INGSSPHeKMST.... De bakker Cornelis Legierse dhr. C. H. Heestermans te Oude Tonge de opa van dhr. Heestermans Bladz. 2 ,EILANDEN-NIEUWS" WOENSDAG 23 DECEMBER 1987 „Geruime tijd speelde de gedachte bij mij dat er toch zo weinig verteld wordt over ons mooie eiland en de be levenissen van datzo stoereen wat harde bewoners. Als ik zoals ik mijn hele leven veel gedaan heb nu aan de rivier zit, gaan mijn gedachten uit naar vroeger en met enig heimwee denk ik nu hoe mooi en met storm hoe beangstigend het water boven de kruin van de dijk stond". Dit schrijft dhr. Heestermans uit Oude Tonge in zijn inleiding van het boekje „De Bakker", dat hij op 79- jarige leeftijd geschreven heeft. En verderop staat: Mét mij denken vele oudere bewoners aan 't mooie van vroeger, toen de tjalken en klippers met bolle zeilen en fokken de haven in en uit voeren". Dhr. Heestermans is nu 85 jaar en nog zeer kras. Hij staat 's morgens om 6 uur op! „Dat ben ik altijd gewend geweest" voegt hij er aan toe als hij de uitdrukking op mijn gezicht ziet.... En om zijn lichaam de nodige beweging te geven gaat hij elke dag minstens één rondje fietsen en 's zomers ook nog elke dag zwemmen. Zijn ogen en oren zijn goed, hij rijdt nog auto „en wat heel belangrijk is: mijn geheugen is prima", eindigt hij de opsomming. Dhr. Heestermans denkt nog vaak met enige weemoed terug aan de tijd van vroeger. Het water heeft altijd een grote aantrekkingskracht op hem gehad. „Van opa Legierse geërfd", zegt hij „hij heeft vroeger veel drenke lingen gered". Hij laat me een knipsel zien uit de Maas en Scheldebode waarin onder meer staat: „Oude Tonge, Men vierde gisteren feest in deze gemeente. Aanleiding hiertoe was, dat op plechtige wijze aan schipper C. Legierse de drie medailles zouden worden uitgereikt, welke hem waren toegekend voor betoonde moed, zelfopoffering en doods verachting bij de redding van 7 manschappen van het schip „Eduard Alfhons". De afdamming van Grevelingen, Volkerak en Krammer vindt dhr. Heestermans maareen lelijke ingreep. Voorde veiligheid wel juist maar 't mooie van eb en vloed is verdwenen.... Zijn moeder was een schippersdochter en vaak mocht hij meevaren met ooms en tantes. Wat een avonturen heeft hij niet beleefd als het stormde! Wat een machtig maar ook angstig gezicht was het niet als de kade overliep! Het staat allemaal beschreven in zijn boekje. Jammer is, dat er maar één exemplaar van is gedrukt.... doch.... er wordt inmiddels aan gewerkt. Over het leven als bakker vertelt hij het volgende: „In mei '13 - ben ik van school gekomen. Mijn vader had een kar gekocht en heel de zomer moest ik elke dag 40 broden a 12 ons naarde buitendijk brengen waar mensen in een loods aan het werk waren. Ik was toen 10 jaar; een jaar later brak de eerste-wereldoorlog uit. Het brood werd toen nog in een houtoven gebakken. Dat vergde veel tijd; we moesten altijd heel vroeg opstaan. Er waren twee soorten bakkers: de z.g. „mekkebakkers" of 't Waren schrale tijden aan het begin van deze eeuw. In de winter veel werkloosheid. In de winter was het in de bakkerij altijd „loonbakken". Dat noemde men „mekken". 't Werd gemaakt van tarwe die als overgeschoten aren door de kinderen werden vergaard, 't Werd bij de molenaar gemalen en dan per zakje van een of meer loden bij de bakker gebracht. Elk zakje moest nagezien worden, want het gebeurde weleens dat die tarwe niet goed bewaard bleef met gevaar van muf worden. Was 't erg dan kon het hele baksel erdoor bedorven worden. Bij ons werd per dag zo'n driehonderd broden gebakken a 5 cent per stuk. Hier moesten alle onkosten nog af van gist, zout, stooksel, een knecht en meid voor 't gezin. Tóch hadden we op eenvoudige wijze goed te eten. Vader mestte zo'n 20 varkens en van die winst konden we slachten. Dus voldoende vlees en spek. Wat in die tijd al heel wat was! Voor schooltijd moesten we die varkens al voeren en uitmesten. En na schooltijd hier en daar brood bezorgen. Het was alles erg goedkoop. Zo denk ik nog hoe de turfschippers van Hoogeveen hier overal turf leverden. Zo'n lange turf was 25 cm. lang en 6 a 7 cm. hoog. Ze werden in zakken uit het schip gedragen, zó de schuur in en netjes opgetast voor 1 cent per stuk. Niet te vragen wat die arme turfstekers in Drente hiervoor kregen! Zo ook bossen spanen, welke van de hoepelmakers uit de Bieschbos kwamen, voor 5 cent per bos. Ook afval eiken hout kwam per schip uit Limburg naar hier. De prijs was per bos welke ongeveer 10 a 12 kilo woog, 10 cent per bos! Alles werd toen nog met handwerk gedaan. Deeg maken in een houten trog en de oven stoken met turf en hout 't Ging niet vlug, zodoende moest 's morgens heel vroeg al begonnen worden. De eerste oven werd altijd met turf gestookt en oven twee en drie met hout. Zo'n oven stoken was écht vakwerk. Er was natuurlijk geen pirometer, zoals nü. De ovenist moest steeds met een ijzeren haak 't vuur heen en weer schuiven. Aan de kleur van de stenen kon men dan zien, of hij warm genoeg was. Onzorgvuldigheid gaf verbrand brood of niet goed gaar, wat op den duur je naam als bakker geen goed deed. Was de oven op hitte dan werd 't vuur met den haak in een grote ijzeren doofpot getrokken. Daarna werd 't nog aanwezige stof er met een lange stok, voorzien van een natte zak uitgedweild. Was 't vuur eruit halen een slecht karwei, vooral in de zomer, 't uitdweilen was véél erger want je kreeg 't warme stof en de damp van de natte zakken in je gezicht. In die tijd zagen alle échte bakkers er slecht uit weinig buitenlucht en lange dagen werken. Meestal waren de bakkerijen laag en erg bekrompen met te weinig ventilatie. De inventaris was ook nihil: 't bestond uit een trog van hout waar het deeg in klaargemaakt werd en een primitieve oven voor takkenbossen. Er bestonden 2 soorten bakkers: de z.g. „mekkenbakkers" uitsluitend loonbakkers. De andere iets meer vakwerk nl. beschuit bakken en wat koekjes. Die ouderwetse be schuiten waren heerlijk van smaak. Ze werden niet in vormen gebakken, maar gewoon op een plaat als een rond kadetje. De deeg bestond uit bloem, wat suiker en melk en veel eieren. Als de deeg gereed was, werd 't in kleine stukjes afgewogen, met de hand rondgebold en op een plaat gezet, na gerezen te zijn. Na in een hete oven afgebakken te zijn, werden ze met een n^», het „loonbakken" en daarnaast waren er bakkers, die wat meer vakwerk leverden zoals koekjes en beschuit. In '20 kocht vadereen nieuwe takkenbos-oven; de oude had 60 jaar dienst gedaan. Ook werd een verdeelmachine en een speculaasmachine aangeschaft. In die jaren ging het al wat beter, de bakkerij begon op te lopen. In '24 werd een bestelauto gekocht wat in het dorp de nodige deining gaf. Een bakker met een auto!In '27 kochten mijn broer en ik de zaak van vader". Het is boeiend om naar dhr. Heestermans te luisteren. Hij weet alles nog heel precies te vertellen. Geen wonder dat zijn kleinkinderen hem altijd vragen om „nog eens iets over vroeger te vertellen". Veel heeft hij meegemaakt; na de eerste wereldoorlog volgde een tweede (en niet te vergeten de moeilijke dertiger jaren) en in 'S3 de water snoodramp. Bovendien waren er maar liefst 10 kleine Heestermannen, waaronder twee vrouwen!, op te voeden. Helaas leeft zijn vrouw niet meer. Dhr. Heestermans woont alleen en kan zich nog prima redden. Hij kookt z 'n eigen potje en voor het schoonmaken van zijn huis heeft hij hulp. „We hadden een leuk, groot gezin", vertelt hij „mijn vrouw en ik hebben er altijd alles voor gedaan. Je kunt wel stielen dat we er alles voor hebben opgeofferd". Als hij nu op zijn leven terug ziet, voelt hij zich best tevreden. Ik wil dit stukje eindigen met enkele regels uit zijn boekje „De Bakker": „Mijn ervaring is wel, dat tegenslag iemand sterk maakt. En dat geeft een tevreden gevoel op 't einde van je bestemming". „Leef eenvoudig en met ijver en men zal in 't leven toch slagen". Teunie Knöps scherp mes in helften gesneden en dan weer in een hete oven gekleurd. Later werden ze in een lauwe oven gedroogd. Deze beschuiten werden verkocht voor 1 cent Begrijpelijk was de winst voor dit vele handwerk gering. In 1913 kocht vader een gegalvaniseerde trog. Prijs 32,50. Alle bakkers kwamen kijken, maar schrokken terug van de prijs, 't Was de eerste stap naar vernieuwing. Spijs van amandelboterletters werd zélf gemaakt. Een houten ronde bak hing aan 3 kettingen aan de zolder. In de bak een ijzeren kogel van 6 a 7 kilo. Door ronddraaien werden de amandelen langzaam fijn gedraaid. Dit alles zeer veel tijd vergend. Mijn moeder was erg economisch aangelegd. Zaterdagsavonds werden de busjes van cacao uit de kast gehaald, voor de oude dag, voor de kleding, voor een klein hypotheekje enz. Wij spotten toen wel 'ns met dit gedoe, maar nu vele jaren later heb ik nog steeds be wondering voor de wijze, waarop ze altijd zorgde dat er geld was. Als er schoenen of kleren nodig waren, moest altijd de stand van 't busje besUssen: kopen of nog even wachten. Nooit werd er van andere bronnen afgehaald. In mei 1913 ben ik van school gekomen en moest de bakkerij in. Mijn broer Hendrik stond al driejaar in 't vak. Er werd een kar gekocht en heel de zomer moest ik elke dag 40 broden a 12 ons aan de buitendijk brengen. Hier was een grote loods met 40 werkmensen, die de steenglooiing aan het repareren waren. Per man werd 12 ons brood per dag verorberd. Zwaar werk in de buitenlucht gaf eetlust en 't beleg zal in die tijd ook niet zo geweest zijn als nu. Enige maanden later brak de mobilisatie uit van W.O. 1. September 1914 kregen wij 2 militairen ingekwartierd. De vergoeding voor 2 jonge kerels was 2x 4,50 per week, inclusief wassen. Oktober 1915 viel Antwerpen en honderden Belgen vluchtten. 'tDorp was al voorzien van 300 militairen, daar kwamen nog 2 a 300 vluchtelingen bij, wat in het dorp veel verwarring gaf. Ook wij kregen 4 vluchtelingen van een verre familie van mijn vader. 't Ene varken na 't andere werd geslacht waar al gauw verlies op zat. De moeilijkheden door mobilisatie werden dagelijks meer. Zachtjes aan kwam overal gebrek aan. De kwaliteit van brood werd steeds slechter: rogge, gerst, maïs, aardappelmeel, sojameel en wat tarwe. Ook 't stooksel werd steeds schaarser. Turf was haast niet meer te krijgen, 't Scheen dat de distributie niet erg voldeed. Onkunde en wellicht corruptie waren hier wel oorzaak van. Ook scheen veel smokkel naar Duitsland niet vreemd te zijn. Vele lieden zwommen in 't geld, maar de meeste mensen hadden gebrek aan alles, 't Werd steeds kritieker. In de zomer van 1918 was de nood ten top gestegen. Op 't platteland ging 't nog wel. Er was tarwe en aardappelen genoeg. Alleen de wet positie was gering. Vader met een paar kennissen reden wel eens naar Ouddorp. Vele strand- goederen spoelden aan van getorpedeerde vrachtschepen. Met de kar, bespannen met 2 hitten reden ze dan 's morgens om 5 uur al weg. Bij de strandmensen kochten ze dan kisten Australische roomboter. Soms een vat spijsolie en vaten port. In de huisjes aan het strand stond meest in 't voorportaaltje een keulse pot vol zware port. De mensen liepen heel de dag maar te drinken, wat nogal eens hilariteit gaf. Zo naderde 't einde van de oorlog. Ik herinnerde me dat wij op een dag naar Zierikzee gefietst zijn, daar was door een Engelse vlieger een bom gegooid op een huis. Drie doden Toen Napoleon zijn roem uit was, bleef in Zierikzee wat houten oorlogsschepen liggen. Op een dier schepen was de vader van mijn opa Marienier en timmerman van de schepen. Als Fransman schreef hij zijn naam als LAGUERSE. Na een tijd is dit veranderd in LEGIERSE. Hoe die goeie man daar is blijven hangen is minder bekend. Van opa heb ik vernomen dat hij daar op een scheepswerfje timmerman is geworden en gehuwd is. In 1826 is mijn grootvader daar geboren. Hij volgde haast geen school en moest al vroeg met mossels langs de deuren venten. Zo gauw hij wat groter was ging hij als jongmaatje met de mosselvissers mee. Een harde jeugd voor zo'n kleine jongen. Schrijven kon deze man haast niet meer maar hij kon boeiend vertellen. Avontuurlijke gebeurtenissen zag je zo voor je! Na een tijd kwam hij bij een vrachtzeilschip voor 2,00 en de kost Heel wat anders als nu op de motorschepen. Het was hard werken. Na een tijd is hij in Oude Tonge voorgoed gaan wonen. Eerst als schippersknecht en toen zélf als schipper op een houten tjalk van 60 ton. Toen waren er nog geen vluchthavens als Zijpe en Dintel- oord. Talrijk waren dan ook de schipbreuken als er onver wacht een storm opstak. Ontelbaar waren de verhalen als zij met een roeiboot met veel levensgevaar erop uit trokken. Nu is overal pracht reddingsmateriaal, maar toen was de boot van een arme schipper waar haast geen vergoeding voor was. Soms verspeelden zij op zo'n vracht vier stel riemen en alles voor eigen rekening! In een novemberstorm bleef voor Oude Tonge een klipper uit Zeeland, geladen met aardappelen. Man, vrouw, de knecht en 4 kinderen hebben zij gered. Twee volle uren zijn zij bij het schip gebleven eer zij allen gered waren. Hoe nu.... geen kleren en geen geld. Opa nam het stel in huis. 's Avonds kwamen alle schippers bij elkaar en ontfermden zich over de slachtoffers. Sociaal waren deze mensen, die zelf arm waren, een prachtig voorbeeld. Zo heeft opa eens een stel gered. Met een meisje op zijn rug van dat schip, moest hij een meer overzwemmen. Het was donker en zijn drenkelinge woog zó zwaar dat hij haar moest laten gaan. Moe en koud dook hij nog eens onder, haalde haar naar boven, maar opa kon niet meer. De andere morgen is hij op nader onderzoek gegaan. Er was al een dokter en nog een paar mannen aan 't bergen. Opa vertelde 't relaas. De dokter kon het begrijpen want 't bleek dat 't slachtoffer, toen zij het drama aan zag komen, zeven baaie rokken over elkaar aan had getrokken om te redden en dat werd haar ongeluk. In het oorlogsjaar 1870 is voor de plaat van Oude Tonge een half zeilschip/stoomboot vergaan. Uren hebben de schippers eraan bezig geweest om de zeven bemannings leden eraf te halen, 't Was in een vlei tussen twee platen verlagerd en overspoeld door de storm. Wilde verhalen gingen door het dorp. De lading was bovenop grote kisten met duffel, waar de mannen vroeger jekkers van maakten. Onder die kisten was wapens en munitie verborgen. Veel van die vracht vooral 't duffel is door de bevolking van Oude Tonge en Bruinisse gejut 't Verhaal van opa over ijsgang was ook 't luisteren waard: bij zware vorst konden de veerlui niet varen. Zeilen door de schotsen ijs was niet doenbaar. Bij noodgevallen, dan deed men glijdijzers onder een roeiboot en zó in open water roeien en geraakte men in de kostte dat De navigatie stond zeker nog niet hoog, want hij dacht boven Antwerpen geweest te zijn! Zo zijn wij in november 1918 naar Bergen op Zoom wezen kijken naar vervoer van Duitse soldaten, die uit België via Bergen op Zoom naar Duitsland werden vervoerd, 't Was een hopeloos gezicht al die ontredderde mannen. Mager, in lompen, vol modder en vele gewonden. Maar de oorlog was over. De distributie was nog hopeloos, maar begon zachtjesaan weer op gang te komen. Ook de kwaliteit ging zacht vooruit. Vele jonge mannen gingen in Rotterdam werken als bootwerker, nu de schepen weer binnen kwamen. Mijn vrienden zijn allen weggetrokken. Velen zijn aardig geslaagd daar. Deze jongens wilden best hard werken en verdienden daar heel wat meer als hier op 't land. Velen zijn ploegbaas, kraanmachinist of bij de Electrische tram bestuurder enz. geworden. Vriend Koos was op school een slechte leerling, na school werken was er ook niet bij. Deed altijd wat handel in geiten en konijnen enz. Ging ook op de boten in Rotterdam werken, maar werd weer rap bedankt. Als 19-jarige knaap huurde hij een paar oude woningen aan 't Haringvliet en nam veel jongens hiervandaan in de kost. Kocht een oude biljart en tapte 's avonds een biertje. De jongens vonden dat gezellig en bleven van de straat. Koos was een uitgeslepen knaap, hij heeft later een pracht restaurant gekocht en is een man in bonus geworden. Als ik in Rotterdam was, wipte ik dikwijls bij hem aan. Daar stond dan de vroegere koewachter met een duur maatpak aan en gouden horloge met ketting. Vroeger in 't dorp dacht iedereen dat 't niets met hem zou worden. Men weet toch nooithoe iemand lateruitde verf komt In zijn hart bleef hij toch de dorpsjongen en kon nog schateren om onze jeugd jaren. Thuis was 't steeds hard werken, maar de bakkerij ging vooruit. In 1920 was als demonstratie een kneedmachine als proef geplaatst Het was een zware ijzeren kuip met een groot vliegwiel eraan en een handvat om te draaien, 't Werkte goed maar 'twas zo'n zwaar karwei dat 't beter met de hand in de trog ging. Ook in 1920 hebben we een nieuwe takkenbosoven gezet De oude oven had 60 jaar dienst gedaan. Door bovenop de oven rookkanalen te zetten, ging de trek veel harder en was de capaciteit al groter. Ook een verdeelmachine en een speculaasmachine werden aangeschaft. Alles natuurlijk handkracht Maar 't nam al veel tijd weg. De jaren waren toen aardig economisch met weinig werklozen en voor die tijd aardig beloond. In 1922 moesten we er een tweede houtoven bij plaatsen. De banketbakkerij begon ook wat op te lopen. Wij hadden nog weinig ervaring op dat gebied, maar van vele firma's werden proefbakkers gestuurd. Meest waren dit mensen met grote vakkennis. Deze lieden hadden niets geen school of theorie gehad. Vaak als kok, banketbakker gevaren en hadden daar veel praktijk geleerd. Zodoende leerden wij aardig wat van 't vak. Later hebben wij van diverse firma's proefbanketbakkers laten komen, die cursussen organi seerden, waar ook nogal van opgestoken werd. 't Loonbakken verminderde nogal en de mensen gingen veel op koopbrood over. In 1923 werd in Nieuwe Tonge een arbeiders-coöperatie geopend en werd ook in Oude Tonge brood bezorgd, 't Werd een scherpe concurrentiestrijd en een paar kleinere bakkers moesten de strijd opgeven. Wij pakten alles aan en gingen verder brood bezorgen. De omzet steeg, maar niet de winst. Inmiddels hadden wij ook schotsen dan trok men de boot er op en gleden zo over t ijs. Dat moet een zeer gevaariijk baantje geweest zijn. Op een keer gleed een jongen bij het trekken in het ijskoude water. Men kon hem pakken, maar de reis verder duurde een uur Nat en met een temperatuur van 10° vorst was hij zo süjf bevroren. Maanden heeft hij met zware longontsteking m bed gelegen en is het geval nooit goed te boven gekomen. Altijd wist deze slimme baas raad op de meest hachelijke gebeurtenissen. Voorzichtig maar toch onverschrokken en vol zorg voor zijn mannen waar hij zich verantwoordelijk voor vond. Hij vertelde altijd over het gevaariijke Hellegat waar de scheepswrakken kop aan kop onder het zand lagen. Nog één voorval wil ik doorgeven: De harde winter van 1890 begon al in november. De eerste nacht vroor het al 15°. In Oude Tonge lagen 5 houten schepen geladen met bieten, welke naar B rabant afgevoerd zouden worden. Maar door het ijs konden zij de haven niet uit en bleven liggen tot eind maart. De vijfschippers kregen bericht zo spoedig mogelijk op te varen via de Krammer en de Mark naar de fabriek. Alles ging goed en met westen wind ging 't voor spoedig zeilen. Ter hoogte van Sluis- haven kwamen opeens hele velden ijsschotsen aanzetten. Schotsen van meters dik en soms 10 mtr. lang. De schepen konden niet heen en weer. 't IJs kruide over de dekken en allen zonken met staande zeilen. Wat was er nu gebeurd?! De pontonniers van 't leger hadden met behulp van dynamiet de Kil bij Dordt opgeblazen. Door de gebrekkige communicatie van berichtgeving was de zaak niet goed doorgegeven mét het rampzalige gevolg. Met veel moeite en wat geluk zijn de schippers tóch gered. Een schipper was niet verzekerd. Of het was uit principe of het was uit armoe is niet bekend. In de papieren van mijn opa vond ik later een inzamelings- lijst welk ein het dorp circuleerde met het resultaat van 950,00 waarvoor men een tjalk met volle zeilen kon aanschaffen. Ik zal proberen deze lijst te publiceren. Merkwaardig is dat dit geval met dubbeltjes, kwartjes en guldens bij elkaar gecolporteerd werd. Bij het sterven van opa stond in het plaatselijke blad „Maas- en Scheldebode". 't Nu volgende verslag uit 1913: „Vorige week overleed onverwacht een van onze beste burgers. De Nestor van het schippersgilde, Cornelis Legierse, in de ouderdom van 92 jaar, waarvan hij ruim zeventig jaar op de Zeeuwse stromen doorgebracht had. Met recht gold hij dan ook als een der beste kenners dier verraderlijke wateren, 't Was dan ook niet onaardig als hij op zijn praatstoel zat Legierse al de schepen bij name genoemd, die in zijn leven al in de diepte verdwenen zijn en in 't bijzonder op de Krammer door 't ontbreken van een vluchthaven. Ze liggen in 't Krammer, kop en staart. Wanneer zoiets als schipbreuk was, was Kees altijd paraat. Dan trok hij erop uit aan de spits van andere koene gezellen om de schipbreukelingen zoveel mogelijk te helpen redden. Talrijk zijn de vele levens door de wakkere Legierse in meer dan een halve eeuw hier en elders aan een wisse dood ontrukt. Vele ook de bewijzen van hulde, hem door velen van alle kanten gebracht. We herinneren aan de gouden medailles, die zijn borst bij plechtige gelegenheden sierden: 1 geschonken door H.K.H. Wilhelmina. 1 geschonken door de HoUandsche Mij tot redding van drenkelingen. 1 geschonken door de Mij tot Nut van 't Algemeen. Hoe hij daarom bemind en geëerd was door de makkers der Schuttevaergasten is nog duidelijk gebleken in Februari 1903 te Deventer. Daar werd de 40e Alge mene Vergadering gehouden waar hem namens de Ver eniging in een welsprekende rede door de voorzitter, een fraaie tegelplaat werd aangeboden, waarop een bekend schilder van de stad, een voorstelling had gepenseeld, uitbeeldend een gezicht op de Schipbrug over de IJssel. Legierse was lid van de Schuttevaer sinds de oprichting, afdeling Oude Tonge. Hij was 19 jaar onafgebroken bestuurslid en sinds twee jaar erelid. Zijn naam en daden zullen onder de leden dier Ver eniging en zeker onder de inwoners van de Gemeente nog lang in herinnering blijven". „HIJ RUSTE IN VREDE" Aldus de Maas- en Scheldebode uit 1913. een kneedmachine, gedreven door een benzinemotor. Machine en motor kostten samen 1100,- wat voor die tijd een zeer groot bedrag was. Met de twee houtovens en de machine werd toen al 50 balen meer per week verwerkt. In 1924 werd een bestelauto gekocht: een Fordonderstel. In Sommelsdijk werd door een wagenmaker er een houten carrosserie opgebouwd. 't Gaf in 't dorp al deining in die tijd. Een bakker met een auto! In heel het doip waren nog maar 4 of 5 auto's! Vermeldenswaardig is dat een niet erg collegiale bakker met brood langs de klanten ging, iets zwaarder afgewogen dan normaal en vertelde de klanten dat zij die auto betaalden. Maar 't viel nogal mee. Tóch was het begrip „collega" in dien tijd over 't algemeen wel goed. De meeste bakkers waren z.g. eenmanszaken. Werd zo'n man ziek, dan kwamen alle collega's bij elkaar en verdeelden de omzet onder elkaar, ieder naar capaciteit en werd tegen kostprijs van de grondstoffen aan de getroffen bakker geleverd. Niemand kon dit weigeren, want dan ging je reputatie in het dorp niet vooruit en kon je dit vele klanten kosten. Zo is er een bakkerij afgebrand en is er 4 maanden zo voor gebakken. Alles bij elkaar gmg het vrij goed in dien tijd. In 1927 kochten mijn broer en ik samen de zaak van vader. Hetzelfde jaar bouwden we al een heteluchtoven van de firma de Boer uit Dordrecht, 't Was de eerste niet- takkenbosoven op het eiland, 't Scheelde al heel veel werk, dus kon meer geproduceerd worden, 't Was een heel stenen oven met geweldige muren, waartussen zand voor isolatie. De kosten in die tijd was 3000,-. In 1930 kwam door de crisis in heel de wereld veel werkloosheid. De lonen tuimelden soms met 20% ineens naar beneden, 't Waren armoedige tijden. Veel jongens stonden te bedelen om werk. Nergens was iets te doen. Wij zijn toen koekjes en beschuit gaan bakken voor de winkels. Er werd weinig aan verdiend, maar ze kwamen voor 10,- in de week werken. Alles bij elkaar draaide 't toch. De jongens waren blij als er 's avonds overgewerkt kon worden. Dan waren ze van de straat en thuis was ook niet veel te beleven. Gezellig was 't voor hen. Ze kregen dan ook cigaretten en een biertje. In de St. Nicolaas tijd werden grote massa's banketkransen gemaakt. Deze werden ge maakt van spijs, die gedraaid werd van zoet gemaakte abrikozenpitten. 't Was zeer zuivere spijs en ze werd verkocht aan de winkels voor 25 cent per letter inclusief doos en toch werd er nog wat aan verdiend! Zeer sombere jaren waren 't, de dertigers. Toch bouwden wij in 1931 een geheel nieuw winkelpand. Voor die tijd al vrij groot 70 m met bovenwoning. ""H^" *ii*^^

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1987 | | pagina 18