NIEUWEJAARS HEII- EN ZEGENWENSCÏÏ Van den Karreman, aan c& gezamentlyke Burgery te 9 Op den h V Jaar 1785. Te Rotterdam, byNICOLAAS CORNEL, Boekverkooper op de Meent by de oude" Schotfche Kerk, i785'. Wi Btadz. 2 „EILANDEN-NIEUWS WOENSDAG 30 DECEMBER 1987 ie zou niec zyn verheugd in glorie nog te leven Een luister van de deugd een pronkftuk nog gebleven Daar duizent en nog meer ten grave zyn gedaak En weinig in zyn hart den tyd eens afgemaalt, Den tyd, den nutten tyd, is waardig op te merl^en, Dat Godc door zyn bevel kwam toonen zyne werken. Daar nooit geen weereld v,?as daar is 'er een gemaakt. Schier in een oogenblik door Godes kragt geraakt Geen hemel heeft bevel in 't minst hier konnen geven Terwyl geen aarden klomp of vesting was befchreven Geen paal, geen pieremyt, geen hooge of laage wal. Geen (lof, geen watervloed, daar iets uit komen zal, Maar uit een enkel niet dat zyn Gods alvermogen Zyn allemagtigheid, zyn wysheid, onbetogen, 2yn Godheid boven dien in luister uitgebreid, Maar niet door ftofkens aart maar door zyn magt bereid, Godt deed nog andermaal op zyn bevel daar komen Eene fuptiele lugt 't uitfpanfel zonder fchroomen, Her onderfchei' des asrds van mels paradys. Dien hemelhoogen troon door Gods bevelen wys; Maar dat nog niet genoeg, de aard' was woest en ledig. Die moest nog zyn verciert met fcheutkens mals en zedig, De boomen na zyn aart die brengen vrugten voort, Tot cieraad van 't land en voedfel zoo 't behoord. Dat door het zonneligt verkwikt en opgeheven. En oek tot heerfchappy de dagen van ons leven, En ook daar by de maan tot heerfchappy der nagt, Een ontelbaar getal glinftrent en zagt. Nu was de aard* verciert met kruit en vrugtbaar boomen, De zee moest haar beflag naar aart en wacerilroomen. De vogels op het veld die zweeven overal En pryzen Godes lof met liefelyk gefchal De dieren op het veld die zweven langs der heiden, Ja over berg en dal en door de klaverweiden; Hier moest nog zyn geftelt een- Koning over al. Een pronkftuk naar Gods beeld den Mensch in twee getal, Den hemel was gemaakt de aard' was neergezonken En dus was 't al verciert, door Godes kragt gefchonken. Nu rust Godt van zyn werk, niet dat hy moede was, Maar over 't wys beftel gefchapen op zyn pas, Het was een vasten dag van bidden ende waken. En in het kort gezeit, geen zonden aan te raken, Maar ach! wat komt 'er op, een uitgezonden flang. En fpert zyn kaken op en fprak met bly gezang. Met vals bedrog en list door duivels raad gegeven, Eet van dees lekkere vrugt dan zulc gy eeuwig leven. Dan zyt gy Godc gelyk in zyn verborgentheid. Ja kennen goed en kwaad, ei maakt u dog bereid. Daar valt de weereld neer als blixfemvuur en ftralen, Ja als een donderflag die bergen kan vermalen Wanneer dat Godt zyn ftem liet klinken op de zaal o Schriko naare fchrikbeeft aard' en hemelfchaar Dit is nu reeds geleen by na fes duizend jaren, Godt weet of niet den tyd by na is om te baren. Ik meen Gods oordeelsdag, het laatfte van den tyd, Door 't donderend geluit ons levensdrrad affnyd, Geen Mensch leeft op der aard die dit getal kan noemen. Of maken rekening op 't land of in de ftroomen Hoe veel 'er zyn gedaalt in de afgront van de hel, Daar nu nog nimmermeer geen uitkomst wefen zei. En wy, zondigen hoop, wy leven in onvrede. Daarom zent Godt zyn plaag op 't land en in de (lede. Van pest en dieren tyd en 't glinderende zwaard, Wat is de oorzaak dus? ons zondig boozen aart. Dus afgemaalt den tyd, de fchepping van de weereld. De opkomjt van het Landt in luister afgepeerelc. Nu zal ik my in 't kort gaan wenden tot u al. En hoop dat Godt zyn guDst in glorie fchenken zal. Voor eerst zoo zal ik my tot u Bailliu gaan wenden. En hoop dat Godt zyn Geest tot uwe ziel mag zenden, U zegent in uw huis, U zegent op het veldt, Ja waar Gy gaat of ftaat ftrydt moedig als een heldt, U, Edele Magifiraat, U wensch (k van gelyke, 't Zy Boer of Ambagtsman met Godes beeld te pryken Gy die nog geen verbond met Christus heeft gemaakt. Dat dit begonne Jaar Gods lieve ilem u naakt. En Wel Eerwaarden Heer, gy komt in hooge graten, Gy Herder van ons Dorp Godt zal u nooit verlaten. Al keert de weereld om al wierd de aard' verwoest, Ik wens Gods lieve (lem is eeuwig als een troost Ik wens u Kerkenraad die nevens U als Broeders, Bekwaamheit hups en (lerk befchutters en behoeders, Van Godes ware Kerk in een regtmatigheid Dat Christus bloed voor al haar ziele dog befpreit. Wel Meester van de Jeugd ik moet tot u eens fpreken En wenfche dat uw deugt in glorie mag uitfteken In dit u zwaar beroep van School- en Kerkendienst Op dat ons Borgery van uwe glory niest. Den Brouwer wensch ik toe een zegen aan zyn zyde, Schoon dat ze ons Zeelands Dorp van alle kant beflryden. De Branders nevens hem al zyn y/egen fmal. Ik wensch Godt geeft baar brood dat niemani keeren zal. Al die hier in ons Dorp de Mee hanteering dry ven. Ik wensch dat zy voortaan in zegen mag opftyven Met uitkomst van het Land door zegen van den Heer, Waar door ons Borgery raag bloeijen meer en meer. Ik wensch gy Winkeliers dat u niec were onthouwen Een zegen van Gods hand waar op gy moet vertrouwen. Ja dat u winkels al met Waren zyn gevult, Ja dat u zondig vlees met Christus leed geduld Nh wensch ik voor het laatst veel heil en grooten zegen In dit begonnen Jaar dat wy hebben gekregen, Een zalig Nieuwe Jaar gy Borgers van ons Dorp, Dat gy een nieuwe taal moog (]3reken als dit volk, Als Parters, Medersen Elamiten fimen, En die inwoonders zyn van Mef»potaiamen, En die van Judea als Kapidofis Lant, Een volk van Pontus zelfs en Afia faljant, Het volk van Prygia fprak een vernieuwde talen. En ook Pamphylia ging Godes Geest afmalen, Ja van de deelen zelf van Lybie aan Ciereen, Jodegenoten zelfs, ook Joden vast byeen. Die hier de werken Gods in luister ging ophalen Ja in een nieuwe taal Gods wondren ging afmalen, Mogt nu dees nieuwe dag ook wondren aan ons doen, Met Godes Geest gepaart als parels aan zyn kroon, Gy weet nu waardig Volk hoe ik t,en allen dagen, Zy 't heele Jaar bereid uw asfche weg ta dragen, Met 't krieken van den dag ja fomtyds favonds Iaat, Is 't dat ik door het Dorp met paard en karre gaad. Op dat ik met myn kar u asfche zoude torfchen. Die tegen uwen zin u haart en huis bemorfchcn. Was puin of eenig gruis op llraat u in de weeg, Ik Karreman afgeregt ik ruim het even fneeg, Myn dienst is voor 't gemeen niet voor particulieren. Om 't Sommclsdykfe Dorp nog helderder te eieren, En gy dan die doorgaans het heele ronde Jaar, Geroepen hebt tot ray, houw Karreman, hou daar. Hier heb ik wat voor u, hier is een test met asfchen. Smak die op uwsn kar, zy zal daar beter pasfen, Als in myn zilidlyk huis op niyne gladde plaat. Ik ben terftond gereed en doe het met ter daad. Door hagel, fneeuw of wint, moet ik ryden u asfchen, 't Verwagtcn is nu ook dat gy my toe zult pasfen. Een gift naar myn verdienst in deze Nieuwe Jaar, Dat ik van herte u toewenfche allegaar, Dat gy raag zalig zyn, en dat weerom herbloeije, U neringryken tyd, en dat de weereld groeije, In eendragt met malkaar het beste voor 't gemeen, Met onderdanigheid die Godes plaats bekleen. Zoo zal den hemel u en myn, als wy uit asfche-;: Eens opftaan, eeuwiglyk een ander h«il toepasfchen, Datr 't eene Nieuwe Jaar het ander volgt voorwaar, Dat wenscht den Karreman in deze Nieuwe Jaar. s MMELSDYK

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1987 | | pagina 14