EIÜVtlDEtl-IIIEUWS 29 april 1989 Beatrix in Goedereede Tot onze grote verrassing „prikte" onze vorstin als invulling van haar verjaardagsbezoek in den lande dit maal Goedereede en Oud-Beyerland op de kaart van Nederland. Blij zijn wij en verheugd, onze jarige" vorstin in ons midden! Misschien ook wat onthutst. Hoe ontvangen we haar, Prins Claus en de prinsen Willem Alexander, Johan Friso en Constantijn? Diep is onze genegenheid, hoe geef je daar op een originele en elegante manier gestalte aan? Drie prachtige foto's van het Kroningsfeest - 25-jarig jubileum van Koningin Wilhelmina, op 7 september 1923 4e Blad VRIJDAG 7 APRIL 1989 No. 5789 ^t^H^M^K^K^H^fl^tt^M^tt'^t^^i.^v^^t^^^^^^'^^t.^v.^l.^i.^t^^C^^ Laten we over 't „prikken" van die willekeurige dorpjes en steden overal in "t land van Groningen tot in Twente - ik noem Veere en Breda '81, Harlingen en Zuidlaren '82, Lochem en Vaassen '83, Den Haag '84, Anna Paulowna, Callantsoog en Schagen '85, Meyel en Deurne '86, Breuke- len. Paleis Soestdijk Gouden Bruiloft '87 - even teruggaan in de geschiedenis. Verknocht waren wij allen aan 't jaarlijks bloemenfestijn - en défilé - op Soestdijk. De jaarlijkse hulde aan Koningin Juliana en Prins Bernhard op 30 april. Hun aanvankelijk kleine, maar steeds groeiende gezin op de trappen - deels - en 't bordes van Paleis Soestdijk. Het was een innig gebeu ren, de enthousiaste bevolkingsgroepen veelal in oude costuums, die zo spontaan hun genegenheid en aanhanke lijkheid demonstreerden, ook uit de Overzeese gebiedsde len. De trappen onder bloemen bedolven, de enorme krentenwiggen, de lieve cadeaux. Het gebeuren op het grote grasveld met honderden jongere en oudere mensen, die iets van hun kunnen - volkskunst, volksdansen, sport, oude ambachten - demonstreerden. De koningin en familiele den ongedwongen in hun midden. Het was zo leuk, zo fris, zo echt, onze vorstin Juliana genoot daar ook zo intens van - nooit dachten wij tóen, dat hier eens een eind aan zou komen. Onze koningin Beatrix is een heel aparte persoonlijkheid, met een warm hart, maar ook met een zeer eigen nieuwe visie, wat betreft de invulling van haar koninklijke staat. Die zij bovendien aanvaardde in een nieuw tijdsbestek. Ondenkbaar is het inderdaad, dat zij zou willen dóórgaan, willen „teren" als het ware op de populaire huldiging, die haar moeder ten deel viel op 't bordes van Paleis Soestdijk. Haar moeders paleis tevens, niet het hare. Wat een opgaaf hier een andere - stijlvolle, maar wel in Beatrix's stijl! - goede invulling voor te vinden. „Mijn moe der leerde mij wijselijk: wees je zelf, doe je voorganger niet na", zei Beatrix. In haar inhuldigingsrede op 30 april 1980 maakt zij vervol gens bekend, dat 30 april officieel „Koninginnedag" zal blijven. Koningin Juliana was hierover heel ontroerd. Beatrix's eigen verjaardag 31 januari leent zich - hartje winter - ook niet zo voor uiterlijk feestvertoon. Hoewel 30 april vaak ook verre van subtropisch uitvalt, - brrr vaak, niet waar? - bij 't oranjezonnetje eind januari liggen ijzige feestelijkheden toch in de lijn der verwachtingen. Deze Koninginnedag „nieuwe stijl" krijgt een heel nieuwe invulling. Het beroemde bloemendéfilé zal verdwijnen en Beatrix stelt zich voor elk jaar met haar gezin erop uit te trekken om als echte bezoekster telkens in een andere plaats een „echt" Koninginnefeest bij te wonen. Zo begon zij vrolijk en opgewekt op 30 april 1981 in Veere en Breda aan haar feesttocht door ons land. En misschien herinne ren wij ons nog het spontane kussengevecht tussen de prin sen, toen in Veere! Gelukkig zijn er deze en ook méér nog onverwachte spon tane momenten, maar als wij dan Beatrix, Claus en prinsen zien, omstuwd door mensenmassa'sBeatrix met haar altijd gerede kuiltjes-in-de-wangenlach bij weer een spel- demonstratie, weer een kinderzanghulde, weer mensen, die plotseling opnieuw klompen zitten te maken, dan denk ik soms bij mezelf: „Och lieve koningin, hoe graag zouden wij u toch eens een echt Koninginnefeest mee laten maken. Mee laten vieren tussen ons eigen kleine volkje in ons eigen Goeree". - Ik denk aan zo'n dag: de mannen in ploegen verdeeld, hier langs de Haven; een zeephelling moesten ze opkruipen, dan door een barricade van stroblokken heen en vervolgens ónder zeep en stro ondersteboven hangend aan een touw boven een bassin met (vies!) havenwater de bel bereiken en ook luiden. Die bel, die daar ergens in de verte hing! De geweldige hilariteit toen 't brandweerteam daar hing ondersteboven boven 't water en 't brandalarm ging af We dachten nog aan sabotage - Ze lagen nl. voor! - maar nee hoor, 't was menens: een „juunrenne in de fik „aergest an den Oóstdiek" en hoe vlogen ze over „dien pit met haevenwaeter"! - Zo gezellig en vertrouwd is er 's morgens traditiegetrouw de aubade op de markt rondom de muziektent. Iedereen is er. iedereen wéér een jaartje ouder, de babies van toen nu mee zingend alweer met de schoolkinderen. Iedereen blij en verheugd, getooid met oranje. En als steeds zingen we uit volle borst van „wie gaat mee, gaat er mee over zee, hou je roer recht", van de blauw geruite kiel en „Wie ons denkt te dreigen, wij geven Hó-ó-la-and nooit". Het plechtige Wil helmus tot slot - de toepasselijke toespraak van onze burgemeester. Dan de schattig versierde kinderfietsjes, de kraampjes met grietjes, de poffertjes, de gebakken of versgerookte visjes, de broodjes met haring, 't Is feest. We zijn een grote familie, onder elkaar. Gin butenstaenders. Nu ja, een enkele, dat mag! Straks komt mevrouw Kaat Troost aan het woord en ze zegt 't zo treffend: „Jae, Goeree was eigenlijk net een gróót gezin hee?" Dat, lieve vorstin, zouden we u willen aanbieden: „een dagje onderons". Kon u maar met een helicopter neerdalen op een tevoren niet aangekondigde plaats! Maar, o, wat een verwarring zou dit stichten, want u moet zo heel erg nadrukkelijk „ontvangen" worden. De koppen van de palen langs de Haven zijn niet gewit en o, waar zijn Burge meester en Wethouders nu gebleven, zo net waren ze er nog. Zij moeten u immers langs alle schoongepoetste plek jes begeleiden en zijn alle stoepen en plekjes nu wel schoon geboend?? O, en er zijn geen bloemen! „Majesteit, U moet immers bloemen in ontvangst nemen, demonstraties aan schouwen, zanghulde's in ontvangst nemen O Majes teit, hoe moet dit nu?" „En er zijn geen televisieploegen en de duizenden mensen, die bij uw bezoek erbij horen, ontbreken...." U moet, U moet, U moet. Het is wellicht een groot goed: Vorstin te zijn, een geboren vorstin. Wellicht een nog groter goed: een góéd Vorstin te zijn. Door een ijzeren plichts betrachting, opzij zetten van persoonlijke moeilijkheden en verdrieten, die elk mens nu eenmaal beleeft, een intense vriendelijke en niet aflatende aandacht voor uw „mede burger", een warme glimlach. U moet zoveel en U beantwoordt daaraan op onnavolgbare wijze. Het doet mij beseffen wat een groot goed het is wellicht een gewoon burger te zijn. Ook als burger kun je een positieve inhoud geven aan je bestaan met een open oor en oog voor je omgeving, je mede-burger. Dat vul je zelf in. Een groot voorrecht hebben wij, gewone burgers, in het stil je gang kunnen gaan, zoals je dat zelf verkiest. In het kunnen genieten van kleine eenvoudige dingen. Ik denk nu even aan de Pieterstraat - waar Hare Majesteit zich straks omstuwd door honderden mensen doorheen zal worstelen. Een stille Pieterstraat in de vroege, prille morgen met de vroege ochtendgeluiden. Als de wind „aan" is, hoor je de branding vanuit zee. Straatje wordt wakker, mensen gaan naar hun werk. Je hoort 't „weerbericht" over en weer. „'n Bitje frisjes hee, mae 't is kelf, de wind zit in den Oosthoek". En je ruikt de heerlijke lucht van de vers gebakken brood jes van Bakker de Vries. Je hoort 't driftige winkel- belletje. Mijn aanrecht voor 't raam, gewoon even de afwas, biedt perspectief aan talrijke vriendelijke morgengroetjes, een spontaan praatje over en weer. Ik moet ook veel, maar 't is mooi weer. ik pak even de fiets, even een „poldertje doeë". De rest doe 'k straks, dubbelop. Dat is mijn voorrecht van een gewoon burger te zijn. Dit zou mijn presentje aan Beatrix zijn: wat ronddrentelen in die vroege stille Pieterstraat, de lucht uit de duinen en vanuit zee op te snuiven. Te kijken en te constateren wat er hier en misschien elders in de gemeente aan schort. Dat is iets anders dan rapporten - hoe vaak te rooskleurig - te moeten lezen. Te horen, wat er „omgaat", 't hart op de tong is hier niet vreemd. Een warme beschuitbol kopen in 't winkeltje van bakker de Vries, zo uit de oven. Die dan lekker oppeuzelen - met boe- renbutter - in een van onze gastvrije huisjes. Ik denk natuurlijk wel aan onze eigen prettige warme grote woon keuken, maar onze vorstin zou mogen kiezen en ik denk nu even aan het vriendelijke huisje van mevrouw Kaat Troost-Breen, die zo spontaan meehielp mij mijn verhaal aan u af te ronden. Want hoe leuk is 't niet om vroegere Koninginnefeesten nog eens levendig voor de geest te halen. In 1947 was Koningin Juliana hier, in gedachten waren toen de oorlogsslachtof fers. In 1978 bij de inwijding van de met monumentenzorg gerestaureerde toren, was toen nog: Prinses Beatrix hier met Prins Claus en zoon Constantijn. Velen van ons weten dit nog, maar niet velen zullen zich de geweldige festiviteiten herinneren rondom het 25-jarig jubileum van „ons Wilhelmientje" in 1923. En Kaat weet daar nog alles van! Als je naar haar luistert, geniet je alleen al. Ik laat haar graag aan 't woord. Omringd door foto albums zitten we daar aan tafel. Alle mensen uit 1923 zijn er nog een keer bij. Veel moeite kost het Kaat niet terug te keren in die tijd. Ze vertelt er zo aanstekelijk gezellig over, dat we er al gauw samen middenin zitten. Zes en zeven september zou dat zijn, Wilhelmina 25 jaar koningin, „'t Was op een vriedag en een zaeterdag", vertelt Kaat. „Ik wete dat nog zo goed, want de vissers visten dien keer tot dunderdagsaeves en toe kwamme ze nae boven met hêêl d'r fermieljes om in Goerie te féésten". Maar we begin nen nu bij 't begin. Weken tevoren had iedereen al de „koorts". Je had nog zo weinig in die tijd, geen radio, geen televisie, 't Gewone stille gebeuren van een klein dorpje. Geen weelde, geen aanbod van duizenderlei dingen tegelijk. Zo'n feest was een evenement, een belevenis, waar de hele bevolking zich over verheugde, over sprak, mee bezig was. Feestpoorten moesten er gemaakt worden met groen en roosjes, een allegorische optocht zou er zijn met schitte rend versierde wagens. De costuums, die de mensen zou den dragen moesten met de hand gemaakt worden. Dagen was je bezig met „wat zal ik uitbeelden en op welke wagen?" Werk aan de winkel! Eerst „wier d'r natuurlijk gebedeld", zei Kaat, „met liesten langs aoUe deuren, want de centen mosten aergest vandaen komme. Veel hao je nie te mis sen, maer iederéén gaf en ze keken goed op die lieste wa dien en dien gaf wan dan kon je nie minder hee?" 't Was nog de tijd van rangen en standen. „Jae, dat hoorde bie dien tied, hee?" Er waren bijvoorbeeld de hoge heren van 't Oranjecomité. „Dat waeren écht de Hoage Heren", vertelt Kaat, „van de fermieljes Goekoap en Lodder, ze hao veel te vertellen hier en ze hao een dikke beurs. As ze antraeden as Oranjecomité dan waere ze in d'r deftige kle ren met d'n hoagen hoed op 't hóód. In de subcommissie zaete dan geweune burgers hee, zoas bievoorbeeld mien man en oak de gebroeders Dubbeld. En die hoa op zukke daegen dan een oranje hoagen hoed op. En die moste dan op anwiezing van de Heren een hóóp waerk verzette, maer dat deeë ze graeg hoor". - Hoe werden de feestpoorten gemaakt? „Aolle timmermans en ambachtslieden waerkten daer 's aeves an in d'r vrieën tied. En de aore mannen giengen 's aeves al vroeg op pad, zó uut 't waerk om groen te gao haelen". - Waar haalden ze dat vandaan? „O, dat was zó leuk, dat was dennengroen en brem uut de dunen achter Ouddurp en dat bonden ze dan met ponger- lienen van de boerewaegens". Ik leer intussen heel wat! „Jae", gaat Kaat verder en dan zeiden ze: „Me komme van Goekoap - of me komme van Lodder - en magge me groen haele?" - En was dat zo of zeiden ze dat zomaar? „Da weet ik niet", zegt Kaat, „maer ze kregen 't aoltied. Jae, dat waeren toendertied nog echt de Hoage Heren van de Ambachtsheerlijkheid Goerie. Die hoa veel mensen in dienst as arbeiers en de verstandhoudieng was hêêl goed. Je kan 't niet vergelieken met noe. Maer voor tóen was 't een goeien tied". - Er werd dus druk getimmerd en met groen gewerkt door de mannen, hoe ging 't met de rposjes? „Affijn aolle jonge meiden wiere op-etrommeld en dan zaete me hiernaest in de schure an een langen taefel en mae vouwe en mae knippe en wat hao me een plezier zo saeme onder mekaore". Ik zie ze zitten, de Goereese meisjes en jonge vrouwen en ik hóór ze grappen en lachen. „En dan vouwde je die roosjes rond iezerdraed hee en dan knipte je ze in en dan rolde je de randjes rond een breinaelde en dan wier 't toch zó'n prachtig mooi echt röósje". Ik zie Kaats handen in gedachten een roosje vouwen. „O, ik hae 't wel duzend keren edae en dan op de hoeken van de poorten nog zó'n mooie chrysanth hee, dan mos je van die sliertjes knippe. Jae Goerie was net een gróót gezin hee in die daegen. Toch aoltied wel hoor, maer dat was toen biezonder". <^lv^l^V^^t^K^K^>I^H^lV^K.^K^U^l^V^><^V^W^H.ÖV^H^><^»l^> i We laten nu even de allegorische optocht passeren „met zukke prachtig mooie waegens. Me hao bievoorbeeld „De waegen van de elf Provinciën met de schilden en de maegd van Holland". Aol die jonge meiden in d'r witte zèlfge- maekte jurken en oranje sjerpen en die witte kousen, dat was toen hêêl biezonder, met witte schoenen, zoa deftig hee. Kiek, de maegd was Martine Erkelens, die leeft noe nie meer. En dan hao je de waegen met de gaeven van 't land, de garven. Op 't bord staot „Landbouw, Bolwerk voor de Vrede". Kiek, deer hei je Mina Witte, de moeder van Maert van Teun van Leun. En wie zoue d'r noe nog leven. „Jae, Marie Bloemen, de vrouwe van Dimmen Bruggeman. En kiek hier hei je Kee Róós, Jan den Eerzaemen z'n vrouwe. Ik hoor nog veel namen, zie heel beeldige keuvels, maar 't is lang geleden en de meesten leven niet meer. Kaat kijkt met wat weemoed naar al die bekende gezichten. „Jae, maer dan waeren er nog de versierde fietsen", gaat ze verder. „Weken waeren ze deer an bezig gewist en schitte rend waeren ze. Kiek, deer hei je Marien Franke mit een vliegmachien op z'n fiets, een echte tweedekker, zie je dat met die vleugeltjes en aol die roosjes d'r op en d'r an? Hie kreeg d'n éérsten pries, da weet ik nog. En kiek een ijsco tentje, dat snap je nie hee, da deer nog een fiets onder zit, da-d-is Adrie Kaashoek. Die weunde toen in de Gouwe Leeuw, laeter gienge ze naer Stellendam. En in dat tuun- huusje op dien fiets da-d-is Gerard den Hondt, de zeune van meester den Hondt van de Openbaere Schole. Je hao meester den Hondt en meester de Koe, hoe vin je ze bie mekaore hee? En kiek, deer in dien bokkewaegen deer leit een baby met een flesse - o,k da-d-is weer Marien Franke, da was zó'n André van Duin hee. Affijn, in die flesse za wel gin maelk gezete hoa mó je maer dienke!" - - En was er toen al een muziektent? Hoe ging dat met de muziek? Kaat springt zo van de fietsen middenin de muziek. „Een prachtige muziek hao m'n, affijn zo goed, toen al hee, 't zit ze gewun in 't bloed, 't Is an-ebore. Teun van der Wende was de dirigent, Cor van Ma Els d'r Opa, schrief mar „Elsie". Je hoa ging opleidieng in de muziek, maer hie kon aolles! En dan giengen ze deur 't durp, de waegens van de allegorischen optocht d'r achteran. Plechtig éérst de Maegd van Holland, dan de Landbouw, affijn, je begriept 't wel. En dan hao ze voor de smisse - van de klute hee - een plankier ebouwd, zoa met tunnen van ónder en planken d'r over en deer musiceerden ze dan, wan een tente hao me nog niet. - En nu nog de vissers, zeg ik meedogenloos. Met Kaat zou je een krant kunnen vullen. Maar ze is onvermoeibaar. „O jae en dat was noe toch 't mooist van aol hee", zegt Kaat, „dat was zó leuk! Schitterend. Mooi om met een klapper te eindigen, nietwaar? Kaat springt middenin de vreugdevolle herinneringen. En zó knap vind ik dit, ze was toen zelf nog maar een meisje van veertien jaar! Even oud als Juliaantje. „Kostelijk was dat", vertelt Kaat, „kiek die vissers visten toen die kere tot Dunderdagsaeves en 'n Vriedag kwamme ze nae boven in de haevenmond van Goerie hee en fietsen, auto's, brommers hao ze nie, dus ze naemen hêêl d'r gezin nen mee en zao kwamme ze binnen, prachtig op-etuugd (gepavoiseerd) met vlaggen in aollerhande kleuren en ze hao aok van die lampionnen met kaersen en die deeë ze dan in 't want ophange en d'r vlogen d'r oak wel van in de brand hoor. Maer 't was zó mooi 's aeves, net een sprookje. En dan deeë die vrouwen an boord koke en ze sliepe met z'n allen an boord en zoa deeë ze met de fêêste mee, hee? Wat was dat toch gezellig. In m'n geheugen waere dat allemaele Lokkers en Tanissen. En dan alle kinders op de mart met d'r fêêstkleren an en versierde musjes op, zie je dat en dan met de ouwers saemen zienge voor de keuniginne. Zie je meester den Hondt en zie je diender hele? waii wiele zeiden toen nog gin „agenf, dat was den diender. Half Ouddurp was d'r bie en je goeng nie weig hee, op de mart was 't féést en da bleef 't tot diep in den aevend. Je kon d'r niet genoeg van kriege. Wat was dat toch mooi". Ik laat Kaat achter met aOe vreugdevolle herinneringen midden tussen de foto-albums en dank haar hartelijk voor 't mogen meebeleven van die schone dag in 1923! En ik hoop - in alle nuchterheid van deze tijd - toch ook. zonder de roosjes en de zelfgemaakte poorten, op een uit bundige, warme ontvangst van onze huidige vorstin Bea trix op 29 april a.s. Een bijzondere dag om naar uit te kijken voor alles wat leeft en allen die leven in Goedereede! i .^ï^.^^^v,^v^^^.^v^^^^>^^>v^^^^^^^^t^'V^V^«^ Dieke Schippers-Vaarzon Morel it^^t.^H^K^^t^^t.^t.^^t^'K^^A^lt.^H^K^^^^^i^M^t^ De schooljeugd op de markt. De feestelijk gepavoiseerde vissersvloot in de haven. De dames die de 11 Provinciën verbeeldden.

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1989 | | pagina 13