EIÜVriDEII-IIIEUWS
Nieuw bungalowpark in Domburg
Overdenking
Met 'n goede verhuizer
kunt u rustig gaan slapen
De weg
naar huis
BOEKJES
uit de
Heilige Schrift
(■■■■■■■■■■■I
Primeur voor
Jal. fabr. „Flakkee"
flakkee expresse bv
een huis
verkopen...
SOMMELSDIJK
- Ophalen oud papier -
wij drukken ze
vakkundig, vliegensvlug
en voor een redelijke prijs
drukkerij kranse bv
II
II
Familiehuis
Dr. Daniël den Hoedkliniek
Makelaar Tamboer
Tweewielercentrum
Middelharnis
Psalm 106:5
Zojuist verschenen:
De wereld van het oude testament
VERVOLGVERHAAL
Jan Knape Mzn.
- 22 -
Niet uitgegeven manuscript,
beschikbaar gesteld door
M. A. Knape
2e Blad
VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1989
No. 5822
Zaterdag 5 augustus komen leden van
„Ons Koor" weer vanaf 9 uur bij u langs.
Graag gebundeld op de stoep. Bij voor
baat dank.
De badplaats Domburg timmert momenteel letterlijk en
figuurlijk aan de weg om het toeristisch logiesaanbod op een
hoger plan te brengen. Dat gebeurt met de bouw van een
complex comfortabele huurbungalows pal naast het in juni
van volgend jaar op te leveren recreatie en kuurcentrum
„Hof Domburg".
In Domburg zijn momenteel wel losse particuliere apparte
menten en vakantiewoningen te huur, maar wat ontbreekt is
een bungalowpark met hoogwaardige voorzieningen. Reali
sering van het complex van 150 bungalows houdt in dat er
een nieuw element aan het logiesaanbod van Domburg kan
worden toegevoegd, waardoor de differentiatie en de attracti
viteit van Domburg als geheel toeneemt.
Er worden drie typen bungalows gebouwd. Veertig bunga
lows voor 4 personen, zeventig voor 4 tot 5 personen en veer
tig bungalows voor 6 personen. De bungalows voldoen aan
hoge kwaliteitseisen. Zeventig van die vakantie-onder
komens worden superluxe uitgevoerd met voor beide slaap
kamers een eigen badkamer.
De situering en de opzet van de bungalows is zodanig dat
aan de bewoners een optimale privacy kan worden geboden.
Een aantal van de wooneenheden wordt gekoppeld om een
binnenplaats opgetrokken. Daarmee ontstaat een idee van
beslotenheid. De woonkamers van deze gekoppelde bunga
low liggen helemaal uitgewaaierd waardoor de bewoners
geen last hebben van elkaar.
Architect Herman de Bruin uit Zevenaar heeft in zijn ont
werp de basis gelegd voor de realisering van exclusieve ver-
blijfsaccomodaties. Hij heeft geprobeerd de vorm van de
bungalows zodanig anders te maken dan men over het alge
meen thuis gewend is met het leven in hoekige ruimten.
Architect de Bruin: „De zeshoekige plattegrond is op zich
zelf niet zo bijzonder. Maar door inwendig anders met die
zeshoek om te gaan en er ook op een andere manier een kap
op te zetten kun je zo'n zeshoek verbijzonderen". Een zes
hoek zal over het algemeen een puntdak hebben. De bunga
lows bij Hof Domburg krijgen een traditionele kap in de
vorm van een zadeldak. Zo'n dak zorgt voor speelse effekten
en maakt het mogelijk een stukje van het terras te over
dekken.
Het uiterlijk van de woningen is traditionele bouw. In de
nabijheid van de woningen komen kleinschalige parkeer
voorzieningen, die flink in het groen worden gezet. Ook de
beplanting rond de bungalows wordt royaal. Toch blijven er
ruimtelijke doorkijkmogelijkheden waardoor er geen gevoel
van geïsoleerdheid kan ontstaan.
Aansluitend op het op 500 meter van strand, zee en duin gesi
tueerde bungalowpark zal een kinderboerderij worden
gerealiseerd. Deze kinderboerderij krijgt de funktie van
wandel- en speelgebied. In de huurprijzen van de bungalows
is gratis gebruikmaking gedurende een bepaald dagdeel van
de elkweervoorziening inbegrepen. Met ingang van septem
ber aanstaande is er de mogelijkheid om voor de bungalows,
die in april volgend jaar worden opgeleverd, reserve
ringen te doen.
Voorstraat 13, 3245 BG Sommelsdijk
Tel. 01870-2275.
De spontane aktie om geld bijeen te
brengen voor een familiehuis van de Dr.
Daniël den Hoedkliniek is in volle
gang.
Bijdragen kunt u storten op: Rabobank
Nieuwe Tonge, giro 371876 of bank nr.
34.54.08.225 t.n.v. Dr. Daniël den
Hoedkliniek.
■Tal fabr. „FlaVkpe'\ al jarenlang de spe
cialist op het gebied van alle zonwerin
gen en rolluiken, heeft een primeur van
formaat: doorzichtig rolluiken t.b.v.
etalagebeveiligingen.
Nadat in '87 eerst in Den Haag besloten
werd dat alle rolluiken die een etalage
geheel afsloten binnen 5 jr. uit de Haag
se binnenstad moesten verdwijnen,
volgden al snel diverse andere grote
steden.
Amsterdam, Amersfoort, Groningen,
Eindhoven en Apeldoorn waren de eer
ste die dit voorbeeld volgden. Al deze
steden willen hun binnenstad en win
kelcentra weer „open" hebben voor het
publiek dat ook na sluitingstijd de stad
in wil.
Sommige steden geven zelfs subsidies
aan winkeliers die hun zwaren stalen
rolluiken laten vervangen door door
zichtige.
Het hoeft natuurlijk geen betoog dat met
doorzichtige rolluiken weer wat gezel
ligheid geboden wordt in de stad en
„zien doet kopen".
MATERIAAL: Slagvast polycarbonaat
v.v. een speciale samenstelling zodat
ook verf van b.v. grafiti eraf gehaald kan
worden zonder dat het materiaal aange
tast wordt. De rolluikpansers zijn opge
bouwd uit plaatjes die in elkaar grijpen
en waar ogen aanzitten waardoor een
met optimaal resultaat
Tel. 01870-3477
[NVMi
aluminium buis geschoven is waarin
nog een stalenkern zit om het geheel nog
inbraak veiliger te maken. De geleiders
en kast zijn van zenzimir verzinkt staal
maar kunnen ook in elke gewenste
rolkleur geleverd worden. De bovenrol
waarin de electromotor weggewerkt zit
is tevens voorzien van een valbevei
liging.
Dit product gaat in augustus in produc
tie dus we kunnen hier dan ook van een
echte primeur spreken.
Helaas juist doordat het product nog
niet in productie is, is het nog niet moge
lijk om hier een volledig rolluik te laten
zien en folders uit te delen.
Maar een monsterpanser en foto's zijn
wel aanwezig zodat u alvast een indruk
kunt krijgen van het unieke product.
Hoek
Hoflaan/
Schoolstraat
01870-3332
Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar
Hij zond aan hun zielen een
magerheid.
Psalm 106 begint met een Hallelujah en
eindigt er ook mee. Hallelujah is de
grote lofprijzing: Looft den Heere. Dat
lokt uit om aandachtig te gaan lezen. En
inderdaad, de eerste verzen rechtvaardi
gen de lofprijzing volledig, maar verder
lezende bekruipt toch meer en meer het
gevoel dat er iets niet klopt. Want wat
dan volgt, dat lijkt daarmee in lijnrechte
tegenspraak te zijn en lokt helemaal niet
meer uit om er ook maar één moment lof
over uit te spreken. Er volgt n.l. een
nauwkeurig verslag van de ongelooflijke
dwaasheid, hardnekkigheid en zonde
van het volk Israël tegen de Heere hun
God, Die hen uit Egypte uit het slaven
huis had uitgeleid en had verlost van het
wrede juk van die heidense onderdruk
kers. Wat hier in de psalm verteld wordt
is een verslag van de reis door de woes
tijn en de eerste tijd van hun verblijf in
het land Kanaan. Het 15e vers ziet in het
bijzonder op wat beschreven staat in
Numeri 11. Daar wordt getoond wat het
antwoord was van het volk op de rijke
zegeningen die hun God hen gaf En dat
antwoord is een steeds weer terugkerend
refrein: maar zij vergaten God en mur
mureerden. Dat komt in Numeri 11 dan
ook duidelijk aan de orde.
Op hun reis door de woestijn had God
hen op wonderlijke wijze bewaard en in
het leven gehouden. Hij kwam hen
zover tegemoed dat ze niet anders hoef
den te doen dan 's morgens het manna te
verzamelen dat de Heere in de nacht uit
de hemel had laten regenen en ze had
den weer voor een hele dag licht verteer
baar en versterkend voedsel. Daar zat
alles in, daar hoeft niets aan toegevoegd
te worden. En God zorgde iedere dag.
Maar hoe gaat dat, als iets voor niets
wordt aangereikt dan komt daar al gauw
kritiek op. De één weet er dit van en een
ander weer wat anders. En bij een deel
van het volk Israël kwam die kritiek ook
venijnig naar buiten. Men vond het
dagelijkse menu te weinig afwisselend,
het begon zo eentonig te worden en zo
afgezaagd. Ze merkten overigens hele
maal niet op dat ze er prima gezond
bij bleven.
Maar iedere dag dat manna, dat begon
te vervelen. En het wa echt niet zo dat ze
het een beetje vervelend vonden, het zat
veel dieper. Ze begonnen er een gron
dige hekel aan te krijgen en er kwam een
geweldige weerzin en weerstand in hen
op tegen dat zoete brood.
Numeri 21 vermeldt dat het volk gezegd
heeft dat hun ziel walgde van dat zeer
lichte brood. En als een stel kleine kin
deren gingen ze zeuren om wat anders.
Vlees moesten ze hebben. Als pressie
middel om hun zin doorgedrukt te krij
gen gingen ze Egypte als voorbeeld
stellen. Zie toch eens, zeiden ze, hoe
goed we het in Egypte hadden. Vissen,
komkommers, pompoenen, ajuin, kno
flook, alles was er in overvloed. Dat was
nog eens gevarieerd eten en dat kregen
we nog voor niets ook. Dat ze er zware
slavenarbeid voor hadden moeten doen
en dat ze wreed verdrukt werden en dat
op een zeker moment hun kleine kinde
ren vermoord werden, daar dachten ze
niet meer aan. Ze herinnerden zich
alleen maar de overvloed. En dat de
Heere hun God hen daar door Zijn
Almacht en Zijn wonderen had uitge
leid om hen te brengen in een land dat
beter was, daar wilden ze niet aan den
ken. Ook onderweg naar dat beloofde
land toe, in de woestijn, wilden ze heb
ben wat hun hart begeerde. Ze waren het
ten diepste trouwens met heel die woes-
tijnreis niet eens. Daarom murmureer
den ze ook telkens en het werd zo erg dat
Mozes, de voorbidder voor het volk, die
in het begin van Numeri 11 nog een
bewogen voorbede voor hen had ge
daan, Mozes ging zich toen beklagen bij
de Heere over dat volk. De last van dit
volk wordt me toch te zwaar, zegt hij. En
het volk morde voort, wat was het goed
in Egypte, wat een heerlijke tijd hadden
we daar, wat een overvloed. Maar nu is
onze ziel dor, daar is niet met al, behalve
dit manna voor onze ogen, dat vieze
zoete spul waar onze ziel zo melig
van wordt.
Is dat niet een houding die vaak voor
komt als het gaat over de genadegaven
van God? Als het pas verkregen is, dan
wordt het ervaren als een groot wonder,
dan is het geweldig, dan is het heerlijk,
maar door de tijd gaat het wonder er een
beetje af en er komt een gevoel van
onbehagen, ontevredenheid eigenlijk.
Het lijkt zo weinig, zo eenvoudig ook.
Het zou allemaal veel kleuriger en fleu
riger kunnen zijn als er wat bij kwam,
als er wat verandering in kwam. Er moet
wat bij om het smakelijk te houden.
Maar wat? De Israëlieten wisten het wel.
Vlees moesten ze hebben. Hoe ze daar
in de woestijn aan moesten komen, daar
hadden ze geen flauw idee van en dat
was de vraag van Mozes ook aan de
Heere: Waar zou ik het vlees hebben?
Deze eis was eigenlijk een uitdaging aan
de Heere. Vlees wilden ze hebben. Als
dat er niet komt, dan krijgen we er hoe
langer hoe meer spijt van dat we uit
Egypte weg gegaan zijn. En zo zeuren en
drammen ze door. Ze zouden het be
loofde land zo omgeruild hebben voor
Egypte om een mondvol vlees. Hiermee
gaven ze wel te kennen dat ze de Heere
en Zijn beloften niet serieus namen.
Maar de Heere nam hen wel serieus. Hij
hoorde hun klachten en eisen en Hij gaf
hun hun begeerte. Een sterke wind dreef
een enorme zwerm kwartels naar het
Israëlietisch leger en zij vallen uit Gods
hand rondom het leger. Het zijn er
zoveel dat de grond rondom het leger er
helemaal mee bedekt is, een dagreis
naar alle kanten en twee ellen hoog nog
wel. Een onvoorstelbare hoeveelheid.
Op zoveel zullen ze niet gerekend
hebben.
En ze vallen er op aan, het volk verza
melt bij hopen en ze eten en ze eten. God
hoorde hun geroep, maar omdat ze hun
hart niet hadden gezet op hun God en
Zijn belofte, maar op vlees, zond Hij
hen nog meer. Zijn toom ontstak over
hen en ze stierven met het ongekauwde
vlees nog tussen hun tanden. Ja God gaf
hun hun begeerte; maar Hij zond aan
hun zielen een magerheid. Waar ze met
hart en ziel zo mee bezig geweest waren,
dat werd hun dood. Een weinig bege
renswaardige dood, want hun zielen
waren al tevreden met de kwakkels,
maar wat nodig was in leven en sterven
beiden, dat werd hun ontzegd. Zij ken
den niet de genade van God, hun hart
was niet voor de Heere en was niet in de
weg van geloof en bekering aan Hem
verbonden. Zij hadden hun keuze ge
maakt en voor hen was het vlees gewor
den dat hen het ware geluk verschaffen
kon. Ze konden trouwens ook niet ver
der meer denken, want de Heere had
hen in Zijn toorn die magerheid aan
hun zielen gegeven. Wat een verschrik
kelijk einde. Ze hadden de beloften van
de Almachtige en Hij had hen al van
alles voorzien wat ze nodig hadden om
het beloofde land te bereiken en toch
deze droevige afloop. Ze zijn onderweg
gestorven om hun eigen schuld. Hun
geschiedenis geldt als waarschuwing
voor de andere Israëlieten en ook voor
ons, maar de vraag is wel hoevelen na
hen toch nog diezelfde weg gegaan zijn
ondanks die indrukwekkende waar
schuwing.
Wel iets om ernstig over na te denken.
Den Bommel
(slot volgt)
AVos
Lorentz 1 3241 LX Middelharnis Tel. 01870-2188 A
Cricketpad 15 3223 EA Hellevoetsluis Tel. 01883-20016
Kreeftstraat 36 4301 ZD Zierikzee Tel. 01110-13163 l^J
Wielsingel 24 3261 VJ Oud-Beijerland Tel. 01860-13624 ^1
Wie de bijbel wil begrijpen moet wel iets
afweten van de wereld waarin hij is ont
staan. Het Nederlands Bijbelgenoot
schap heeft daarom een boekje uitge
geven, getiteld „De wereld van het oude
testament". In kort bestek biedt deze uit
gave de lezer(es) informatie over de
levensomstandigheden van die tijd.
De auteur, John Bimson, schrijft met
grote kennis van zaken. Hij is bibliothe
caris en universitair docent aan het Tri-
nitu College van Bristol, Engeland en
heeft zich gespecialiseerd in oudtesta
mentische gescheidenis en archeologie.
Bovendien heeft hij herhaaldelijk deel
genomen aan opgravingen in Israël.
Hij schrijft over steden, water, oorlog
voering, herders en gevestigde boeren.
Hij geeft levendige en vooral begrijpe
lijke informatie over zwagerhuwelijken,
belegeringen, stadsbesturen en over de
problematiek van het overleven in een
heet, droog land.
Prof dr. K.R. Veenhof, hoogleraar in de
talen en de geschiedenis van Babylonië
en Assyrië aan de Rijksuniversiteit van
Leiden, leidt het boek in.
„De wereld van het oude testament" is
bij de boekhandel en het NBG verkrijg
baar voor 15,-.
^^^t^^.>^l^^.l^)^l^>^^.)^l^^.l^l^^.l^^.^.l^^.l^^.^.^.^.^.^.4.l^lt■^■^■^■'^^■>i■^■^■'^'^^■^■>^^■>^l^^■^■^■'^'f■'^>^>^^■^
Ze zegt het niet, omdat ze onder deze
omstandigheden van het geld geen
afstand kan doen, het komt Willem niet
langer toe. Het spijt haar, ze kan zich
voorstellen, dat het een overweldigende
indruk zou maken als ze zo onverwacht
de bus op tafel zette: „Daer!" Ze twijfelt
of ze het nog doen zal en dan het geld
weer terug nemen. Betje wil haar een bakje thee
geven. Ze bijt: „Zet daer mar neer".
Betje bedelt: „Lae m'n noe mar es pasjes gezellig
teute". Het gaat niet van harte, ze vecht tegen de
tranen, die naar haar ogen dringen. Waarom heeft
ze ook aan het mens gevraagd: „Kom je es bie m'n
kieke?!" Pasjes gezellig teute! Het lijkt wel of ze er
zelf een grap van wil maken.
En de moeder probeert haar beverigheid en haar
twijfel te overwinnen. Ze kijkt naar Willem, die
legt knopen in zijn blauw geruite zakdoek. Ze
heeft zich altijd in de jongen vergist. Ze dacht, dat
alles zo goed was, en nu zó.... Wat is het moeilijk
om mensen in de ziel te lezen, zelfs een eigen kind
is voor een moeder niet te doorgronden. Het
maakt haar vijandschap tegen het leven heftiger.
Nooit zal ze kunnen vergeten, dat het leven haar
dit heeft aangedaan.
Zwijgend drinkt ze haar thee. Willem begint van
het varken te vertellen, dat vanmorgen hoestte.
Het hoesten van een varken kan een arm mens
soms met zorg vervullen.
Het blijkt een gelukkig onderwerp. De oude
vrouw zet haar kopje neer, ze is onmiddellijk
geïnteresseerd, want ze zorgt wel eens voor de die
ren. „Wat voor 'n most er hoeste?"
„Die mit die zwarte plek op z'n rik".
„O, den kleinsten...." Ze schudt haar hoofd en
informeert: „Zurg je wel, dat de beesten niet nat
legge, want da's slecht, oor!".... Tegen Betje zegt ze:
„Dat binne dan de eerste zurgen al, noe bi'je nog
geen eens getrouwd!" Het lijkt wel of het haar
tevreden stemt.
„Och, daer hawe ik op gerekend, moeder, mar me
zalle 't saeme draege, niewaer Wullem!"
Er is zoveel warmte in de stem van het meisje, dat
het de oude vrouw voor lange tijd stil maakt. En
Betje heeft haar voor het eerst van d'r leven „moe
der" genoemd! Het meisje zit naar haar te kijken
met een kleur op haar gezicht.
Als ze weg is vraagt Betje: „Wat had je moeder noe
toch?" Ze noemt nu de oude vrouw „je moeder".
De warmte is van haar gezicht geweken en van
binnen steekt er een storm op. Ze vecht tegen een
opkomende wrevel. Daarstraks heeft Willem z'n
moeder even heel dicht bij haar gestaan, omdat
Willem zo heel dicht bij haar was met zijn zorgen
om het zieke varken. Het wijkt in haar weg nu ze
bedenkt, dat alles zo heel anders zou kunnen
zijn.
„Och".... Hij haalt zijn schouders op en glimlacht.
„Ik binne an die diengen gewend".
„Ik zal 't noait gewend worre. Is dat een behande
ling. Ik hawe toch niet gestole, en joe toch oak
niet! Zoa doet ze!" Het is geheel toevallig, dat ze
over „stelen" spreekt. Als iemand op Flakkee
onbillijk bejegend wordt, dan vraagt hij: „Heb
ik gestolen?!"
„Nee, netuurlijk niet".
„Mar dan had ik es wille ha, dat je es an d'r
gevroge had wat ze noe eigenlijk bedoelende".
Daarstraks gaf ze er de voorkeur aan om een
poosje gezellig te praten. Nu dringt het raadsel
zich aan haar op hoe een rrioeder zó zijn kan, ze
kan er geen wijs uit worden. Waarom heeft Wil
lem alles langs zich laten heengaan of het hem
niet aanging?
Hij wiegt ongeduldig met zijn hoofd en trekt met
zijn schouders: „Och, Betje, ik wou, datje d'r mar
niet te veul over praetende en mar prebeerende
om ze te verdraegen".
Even zit ze stil, het naaiwerk, waaraan ze bezig is,
rust in haar handen. Zo overweegt ze of ze zal
kunnen doen wat Willem gevraagd heeft. De
berusting van Willem herinnert haar aan de
berusting van de gestorven moeder. Maar de stem
van Willem klinkt vermoeid, en de lijnen van zijn
gezicht zijn vol bezorgdheid. Ze denkt ook, dat
het goed zal zijn om te verdragen. Ze belooft: „Ik
zal het probeere".
„Je mo' dienke: ze is wel een beetje aores as een
aore, mar ze is toch aoltoas een goeie moeder voor
m'n geweest".
Ze kijkt hem aan, ongelovig.
Hij knikt: „Ik meen het.... Mar je mot een mens
begriepe".
Ze lacht er om. „Joe en begriepe!"
„Jae, ken dat niet? Een mens ken soms wel es wat
begriepe zonder dat 'n 't onder woorden ken
brienge. Ik gloave, dat moeder wel aores zou weze
as vaoder vroeger niet zoa slecht geweest was". Hij
peinst daarover, alsof hij niet weet hoe hij aan dat
inzicht komt. Het is een besef, dat al jaren in hem
geleefd heeft en dat plotseling in woorden is uitge
broken nu het nodig is om Betje te overtuigen!
„'t Ken weze...." Betje heeft vanmiddag zoveel
ondervonden, dat ze niet kan nalaten te zeggen:
„'t Ken weze, mar 't is noe een groate katte. En
daer zal heel wat voor noadig weze om daer geen
ruzie mee te kriegen. Ik verdraeg het nie meer". Ze
windt zich weer op, ze heeft het al te lang
moeten inhouden.
Hij smeekt: „Och, Betje, doet het dan mar voor
mien. Ik hawe al zoa veul te draegen".
Ze is dadelijk nieuwsgierig: „Wat dan zoaal? Daer
hei je m'n noait niks van gezeid".
„Waqt za' m'n daer van zegge. Daer binne toch
een hoap moeilijkheden in 't leven. Den eenen
dag dit en den aoren dag dat. Vanochend dat
verke weer nie goed".
Hij bedoelt de moeilijkheden van alle dag, ze weet
er alles van. De ongerustheid om het zieke varken
komt in haar boven en tegelijk vindt ze een alge-
meene waarheid: „Jae, en weet je wat noe zoa
vreemd is? Dat de mensen mekaore 't leven nog
moeilijker maeke dan het al is. Neem noe je moe
der es, as die noe es wat aores was"....
Hij weet het beter: „Weet je wat zoa vreemd is?
Dat de mensen het leven voor d'r eige veul moei
lijker maeke dan het al is. Neem noe je eige es: je
erger je eige om moeder, je maeke je eige d'r
kwaed om, en as je noe es verdroeg"....
Ze glimlacht om zijn levenswijsheid, het is meer
dan ze van hem zou durven verwachten. Ze moet
aan haar moeder denken, die zei soms: „Je ken
mekaore pas as je saeme een zak zout heit opge-
gete". Dan zegt ze ernstig: „Ikgloaf toch niet. da 'k
het zal kenne.... Ik bin noe eenmal nie net as joe".
Maar Willem is opnieuw in haar achting gerezen.
(wordt vervolgd)