Over de
spelling-Eilanden-Nieuws
vanDroiigelen
Wie schrijft er mee
van en over Flakkee?
Antwoord op de reacties,
teweeggebracht door „Een gemiste kans"
Good-Luck 1
eindigt met gelijkspel
Fa. B. van Eek Zn.
De pit ope hakke
Biz. 2
.EILANDEN NIEUWS'
VRIJDAG 17 MAART 1989
Vooraf wil ik graag de zetter danken voor de zorgvuldige manier waarop de door
mij geleverde tekst, die zo hier en daar toch beslist wel even lastig geweest zal
zijn, is behandeld. Alle lof daarvoor, want het is allemaal praktisch foutloos in
de krant gekomen. Het enige waar een rectificatie beslist noodzakelijk is,
betreft de spelling van de ie-klank in ZW. Daar is in //erfde dubbele punt wegge
vallen, waardoor het meegedeelde niet duidelijk is. Er moet staan: lief is „lijf
en lie:f is „lief.
En nu mijn antwoord op de binnenge
komen reakties.
Hoewel uw reaktie, mevrouw Westdorp,
in feite neerkomt op een verwijt en het
erop lijkt dat ik als het ware zelf schuld
heb aan datgene in Dialect op Goeree-
Overflakkee, waarop ik kritiek heb, wil ik
liever maar aannemen, dat u mij de legi
tieme vraag gesteld hebt, waarom ik nu
pas met mijn kritiek gekomen ben.
Die vraag kan ik eenvoudig beantwoor
den: ik heb nooit één enkele oproep
gelezen of gehoord. Ik woon namelijk
niet op Flakkee en ben ook niet geabon
neerd op Eilanden-Nieuws. (Dat ik u nu
antwoorden kan, is te danken aan de
bereidwilligheid van de redactie van dit
blad om mij enkele nummers toe te stu
ren, zodat ik van uw reactie kennis
kon nemen).
Misschien kunt u zich nu voorstellen
hoeveel spijt ik gevoeld heb, toen ik over
Dialect op Goeree-Overflakkee schrijven
moest wat ik geschreven heb. Want laat
ik hel ten overvloede nóg maar eens zeg
gen: ik heb grote bewondering voor het
vele werk dat ervoor verzet is, en ik ben
blij dat er zoveel wetenswaardigs over
Goeree-Overflakkee boven water geko
men is, en ik hoop dat zeer velen er ken
nis van zullen nemen. Maar dat be
tekent niet, dat ik er kritiekloos over kan
juichen. Ik ben van mening, dat je met
taal zo zorgvuldig mogelijk moet om
gaan, en dat geldt dan ook voor je moe
dertaal, al is dat dan „maar" een dialect.
En wanneer in een aan het publiek aan
geboden boek niet zonder nadruk wordt
meegedeeld, dat een vakman eraan mee
gewerkt heeft, dan ligt het voor de hand,
dat de lezers zullen menen, dat ze zich
aan een betrouwbare gids toevertrou
wen. Wanneer ik dan op mijns inziens
goede gronden moet constateren, dat
voor bepaalde onderdelen van het werk
die betrouwbaarheid te wensen overlaat,
dan handel ik onzorgvuldig tegenover
mijn mede-lezers, als ik daarop niet de
aandacht vestig. Dat heeft niets te
maken met het aanvallen van een per
soon of personen, maar alles met het in
een juist daglicht stellen van de zaak
waarom het gaat. En kritiek op een
gepubliceerd boek is nu eenmaal een
publieke aangelegenheid.
men naemelek en netuurlek bepleit ik de
spelling naemelijk en netuurlijk. Dat de
corrector zich onafhankelijk tegenover
mij opstelt, blijkt bovendien nog uit de
tekst van mijn artikel, waarin de woor
den korrektie, persé en respectievelijke
spellingen voorkomen, die ik toch echt
als correctie, perse en respectieve spellingen
had opgegeven en bedoeld.
Overigens ben ik blij, dat het wegvallen
van een aantal kapjes in uw tekst zo pre
cies samenviel met de publicatie van
mijn voorstel voor het invoeren van een
algemeen geldende en zo eenvoudig
mogelijke spelling van het Flakkees.
Met uw reactie gaf u mij namelijk boven
alle verwachting een bijzonder goed
bruikbare aanleiding om nog een ander
licht op de zaak van de spelling te
laten vallen.
U hebt immers wel begrepen, dat het
verhaal over Pieterse weliswaar het ware,
maar natuurlijk niet het werkelijke ver
haal over deze spelling is. Zo'n voorstel
„bedenk" je immers niet even op een
avondje. Dat kost echt iets meer tijd en
inspanning. Het verhaal over Pieterse
bevat alleen maar:
1. het waarom van dit voorstel, namelijk
dat het toch ideaal zou zijn als er een
heid in de spelling van het Flakkees
zou komen.
2. het hoe, namelijk hoe dat wellicht het
eenvoudigst zou kunnen én hoe je
aan de nieuwe dingen die iedereen in
die spelling zal tegekomen, het vlugst
zou kunnen wennen.
In dat hele verhaal heb ik een ander heel
belangrijk punt alleen maar aangestipt.
En dat hebt u met uw reactie nu duide
lijk aan de orde gesteld. Dat is namelijk
het punt van wat ik zou willen noemen
de acceptatie-bereidheid.
Het gaat immers om de vraag: wil men
een voor alle Flakkeeënaars gelijke spel
ling (uiteraard voor zover dat mogelijk
is); of wil ieder het gewoon op zijn eigen
houtje blijven doen, zodat de lezers
woorden soms op drie of vier verschil
lende manieren gespeld onder ogen krij
gen? (Zo kende ik bijvoorbeeld voor
„morgen" wel de vormen maarge en
merge, maar het in uw verslag over het
poterbal voorkomende mèrrige was vol
komen nieuw voor me).
Als je overtuigd zou zijn van de wense
lijkheid van één uniforme spelling van
het Flakkees, dan betekent dat natuur
lijk, dat je bereid moet zijn tot compro
missen. Want ieder die over zijn of haar
spelling heeft nagedacht (en er soms
zelfs met anderen over gepraat heeft),
kan stellen, dat hij/zij het bij het rechte
eind heeft, en daarom vinden, dat de
anderen zich dan maar moeten aanpas
sen. Omdat dit over en weer geldt, kom
je op die manier geen stap nader tot
elkaar en blijft eenheid in de spelling
een utopie.
Daarom lijkt het me het beste om te ver
tellen, hoe ik werkelijk gekomen ben tot
mijn voorstel voor deze spelling, die de
„mijne" helemaal niet is, maar die je
misschien beter de spelling-Eilanden-
Nieuws zou kunnen noemen, omdat ze
in feite aan de redactie van Eilanden-
Nieuws te danken is.
Vermoedelijk zal het u, mevrouw Knöps,
enigszins verbazen te vernemen dat u en
ik lotgenoten zijn in onze verknocht
heid aan de kapjes. Mijn gehechtheid
daaraan dateert al van omstreeks 1937.
Ik gebruikte ze op de oo, de ee én op de ie
(om de korte klank aan te duiden). En ik
schreef en boam, oak en vaoder. Het was
voor mij dan ook bijna vanzelfspre-
De laatste wedstrijd in de zaalkompeti
tie werd afgelopen zaterdag tegen Vios
gespeeld. Vios dat punten nodig had
i.v.m. degradatie begon zeer gemoti
veerd. Good-Luck zou met de volle
winst van deze wedstrijd nog kans
hebbe op promotie.
De eerste aanval van Vios resulteerde al
in een 1 -O stand. Door dit tegendoelpunt
begon Good-Luck te gehaast met de
tegenaanval zodat de bal een paar keer
werd verspeeld. Toen de rust was weerge
keerd scoorde Bennie Vis met een door
loopbal. Vios scoorde met een afstand
schot. Een 2-2 stand werd aangetekend
door Anton Mol die van afstand raak
schoot. Na een tegendoelpunt trok Jo-
han v.d. Made de stand weer bij met een
klein afstandschot. Vlak voor rust kwam
Vios op voorsprong.
Na de rustpauze vergrootte Vios de
marge. De aanval van Good-Luck le
verde Dineke Sprong een strafworp op,
die door Bennie Vis werd benut. Toch
was het Vios die er voor zorgde dat
Good-Luck 6-4 achter raakte. Vlak voor
tijd wist Anton Mol de eer nog te redden
door tweemaal van afstand te scoren.
De puntendeling had tot gevolg dat
Good-Luck de promotiekansen misliep
en dat Vios van degradatie werd be
houden.
OVerige uitslagen:
Springfield/R - Good-Luck RO - 1
Vios (N) C - Good-Luck C1 - 3
Olympia 3 - Good-Luck 59 - 7
kend, dat ik deze manier van spellen
(met uitzondering van de ie-klank) vele
jaren later in ZW aantrof Het verbaasde
mij daarom - nog weer later - dat er
boekjes in het Flakkees verschenen
waarin van die woordenboekspelling
werd afgeweken. Maar echt verontwaar
digd was ik pas, toen ik ongeveer ander
halfjaar geleden met vakantie op Flak
kee was en daar in een nummer van
Eilanden-Nieuws een redactionele op
merking las over het ontbreken (of niet
bekend zijn) van spelregels voor het
Flakkees, Die opmerking eindigde met:
wij doen het ook maar „op oens gehoar".
Dat deed om zo te zeggen de deur dicht:
was er op de redactie van Eilanden-
Nieuws dan niet eens een Zeeuws Woor
denboek? Daar moesten ze toch weten,
dat je gehoor moet schrijven!
Toen ik weer thuis was, bleef dat me
bezighouden en ik wilde daarover toch
eens mijn hart luchten. Maar al prakki-
zerend hoe ik het de redactie onder 't
oog moest brengen, begon ik me af te
vragen of ik niet méér bezig was met
mijn eigen gelijk dan met de juiste spel
ling van het Flakkees. Stond de zaak ze//'
wel op de voorgrond? Per slot van reke
ning doet het er uiteindelijk niet zoveel
toe hoe je spelt, ah je maar een eenmaal
gekozen manier zo consequent mogelijk
toepast. Daarmee was „mijn" spelling
ter discussie gesteld en ging het er alleen
nog om: wat zou de gemakkelijkst te
hanteren spelling kunnen zijn?
Omdat blijkbaar verschillende mensen
spontaan oa schreven waar ik altijd
verwachtte, moest er voor die spelling
toch iets te zeggen zijn. Ik had evenwel
ZW aan mijn kant en ik diende dus mij
zelf te overtuigen van het nut van het
weglaten van de kapjes. Ik zocht daarom
naar argumenten om de kapjes op te
geven en ik vond: 1 een aantal mensen
hadden het al gedaan, 2 er was een
bruikbaar alternatief, 3 de kapjes waren
in feite zo on-Nederlands dat ze officieel
zelfs alleen een Franse naam hadden, 4
het veelvuldig gebruik van accenttekens
maakte het tekstbeeld onrustig, 5 als je
ze zou weglaten, opende dat de moge
lijkheid om bij extra beklemtoning
inderdaad de klemtoonstreepjes te ge
bruiken, en 6 misschien deed je de zetter
wel een plezier als je die kapjes op
ruimde.
Maar als je ertoe over zou gaan om voor
gehoor, hóód, nóóit enz. te schrijven
gehoar, hoad, noait enz., dan betekende
dat wel, dat je dan niet meer hoag, boam
en oak zou kunnen schrijven, omdat je
anders met eenzelfde lettercombinatie
twee totaal verschillende klanken aan
gaf Daarvoor zou dus een andere moge
lijkheid gezocht moeten worden. En die
bood zich als het ware aan met de vast
stelling, dat de klank van die woorden
dezelfde is als van vaoder. Je zou dan
voortaan haog, baom en aok moeten
schrijven.
Op deze manier doorredenerend en zoe
kend deed ik al bij voorbaat datgene,
waarvan ik hoopte, dat anderen (als ze
een uniforme spelling op prijs zouden
stellen) daartoe ook bereid zouden zijn:
ik zette mijn eigen voorkeuren opzij. Al
„mijn" kapjes sneuvelden, evenals de
en de oa in boam, en ik kwam tot een
voorstel van een spelling die voor mij
net zo onwennig is als voor iedere
andere Flakkeeënaar, maar waaraan je
misschien wel vrij gauw kunt wennen.
Toen ik evenwel uiteindelijk het hele
voorstel op papier had, kreeg ik bericht,
dat op Flakkee anderen zich de zorg
voor de juiste schrijfwijze van het dia
lect al hadden aangetrokken en dat er
„binnen niet al te lange tijd" een boek
over het dialect zou verschijnen. Dat
betekende, dat ik mijn voorstel in de
bureaula stopte, want waar kon beter het
probleem van de spelling opgelost wor
den dan op Flakkee zelf?
In januari was ik even op Flakkee en
toen lag het aangekondigde boek in de
winkel. Uiteraard was ik benieuwd tot
welke oplossing men gekomen was. En
toen moest ik constateren, dat er helaas
geen sprake was van enig houvast en dat
de gehanteerde spelling de mogelijkheid
om vergissingen te maken alleen maar
vergroot had.
Wanneer je namelijk óók woorden of
lettergrepen die niet per se anders dan in
het Nederlands geschreven behoeven te
worden, omdat je ze helemaal niet
anders uitspreekt, toch afwijkend gaat
spellen, dan moet je bij alles wat je
schrijft zo verschrikkelijk uitkijken,
omdat je vingers (onder invloed van de
op school geleerde en dagelijks in krant
en boek gelezen spelling) anders willen
dan je hoofd bedoelt. Zo vinden we in
het door u, mevrouw Knöps, met zoveel
verve gecorrigeerde verslag over het
poterbal bijvoorbeeld eerst de woorden
gezelliger en sommegen, maar dan op het
laatst opeens gezèlligen. Zo'n wil dan
gewoon zijn plaatsje weer innemen.
Daarom dacht ik in het belang van
zowel de schrijvers als de lezers van het
Flakkees te handelen als ik alsnog mijn
voorstel ter overweging zou aanbie
den.
Ik was me ervan bewust, dat ik daarmee
niet met de steen der wijzen kwam aan
dragen. Het kan best zijn, dat ik belang
rijke dingen over het hoofd heb gezien
en dat mijn voorstel met kracht van
argumenten van de tafel wordt ge
veegd.
Maar wanneer u, mevrouw Knöps, dat
doet met de constatering, dat het zou
gaan om „de o.i. verkeerde veronderstel
lingen van dhr. Smit", dan gebruikt u
naar mijn mening een weinig steekhou
dend argument, waarvan bovendien
niemand veel wijzer wordt.
,^::ss=t^^ Westdijk 33-56
Middelharnis
l\Tel. 01870-3035-2060
/Fietsen, brommers,
reparatie
Mijn antwoord aan u, meneer Van der
Veer, als producent van „Gedicht", kan -
dacht ik - vrij kort zijn. Dat u mijn
bedoeling niet begrepen hebt, mag ik u
niet kwalijk nemen en dat u nogal emo
tioneel en wellicht overhaast reageerde
wil ik u niet kwalijk nemen. Rest mij
mijn oprechte bewondering uit te spre
ken voor uw knappe spel met het woord
heerschap. Ook mijn vrouw zei spon
taan: dat is een vondst! Naar mijn
mening hebt u beslist talent. Maak er
zorgvuldig gebruik van.
Bovenstaande tekst was zo goed als
gereed toen ik de reactie van mevrouw
Soldaat ontving, waaruit ik zie, dat ik me
de moeite had kunnen besparen om te
vertellen, dat ik niet op Flakkee woon.
Voor het overige, beste mevrouw Sol
daat, stelt uw bijdrage aan de discussie
mij echt voor problemen. Ik weet eerlijk
gezegd niet goed hoe ik daarmee aan
moet. Het beste zou misschien zijn, dat
ik er eenvoudig het zwijgen toe deed.
Dat kan ik echter moeilijk doen, want de
andere opponenten hebben wél ant
woord gekregen en u hebt nota bene de
omvangrijkste bijdrage geleverd, boven
dien nog helemaal in het Flakkees.
Maar daar staat dan weer tegenover, dat
als ik antwoord geef, misschien de
indruk ontstaat, dat ik helemaal geen
compasje met u zou hebben.
Ik moet het er toch maar op wagen:
Beste mevrouw Soldaat, u snijdt zo'n
rijkdom aan onderwerpen aan, dat het
me gewoon gaat duizelen. Ik ben dan
ook blij, dat u tegen het eind van uw bij
drage opmerkt: „joe doet niks anders,
dan de spelling bekieke". Dat hebt u
heel juist gezien. Dat was namelijk mijn
onderwerp. En daar wil ik mij in mijn
antwoord dan ook graag toe beperken.
In uw stukje, dat naar ik aanneem het
Dirkslandse Flakkees weergeeft, schrijft
u de woorden oak, gloave, hoare, oare,
oagen, groate en hoap. Als ik mag aanne
men dat u, toen u die woorden noteerde,
fonetisch schreef, leer ik uit uw bijdrage
dat het Dirkslands minder klankrijk
dom kent dan het Flakkees van Mid-
delharnis.
Wanneer ik namelijk volgens de spelre
gels van het mede door u geschreven
Dialect op Goeree-Overflakkee deze woor
den weergeef in het in Middelharnis
gesproken Flakkees, dan komt er te
staan: aok, glaove, hóóre, aore, aogen,
gróóte en haop. Weergegeven in de door
mij voorgestelde spelling zien deze
woorden er zo uit: aok, glaove, hoare,
aore, aogen, groate en haop.
Zoals u ziet hebt u in uw bijdrage geen van
de genoemde woorden zo geschreven als het
volgens uw eigen boek zou moeten, terwijl
ik me voor twee woorden helemaal bij
uw spelling heb aangesloten. Als u dus
zou besluiten om uw privé-spelling op te
geven, dan zou het voor u gemakkelijker
zijn voortaan volgens mijn voorstel te
gaan spellen dan volgens uw eigen boek.
Uiteraard is het het allergemakkelijkst
voor u als u het blijft doen zoals u het
altijd al deed.
Als ik u daarom een raad mag geven,
beste mevrouw Soldaat, trekt u zich dan
van de door mij voorgestelde nieuwlich
terij niks aan en blijft u rustig bij het
oude. Ik heb mijn stukje over de spelling
namelijk niet geschreven voor hen, die
al precies weten wat ze doen, maar voor
die mensen die zich soms onzeker voe
len over een bepaalde schrijfwijze, voor
hen, die soms met elkaar overleggen hoe
je dit of dat woord het beste zou kunnen
spellen. Die mensen heb ik hulp willen
bieden voor zover dat in mijn vermogen
lag. Dat ben ik om zo te zeggen verplicht
aan meneer Jansen, over wie ik niet zon
der reden opmerkte, dat hij óók een hart
had. Hij leerde ons zorgvuldig omgaan
met de taal (óók de geschreven taal),
omdat die zoveel met het wezen van de
mens te maken heeft.
Wat betreft uw voorstel om kontakt op te
nemen nog dit: leest u „Een gemiste
kans" eens rustig en nauwkeurig en laat
daarna dan tot u doordringen wat door
u en uw mede-critici in feite gezegd is. Ik
ben ervan overtuigd, dat u dan wel
begrijpen zult, dat uw voorstel mij niet
erg aanspreekt.
Ik hoop dat u nog veel plezier aan het
Flakkees zult beleven. Ik heb dat plezier
niet willen vergallen. Integendeel.
En hiermee wil ik deze discussie, die
mij niet onberoerd heeft gelaten,
graag als geëindigd beschouwen. Ik
kreeg de indruk, dat geen van mijn
opponenten ooit gehoord heeft van het
Nederlandse gezegde „Het is een
vriend, die mij mijn feilen toont", om
nog maar te zwijgen van de zachte
heelmeesters. Het verheugde mij dan
ook op de valreep nog te mogen mer
ken, dat niet iedereen „Een gemiste
kans" heeft misverstaan.
De redactie dank ik hartelijk voor de
afgestane ruimte en de aandacht die
ze aan mijn stukjes gegeven heeft.
M. Smit
Wat een gezellig verhaal, mevr. B.-H., we kunnen er nog van meegenieten hoe
leuk u dal allemaal beschrijft en we kunnen ons mdenken, da u daar de moe
ste herinneringen aan heeft. Die ooineuten pelle, dat deje wiele oak d.kkels op
Zaeterdagavend, dat vergeet je nooit. Welbedankt voor uw bijdrage weer, we
geven het graag aan onze lezers door. r h kf FM
Hellevoetsluis, 21-1
Wiele hadde drie Kerstdaegen. Dur is weer al haest un hjééle maend om
van 1989. 't Is nie te geloaven, zo vlug gaet de tied. Ik geloaf da m n aolemael
weer opgelucht aedem haele dat die diere maend december weer om is
ondanks datje het nie zou wille misse, doet et tog un behoarlukke anslag
op je portemené in je kan de uren nie telle die je in de keuken heit gestaen.
Pas as de oliebollen gebakke binne dan bin je an hut eind van de
marathon.
Mar ik bak ze mit plezier oor, in ze binne oaltied hjéérluk. Dan mot ik aol-
tied weer dienke an vroeger bij oengs thüüs, et begon al mit sinterklaos.
Gróóte kedoos dat ging netuuriuk nie, wangt mun hadde un gróót gezin.
Volgens mien, hei m'n vaoder bie koning Salomo in de Ijéér geweest. Want
hie loste dat keurig op. Dat gieng zo. Op Sinterklaosochgend stieng m'n
vaoder oengder an de trap te róépen: Joenges kom tog es gauw naer bene-
jen, Sinterklaos heit vanacht geweest. Wiele waere netuuriuk allang wak
ker. Dus dat was renne naer beneje. M'n krege allemaele un kleinigheidje,
in ue gróót suukerbijeest. Mar d'r was aoltied één suukerbijeest over, in dat
had z'n reden wangt wie ut ijéérste z'n suukerbijeest op had, kreeg dat suu
kerbijeest dat nog over was. Dus was ter laeter nóóit gjéén stried over van:
Hie heit un stik van mien opgegete. Of.... dat is nie van heur, dat is van
mien, wangt bie mien zat z'n kop ter nog an. Nee, dat had m'n vaoder vak
kundig opgelost.
't Was nog voordjéélig oak, wangt die ochend hoefde d'r gjéén ijéén te
eten.
In dan de kerstdaegen. Wat waere ze gezellig. Hjéél angders as noe. Wiele
hadde aoltied 3 kerstdaegen; m'n moeder was 24 in m'n vaoder 26 decem
ber jaerig. Dus dat gaf aoltied al wat extra fjéésteluks an die daegen. D'r
ging róód pepier om de blompotten. M'n hadde gjéén kerstboam, mar m'n
haelde elk jaer de gróóte kaark van de vliering. Dat was de hervormde
kaark van Sommelsdiek; wie un gemaekt heit weet ik nie mjeer. M'n vao
der heit un zeker us van iemand gekocht. In ieder geval wier un in de voor-
kaemer gezet. D'r brangde licht in, in dan waere die kaarkraempjes
hjéélemael verlicht; prachtig was dat. In dan gieng d'r snééuw op het dek,
daer kan géén kerstbaom tegenop, in dan un pepiere kersttaefelkljééd; ut
waere daegen om nóóit te vergete. In dan kwamme natuurluk femielje in
vrienden in vriendinnen van oengs, iederjéén was aoltied welkom. Dan
giend m'n vaoder of één van de jonges achter et urgel zitte in dan mar
zinge. M'n vaoder kan goed zinge. In wiele deje 't aolemael oak nie onver-
diensteluk tweestemmig, zoenge m'n ut hjééle kerstrippetwaar. D'r was
dan zo'n éénheid in oengs gezin dat je dat aoltied bie zal bluuve. Noe
oengze ouwers d'r nie méér binne is dat héélemael weg. Dat komt nóóit
mjéér terug; tog bluuf je d'r aoltied op tere. Naermaete je ou wer wordt gae je
ut oak mjéér misse. Ut gekke is dat ut eten mit de kerst gjéén hoofdzaek
was. D'r was wel bout en peertjes en kerstpudding, mar as je d'r an terug
dienkt was ut tog dié gezelligheid. Noe loap je daegen van tevoren al te
dienken, wat zalle m'n us ete, in je slaet zoeveul in datje weken laeter nog
nie deur de rommel heen bint. Daer was toen oak netuuriuk gjéén geld
voor. In dan die brandende haerd, dat gaf oak zo'n sfeer in gezelligheid. Ik
kan mun dat nog hjéélemael inleve.
Op auwjaersdag wiere dur oliebollen gebakke. Dat kon m'n moeder toch
zo hjéérluk, teilen vol heit ze dur gebakke. M'n binnen dikkels de kelder
ingeslope om d'r ijéén te pikke. Mar et is aolemael weer al lang geleje, in je
dienkt ur nog aoltied met plezier in un beetje heimwee an terug.
Gek dat m'n dat noe nóóit mjéér doewe: un krangt op de taefel in un zak
pinda's dur op in dan mit z'n allen zitte te pelle.
Die tied is mit un gauwe stift, in onze herinnering gegrift.
Un aoltied gebleve Menheersenaer.
Ik schrief dit stikkie in februaori 1989 in 'k hoef niet uut te lagen, dattut un
goed slap wintertje is tot nog toe, in a weetje niet wattur nog komme ken as
vorst in vulugheid op dat gebied, ielke dag komme mun naeder tot de zeu-
mer in 't voorjaer. In vomien hoeftut niet zonoadug te vriezen or, ajje wat
ouwer wordt zitje daer niet op te wachten. Trouwes, de mijeeste maansen
ha dur mar last van. In ak dan de zeumer noem, hoar ik pessimisten al
zage, de zeumer? Das toch tegenwoordig oak niks aoreus as un vooruutge-
schove stik winter of herfst. Mar al zal dattan zo weze, vrieze doettut toch
mijeest niet.
Mar allé, ik kan mien eige nog herinnere, dattut zo hard vroos, datje haest
niet buten kon komme van de kou. Dat duurde tiejen lang. In op un gegeve
moment waere de aerpels op. Vaoder zei: ast zo deurgaet, dan zammun de
pit nog ope motte gaen hakke. In jule weten zo'n pit, dat was un hijeel bou-
werk. Strooij, daerop de aerpels op un hoap, die nae boven gedurug smaller
wier, dan weer flienk strooij dur roengdom tegenan in dur boven op, in dan
un baard groengd durop maansen, 'k gloaf soms wel un centimeter of vuuf-
tug. Dan pas zat de zaek vorstvrie ingepakt in ofgedekt. Roengdom die pit
had je dan un hijeele diepte week nog wel. Noe in 't kwam zover, mun
hadde al un paer zootjes van opa gehad, in bie de buurman nog wat gelij-
eend, mar't wier vanzaalfoveralf krap, want koelcellen zoas noe hajje toen
nog nie.
Jawel or, op un ochund zei vaoder: mun gaen aerpels haele. Dat wier un
hijeele oengdernemieng, dur lei volop snijeeuw, loape mit de fiets an 't
hangtje, de biel mee, ouwe kranten mee, zakken mee, de spae in 'k weet al
niet wat nog mijeer. De biel, dat was zo'n groaten, waer je zo mee kon zwa-
oie over je schoer, wangt angders kwam je dur beslist niet deur, deur die
hard bevrore korst groengd. Voader mar hakke in ik hielup, om die boeng-
ken wat opziej te lagen.
Affijn, na verloap van tied, kwammun op 't strooij in toen kojje bij de aer
pels, die in de zak geraept, in mit veul vuven in zessen, alles weer zo goed
meugeluk toegedekt, mittie ouwe kranten, in zo goed in zo kwaed ast gieng,
die boengken weer un beetje in 't fatsoen op zun plek geleid in dat gat, want
hut most netuuriuk noe oak nie bevrieze. 'k Gloaf dat vaoder dur ijeerst
nog wat ouwe zakken had neergelege, want die boengken groengd waere zo
hard bevroze, datje die nie zo goed mijeer tasse kon, vandaerdie ouwe zak
ken. Toen gauw op huus an mit de vracht, want 't was iesug koud. Mar mun
hadde voorloapug weer piepers genogt.
Overdag (in snachs oak niet) kwamme de blommen nie van de raemen.
Das zieje noe naargus mijeer. Mun stokende toen allemael kolen, in voor
de zunugte gieng de kachel bie de mijeeste maansen snachs uut. In ijeer 't
dan sochus waarm was, dat duurde wel even, in as kind mos je op tied nae
school, ajje dan dun huzen uit gieng had je 't nog koud, in dan mar flienk
deurloape, om op tied op school te kommen, dan had je 't wel weer gauw
waarm. In un maans kan vel ha or, in un kind oak. Die kou as vroeger heije
noe nie mijeer. lederijeen heit trouwes haest wel verwaermieng of gaska
chel die ze zachies deur laete brangde snachs. Mar dat was vroeger wel
minder, mar dae zammun 't nog wellus over ha op un aore kijeer.
Allemael de groeten van de A.O.W.-er.
Bedankt voor de inzending, ja zo was dat iedem zoveel jaar geleden. We zijn
best wel blij met die koelcellen en die gaskachels en die cv. We weten er nog
van mee te praten. Maar nou is 't wel wat prettiger.
Redaktie E.N.
Omdat u, mevrouw Knöps, zich aan
sloot bij het verwijt van mevrouw West
dorp, kan ik wat dat betreft naar het
bovenstaande verwijzen. Wat de rest van
uw reactie aangaat, wil ik u graag dit zeg
gen: Ik kan me levendig voorstellen hoe
u zich voelde, toen u meende, dat ik de
oorzaak was van ingrepen in uw spel
ling. Ik zou zelf misschien nog wel feller
gereageerd hebben, als een onverwacht
uit het niets opdoemende betweter een
tekst van me bedorven zou hebben. En
ik kan u verzekeren, dat ik beslist óók
nog kapjes had willen zien op heer (2x),
op eerst en op hoore. Maar.... als u,
mevrouw Knöps, niet van de corrector
persoonlijk gehoord hebt, dat hij inder
daad deze veranderingen onder mijn
invloed heeft aangebracht, dan moet u
dit uit de aangebrachte veranderingen
zélf geconcludeerd hebben en dan be
schuldigt u de corrector hoogstwaar
schijnlijk ten onrechte. Zoveel invloed
heb ik (gelukkig) niet op hem. Als dat
wel het geval geweest was, zouden
immers niet de kapjes alleen maar zijn
geschrapt, want dat levert dan nog niet
de door mij voorgestelde spelling op.
Die komt nu enkel maar voor in het
woordje gehoorde.
En voor de door u onjuist geachte vor
Komplete woninginrichting Ooftgensplaat VJ Tj 01873-1437
^^M<»»^»N*N»N<i>^»*»<»^«ll^l^'^