk. Enige bijzondereheden aan de voorgevel wa ren: Aan weerszijden van de voordeur hingen twee door een ketting verbonden stenen, de „halsstenen". Deze stenen werden aan tot de straf van tepronkstelling veroordeelde perso nen om de hals gehangen. Aan de rechterkant van de gevel bevond zich een rib van een walvis die omstreeks 1771 te Middelhamis was aan- gespoeld. j g^j^gp^ Met dank aan dhr. J. Rooy. Bron: 'onze oude archievendoor Ulbo J. Mijs. Aan de hand van het archief I.\ I.ül riMI l)|f. MOllt I.K CONrilKFACrET H T,\ NATION KECOMI'KNSE I.K Wegens bit &wtmmi{U van fnUttUiC in 'flïJJKÏ^, Serie 3101. /JoiiKiinc.siin/Kiiialliz:. ANsifTiint, S(Tt('

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1989 | | pagina 9