EIUVIIDEn-tllEUWS
Overdenking
Met 'n goede verhuizer
kunt u rustig gaan siapen
UiTDE
HISTORiE
uit de
Heilige Schrift
flakkee expresse bv
Verlies voor de Stelle
Voorllchtingsbijeenicomst
Open Schooi in Diricsland
Tweewielercentrum
Middelharnis
Fragment dierenleven
TceQe plantenbestaan
Afscheid van Hooibeestje.
„De dood in de pot" (i)
door J. L. Struik
Kees Koster
2e Blad
VRIJDAG 2 SEPTEMBER 1988
No. 5728
Hoek
Hoflaan/
Schoolstraat
01870-3332
Moois op de Slikken
Melissant; een zomerse zaterdag op
de slikken. Vanmorgen hebben we wat
gedwaald in een bebost gebied voor de
Gabriëllinepolder. Tweede doel is een
leefgemeenschap van konijnen die we
in oktober 1983 bij toeval tegenkomen
in een zandheuvel voor de polder Die-
derik. Wat is er van hen geworden?
Hebben ze hun spreekwoordelijke
vruchtbaarheid in bevolking zien
groeien? Met een kalm gangetje, aan
gepast aan motoriek en denkritme van
de inzittenden, sukkelt ons fordje der
waarts.
Passeert nu een bekende bocht in de
Halsdijk, over welks verharde buiten
berm de radiaalbanden voortrollen, en
dan openbaart zich een tweede misreke
ning. Het pad, dat toegang verschaft tot
de konijnenflat, is afgesloten door een
hoog stevig hekwerk. In verband met
zandstransport. Dat verplicht ons de
alom bekende zandweg te kiezen waar-'
over al heel wat karretjes af en aan heb
ben gereden. Om één uur zitten we op
het houten steigertje van het Hoge Slik
de laatste aantekeningen te bij te
werken.
Er staat een halve meter water onder
onze zwart geteerde troon. Kraakhelder
Grevelingennat. De ronde en ovale ste
nen op de bodem zijn één voor één te tel
len. Doen we niet, er is geen beginnen
aan. Bovendien wordt de aandacht en
ook het blikveld verplaatst naar het
afgemeerde overslagstation ter linker
zijde. Op de boeg ervan is een hengelaar
met zijn hobby bezig. Draait nu met zijn
werphengelmolen een spartelende prooi
naar boven. Gooit dan zijn tuigje regel
recht terug. „Moet er geen aas aan", vra
gen wij. „Nee beste man, haringen
bieten niet in wurmen. Wel in een glim
mend ding met desnoods zilverpapier
erom". En wederom verhuist er een
waterbewoner op een voor hem geen ele
gante wijze naar zijn laatste ook nog
bekrompen, milieu van een plastic
emmertje.
Rechts van onze harde zetel een licht
rimpelend plassengebied met een kron
kelende piasberm. Ernaast hebben zich
groene wolken wier verzameld. Midden-
rechts op de natte plaat, nauwelijks te
ontwaren, de Julianahoeve in de Nolle
te Herkingen. Er komt een motorfanaat
aangesneld. Zie je zó aan zijn rijstijl.
Man en metalen paard doen heel wat
stof opwaaien. Maar daar zit meneer
niet mee. Motorpak gaat uit en voorts
alles wat het vlees bedekt en twee meter
voor dat paaltje, midden op de plaat,
heeft een korte reiniging plaats. Brrr...
Achter een strak gespannen wind
scherm wordt het natte mensenlichaam
ter droge gelegd. Ons ras is nu hier verte
genwoordigd door één vrouw en drie
man. Alle andere aanwezigen behoren
tot het planten- en dierenrijk.
Langs het verharde pad, dat overgaat in
de zandbaan naar de dijk, zijn kievit-
tenouders druk bezig met de opvoeding
van hun kinderen. Onze komst gaat dit
tafereeltje nu verstoren. Twee gevederde
vaderen zijn het daarmee niet eens. Ze
protesteren. Verheffen zich van hun
speelweide en gaan alarmerende rond
jes om ons heendraaien. Er komen nog
een paar boze kerels bij en dan wordt
het een zenuwentoestand. Zeker hon
derd meter begeleiden ze ons zó naar de
rand van hun woon- en leefgebied. Dan
gaan ze hun kroost vertellen dat ook dit
menselijk gevaar weer is geweken. De
kleintjes houden zich al die tijd gedeisd
maar rennen nu weer vrolijk piepend in
het rond. en leven dan verder uit korfje
nu nog zonder zorg.
Want ziedaar, de overblijfselen van een
trotse eendvogel, gesneuveld in het
kader van de natuurwet. Het loodje
gelegd in de klauwen van een roofvogel.
Je kan toch zeker hier niet verwachten
dat een gemotoriseerde rustzoeker
mevrouw waggel, als medeweggebruik-
ster, niet zou hebben opgemerkt? Ver
frommelde verenpracht en botten heb
ben nu de speciale aandacht van een
horde driftige zeer opgewonden insek-
ten. Als we bukken voor een plaatje wor
den we aangevallen door een groene
wolk nijdige vliegen. Het hoofd met de
armen beschermend zoeken we een vei
liger heenkomen. Dat vinden we achter
een bomengroep. Midden in een door de
natuur aangelegde kruidentuin. Heb
ben zoeven geen letsel opgelopen maar
toch even kijken wat deze gratis apo
theek ons biedt.
Een smeerwortel. Bevat slijmerige sub
stantie welke als zalf kan worden ge
bruikt. Alleen het woord zalf heeft al een
terapheutische waarde. De geslachts
naam van de plant, Symphytum, komt
van het Griekse sunhuo en dat ziet op
samengroeien. Een verzachtend helend
middel voor geschondenen. Kattestaar-
ten staan er bij de vleet. Ze vechten om
een plekje. Ook in de natuur wordt er
wel eens wat met de „ellebogen" gewerkt.
Mooi is dat. Deze plant bevat looistof
fen, een bloedstelpende samenstelling.
Er is ook braam. Dat kan weer helpen
als door een consternatie het biologisch
ritme wordt gestoord. Dat kan een ver
stopping opleveren maar daartegen
hebben de bomen wat in hun koffer.
Eerst moeten we die hoogopgeschoten
jongens determineren. Onze gids her
kent er een essenfamilie in die sinds
mensenheugenis wordt aangeduid met
Fraxinus excelsior. Dat is hoog verhe
ven. Het lover bevat suiker en ingrediën
ten tot bereiding van een laxerend en
vochtafdrijvend middel. Naast de bo
men, links nog net in beeld, een nu
bloeiende gouden regen. Of gouden aca
cia. Een prachtige struik, schoon van
opmaak, maar pas op. Een plant vol
gevaren. Is giftig door de aanwezigheid
van cytisine. Dat spul kan zelfs een
schock tot gevolg hebben, het grootste
gevaar schuilt, volgens de Veldgids van
Reader's Digest, en dan vooral voor kin
deren, in de op de grond vallende peu
len.
Een voorzichtig signaal van de auto
toeter, bediend door de wederhelft die
andermaal achter het stuur zit, ervaren
we als een aansporing de moestuin te
verlaten. Zeker tijd om te vertrekken.
Nee, ze heeft een Hooibeestje ontdekt op
het wiebelende puntje van een gras
spriet. Dat vlindertje van enkele centi
meters zit gewoon wat uit te rusten van
de dagelijkse beslommeringen. Als vlin
der heeft dat diertje maar een maand te
leven en in die spanne tijds moet er in
ieder geval eitjes onder aan het gras wor
den geplakt.
Voetje voor voetje schuifelen we in haar
richting. Ze heeft haar vleugels gesloten
,,Ik weet uw werken, dat gij de naam
hebt dat bij leeft, en gij zijt dood".
(Openbaring 3 la)
Wat kan een mens zich aan de buiten
kant beter voordoen, dan hij in werke
lijkheid is. Iemand kan aardig en vrien
delijk schijnen, terwijl later blijkt, dat zo
iemand een oplichter of zelfs een moor
denaar is.
En zo kan het nu ook zijn met een
christelijke gemeente. De gemeente van
Sardis had een goede naam op het ker
kelijk erf Misschien is deze gemeente
menigmaal wel als een voorbeeld ge
bruikt: je moet eens kijken naar Sardis,
dat is pas een levende gemeente. De vrij
willige bijdrage is goed, de diesnten der
barmhartigheid worden er gevonden.
Voor het jeugdwerk is er altijd genoeg
leiding en zondags de kerk stampvol.
Sardis, dat is nog eens een gemeente.
Een gemeente, die leeft. Je hoeft niet te
vragen of er daar wel waar gelovigen
gevonden zullen worden.
Lezer(es), dat is het oordeel van de
mens, het oordeel ten aanzien van Sar
dis en misschien wel van uw eigen
gemeente.
En zelfs hierin kunnen ambtsdragers en
predikanten zich vergissen, zowel de
ene als de andere kant heen.
Maar de grote Ambtsdrager Jezus Chris
tus vergist Zich niet. Als Hij op huisbe
zoek komt, dan kan er niets voor Hem
verborgen worden. Dan hoeft u niet een
Story onder het tafelkleed weg te moffe
len, een t.v. achter deurtjes te verbergen
en zeker uw hart niet te bedekken onder
een kleed van vroomheid.
Als de Heere Jezus op huisbezoek komt
in Sardis, dan vallen alle bedekkingen
weg, dan komt openbaar wat er leeft.
Openbaar hoe de mens (ook de gods
dienstige kerkmens) toch snoept van de
vruchten van deze lijd, meesmult met
smerige blaadjes of God-onterende
films. Ja, achter gesloten gordijnen kun
nen wij heel wat verbergen, behalve voor
de Heere. En als de Heere dan zo door
Sardis gaat, dan moet Hij het zeggen: u
hebt de naam dat u leeft, en gij zijt
dood.
Dat is wat? Te menen een levend chris
ten te zijn, op te komen voor de zaken
(naar buiten toe althans) en dan toch
dood te zijn. Ach, de Heere zal toch niet
vallen over die kleine dingen, dat ik
soms wel eens wat meedoe, dat ik soms
me wel eens wat laat gaan. Dat ik te moe
ben om op te staan om de knop uit te zet
ten en dat ik dan zo wat wordt meege
sleept. De Heere zal er toch niet over
vallen, dat mijn werk me wel eens wat
meer opslokt, dan de bedoeling was. Ik
bedoel het toch goed, ik leef toch mee, ik
ben toch een gelovige? En trouwens, ik
ben ook maar een mens.
Nee, zegt Christus, de hartekenner, gij
zijt dood.
En weet u hoe dat komt? Omdat de
gemeente van Sardis nog nooit haar
eigen dood, haar eigen doodsstaat heeft
leren kennen. Daarom meende ze, dat
ze leefde, dat ze oprecht was. De schuld
voor God werd bedekt, maar niet bele
den, kwam niet openbaar.
U hebt de naam, maar als naamchristen
wordt u niet zalig. Hoe ligt dat bij u? Zijn
er niet velen die ook als naamchristen
verder trekken naar de eeuwigheid,
maar in zichzelf dood zijn en dat niet
eens bemerken? Dat is rampzalig.
O, lezer(es), dat u de dood wordt aange
zegd voor het sterven wordt. Dat u uw
dood gaat kennen nu de Heere nog komt
onderzoeken, opdat u Hem gaat nodig
krijgen. Voor de mens kunt u uzelf
levend voordoen, voor God blijft u dood
in zonden en misdaden. En dat heeft nu
schuld te worden voor de Heere. Velen
weten het niet en velen willen er niet van
weten, dat er die schuld voor God ligt.
Ik ben christen, zegt men dan en leeft
verder zonder Christus. Zonder Chris
tus werkelijk nodig gekregen te heb
ben.
Maar wat is het nu een genade als de
Heere u dat nog laat aanzeggen, zoals
Hij dat ook deed tot Sardis.
O mensenkind, gij hebt wel de naam,
maar het is de dood in de pot, gij zijt
dood.
En waarom komt de Heere zo tot ons?
Wel, opdat onze blinde zielsogen ge
opend zouden worden, dat we het zou
den gaan uitroepen als een dode, die
niets meer kan, maar ook niets meer
heeft.
Proeft u wat een genade het is, als de
Heere zo nog met ons handelt, dat Hij
ons zo nog aanspreekt?
Opdat niet onze werken voor God er
zullen zijn, want die kunnen niet be
staan. Met al onze werken gaan we de
rampzaligheid tegemoet. Er is maar één
werk, dat voor God kan bestaan en dat is
het werk van Zijn Zoon.
En door dat werk wil de Heere u nu tot
leven wekken.
Wil u ontdekken aan uzelf, aan uw werk,
aan uw naam (wat toch niet anders is
dan: zondaar, goddeloze) om nu die
naam in te ruilen met Zijn heerlijke, hei
lige Naam. Dan bent u geen naam chris
ten meer, maar dan bent u een levend
lidmaat.
Hoe ligt het bij u? Van nature ergert dit
ons, maar dat is ook nog teken van uw
dood. Of moeten we het belijden: Heere,
Sardis dat ben ik nu. Hier is zo'n dode.
Mijn naam staat in het register van de
dood, maar wilt U die naam nu brengen
in het register des levens?
O. T.
N. P. J. K.
Lorentz 1 3241 LX Middelharnis Tel. 01870-2188 A
Cricketpad 15 3223 EA Hellevoetsluis Tel. 01883-20016 J^
Kreeftstraat 36 4301 ZD Zierikzee Tel. 01110-13163 Ig
Wielsingel 24 3261 VJ Gud-Beijerland Tel. 01860-13624 ^1
om de oogvlek goed te laten zien. Het is
geen reclameboodschap maar daarmee
tracht ze de vogels af te schrikken. Toch
laten die zich niet altijd om de tuin lei
den en daarom eindigen veel van haar
soortgenoten hun korte leven tussen
de snavelpunten.
Het lichtbruine wezentje is nu tot op een
halve meter benaderd. Rechterhand
gaat automatisch naar voren. Met twee
centimeter ruimte tussen duim en vin
gers. Een grijphouding dus. Zullen we
echt....? Nee, C. pamphilus, ook een
mooie naam, wiekt elegant weg, gehol
pen door een luchtstroming, in de rich
ting van een ruigte gebiedje. Nog enkele
zwaaien, ten afscheid, en verdwijnt dan
tussen de zaaddragende grashalmen.
Beelden vol beloften. Er is veel moois te
ontdekken op onze Slikken van Flak
kee.
J. V. P.
Heeft u weinig opleiding gehad en weer
zin om te gaan leren, dan bent u van har
te welkom op deze Open Schoolvoor-
lichtingsavond.
Op de Open School worden de volgende
vakken gegeven: Nederlands, rekenen
en algemene ontwikkeling. Elke week,
op dinsdagmiddag, is er les in Dirksland
van 13.00-16.00 uur. Wilt u de komende
winter uw vrije tijd zinvol en plezierig
besteden, begin dan met het komen naar
deze voorlichtingsbijeenkomst op dins
dag 6 september 1988 van 19.30 - 21.00
uur in het verenigingsgebouw „Onder de
Wiek", Ring 57 te Dirksland. De koffie
staat voor u klaar.
Voor inlichtingen kunt u bellen naar de
Sdchting Volwasseneneducatie, 01870-
3927 tussen 8.30 - 12.30 uur.
Afgelopen zaterdag organiseerde zwem-
club de Stelle haar laatste wedstrijd in
het openluchtbad van Stellendam.
Voortaan zullen ze in hun nieuwe, over
dekte zwembad mogen vertoeven! De
wedstrijd was de eerste van drie tussen "t
Rooie Paerd (Klundert), PCG (Gorin-
chem) en de Stelle. Wegens gebrek aan
deelnemers en begeleiders moest 't
Rooie Paerd helaas afzien van deel
name aan de eerste wedstrijd, maar
PCG en de Stelle maakten er toch een
mooie wedstrijd van.
Aanvankelijk nam de Stelle een geringe
voorsprong, maar PCG liet zich niet van
de wijs brengen en krabbelde al snel
terug. Even later stonden de Gorkum-
mers zelfs voor! Halverwege de wed
strijd had de Stelle dit weer rechtge
trokken en hadden beide verenigingen
weer evenveel punten.
In het tweede gedeelte liep de Stelle weer
tegen een achterstand op. Deze keer was
het verschil groter. Zouden ze het weer
goed kunnen maken? De Stellendam
mers vochten er hard voor. Toch bleek
het verschil te groot te zijn, zodat de eer
ste winst naar PCG ging. De achter
stand is slechts 2 punten dus tijdens de
resterende twee wedstrijden (de eerstvol
gende is op 29 okteober a.s. in Klundert)
is er nog van alles mogelijk.
De uitslag luidt:
1. PCG54 punten
2. de Stelle52 punten
3. 't Rooie Paerd22 punten
Daar dit voor de Stelle de laatste wed
strijd in het buitenbad was, maakten
Bas van Splunder, Kees Akershoek, Rei
nier Kieviet en Gerrit Koese van de laat
ste kans gebruik om het baan- en
clubrecord op de 4 x 100 meter wissel
slag estafette scherper te stellen. Zij
doken ruim onder het oude record!
Komend weekeinde gaat de Stelle weer
met twee teams naar de nacht van Klun
dert en tracht daar de eerste plaats (en
hun baanrecord!) van vorig jaar te
verdedigen.
^.^.4.lf.^.^.^.l^l^:^^.^.^.4.^.^.l^^.^.>^^.^.^.^.^.^.l^^.^.:^l^^.^.^.l^^.l^>^^.^.l^^.l^l^^.lt.^.l^^.>^l^^.^.^.l^l^^.^.l^^.^.>^^
We praatten na over de medaille
met het blauwe lintje. Hein zei
daarop: Een paar maanden later
werden we op het gemeentehuis
van Middelharnis geroepen bij
burgemeester Mijs. Hij had de
redding gerapporteerd naar ho
gere instanties en het was hem een
genoegen, aan elk der redders een
bedrag van 50,- uit te kren. Daar
waren ze bijzonder gelukkig mee,
het was eigenlijk bittere armoede,
en 50,- was toen een vermogen,
je kon weer wat aanschaffen.
Hoe lang waren jullie in touw bij
die redding.
Hein piekerde na, 3 of 4 uren hadden ze geroeid in
een onstuimige zee.
Kees Koster begon te vertellen, dat hij op 18 novem
ber 1905 op zee zijn twaalfde verjaardag vierde. Hij
was een half jaar te voren met de sloep voor het
eerst uitgevaren. Een ouderwetse schipper was zijn
„baas". Baas was de benaming voor de schipper, zo
sprak je hem aan. Direct onder de baas stond de
stuurman, de „ouwe man". Dat kon ook een kerel
van 23 jaar zijn, en daaronder de matrozen.
Hij was de jongste van de bemanning, kofjekoker.
Had je twee jaren gevaren als kofjekoker, dan ging
je varen als keteltapper. Dan weer 2 jaren verder
kwam de inbakken Met zes jaren zee-ervaring werd
je kok, dan volgde weer twee jaren varen als kok en
je promoveerde al weer na 2 jaren tot bovenman,
die nog eens na twee jaren vol-matroos zou worden.
Was je eenmaal vol-matroos, dan volgde verdere
promotie als de reder je zou vragen voor stuurman
of je vroeg schipper te worden. Maar daar was die
kofjekoker Kees nog verre vandaan. Hij kon toen
nog niet bevroeden, dat hij na wereldoorlog I die
hoogste rang zou halen, en jaren zou behouden, tot
de crisis in de visserij de reder moest doen besluiten
het schip, waarop Kees voer, op te leggen, dat is niet
meer te laten varen. Toen was Kees werkloos en
moest uitzien naar een nieuwe baan.
Maar of je „baas" bleef wanneer je benoemd was,
hing af van veel geluk. Je moet als schipper vis bin
nen brengen. Die vis moet je vangen. Vis trekt in
scholen door het water en nu kwam het er op aan
aan te voelen, waar die scholen vis zwommen.
Tegenwoordig gebruiken ze er radar voor, dan krij
gen ze het „weten", waar de vis rondtrekt en waar
heen ze gaat. De schippers van die tijd moesten het
allemaal maar raden. Dat was het geluk, een fee
ling, dat ze zo nodig hadden. Had je dat gevoel niet,
gokte je verkeerd, dan kon de reder zeggen, na een
paar reizen, je bent een goed zeeman, maar slecht
visser. Dan werd je niet meer gevraagd om schipper
te worden voor een volgende reis, je kon een kon-
trakt krijgen als stuurman, doch soms moest je
monsteren als gewoon matroos. De vader van Kees
was schipper geweest, had het geluk niet gehad en
je hoort dan later dat Kees met zijn vader hij is
dan opgeklommen tot in bakker op dezelfde
sloep varen.
Kees zat daarop te praten voor de microfoon over
de eerste reis als kofjekoker. Het was de gewoonte,
dat a.s. zeevissers voor ze als beroeps zouden uitva
ren, een reis meemaakten met een sloep, alleen
voorde kost. Ze stonden dan feitelijk in dienst van
de kofjekoker, die hen weer graag met allerlei rot
werkjes belastte: haal kolen voor me voor de
kachel, doe dit en doe dat. De jongen kon dan met
een al vast zien door de zeeziekte heen te komen.
Bijna elke zeeman-in-spé moet door die tragedie
heen als je de zee-ziekte heel erg hebt zeggen ze,
je spoegt je hart en je longen uut je lichaam. Velen
komen er wel overheen.
Kees verklaarde, hij heeft er lang last van gehad.
Als je zelfs al ben je jaren bevaren zo'n drie
maanden thuis bent geweest, dan krijg je toch, wan
neer de zee wat ruw is bij het uitvaren, weer een
gevoel van zeeziek zijn. Dat gaat weer over, je offert
je laatste maaltijd misschien toch weer aan de vis
sen, maar dan klaart het op.
Hij was in het voorjaar van 1905 uitgevaren op een
oude houten sloep, zonder zijn vader bij zich. Een
joch van 11.... Zijn moeder had hem van het haven
hoofd van Middelharnis lang nagewuifd.
Het schip zette koers naar Hellevoetsluis, vandaar
moest het zeilen langs de kust van Goeree en Oud-
dorp, een lastig vaarwater. De zoon van de hof
meester van de boot, Bennemeer jr. had van zijn
paviljoen op het Ouddorpse duin, met de vlag
gegroet. Dat was vaste gewoonte, als deze wist, dat
een sloep van Middelharnis uitvoer, gaf hij de laat
ste groet. De sloep voer tot ongeveer waar de vuur
toren van Ouddorp staat, kreeg dan kans om koers
te zetten naar open zee. Al die tijd was het nauw
keurig navigeren geweest voor schipper en stuur
man, hier lagen de gevaarlijke zandbanken, waar
zo menig schip op strandde.
Kees had voor de reis begon mee moeten helpen
met het verzamelen van de levensmiddelen voor de
reis aan boord. Dat was o.a. dat hij met een van die
andere jongens aan boord, bij een hoereen emmer
karnemelk was wezen ophalen. De eerste opdracht
van de schipper werd voor hem: je moet karne-
melkse pap koken. Het was toen avond.
Kees biechtte me op: ik dacht meer aan mijn moe
der, je bent toch maar 11 jaar, je zit tussen zovele
vreemde mannen, ik zal wel een beetje heimwee
gehad hebben. Goed, hij maakte de kachel aan
het was zeldzaam mooi weer geworden met weinig
wind en zette een pan op met karnemelk. De
kachel stond in de wrongele dat was de verblijf
plaats voor de bemanning, je sliep er, je at er en de
kok kookte er het eten. Hij moest die pap maar
koken.
Toen opeens zag hij een grote zwaar gebouwde vis
ser de trap afkomen van het dek naar de wron
gele.
Hij moest me bekennen, misschien had ik wel een
paar tranen in mijn ogen. Die man zei het hard
opeens: „Ben je noe al zeeziek, wat stae je te bleten
(huilen). Roeren mot je, anders schiet de karne
melk op dotten (klontert deze). Als je er niet tegen
kan, gae je mar naer de drukkerieë".
„Neen", had die kleine kofjekoker zich goed hou
dend gezegd. Hij roerde de pap, zodat er geen dot
ten of klonters in zouden komen.
(wordt vervolgd)