Bouw laat de vorst geen koning kraaien Zeer geslaagd Nieuwjaarsconcert in de „Grutterswei" te Oude Tonge Bladz. 2 „EILANDEN-NIEUWS" DINSDAG 12 JANUARI 1988 Dr. G. J. Schutte, Nederland en de Afrikaners. Uitgeverij Wever te Franeker. Paperback. 248 pag. Prijs f 32,50. Met geen volk ter wereld hebben de Neder landers zo'n uitzonderlijke verhouding als met hun neven in zuidelijk Afrika. Histo risch gezien verbinden de nauwste banden Afrikaners en Nederlanders. Weliswaar is die relatie in de loop der eeuwen van aard gewijzigd, nog meer is de waardering van die verhouding veranderd, op ingrij pende wijze zelfs! maar nog steeds kan het bestaan van die relatie niet ontkend worden. De felle en verontwaardige hou ding van een groot deel van ons volk tegenover dat der Afrikaners is er zelfs een goed bewijs van. Nederland had rond de jongste eeuwwis seling sterke banden met Zuid-Afrika. Overheersend was een emotionele pro- Boer en anti-Engeland-stemming. Een fel contrast daarmee vormt de houding van Nederland momenteel. Politici, journa- hsten, „zielzorgers" en aktievoerders van allerlei richting beijveren zich, Neder land een voortrekkersrol te doen vervullen in de kruistocht tegen het als een schand vlek onder de volkeren beschouwde apartheidsland" Enige tijd geleden verscheen een goed gedocumenteerd boek dat historisch licht wenst te werpen op de verhouding tussen Nederlanders en Afrikaners door de eeu wen heen. Over Zuid-Afrika is sedert enkele decennia kennelijk niet meer te spreken dan op zeer gepassioneerde wijze. In het koor daarvan past dit boek niet. Het kenmerkt zich door een nauwgezette raad pleging van de bronnen; en een rustige weloverwogen betoogtrant. Het is dan ook een betrouwbare gids voor wie zich wil verdiepen in de complexe achtergronden en samenhangen die de verhouding Neder landers-Afrikaners typeert. Een verhou ding die varieerde en varieert tussen ad hesie en aversie. Drs. H. G. Leih, Politiek en secularisatie. Uitgeverij Kok te Kampen. Paperback. 135 pag. Prijs f 19,90. In dit boekje geeft drs. Leih, die als historicus meerdere publicaties op zijn naam heeft staan,een kort overzicht van de geschiedenis van het liberalisme en het socialisme. Hij beschrijft deze politieke, en daarom tevens levensbeschouwelijke stromingen vooral als bewegingen die ge motiveerd zijn door secularisatie en secu larisme. Het boekje biedt een helder overzicht. Nadat in een afzonderlijk hoofdstuk de historische contekst van de stromingen in hun ontstaan is geschetst onder het opH schrift „De wereld verandert", komt elk van de bewegingen apart aan de orde. Enkele items van de liberalen: het geloof in de positieve werking van het eigen belang, de individuele vrijheid, de ver sterking van het bedrijfsleven en de na druk op de vrijheidsrechten van de mens. Zo van het socialisme: nadruk op de ver zorgingsmaatschappij, de gedachte van de solidariteit, het opkomen voor de wer kende klasse en voor de overige achter gestelden. Leih schreef een goed gedocumenteerd en leesbaar werkje. Een inhoudelijke toet sing aan bijbelse uitgangspunten geeft dit boek echter niet A. F. Troost, In liefde geloven. Uitgeverij Boekencentrum te 's-Gravenhage. Paperback. 146pag Prijs f 19,90. Ds. Troost is hervormd predikant te Er- melo. De ondertitel van zijn boekje luidt Meditatieve notities bij de eerste brief van Johannes. In zijn Ter inleiding spreekt de samensteller van „een collage van ge dachten". Ze ontstonden in de tijd dat ds. Troost over de eerste Johannesbrief preekte. Het boek is anders dan als weten schappelijk commentaar, bedoeld als korte verklaring en als stimulans om in liefde te geloven, als een oefening in geloof, hoop en liefde". Achterin zijn gespreksvragen opgenomen. Enkele korte opmerkingen naar aanlei ding van dit boek. Opvallend is allereerst dat de schrijver een goede vertelvaardig- heid heeft. Hij kiest zijn woorden treffend; mede met behulp van de illustratieve voorbeelden maakt hij exact duidelijk wat hij bedoelt. Door het hele boekje heen staan treffende episoden die als verhel derende kanttekeningen bij de diverse schriftgedeelten fungeren. Toch moet ik tevens zeggen dat het taalgebruik hier en daar al te vlot is. Wie de taal van de Heilige Schriften wil bezigen, zal iets moeten kermen van het „vrezen en beven" voor dat Woord. En dat verdraagt zich m.i. niet met een al te gewaagde woord keuze. Tenslotte: de geest die dit boekje ademt, is op menige plaats niet-gereformeerd. Met andere woorden: wie het boekje aan bijv. de Schriftuurlijke inhoud van onze Dordt- se Leerregels constateert hier en daar een duidelijke afstand. Mijn grote bezwaar is dat Troost veel te algemeen, te weinig onderscheidend spreekt Het kind-van- God zijn, of beter het te wórden, kan inderdaad niet zonder „dat er iets met je moet gebeuren".... Al met al: het onkri- tisch-lezen van dit overigens fraai uit gevoerde boekje is mijns inziens niet zon der risico. Dr. J. de Gier, Van de souterliedekens tot Marnix. Uitgeverij Kok te Kampen. Paperback. 175 pag. Prijs f 28.75. Nummer 21 van de Reformatiereeks be treft een historisch-literair onderwerp. Blij kens de ondertitel: Stromingen en genres binnen de letterkunde der hervorming in de zestiende eeuw. Geerten-Gossaert- kenner De Gier weet blijkens dit boek ook heel deskundig en onderhoudend te schrij ven over de zestiende-eeuwse, poëzie. De lezers van de Waarheidsvriend wisten dat overigens al langer. Zo ook de leerlingen van de Vijverberg, de geref. sociale aca demie te Ede, denk ik; dr. De Gier is namelijk docent aan dat instituut. Het boek wordt aangekondigd als „een combinatie van bloemlezing en achter grondinformatie". Dat is het ook, in die zin dat de gedichten in de tekst zijn op genomen. Aan de orde komen onder meer zowel de poëzie van de doperse richting, als het calvinistische lied, de psalmbe- rijminingen en niet te vergeten de geuzenliederen. De Gier richt zich met dit boek op het brede publiek van geïnteres seerden, en dus niet slechts op de vak mensen. Het is geworden, wat we er van hoopten dat het zou worden, aldus het bestuur van de Stichting „Grut terswei". Tevreden lean men dan ook terugzien op een uiterst ge slaagd Nieuwjaarsconcert verzorgd door de kamerorkesten „de Drie klank" uit Middelharnis en K.S.O. uit Den H?.ag. Een talrijk publiek kon genieten van muziek van alle tijden geïnspireerd gespeeld door beide orkesten. Uiterst tevreden eveneens, omdat bleek dat een toe nemend aantal gezinnen hun kin deren had meegebracht, zodat ook de hoop, er een gezinsconcert van te maken, werd waargemaakt. In de gezellige zaal van de „Grutterswei" begonnen de orkesten samen aan het eerste gedeelte, waarin geopend werd met de bekende ouverture „Der KaUf von Bagdad" van F. A. Boildieu. Hierna volg de in een bewerking van dirigent Henk van Dijk een fantasie over de ouverture „Dichter und Bauer" van Franz von Suppé, waarin de vioolsolo werd gespeeld door Hans v. d. Wulp. Beide orkesten vervolgden met twee stukken uit de ope rette „der Zigeunerbaron" van Joh. Strauss, namelijk „der Schweinezüchter" en het entreecouplet „als flotter Geist". Bekende muziek, waar het publiek terecht van genoot Als laatste stuk voor de pauze werd gespeeld de melodieuze „Andante" uit de Sinfonia in B-dur van Joh. Chr. Bach, waarin de hobo-solo op sublieke wijze werd vertolkt door Mieke van Ham. Na de pauze kwamen als verrassing „die Wiener Pfeiffer", bestaande uit vijf dwars fluiten begeleid door gitaar, een aantal bekende Weense melodieën zoals „lm De tijd dat we bij kool alleen dachten aan een dampende koolstamppot is voorbij. De oerhollandse kolen die vooral uit de provincie Noord Holland komen zijn er op dit moment in alle soorten en maten. In het najaar, tijdens het oogsten, zie je o.a. in de omgeving van Langedijk de wagens met kool af en aan rijden. Er zijn ontzettend veel receptmogelijkheden met kool. Helaas buiten wij Nederlanders de vele koolvariaties te weinig uit En dat terwijl er zovéél vitaminen en weinig caloriën in zitten. 100 gram kool bevat ongeveer evenveel vitamine C als een sinaas appel en slechts 24 caloriën. Om gezond de winter door te komen hoort kool dus zeker in het menu thuis. Verzameling kolen In het koolwereldje valt de term SLUITKOOL nogal eens. Sluitkool is de verzamelnaam voor vijf soorten kool. Het gaat om witte kool, rode kool, spitskool en groene- en gele savooie- kool. Als je in het najaar door Noord-Holland rijdt kom je de meeste soorten wel tegen. Een bezoekaandeBroeker Veiling in Broek op Langedijk (Noord-Holland), nu een museumveiling en tevens het oudste veilinggebouw in ons land, is beslist de moeite waard. Daar kunt u van half april tot oktober zien hoe het met de teelt van kool zit En als dat niet lukt, is de informatie vast te vinden bij uw groentezaak in de buurt of op de markt Rode kool favoriet Rode kool eet men het liefst in ons land. In 1986 aten we per hoofd van de bevolking 1,44 kilo rode kool. Na rode kool is spitskool het populairst, gevolgd door savooie- en witte kool. Witte kool is in. Ingrediënten voor een gezonde koolsalade. Witte kool eten we het meest als zuurkool. Daarnaast is het een zeer smakelijk produkt voor een salade. Onderstaand recept doet eer aan de witte kool. Makkelijk, gezond en lekker bij een winterse maaltijd. Witte koolsalade met appel en ananas. Nodig: 250 gram witte kool 150 gram ananas 150 gram prei 1 appel 9 eetlepels olie 3 eetlepels citroensap 2 eetlepels ananassap zout, vers gemalen peper. Witte kool schoonmaken en heel fijn snijden. In een kom doen. De ananas uit laten lekken. De appel schillen en in blokjes snijden. De prei schoonmaken en in dunne ringetjes snijden. Voeg deze ingrediënten bij elkaar. De olie vermengen met het citroensap, het zout, peper en het ananassap toevoegen. Dit een half uur laten intrekken. Meer informatie bij het Centraal Bureau van de Tuinbouw- veilingen, Regien Leenders, Javastraat 80, 2585 AS Den Haag, telefoon 070 - 469474. Ook deze winter zal men er in de bouw voor gaan zorgen dat de invloed van vorst op mensen en produkten tot een minimum beperkt zal blijven. De honderdduizenden werknemers in de bouw kunnen zich bij kou in de imniddels bekende doorwerk pakken hijsen. Materialen waarmee ge werkt wordt, moeten zolang mogelijk vorstvrij worden gehouden. En als het allemaal toch te veel wordt, kunnen de werknemers met een gerust hart „de vorst verlet in", zoals dat wordt genoemd. Ge rust, omdat hun inkomen via de Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid tóch verzekerd is. Dat is in november 1987 al weer veertig jaar het geval. In de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog was het in de bouw met dat inkomen tijdens vorst wel wat anders gesteld. Het „wie niet werkt, zal ook niet eten" deed er opgeld. Als door vorst of zware sneeuw val niet kon worden gewerkt, werden werknemers eenvoudig ontslagen. Om ze direct na de vorstperiode weer aan te nemen. In de tussentijd moesten ze dan maar een beroep doen op hun vakbond, die ze een uitkering uit de werklozenkas verstrekte. Die kassen werden ook gesteund door de overheid. Op het eerste gezicht wat vreemd, maar bedacht moet worden dat alle niet bij vakbonden aangesloten bouw vakkers een beroep op sociale bijstand deden. En dan kwam men ook bij de overheid terecht. Of bij kerken en andere maatschappelijke organisaties. Ommekeer Na de Tweede Wereldoorlog kwam de ommekeer. Zowel werkgevers als werknemers von den het tijdens de cao-besprekingen van 1946 nodig dat er wat moest gebeuren om het inkomensverlies tijdens vorst te voor komen. Men kwam overeen dat de werknemers 6% loonsverhoging zouden krijgen ter compensatie van het veriies aan inkomen tijdens perioden van vorst. De werkgevers waren wel bereid dat te betalen, want zeiden ze, onwerkbaar weer door klima tologische omstandigheden is toch eigen lijk een bedrijfsrisico en komt dus voor onze rekening. Prater blüh'n wieder die Baume" en „Wien, Wien, nur du allein" ten gehore brengen in een arrangement van Henk van Dijk, maar ook het bekende „Badinerie" van Joh. Seb. Bach in ritmische versie en een compositie van Henk van Dijk zelf. Een terecht ovationeel applaus was hun deel. Na dit zeer muzikaal en ontspannen in termezzo was het de beurt aan het kamer orkest „de Drieklank". Zes Roemeense dansen van Bela Bartok, moeilijk vanm ritme en melodie, werden met verve ge speeld, gevolgd door het moderne „Movi- mento Ostinato" van Jurriaan Andries- sen. Vooral de blazersgroep onderscheid de zich in dit stuk. Na deze voor het grote publiek wat minder in het gehoor liggende moderne muziek maakten beide orkesten, samen meer dan veertig musici, zich op om voor een dave rende finale te zorgen. Begonnen werd met balletmuziek uit „Ro- samunde" van Franz Schubert, met veel enthousiasme gespeeld door het grote or kest en terecht beloond met grote bijval van het publiek. Daarna twee stukken uit de operette „Venus in Seide" van Robert Stolz, namelijk: „Spiel auf deine Geige" en „Das Lied von Leid und Lust". Solist was hierbij dirigent Henk van Dijk zelf, zodat de oude tijden van het Weense Nieuwjaarsconcert van de Wiener Phil- harmoniker onder leiding van de beroem de dirigent /violist Willy Boskovsky le ken teruggekeerd. Het publiek kon het zeer waarderen, even als het laatste stuk „Lied und Csardas" uit de operette „Die Csardasfürstin" van Franz Léhar. Ook hier voerde dirigent Henk van Dijk zijn orkesten weer als solist aan. Ze werden beloond met een staande ovatie en orkest en solist werden wel haast gedwongen het laatste stuk nopg eens te spelen; een toegift die met zichtbaar ge noegen werd gegeven. Na afloop werden de dirigent, die met een passend praatje de stukken had ingeleid, en het jongste orkestlid in de bloemetjes gezet Zeer voldaan namen publiek en orkesten afscheid van elkaar met de verwachting, dat de traditie van het Nieuwjaarsconcert ook volgend jaar zal worden voortgezet. Gevonden voorwerpen Rijkspolitie Middelharnis 259 1 geel/rode kinderwant. 260 1 bankbiljet. 261 1 autosleutel 1 sleutel met „H". 262 1 judopak. 263 1 bankbiljet. 264 1 bruine knip portemonnee met inhoud. 265 1 bankbiljet. 266 1 herenhandschoen. 267 1 sleutel van Mazda. 268 1 blauwe shawl. 270 1 bos met 3 sleutels en wegwerpaansteker. 271 1 bankbiljet. 273 1 gouden broche met takjes en steentjes. 274 1 blauwe want 275 2 autosleutels. 276 1 blauwe want rechts. 277 1 verzekeringsbewijs bromfiets. 278 1 ring met daaraan 3 kleine sleutels. 280 1 nylon want (blauw, links) 281 1 zilveren hangertje met „Angelique". 282 1 huissleutel. 283 1 donkerbruine portemonnee met inhoud. 284 1 aluminium vetspuit 288 1 goudkleurig horloge met rode wijzer plaat. 289 1 goudkleurige schakelarmband. 290 1 zilveren ketting (gevlochten). Bouwwerk in de sneeuw. Hoe prachtig ook, de overheid stak er een stokje voor. Men was vanuit Den Haag na de oorlog net begonnen aan wat „geleide loonpolitiek" wordt genoemd. Centraal werd vastgesteld wat wel en wat niet met de lonen mocht gebeuren. Welnu, in oktober 1946 had de rijksoverheid zijn eerste na-oorlogse loonstop afgekondigd. En dan kon je werknemers in de bouw toch geen 6% loonsverhoging geven. Daarom werd gesuggereerd om een spe ciaal fonds in het leven te roepen, waar werkgevers geld in zouden moeten storten. Als tijdens de vorstperiodes werkgevers hun timmerlieden en metselaars zouden moeten betalen terwijl er helemaal geen werkprestatie tegenover stond, dan zou den ze dat loon achteraf bij het fonds kunnen declareren. Niet mis Een dergelijk fonds werkt eigenlijk een beetje als een verzekeringsbedrijf Met als duidelijk verschil dat het Risicofonds voor de bouw er niet op uit is winst te maken. Werkgevers betalen er gedurende het hele jaar de nodige premies aan om als er inderdaad personeel moet worden betaald tijdens vorst dat van het fonds terug te vorderen. Door de vele jaren heen weet men wel ongeveer hoeveel dagen er in een winter seizoen voorkomen, waarop echt niet kan worden doorgewerkt. Gemiddeld zijn dat er nu, buiten de weekeinden en feest dagen waarop toch al niet wordt gewerkt, zo'n achttien werkdagen. In 1947 gold nog een zesdaagse werkweek. Het gemiddelde lag toen onder de 4 we ken. Tegen een gemiddeld uurloon van 85 cent, zou zo'n gemiddelde winter 15 mil joen gulden kosten. Inmiddels zijn de be dragen opgelopen tot honderden miljoe nen guldens. Zo werd in het winterseizoen 1985/1986 niet minder dan 620 miljoen Het jaar daarop was het ook weer goed raak. Het vroor dat het kraakte, zodat op 3 februari 1954 Jeen van den Berg zijn Elf stedentocht kon winnen. Nog altijd spant de winter 1962/1963 voor het Risicofonds de kroon. Een zeer strenge winter, die over heel West-Europa duizenden slachtoffers eiste. Alleen al in de periode 3 tot 6 december 1962 waren er in Londen 750 koude-slachtoffers te be treuren, Amsterdam kende een kolen- tekort. In Rotterdam kwam zilt water uit de kraan. En natuurlijk kende deze winter, buiten zijn vele zware stormen en scheeps rampen op de Noordzee, ook z'n tegen stellingen: een heel romantische witte Kerst en op 18 februari 1963 een Elf stedentocht, waarbij maar 129 rijders van de 577 wedstrijdschaatsers halfbevroren en uitgeput de finish haalden. Achterstand In de zeventiger jaren kwamen daaren tegen weer veel vrij zachte winters voor, waarin het Risicofonds wat aan premies kon sparen om wat reserve te hebben voor „kwade tijden". Zo'n strenge winter was er weer in 1978/1979, die de koudste Oud- en Nieuwjaarviering kende sinds 1890, zo weten statistici ons te verzekeren. Op Ameland lagen sneeuwduinen van twee meter hoog, de Waddeneilanden en delen van het noorden van ons land waren zelfs tijdelijk geïsoleerd. De winterse periode duurde zo lang dat er in de produktie van woningen een achter stand op het programma ontstond van niet minder dan 7.000 stuks. En dat was wat in die dagen. Gelukkig volgden strenge win ters elkaar niet steeds op, maar toch moest het Risicofonds wel eens geld lenen van de overheid om toch maar alle werknemers via hun werkgevers hun inkomen te kun nen betalen. Maar, zoals gezegd, ook hele zachte win ters kwamen voor, waarvan die van 1974/ gulden aan werkgevers betaald om het" mogelijk te maken hun personeel hun inkomen te verzekeren. Verplicht Dat geldt komt dus gedurende een heel jaar in de vorm van premies bij het Risico fonds binen. Een bepaald percentage van wat een werknemer verdient is de werk gever verplicht aan het Risiconfonds af te dragen. Die verplichting is hem in de cao voor het bouwbedrijf opgelegd. En niet alleen werkgevers in de bouw moeten dat doen. Ook die in het Stukadoorsvak, het Steen-, Houtgraniet- en Kunststeenbe- drijf zijn dat verplicht, omdat die even eens in november 1947 met risicofondsen zijn begonnen. Nu werken ze al heel lang, gefuseerd, samen. Alleen de schilders, die zo dicht tegen de bouw aanliggen, kennen nog steeds hun eigen risicofonds, waaruit ook regen- en hchtverlet wordt betaald. In de eerste jaren kregen werknemers, als ze waren uitgevroren, nog een uitkering die lager was dan hun loon. Maar tegen woordig komt de uitkering ongeveer over een met wat zij in tijden met normalere temperaturen als loon verdienen. Historie Dwalend door de historie van het 40- jarige fonds, blijken er heel wat opmerke lijke zaken te noteren te zijn. We noemen er maar een paar. Of het zo moest zijn, bleken de eerste drie winters na de in stelling van het fonds, zacht te zijn. De eerste strenge winter was die van 1952/ 1953, toen er 27 werkdagen in het seizoen niet kon worden gewerkt. Maar natuurlijk staat die winter nog veel meer in het geheugen gegrift door de watersnoodramp in Zeeland in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Bouwwerknemer in doorwerkpak. 1975 wel het meest gunstig voor het Risicofonds bleek met zijn twee, „nega tieve dagen". Er werd „maar" 9,3 miljoen gulden uitbetaald. Maar omdat er dat jaar zo ontzettend veel verlet bleek te zijn geweest als gevolg van regen, besloot men de werkgevers tegemoet te komen met een totale uitkering van 120 miljoen gulden. In de geschiedenis van het fonds kwam het wel meer voor dat iets extra's werd ge daan. Hogere uitkeringen per uur bijvoor beeld als toeslag bij extreme lage tempe raturen bijvoorbeeld. Verdiende loon Het fonds doet overigens nog wel andere dingen. Zo financiert het instellingen en zaken, die het de bouwbedrijven mogelijk maakt met succes de vorst te lijf te gaan, zodat kan worden doorgewerkt. Sedert de winter 1972/1973 kent men de zogenaamde doorwerkpakken speciaal voor werknemers in de bouw. Men geeft op de aankoop ervan subsidies, zodat zoveel mogelijk werknemers zich warm kunnen inpakken bij dagtemperaturen, die nog te hoog zijn om voor verlet in aan merking te komen, maar te laag ofte guur om kwaliteitswerk te kunnen afleveren. Men financiert een Bureau Verletbestrij- ding, dat ondernemingen adviseert hoe mensen bij lage temperaturen het best tewerkgesteld kunnen worden. En welke hulpmiddelen als warmtebronnen kunnen worden aangeschaft. En als men er desondanks uitvriest, is er het Risicofonds voor de Bouwnijverheid dat er via de werkgevers zorg voor draagt dat werknemers toch hun verdiende loon krijgen. Zo zit dat. In november 1987 al weer veertig jaar. Nieuwe boeken Met kool de winter door

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1988 | | pagina 3