INGSSPHeKMST....
De bakker
Cornelis Legierse
dhr. C. H. Heestermans
te Oude Tonge
de opa van dhr. Heestermans
Bladz. 2
,EILANDEN-NIEUWS"
WOENSDAG 23 DECEMBER 1987
„Geruime tijd speelde de gedachte bij mij dat er toch zo
weinig verteld wordt over ons mooie eiland en de be
levenissen van datzo stoereen wat harde bewoners. Als ik
zoals ik mijn hele leven veel gedaan heb nu aan de
rivier zit, gaan mijn gedachten uit naar vroeger en met
enig heimwee denk ik nu hoe mooi en met storm hoe
beangstigend het water boven de kruin van de dijk
stond".
Dit schrijft dhr. Heestermans uit Oude Tonge in zijn
inleiding van het boekje „De Bakker", dat hij op 79-
jarige leeftijd geschreven heeft. En verderop staat: Mét
mij denken vele oudere bewoners aan 't mooie van
vroeger, toen de tjalken en klippers met bolle zeilen en
fokken de haven in en uit voeren".
Dhr. Heestermans is nu 85 jaar en nog zeer kras. Hij
staat 's morgens om 6 uur op!
„Dat ben ik altijd gewend geweest" voegt hij er aan toe
als hij de uitdrukking op mijn gezicht ziet.... En om zijn
lichaam de nodige beweging te geven gaat hij elke dag
minstens één rondje fietsen en 's zomers ook nog elke dag
zwemmen. Zijn ogen en oren zijn goed, hij rijdt nog auto
„en wat heel belangrijk is: mijn geheugen is prima",
eindigt hij de opsomming.
Dhr. Heestermans denkt nog vaak met enige weemoed
terug aan de tijd van vroeger. Het water heeft altijd een
grote aantrekkingskracht op hem gehad. „Van opa
Legierse geërfd", zegt hij „hij heeft vroeger veel drenke
lingen gered".
Hij laat me een knipsel zien uit de Maas en Scheldebode
waarin onder meer staat: „Oude Tonge, Men vierde
gisteren feest in deze gemeente. Aanleiding hiertoe was,
dat op plechtige wijze aan schipper C. Legierse de drie
medailles zouden worden uitgereikt, welke hem waren
toegekend voor betoonde moed, zelfopoffering en doods
verachting bij de redding van 7 manschappen van het
schip „Eduard Alfhons".
De afdamming van Grevelingen, Volkerak en Krammer
vindt dhr. Heestermans maareen lelijke ingreep. Voorde
veiligheid wel juist maar 't mooie van eb en vloed is
verdwenen.... Zijn moeder was een schippersdochter en
vaak mocht hij meevaren met ooms en tantes. Wat een
avonturen heeft hij niet beleefd als het stormde! Wat een
machtig maar ook angstig gezicht was het niet als de
kade overliep! Het staat allemaal beschreven in zijn
boekje. Jammer is, dat er maar één exemplaar van is
gedrukt.... doch.... er wordt inmiddels aan gewerkt.
Over het leven als bakker vertelt hij het volgende:
„In mei '13 - ben ik van school gekomen. Mijn vader had
een kar gekocht en heel de zomer moest ik elke dag 40
broden a 12 ons naarde buitendijk brengen waar mensen
in een loods aan het werk waren. Ik was toen 10 jaar; een
jaar later brak de eerste-wereldoorlog uit.
Het brood werd toen nog in een houtoven gebakken. Dat
vergde veel tijd; we moesten altijd heel vroeg opstaan. Er
waren twee soorten bakkers: de z.g. „mekkebakkers" of
't Waren schrale tijden aan het begin van deze eeuw. In de
winter veel werkloosheid. In de winter was het in de
bakkerij altijd „loonbakken". Dat noemde men „mekken".
't Werd gemaakt van tarwe die als overgeschoten aren
door de kinderen werden vergaard,
't Werd bij de molenaar gemalen en dan per zakje van een
of meer loden bij de bakker gebracht. Elk zakje moest
nagezien worden, want het gebeurde weleens dat die tarwe
niet goed bewaard bleef met gevaar van muf worden. Was
't erg dan kon het hele baksel erdoor bedorven worden.
Bij ons werd per dag zo'n driehonderd broden gebakken a
5 cent per stuk. Hier moesten alle onkosten nog af van gist,
zout, stooksel, een knecht en meid voor 't gezin.
Tóch hadden we op eenvoudige wijze goed te eten. Vader
mestte zo'n 20 varkens en van die winst konden we
slachten. Dus voldoende vlees en spek. Wat in die tijd al
heel wat was!
Voor schooltijd moesten we die varkens al voeren en
uitmesten. En na schooltijd hier en daar brood bezorgen.
Het was alles erg goedkoop. Zo denk ik nog hoe de
turfschippers van Hoogeveen hier overal turf leverden.
Zo'n lange turf was 25 cm. lang en 6 a 7 cm. hoog. Ze
werden in zakken uit het schip gedragen, zó de schuur in en
netjes opgetast voor 1 cent per stuk. Niet te vragen wat die
arme turfstekers in Drente hiervoor kregen!
Zo ook bossen spanen, welke van de hoepelmakers uit de
Bieschbos kwamen, voor 5 cent per bos. Ook afval eiken
hout kwam per schip uit Limburg naar hier. De prijs was
per bos welke ongeveer 10 a 12 kilo woog, 10 cent per bos!
Alles werd toen nog met handwerk gedaan. Deeg maken in
een houten trog en de oven stoken met turf en hout
't Ging niet vlug, zodoende moest 's morgens heel vroeg al
begonnen worden. De eerste oven werd altijd met turf
gestookt en oven twee en drie met hout. Zo'n oven stoken
was écht vakwerk. Er was natuurlijk geen pirometer, zoals
nü. De ovenist moest steeds met een ijzeren haak 't vuur
heen en weer schuiven. Aan de kleur van de stenen kon
men dan zien, of hij warm genoeg was. Onzorgvuldigheid
gaf verbrand brood of niet goed gaar, wat op den duur je
naam als bakker geen goed deed.
Was de oven op hitte dan werd 't vuur met den haak in een
grote ijzeren doofpot getrokken. Daarna werd 't nog
aanwezige stof er met een lange stok, voorzien van een
natte zak uitgedweild.
Was 't vuur eruit halen een slecht karwei, vooral in de
zomer, 't uitdweilen was véél erger want je kreeg 't warme
stof en de damp van de natte zakken in je gezicht. In die tijd
zagen alle échte bakkers er slecht uit weinig buitenlucht
en lange dagen werken.
Meestal waren de bakkerijen laag en erg bekrompen met te
weinig ventilatie. De inventaris was ook nihil: 't bestond
uit een trog van hout waar het deeg in klaargemaakt werd
en een primitieve oven voor takkenbossen.
Er bestonden 2 soorten bakkers: de z.g. „mekkenbakkers"
uitsluitend loonbakkers. De andere iets meer vakwerk nl.
beschuit bakken en wat koekjes. Die ouderwetse be
schuiten waren heerlijk van smaak. Ze werden niet in
vormen gebakken, maar gewoon op een plaat als een rond
kadetje. De deeg bestond uit bloem, wat suiker en melk en
veel eieren. Als de deeg gereed was, werd 't in kleine
stukjes afgewogen, met de hand rondgebold en op een
plaat gezet, na gerezen te zijn.
Na in een hete oven afgebakken te zijn, werden ze met een
n^»,
het „loonbakken" en daarnaast waren er bakkers, die
wat meer vakwerk leverden zoals koekjes en beschuit. In
'20 kocht vadereen nieuwe takkenbos-oven; de oude had
60 jaar dienst gedaan. Ook werd een verdeelmachine en
een speculaasmachine aangeschaft. In die jaren ging het
al wat beter, de bakkerij begon op te lopen. In '24 werd
een bestelauto gekocht wat in het dorp de nodige deining
gaf. Een bakker met een auto!In '27 kochten mijn broer
en ik de zaak van vader".
Het is boeiend om naar dhr. Heestermans te luisteren.
Hij weet alles nog heel precies te vertellen. Geen wonder
dat zijn kleinkinderen hem altijd vragen om „nog eens
iets over vroeger te vertellen". Veel heeft hij meegemaakt;
na de eerste wereldoorlog volgde een tweede (en niet te
vergeten de moeilijke dertiger jaren) en in 'S3 de water
snoodramp. Bovendien waren er maar liefst 10 kleine
Heestermannen, waaronder twee vrouwen!, op te voeden.
Helaas leeft zijn vrouw niet meer. Dhr. Heestermans
woont alleen en kan zich nog prima redden. Hij kookt z 'n
eigen potje en voor het schoonmaken van zijn huis heeft
hij hulp.
„We hadden een leuk, groot gezin", vertelt hij „mijn
vrouw en ik hebben er altijd alles voor gedaan. Je kunt
wel stielen dat we er alles voor hebben opgeofferd".
Als hij nu op zijn leven terug ziet, voelt hij zich best
tevreden. Ik wil dit stukje eindigen met enkele regels uit
zijn boekje „De Bakker":
„Mijn ervaring is wel, dat tegenslag iemand sterk maakt.
En dat geeft een tevreden gevoel op 't einde van je
bestemming".
„Leef eenvoudig en met ijver en men zal in 't leven toch
slagen".
Teunie Knöps
scherp mes in helften gesneden en dan weer in een hete
oven gekleurd. Later werden ze in een lauwe oven
gedroogd.
Deze beschuiten werden verkocht voor 1 cent Begrijpelijk
was de winst voor dit vele handwerk gering.
In 1913 kocht vader een gegalvaniseerde trog. Prijs
32,50. Alle bakkers kwamen kijken, maar schrokken
terug van de prijs, 't Was de eerste stap naar vernieuwing.
Spijs van amandelboterletters werd zélf gemaakt. Een
houten ronde bak hing aan 3 kettingen aan de zolder. In de
bak een ijzeren kogel van 6 a 7 kilo. Door ronddraaien
werden de amandelen langzaam fijn gedraaid. Dit alles
zeer veel tijd vergend.
Mijn moeder was erg economisch aangelegd.
Zaterdagsavonds werden de busjes van cacao uit de kast
gehaald, voor de oude dag, voor de kleding, voor een klein
hypotheekje enz. Wij spotten toen wel 'ns met dit gedoe,
maar nu vele jaren later heb ik nog steeds be
wondering voor de wijze, waarop ze altijd zorgde dat er
geld was. Als er schoenen of kleren nodig waren, moest
altijd de stand van 't busje besUssen: kopen of nog even
wachten. Nooit werd er van andere bronnen afgehaald.
In mei 1913 ben ik van school gekomen en moest de
bakkerij in. Mijn broer Hendrik stond al driejaar in 't vak.
Er werd een kar gekocht en heel de zomer moest ik elke dag
40 broden a 12 ons aan de buitendijk brengen. Hier was
een grote loods met 40 werkmensen, die de steenglooiing
aan het repareren waren. Per man werd 12 ons brood per
dag verorberd.
Zwaar werk in de buitenlucht gaf eetlust en 't beleg zal in
die tijd ook niet zo geweest zijn als nu.
Enige maanden later brak de mobilisatie uit van W.O. 1.
September 1914 kregen wij 2 militairen ingekwartierd. De
vergoeding voor 2 jonge kerels was 2x 4,50 per week,
inclusief wassen.
Oktober 1915 viel Antwerpen en honderden Belgen
vluchtten. 'tDorp was al voorzien van 300 militairen, daar
kwamen nog 2 a 300 vluchtelingen bij, wat in het dorp veel
verwarring gaf. Ook wij kregen 4 vluchtelingen van een
verre familie van mijn vader.
't Ene varken na 't andere werd geslacht waar al gauw
verlies op zat. De moeilijkheden door mobilisatie werden
dagelijks meer. Zachtjes aan kwam overal gebrek aan. De
kwaliteit van brood werd steeds slechter: rogge, gerst,
maïs, aardappelmeel, sojameel en wat tarwe. Ook 't
stooksel werd steeds schaarser. Turf was haast niet meer te
krijgen, 't Scheen dat de distributie niet erg voldeed.
Onkunde en wellicht corruptie waren hier wel oorzaak
van. Ook scheen veel smokkel naar Duitsland niet vreemd
te zijn. Vele lieden zwommen in 't geld, maar de meeste
mensen hadden gebrek aan alles, 't Werd steeds kritieker.
In de zomer van 1918 was de nood ten top gestegen. Op 't
platteland ging 't nog wel. Er was tarwe en aardappelen
genoeg. Alleen de wet positie was gering. Vader met een
paar kennissen reden wel eens naar Ouddorp. Vele strand-
goederen spoelden aan van getorpedeerde vrachtschepen.
Met de kar, bespannen met 2 hitten reden ze dan 's
morgens om 5 uur al weg.
Bij de strandmensen kochten ze dan kisten Australische
roomboter. Soms een vat spijsolie en vaten port.
In de huisjes aan het strand stond meest in 't voorportaaltje
een keulse pot vol zware port. De mensen liepen heel de
dag maar te drinken, wat nogal eens hilariteit gaf.
Zo naderde 't einde van de oorlog. Ik herinnerde me dat wij
op een dag naar Zierikzee gefietst zijn, daar was door een
Engelse vlieger een bom gegooid op een huis. Drie doden
Toen Napoleon zijn roem uit was, bleef in Zierikzee wat
houten oorlogsschepen liggen. Op een dier schepen was de
vader van mijn opa Marienier en timmerman van de
schepen.
Als Fransman schreef hij zijn naam als LAGUERSE. Na
een tijd is dit veranderd in LEGIERSE.
Hoe die goeie man daar is blijven hangen is minder
bekend. Van opa heb ik vernomen dat hij daar op een
scheepswerfje timmerman is geworden en gehuwd is.
In 1826 is mijn grootvader daar geboren. Hij volgde haast
geen school en moest al vroeg met mossels langs de deuren
venten. Zo gauw hij wat groter was ging hij als jongmaatje
met de mosselvissers mee. Een harde jeugd voor zo'n
kleine jongen.
Schrijven kon deze man haast niet meer maar hij kon
boeiend vertellen. Avontuurlijke gebeurtenissen zag je zo
voor je! Na een tijd kwam hij bij een vrachtzeilschip voor
2,00 en de kost
Heel wat anders als nu op de motorschepen. Het was hard
werken.
Na een tijd is hij in Oude Tonge voorgoed gaan wonen.
Eerst als schippersknecht en toen zélf als schipper op een
houten tjalk van 60 ton.
Toen waren er nog geen vluchthavens als Zijpe en Dintel-
oord. Talrijk waren dan ook de schipbreuken als er onver
wacht een storm opstak. Ontelbaar waren de verhalen als
zij met een roeiboot met veel levensgevaar erop uit
trokken.
Nu is overal pracht reddingsmateriaal, maar toen was de
boot van een arme schipper waar haast geen vergoeding
voor was. Soms verspeelden zij op zo'n vracht vier stel
riemen en alles voor eigen rekening!
In een novemberstorm bleef voor Oude Tonge een klipper
uit Zeeland, geladen met aardappelen. Man, vrouw, de
knecht en 4 kinderen hebben zij gered. Twee volle uren zijn
zij bij het schip gebleven eer zij allen gered waren. Hoe
nu.... geen kleren en geen geld. Opa nam het stel in huis.
's Avonds kwamen alle schippers bij elkaar en ontfermden
zich over de slachtoffers. Sociaal waren deze mensen, die
zelf arm waren, een prachtig voorbeeld.
Zo heeft opa eens een stel gered. Met een meisje op zijn rug
van dat schip, moest hij een meer overzwemmen. Het was
donker en zijn drenkelinge woog zó zwaar dat hij haar
moest laten gaan. Moe en koud dook hij nog eens onder,
haalde haar naar boven, maar opa kon niet meer.
De andere morgen is hij op nader onderzoek gegaan. Er
was al een dokter en nog een paar mannen aan 't bergen.
Opa vertelde 't relaas. De dokter kon het begrijpen want 't
bleek dat 't slachtoffer, toen zij het drama aan zag komen,
zeven baaie rokken over elkaar aan had getrokken om te
redden en dat werd haar ongeluk.
In het oorlogsjaar 1870 is voor de plaat van Oude Tonge
een half zeilschip/stoomboot vergaan. Uren hebben de
schippers eraan bezig geweest om de zeven bemannings
leden eraf te halen, 't Was in een vlei tussen twee platen
verlagerd en overspoeld door de storm. Wilde verhalen
gingen door het dorp. De lading was bovenop grote kisten
met duffel, waar de mannen vroeger jekkers van maakten.
Onder die kisten was wapens en munitie verborgen. Veel
van die vracht vooral 't duffel is door de bevolking
van Oude Tonge en Bruinisse gejut
't Verhaal van opa over ijsgang was ook 't luisteren waard:
bij zware vorst konden de veerlui niet varen. Zeilen door
de schotsen ijs was niet doenbaar.
Bij noodgevallen, dan deed men glijdijzers onder een
roeiboot en zó in open water roeien en geraakte men in de
kostte dat De navigatie stond zeker nog niet hoog, want hij
dacht boven Antwerpen geweest te zijn!
Zo zijn wij in november 1918 naar Bergen op Zoom wezen
kijken naar vervoer van Duitse soldaten, die uit België via
Bergen op Zoom naar Duitsland werden vervoerd, 't Was
een hopeloos gezicht al die ontredderde mannen. Mager,
in lompen, vol modder en vele gewonden. Maar de oorlog
was over.
De distributie was nog hopeloos, maar begon zachtjesaan
weer op gang te komen. Ook de kwaliteit ging zacht
vooruit. Vele jonge mannen gingen in Rotterdam werken
als bootwerker, nu de schepen weer binnen kwamen.
Mijn vrienden zijn allen weggetrokken. Velen zijn aardig
geslaagd daar. Deze jongens wilden best hard werken en
verdienden daar heel wat meer als hier op 't land. Velen
zijn ploegbaas, kraanmachinist of bij de Electrische tram
bestuurder enz. geworden.
Vriend Koos was op school een slechte leerling, na school
werken was er ook niet bij. Deed altijd wat handel in geiten
en konijnen enz. Ging ook op de boten in Rotterdam
werken, maar werd weer rap bedankt. Als 19-jarige knaap
huurde hij een paar oude woningen aan 't Haringvliet en
nam veel jongens hiervandaan in de kost. Kocht een oude
biljart en tapte 's avonds een biertje. De jongens vonden
dat gezellig en bleven van de straat. Koos was een
uitgeslepen knaap, hij heeft later een pracht restaurant
gekocht en is een man in bonus geworden. Als ik in
Rotterdam was, wipte ik dikwijls bij hem aan. Daar stond
dan de vroegere koewachter met een duur maatpak aan en
gouden horloge met ketting. Vroeger in 't dorp dacht
iedereen dat 't niets met hem zou worden. Men weet toch
nooithoe iemand lateruitde verf komt In zijn hart bleef hij
toch de dorpsjongen en kon nog schateren om onze jeugd
jaren.
Thuis was 't steeds hard werken, maar de bakkerij ging
vooruit. In 1920 was als demonstratie een kneedmachine
als proef geplaatst Het was een zware ijzeren kuip met een
groot vliegwiel eraan en een handvat om te draaien, 't
Werkte goed maar 'twas zo'n zwaar karwei dat 't beter met
de hand in de trog ging.
Ook in 1920 hebben we een nieuwe takkenbosoven gezet
De oude oven had 60 jaar dienst gedaan. Door bovenop de
oven rookkanalen te zetten, ging de trek veel harder en was
de capaciteit al groter. Ook een verdeelmachine en een
speculaasmachine werden aangeschaft. Alles natuurlijk
handkracht Maar 't nam al veel tijd weg. De jaren waren
toen aardig economisch met weinig werklozen en voor die
tijd aardig beloond.
In 1922 moesten we er een tweede houtoven bij plaatsen.
De banketbakkerij begon ook wat op te lopen. Wij hadden
nog weinig ervaring op dat gebied, maar van vele firma's
werden proefbakkers gestuurd. Meest waren dit mensen
met grote vakkennis. Deze lieden hadden niets geen school
of theorie gehad. Vaak als kok, banketbakker gevaren en
hadden daar veel praktijk geleerd. Zodoende leerden wij
aardig wat van 't vak. Later hebben wij van diverse firma's
proefbanketbakkers laten komen, die cursussen organi
seerden, waar ook nogal van opgestoken werd.
't Loonbakken verminderde nogal en de mensen gingen
veel op koopbrood over.
In 1923 werd in Nieuwe Tonge een arbeiders-coöperatie
geopend en werd ook in Oude Tonge brood bezorgd, 't
Werd een scherpe concurrentiestrijd en een paar kleinere
bakkers moesten de strijd opgeven.
Wij pakten alles aan en gingen verder brood bezorgen. De
omzet steeg, maar niet de winst. Inmiddels hadden wij ook
schotsen dan trok men de boot er op en gleden zo over t ijs.
Dat moet een zeer gevaariijk baantje geweest zijn. Op een
keer gleed een jongen bij het trekken in het ijskoude water.
Men kon hem pakken, maar de reis verder duurde een uur
Nat en met een temperatuur van 10° vorst was hij zo süjf
bevroren. Maanden heeft hij met zware longontsteking m
bed gelegen en is het geval nooit goed te boven gekomen.
Altijd wist deze slimme baas raad op de meest hachelijke
gebeurtenissen. Voorzichtig maar toch onverschrokken en
vol zorg voor zijn mannen waar hij zich verantwoordelijk
voor vond.
Hij vertelde altijd over het gevaariijke Hellegat waar de
scheepswrakken kop aan kop onder het zand lagen.
Nog één voorval wil ik doorgeven:
De harde winter van 1890 begon al in november. De eerste
nacht vroor het al 15°. In Oude Tonge lagen 5 houten
schepen geladen met bieten, welke naar B rabant afgevoerd
zouden worden. Maar door het ijs konden zij de haven niet
uit en bleven liggen tot eind maart. De vijfschippers kregen
bericht zo spoedig mogelijk op te varen via de Krammer en
de Mark naar de fabriek. Alles ging goed en met westen
wind ging 't voor spoedig zeilen. Ter hoogte van Sluis-
haven kwamen opeens hele velden ijsschotsen aanzetten.
Schotsen van meters dik en soms 10 mtr. lang. De schepen
konden niet heen en weer. 't IJs kruide over de dekken en
allen zonken met staande zeilen.
Wat was er nu gebeurd?!
De pontonniers van 't leger hadden met behulp van
dynamiet de Kil bij Dordt opgeblazen. Door de gebrekkige
communicatie van berichtgeving was de zaak niet goed
doorgegeven mét het rampzalige gevolg. Met veel moeite
en wat geluk zijn de schippers tóch gered. Een schipper
was niet verzekerd. Of het was uit principe of het was uit
armoe is niet bekend.
In de papieren van mijn opa vond ik later een inzamelings-
lijst welk ein het dorp circuleerde met het resultaat van
950,00 waarvoor men een tjalk met volle zeilen kon
aanschaffen.
Ik zal proberen deze lijst te publiceren. Merkwaardig is dat
dit geval met dubbeltjes, kwartjes en guldens bij elkaar
gecolporteerd werd.
Bij het sterven van opa stond in het plaatselijke blad
„Maas- en Scheldebode". 't Nu volgende verslag uit
1913:
„Vorige week overleed onverwacht een van onze beste
burgers. De Nestor van het schippersgilde, Cornelis
Legierse, in de ouderdom van 92 jaar, waarvan hij ruim
zeventig jaar op de Zeeuwse stromen doorgebracht
had. Met recht gold hij dan ook als een der beste
kenners dier verraderlijke wateren, 't Was dan ook niet
onaardig als hij op zijn praatstoel zat Legierse al de
schepen bij name genoemd, die in zijn leven al in de
diepte verdwenen zijn en in 't bijzonder op de
Krammer door 't ontbreken van een vluchthaven. Ze
liggen in 't Krammer, kop en staart. Wanneer zoiets als
schipbreuk was, was Kees altijd paraat. Dan trok hij
erop uit aan de spits van andere koene gezellen om de
schipbreukelingen zoveel mogelijk te helpen redden.
Talrijk zijn de vele levens door de wakkere Legierse in
meer dan een halve eeuw hier en elders aan een wisse
dood ontrukt. Vele ook de bewijzen van hulde, hem
door velen van alle kanten gebracht.
We herinneren aan de gouden medailles, die zijn borst
bij plechtige gelegenheden sierden:
1 geschonken door H.K.H. Wilhelmina.
1 geschonken door de HoUandsche Mij tot redding van
drenkelingen.
1 geschonken door de Mij tot Nut van 't Algemeen.
Hoe hij daarom bemind en geëerd was door de makkers
der Schuttevaergasten is nog duidelijk gebleken in
Februari 1903 te Deventer. Daar werd de 40e Alge
mene Vergadering gehouden waar hem namens de Ver
eniging in een welsprekende rede door de voorzitter,
een fraaie tegelplaat werd aangeboden, waarop een
bekend schilder van de stad, een voorstelling had
gepenseeld, uitbeeldend een gezicht op de Schipbrug
over de IJssel. Legierse was lid van de Schuttevaer
sinds de oprichting, afdeling Oude Tonge. Hij was 19
jaar onafgebroken bestuurslid en sinds twee jaar erelid.
Zijn naam en daden zullen onder de leden dier Ver
eniging en zeker onder de inwoners van de Gemeente
nog lang in herinnering blijven".
„HIJ RUSTE IN VREDE"
Aldus de Maas- en Scheldebode uit 1913.
een kneedmachine, gedreven door een benzinemotor.
Machine en motor kostten samen 1100,- wat voor die
tijd een zeer groot bedrag was.
Met de twee houtovens en de machine werd toen al 50
balen meer per week verwerkt.
In 1924 werd een bestelauto gekocht: een Fordonderstel.
In Sommelsdijk werd door een wagenmaker er een houten
carrosserie opgebouwd.
't Gaf in 't dorp al deining in die tijd. Een bakker met een
auto! In heel het doip waren nog maar 4 of 5 auto's!
Vermeldenswaardig is dat een niet erg collegiale bakker
met brood langs de klanten ging, iets zwaarder afgewogen
dan normaal en vertelde de klanten dat zij die auto
betaalden. Maar 't viel nogal mee.
Tóch was het begrip „collega" in dien tijd over 't algemeen
wel goed. De meeste bakkers waren z.g. eenmanszaken.
Werd zo'n man ziek, dan kwamen alle collega's bij elkaar
en verdeelden de omzet onder elkaar, ieder naar capaciteit
en werd tegen kostprijs van de grondstoffen aan de
getroffen bakker geleverd. Niemand kon dit weigeren,
want dan ging je reputatie in het dorp niet vooruit en kon je
dit vele klanten kosten. Zo is er een bakkerij afgebrand en
is er 4 maanden zo voor gebakken.
Alles bij elkaar gmg het vrij goed in dien tijd. In 1927
kochten mijn broer en ik samen de zaak van vader.
Hetzelfde jaar bouwden we al een heteluchtoven van de
firma de Boer uit Dordrecht, 't Was de eerste niet-
takkenbosoven op het eiland, 't Scheelde al heel veel werk,
dus kon meer geproduceerd worden, 't Was een heel
stenen oven met geweldige muren, waartussen zand voor
isolatie. De kosten in die tijd was 3000,-.
In 1930 kwam door de crisis in heel de wereld veel
werkloosheid. De lonen tuimelden soms met 20% ineens
naar beneden, 't Waren armoedige tijden. Veel jongens
stonden te bedelen om werk. Nergens was iets te doen.
Wij zijn toen koekjes en beschuit gaan bakken voor de
winkels. Er werd weinig aan verdiend, maar ze kwamen
voor 10,- in de week werken. Alles bij elkaar draaide 't
toch.
De jongens waren blij als er 's avonds overgewerkt kon
worden. Dan waren ze van de straat en thuis was ook niet
veel te beleven. Gezellig was 't voor hen. Ze kregen dan
ook cigaretten en een biertje. In de St. Nicolaas tijd werden
grote massa's banketkransen gemaakt. Deze werden ge
maakt van spijs, die gedraaid werd van zoet gemaakte
abrikozenpitten. 't Was zeer zuivere spijs en ze werd
verkocht aan de winkels voor 25 cent per letter inclusief
doos en toch werd er nog wat aan verdiend!
Zeer sombere jaren waren 't, de dertigers. Toch bouwden
wij in 1931 een geheel nieuw winkelpand. Voor die tijd al
vrij groot 70 m met bovenwoning.
""H^" *ii*^^