Over de spelling-Eilanden-Nieuws vanDroiigelen Wie schrijft er mee van en over Flakkee? Antwoord op de reacties, teweeggebracht door „Een gemiste kans" Good-Luck 1 eindigt met gelijkspel Fa. B. van Eek Zn. De pit ope hakke Biz. 2 .EILANDEN NIEUWS' VRIJDAG 17 MAART 1989 Vooraf wil ik graag de zetter danken voor de zorgvuldige manier waarop de door mij geleverde tekst, die zo hier en daar toch beslist wel even lastig geweest zal zijn, is behandeld. Alle lof daarvoor, want het is allemaal praktisch foutloos in de krant gekomen. Het enige waar een rectificatie beslist noodzakelijk is, betreft de spelling van de ie-klank in ZW. Daar is in //erfde dubbele punt wegge vallen, waardoor het meegedeelde niet duidelijk is. Er moet staan: lief is „lijf en lie:f is „lief. En nu mijn antwoord op de binnenge komen reakties. Hoewel uw reaktie, mevrouw Westdorp, in feite neerkomt op een verwijt en het erop lijkt dat ik als het ware zelf schuld heb aan datgene in Dialect op Goeree- Overflakkee, waarop ik kritiek heb, wil ik liever maar aannemen, dat u mij de legi tieme vraag gesteld hebt, waarom ik nu pas met mijn kritiek gekomen ben. Die vraag kan ik eenvoudig beantwoor den: ik heb nooit één enkele oproep gelezen of gehoord. Ik woon namelijk niet op Flakkee en ben ook niet geabon neerd op Eilanden-Nieuws. (Dat ik u nu antwoorden kan, is te danken aan de bereidwilligheid van de redactie van dit blad om mij enkele nummers toe te stu ren, zodat ik van uw reactie kennis kon nemen). Misschien kunt u zich nu voorstellen hoeveel spijt ik gevoeld heb, toen ik over Dialect op Goeree-Overflakkee schrijven moest wat ik geschreven heb. Want laat ik hel ten overvloede nóg maar eens zeg gen: ik heb grote bewondering voor het vele werk dat ervoor verzet is, en ik ben blij dat er zoveel wetenswaardigs over Goeree-Overflakkee boven water geko men is, en ik hoop dat zeer velen er ken nis van zullen nemen. Maar dat be tekent niet, dat ik er kritiekloos over kan juichen. Ik ben van mening, dat je met taal zo zorgvuldig mogelijk moet om gaan, en dat geldt dan ook voor je moe dertaal, al is dat dan „maar" een dialect. En wanneer in een aan het publiek aan geboden boek niet zonder nadruk wordt meegedeeld, dat een vakman eraan mee gewerkt heeft, dan ligt het voor de hand, dat de lezers zullen menen, dat ze zich aan een betrouwbare gids toevertrou wen. Wanneer ik dan op mijns inziens goede gronden moet constateren, dat voor bepaalde onderdelen van het werk die betrouwbaarheid te wensen overlaat, dan handel ik onzorgvuldig tegenover mijn mede-lezers, als ik daarop niet de aandacht vestig. Dat heeft niets te maken met het aanvallen van een per soon of personen, maar alles met het in een juist daglicht stellen van de zaak waarom het gaat. En kritiek op een gepubliceerd boek is nu eenmaal een publieke aangelegenheid. men naemelek en netuurlek bepleit ik de spelling naemelijk en netuurlijk. Dat de corrector zich onafhankelijk tegenover mij opstelt, blijkt bovendien nog uit de tekst van mijn artikel, waarin de woor den korrektie, persé en respectievelijke spellingen voorkomen, die ik toch echt als correctie, perse en respectieve spellingen had opgegeven en bedoeld. Overigens ben ik blij, dat het wegvallen van een aantal kapjes in uw tekst zo pre cies samenviel met de publicatie van mijn voorstel voor het invoeren van een algemeen geldende en zo eenvoudig mogelijke spelling van het Flakkees. Met uw reactie gaf u mij namelijk boven alle verwachting een bijzonder goed bruikbare aanleiding om nog een ander licht op de zaak van de spelling te laten vallen. U hebt immers wel begrepen, dat het verhaal over Pieterse weliswaar het ware, maar natuurlijk niet het werkelijke ver haal over deze spelling is. Zo'n voorstel „bedenk" je immers niet even op een avondje. Dat kost echt iets meer tijd en inspanning. Het verhaal over Pieterse bevat alleen maar: 1. het waarom van dit voorstel, namelijk dat het toch ideaal zou zijn als er een heid in de spelling van het Flakkees zou komen. 2. het hoe, namelijk hoe dat wellicht het eenvoudigst zou kunnen én hoe je aan de nieuwe dingen die iedereen in die spelling zal tegekomen, het vlugst zou kunnen wennen. In dat hele verhaal heb ik een ander heel belangrijk punt alleen maar aangestipt. En dat hebt u met uw reactie nu duide lijk aan de orde gesteld. Dat is namelijk het punt van wat ik zou willen noemen de acceptatie-bereidheid. Het gaat immers om de vraag: wil men een voor alle Flakkeeënaars gelijke spel ling (uiteraard voor zover dat mogelijk is); of wil ieder het gewoon op zijn eigen houtje blijven doen, zodat de lezers woorden soms op drie of vier verschil lende manieren gespeld onder ogen krij gen? (Zo kende ik bijvoorbeeld voor „morgen" wel de vormen maarge en merge, maar het in uw verslag over het poterbal voorkomende mèrrige was vol komen nieuw voor me). Als je overtuigd zou zijn van de wense lijkheid van één uniforme spelling van het Flakkees, dan betekent dat natuur lijk, dat je bereid moet zijn tot compro missen. Want ieder die over zijn of haar spelling heeft nagedacht (en er soms zelfs met anderen over gepraat heeft), kan stellen, dat hij/zij het bij het rechte eind heeft, en daarom vinden, dat de anderen zich dan maar moeten aanpas sen. Omdat dit over en weer geldt, kom je op die manier geen stap nader tot elkaar en blijft eenheid in de spelling een utopie. Daarom lijkt het me het beste om te ver tellen, hoe ik werkelijk gekomen ben tot mijn voorstel voor deze spelling, die de „mijne" helemaal niet is, maar die je misschien beter de spelling-Eilanden- Nieuws zou kunnen noemen, omdat ze in feite aan de redactie van Eilanden- Nieuws te danken is. Vermoedelijk zal het u, mevrouw Knöps, enigszins verbazen te vernemen dat u en ik lotgenoten zijn in onze verknocht heid aan de kapjes. Mijn gehechtheid daaraan dateert al van omstreeks 1937. Ik gebruikte ze op de oo, de ee én op de ie (om de korte klank aan te duiden). En ik schreef en boam, oak en vaoder. Het was voor mij dan ook bijna vanzelfspre- De laatste wedstrijd in de zaalkompeti tie werd afgelopen zaterdag tegen Vios gespeeld. Vios dat punten nodig had i.v.m. degradatie begon zeer gemoti veerd. Good-Luck zou met de volle winst van deze wedstrijd nog kans hebbe op promotie. De eerste aanval van Vios resulteerde al in een 1 -O stand. Door dit tegendoelpunt begon Good-Luck te gehaast met de tegenaanval zodat de bal een paar keer werd verspeeld. Toen de rust was weerge keerd scoorde Bennie Vis met een door loopbal. Vios scoorde met een afstand schot. Een 2-2 stand werd aangetekend door Anton Mol die van afstand raak schoot. Na een tegendoelpunt trok Jo- han v.d. Made de stand weer bij met een klein afstandschot. Vlak voor rust kwam Vios op voorsprong. Na de rustpauze vergrootte Vios de marge. De aanval van Good-Luck le verde Dineke Sprong een strafworp op, die door Bennie Vis werd benut. Toch was het Vios die er voor zorgde dat Good-Luck 6-4 achter raakte. Vlak voor tijd wist Anton Mol de eer nog te redden door tweemaal van afstand te scoren. De puntendeling had tot gevolg dat Good-Luck de promotiekansen misliep en dat Vios van degradatie werd be houden. OVerige uitslagen: Springfield/R - Good-Luck RO - 1 Vios (N) C - Good-Luck C1 - 3 Olympia 3 - Good-Luck 59 - 7 kend, dat ik deze manier van spellen (met uitzondering van de ie-klank) vele jaren later in ZW aantrof Het verbaasde mij daarom - nog weer later - dat er boekjes in het Flakkees verschenen waarin van die woordenboekspelling werd afgeweken. Maar echt verontwaar digd was ik pas, toen ik ongeveer ander halfjaar geleden met vakantie op Flak kee was en daar in een nummer van Eilanden-Nieuws een redactionele op merking las over het ontbreken (of niet bekend zijn) van spelregels voor het Flakkees, Die opmerking eindigde met: wij doen het ook maar „op oens gehoar". Dat deed om zo te zeggen de deur dicht: was er op de redactie van Eilanden- Nieuws dan niet eens een Zeeuws Woor denboek? Daar moesten ze toch weten, dat je gehoor moet schrijven! Toen ik weer thuis was, bleef dat me bezighouden en ik wilde daarover toch eens mijn hart luchten. Maar al prakki- zerend hoe ik het de redactie onder 't oog moest brengen, begon ik me af te vragen of ik niet méér bezig was met mijn eigen gelijk dan met de juiste spel ling van het Flakkees. Stond de zaak ze//' wel op de voorgrond? Per slot van reke ning doet het er uiteindelijk niet zoveel toe hoe je spelt, ah je maar een eenmaal gekozen manier zo consequent mogelijk toepast. Daarmee was „mijn" spelling ter discussie gesteld en ging het er alleen nog om: wat zou de gemakkelijkst te hanteren spelling kunnen zijn? Omdat blijkbaar verschillende mensen spontaan oa schreven waar ik altijd verwachtte, moest er voor die spelling toch iets te zeggen zijn. Ik had evenwel ZW aan mijn kant en ik diende dus mij zelf te overtuigen van het nut van het weglaten van de kapjes. Ik zocht daarom naar argumenten om de kapjes op te geven en ik vond: 1 een aantal mensen hadden het al gedaan, 2 er was een bruikbaar alternatief, 3 de kapjes waren in feite zo on-Nederlands dat ze officieel zelfs alleen een Franse naam hadden, 4 het veelvuldig gebruik van accenttekens maakte het tekstbeeld onrustig, 5 als je ze zou weglaten, opende dat de moge lijkheid om bij extra beklemtoning inderdaad de klemtoonstreepjes te ge bruiken, en 6 misschien deed je de zetter wel een plezier als je die kapjes op ruimde. Maar als je ertoe over zou gaan om voor gehoor, hóód, nóóit enz. te schrijven gehoar, hoad, noait enz., dan betekende dat wel, dat je dan niet meer hoag, boam en oak zou kunnen schrijven, omdat je anders met eenzelfde lettercombinatie twee totaal verschillende klanken aan gaf Daarvoor zou dus een andere moge lijkheid gezocht moeten worden. En die bood zich als het ware aan met de vast stelling, dat de klank van die woorden dezelfde is als van vaoder. Je zou dan voortaan haog, baom en aok moeten schrijven. Op deze manier doorredenerend en zoe kend deed ik al bij voorbaat datgene, waarvan ik hoopte, dat anderen (als ze een uniforme spelling op prijs zouden stellen) daartoe ook bereid zouden zijn: ik zette mijn eigen voorkeuren opzij. Al „mijn" kapjes sneuvelden, evenals de en de oa in boam, en ik kwam tot een voorstel van een spelling die voor mij net zo onwennig is als voor iedere andere Flakkeeënaar, maar waaraan je misschien wel vrij gauw kunt wennen. Toen ik evenwel uiteindelijk het hele voorstel op papier had, kreeg ik bericht, dat op Flakkee anderen zich de zorg voor de juiste schrijfwijze van het dia lect al hadden aangetrokken en dat er „binnen niet al te lange tijd" een boek over het dialect zou verschijnen. Dat betekende, dat ik mijn voorstel in de bureaula stopte, want waar kon beter het probleem van de spelling opgelost wor den dan op Flakkee zelf? In januari was ik even op Flakkee en toen lag het aangekondigde boek in de winkel. Uiteraard was ik benieuwd tot welke oplossing men gekomen was. En toen moest ik constateren, dat er helaas geen sprake was van enig houvast en dat de gehanteerde spelling de mogelijkheid om vergissingen te maken alleen maar vergroot had. Wanneer je namelijk óók woorden of lettergrepen die niet per se anders dan in het Nederlands geschreven behoeven te worden, omdat je ze helemaal niet anders uitspreekt, toch afwijkend gaat spellen, dan moet je bij alles wat je schrijft zo verschrikkelijk uitkijken, omdat je vingers (onder invloed van de op school geleerde en dagelijks in krant en boek gelezen spelling) anders willen dan je hoofd bedoelt. Zo vinden we in het door u, mevrouw Knöps, met zoveel verve gecorrigeerde verslag over het poterbal bijvoorbeeld eerst de woorden gezelliger en sommegen, maar dan op het laatst opeens gezèlligen. Zo'n wil dan gewoon zijn plaatsje weer innemen. Daarom dacht ik in het belang van zowel de schrijvers als de lezers van het Flakkees te handelen als ik alsnog mijn voorstel ter overweging zou aanbie den. Ik was me ervan bewust, dat ik daarmee niet met de steen der wijzen kwam aan dragen. Het kan best zijn, dat ik belang rijke dingen over het hoofd heb gezien en dat mijn voorstel met kracht van argumenten van de tafel wordt ge veegd. Maar wanneer u, mevrouw Knöps, dat doet met de constatering, dat het zou gaan om „de o.i. verkeerde veronderstel lingen van dhr. Smit", dan gebruikt u naar mijn mening een weinig steekhou dend argument, waarvan bovendien niemand veel wijzer wordt. ,^::ss=t^^ Westdijk 33-56 Middelharnis l\Tel. 01870-3035-2060 /Fietsen, brommers, reparatie Mijn antwoord aan u, meneer Van der Veer, als producent van „Gedicht", kan - dacht ik - vrij kort zijn. Dat u mijn bedoeling niet begrepen hebt, mag ik u niet kwalijk nemen en dat u nogal emo tioneel en wellicht overhaast reageerde wil ik u niet kwalijk nemen. Rest mij mijn oprechte bewondering uit te spre ken voor uw knappe spel met het woord heerschap. Ook mijn vrouw zei spon taan: dat is een vondst! Naar mijn mening hebt u beslist talent. Maak er zorgvuldig gebruik van. Bovenstaande tekst was zo goed als gereed toen ik de reactie van mevrouw Soldaat ontving, waaruit ik zie, dat ik me de moeite had kunnen besparen om te vertellen, dat ik niet op Flakkee woon. Voor het overige, beste mevrouw Sol daat, stelt uw bijdrage aan de discussie mij echt voor problemen. Ik weet eerlijk gezegd niet goed hoe ik daarmee aan moet. Het beste zou misschien zijn, dat ik er eenvoudig het zwijgen toe deed. Dat kan ik echter moeilijk doen, want de andere opponenten hebben wél ant woord gekregen en u hebt nota bene de omvangrijkste bijdrage geleverd, boven dien nog helemaal in het Flakkees. Maar daar staat dan weer tegenover, dat als ik antwoord geef, misschien de indruk ontstaat, dat ik helemaal geen compasje met u zou hebben. Ik moet het er toch maar op wagen: Beste mevrouw Soldaat, u snijdt zo'n rijkdom aan onderwerpen aan, dat het me gewoon gaat duizelen. Ik ben dan ook blij, dat u tegen het eind van uw bij drage opmerkt: „joe doet niks anders, dan de spelling bekieke". Dat hebt u heel juist gezien. Dat was namelijk mijn onderwerp. En daar wil ik mij in mijn antwoord dan ook graag toe beperken. In uw stukje, dat naar ik aanneem het Dirkslandse Flakkees weergeeft, schrijft u de woorden oak, gloave, hoare, oare, oagen, groate en hoap. Als ik mag aanne men dat u, toen u die woorden noteerde, fonetisch schreef, leer ik uit uw bijdrage dat het Dirkslands minder klankrijk dom kent dan het Flakkees van Mid- delharnis. Wanneer ik namelijk volgens de spelre gels van het mede door u geschreven Dialect op Goeree-Overflakkee deze woor den weergeef in het in Middelharnis gesproken Flakkees, dan komt er te staan: aok, glaove, hóóre, aore, aogen, gróóte en haop. Weergegeven in de door mij voorgestelde spelling zien deze woorden er zo uit: aok, glaove, hoare, aore, aogen, groate en haop. Zoals u ziet hebt u in uw bijdrage geen van de genoemde woorden zo geschreven als het volgens uw eigen boek zou moeten, terwijl ik me voor twee woorden helemaal bij uw spelling heb aangesloten. Als u dus zou besluiten om uw privé-spelling op te geven, dan zou het voor u gemakkelijker zijn voortaan volgens mijn voorstel te gaan spellen dan volgens uw eigen boek. Uiteraard is het het allergemakkelijkst voor u als u het blijft doen zoals u het altijd al deed. Als ik u daarom een raad mag geven, beste mevrouw Soldaat, trekt u zich dan van de door mij voorgestelde nieuwlich terij niks aan en blijft u rustig bij het oude. Ik heb mijn stukje over de spelling namelijk niet geschreven voor hen, die al precies weten wat ze doen, maar voor die mensen die zich soms onzeker voe len over een bepaalde schrijfwijze, voor hen, die soms met elkaar overleggen hoe je dit of dat woord het beste zou kunnen spellen. Die mensen heb ik hulp willen bieden voor zover dat in mijn vermogen lag. Dat ben ik om zo te zeggen verplicht aan meneer Jansen, over wie ik niet zon der reden opmerkte, dat hij óók een hart had. Hij leerde ons zorgvuldig omgaan met de taal (óók de geschreven taal), omdat die zoveel met het wezen van de mens te maken heeft. Wat betreft uw voorstel om kontakt op te nemen nog dit: leest u „Een gemiste kans" eens rustig en nauwkeurig en laat daarna dan tot u doordringen wat door u en uw mede-critici in feite gezegd is. Ik ben ervan overtuigd, dat u dan wel begrijpen zult, dat uw voorstel mij niet erg aanspreekt. Ik hoop dat u nog veel plezier aan het Flakkees zult beleven. Ik heb dat plezier niet willen vergallen. Integendeel. En hiermee wil ik deze discussie, die mij niet onberoerd heeft gelaten, graag als geëindigd beschouwen. Ik kreeg de indruk, dat geen van mijn opponenten ooit gehoord heeft van het Nederlandse gezegde „Het is een vriend, die mij mijn feilen toont", om nog maar te zwijgen van de zachte heelmeesters. Het verheugde mij dan ook op de valreep nog te mogen mer ken, dat niet iedereen „Een gemiste kans" heeft misverstaan. De redactie dank ik hartelijk voor de afgestane ruimte en de aandacht die ze aan mijn stukjes gegeven heeft. M. Smit Wat een gezellig verhaal, mevr. B.-H., we kunnen er nog van meegenieten hoe leuk u dal allemaal beschrijft en we kunnen ons mdenken, da u daar de moe ste herinneringen aan heeft. Die ooineuten pelle, dat deje wiele oak d.kkels op Zaeterdagavend, dat vergeet je nooit. Welbedankt voor uw bijdrage weer, we geven het graag aan onze lezers door. r h kf FM Hellevoetsluis, 21-1 Wiele hadde drie Kerstdaegen. Dur is weer al haest un hjééle maend om van 1989. 't Is nie te geloaven, zo vlug gaet de tied. Ik geloaf da m n aolemael weer opgelucht aedem haele dat die diere maend december weer om is ondanks datje het nie zou wille misse, doet et tog un behoarlukke anslag op je portemené in je kan de uren nie telle die je in de keuken heit gestaen. Pas as de oliebollen gebakke binne dan bin je an hut eind van de marathon. Mar ik bak ze mit plezier oor, in ze binne oaltied hjéérluk. Dan mot ik aol- tied weer dienke an vroeger bij oengs thüüs, et begon al mit sinterklaos. Gróóte kedoos dat ging netuuriuk nie, wangt mun hadde un gróót gezin. Volgens mien, hei m'n vaoder bie koning Salomo in de Ijéér geweest. Want hie loste dat keurig op. Dat gieng zo. Op Sinterklaosochgend stieng m'n vaoder oengder an de trap te róépen: Joenges kom tog es gauw naer bene- jen, Sinterklaos heit vanacht geweest. Wiele waere netuuriuk allang wak ker. Dus dat was renne naer beneje. M'n krege allemaele un kleinigheidje, in ue gróót suukerbijeest. Mar d'r was aoltied één suukerbijeest over, in dat had z'n reden wangt wie ut ijéérste z'n suukerbijeest op had, kreeg dat suu kerbijeest dat nog over was. Dus was ter laeter nóóit gjéén stried over van: Hie heit un stik van mien opgegete. Of.... dat is nie van heur, dat is van mien, wangt bie mien zat z'n kop ter nog an. Nee, dat had m'n vaoder vak kundig opgelost. 't Was nog voordjéélig oak, wangt die ochend hoefde d'r gjéén ijéén te eten. In dan de kerstdaegen. Wat waere ze gezellig. Hjéél angders as noe. Wiele hadde aoltied 3 kerstdaegen; m'n moeder was 24 in m'n vaoder 26 decem ber jaerig. Dus dat gaf aoltied al wat extra fjéésteluks an die daegen. D'r ging róód pepier om de blompotten. M'n hadde gjéén kerstboam, mar m'n haelde elk jaer de gróóte kaark van de vliering. Dat was de hervormde kaark van Sommelsdiek; wie un gemaekt heit weet ik nie mjeer. M'n vao der heit un zeker us van iemand gekocht. In ieder geval wier un in de voor- kaemer gezet. D'r brangde licht in, in dan waere die kaarkraempjes hjéélemael verlicht; prachtig was dat. In dan gieng d'r snééuw op het dek, daer kan géén kerstbaom tegenop, in dan un pepiere kersttaefelkljééd; ut waere daegen om nóóit te vergete. In dan kwamme natuurluk femielje in vrienden in vriendinnen van oengs, iederjéén was aoltied welkom. Dan giend m'n vaoder of één van de jonges achter et urgel zitte in dan mar zinge. M'n vaoder kan goed zinge. In wiele deje 't aolemael oak nie onver- diensteluk tweestemmig, zoenge m'n ut hjééle kerstrippetwaar. D'r was dan zo'n éénheid in oengs gezin dat je dat aoltied bie zal bluuve. Noe oengze ouwers d'r nie méér binne is dat héélemael weg. Dat komt nóóit mjéér terug; tog bluuf je d'r aoltied op tere. Naermaete je ou wer wordt gae je ut oak mjéér misse. Ut gekke is dat ut eten mit de kerst gjéén hoofdzaek was. D'r was wel bout en peertjes en kerstpudding, mar as je d'r an terug dienkt was ut tog dié gezelligheid. Noe loap je daegen van tevoren al te dienken, wat zalle m'n us ete, in je slaet zoeveul in datje weken laeter nog nie deur de rommel heen bint. Daer was toen oak netuuriuk gjéén geld voor. In dan die brandende haerd, dat gaf oak zo'n sfeer in gezelligheid. Ik kan mun dat nog hjéélemael inleve. Op auwjaersdag wiere dur oliebollen gebakke. Dat kon m'n moeder toch zo hjéérluk, teilen vol heit ze dur gebakke. M'n binnen dikkels de kelder ingeslope om d'r ijéén te pikke. Mar et is aolemael weer al lang geleje, in je dienkt ur nog aoltied met plezier in un beetje heimwee an terug. Gek dat m'n dat noe nóóit mjéér doewe: un krangt op de taefel in un zak pinda's dur op in dan mit z'n allen zitte te pelle. Die tied is mit un gauwe stift, in onze herinnering gegrift. Un aoltied gebleve Menheersenaer. Ik schrief dit stikkie in februaori 1989 in 'k hoef niet uut te lagen, dattut un goed slap wintertje is tot nog toe, in a weetje niet wattur nog komme ken as vorst in vulugheid op dat gebied, ielke dag komme mun naeder tot de zeu- mer in 't voorjaer. In vomien hoeftut niet zonoadug te vriezen or, ajje wat ouwer wordt zitje daer niet op te wachten. Trouwes, de mijeeste maansen ha dur mar last van. In ak dan de zeumer noem, hoar ik pessimisten al zage, de zeumer? Das toch tegenwoordig oak niks aoreus as un vooruutge- schove stik winter of herfst. Mar al zal dattan zo weze, vrieze doettut toch mijeest niet. Mar allé, ik kan mien eige nog herinnere, dattut zo hard vroos, datje haest niet buten kon komme van de kou. Dat duurde tiejen lang. In op un gegeve moment waere de aerpels op. Vaoder zei: ast zo deurgaet, dan zammun de pit nog ope motte gaen hakke. In jule weten zo'n pit, dat was un hijeel bou- werk. Strooij, daerop de aerpels op un hoap, die nae boven gedurug smaller wier, dan weer flienk strooij dur roengdom tegenan in dur boven op, in dan un baard groengd durop maansen, 'k gloaf soms wel un centimeter of vuuf- tug. Dan pas zat de zaek vorstvrie ingepakt in ofgedekt. Roengdom die pit had je dan un hijeele diepte week nog wel. Noe in 't kwam zover, mun hadde al un paer zootjes van opa gehad, in bie de buurman nog wat gelij- eend, mar't wier vanzaalfoveralf krap, want koelcellen zoas noe hajje toen nog nie. Jawel or, op un ochund zei vaoder: mun gaen aerpels haele. Dat wier un hijeele oengdernemieng, dur lei volop snijeeuw, loape mit de fiets an 't hangtje, de biel mee, ouwe kranten mee, zakken mee, de spae in 'k weet al niet wat nog mijeer. De biel, dat was zo'n groaten, waer je zo mee kon zwa- oie over je schoer, wangt angders kwam je dur beslist niet deur, deur die hard bevrore korst groengd. Voader mar hakke in ik hielup, om die boeng- ken wat opziej te lagen. Affijn, na verloap van tied, kwammun op 't strooij in toen kojje bij de aer pels, die in de zak geraept, in mit veul vuven in zessen, alles weer zo goed meugeluk toegedekt, mittie ouwe kranten, in zo goed in zo kwaed ast gieng, die boengken weer un beetje in 't fatsoen op zun plek geleid in dat gat, want hut most netuuriuk noe oak nie bevrieze. 'k Gloaf dat vaoder dur ijeerst nog wat ouwe zakken had neergelege, want die boengken groengd waere zo hard bevroze, datje die nie zo goed mijeer tasse kon, vandaerdie ouwe zak ken. Toen gauw op huus an mit de vracht, want 't was iesug koud. Mar mun hadde voorloapug weer piepers genogt. Overdag (in snachs oak niet) kwamme de blommen nie van de raemen. Das zieje noe naargus mijeer. Mun stokende toen allemael kolen, in voor de zunugte gieng de kachel bie de mijeeste maansen snachs uut. In ijeer 't dan sochus waarm was, dat duurde wel even, in as kind mos je op tied nae school, ajje dan dun huzen uit gieng had je 't nog koud, in dan mar flienk deurloape, om op tied op school te kommen, dan had je 't wel weer gauw waarm. In un maans kan vel ha or, in un kind oak. Die kou as vroeger heije noe nie mijeer. lederijeen heit trouwes haest wel verwaermieng of gaska chel die ze zachies deur laete brangde snachs. Mar dat was vroeger wel minder, mar dae zammun 't nog wellus over ha op un aore kijeer. Allemael de groeten van de A.O.W.-er. Bedankt voor de inzending, ja zo was dat iedem zoveel jaar geleden. We zijn best wel blij met die koelcellen en die gaskachels en die cv. We weten er nog van mee te praten. Maar nou is 't wel wat prettiger. Redaktie E.N. Omdat u, mevrouw Knöps, zich aan sloot bij het verwijt van mevrouw West dorp, kan ik wat dat betreft naar het bovenstaande verwijzen. Wat de rest van uw reactie aangaat, wil ik u graag dit zeg gen: Ik kan me levendig voorstellen hoe u zich voelde, toen u meende, dat ik de oorzaak was van ingrepen in uw spel ling. Ik zou zelf misschien nog wel feller gereageerd hebben, als een onverwacht uit het niets opdoemende betweter een tekst van me bedorven zou hebben. En ik kan u verzekeren, dat ik beslist óók nog kapjes had willen zien op heer (2x), op eerst en op hoore. Maar.... als u, mevrouw Knöps, niet van de corrector persoonlijk gehoord hebt, dat hij inder daad deze veranderingen onder mijn invloed heeft aangebracht, dan moet u dit uit de aangebrachte veranderingen zélf geconcludeerd hebben en dan be schuldigt u de corrector hoogstwaar schijnlijk ten onrechte. Zoveel invloed heb ik (gelukkig) niet op hem. Als dat wel het geval geweest was, zouden immers niet de kapjes alleen maar zijn geschrapt, want dat levert dan nog niet de door mij voorgestelde spelling op. Die komt nu enkel maar voor in het woordje gehoorde. En voor de door u onjuist geachte vor Komplete woninginrichting Ooftgensplaat VJ Tj 01873-1437 ^^M<»»^»N*N»N<i>^»*»<»^«ll^l^'^

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1989 | | pagina 10