Weg met de Koning.
Konings zegel verbroken
l
i
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
Mestdistributie Kurstjens B.V. - Miisbeek
A. C. van Nieuwenhuyzen fa. Vroegindeweij
a. th. buijs
VRUDAG 7 AUGUSTUS 1987
„EILANDEN-NIEUWS'
Bladz. 3
tm
MMi
«•Mm
mmm
Levering van vloeibare kippe- en varkensmesten schuimaarde
vaste kippemest
Alles gespreid op het land; konstante kwaliteit geleverd uit silo
STEENBERGEN
Tel. 01670 - 65284
MIDDELHARNIS
Tel. 01870 - 2037
wm
gespecialiseerd in energiezuinige cu en uiarmuiater
installaties uoor Luoning-bedrijf-iuinkel-tuinbouui
seruice kwaliteit onderhoud
uissersstraat 16 3253 HK ouddorp
tel; 01878-2517 en 01879-1614
üidltet; uidibusnr. 400032941
Soms kom ik stukken tegen, waarvan ik niet weet, wat ik er
mee aan moet. Meestal worden ze dan even opzij gelegd en
denk ik, dat komt later wel eens.
Maar nog maar kort geleden las ik in Trouw d.d. 22 juni
1987 een klein berichtje over een eventueel huwelijk van
Rainier van Monaco met Ira von Furstenberg. De zegsman
is de zoon van Ira uit haar eerste huwelijk met Graaf von
Hohenlohe. Het bericht werd de volgende dag weer tegen
gesproken, maar even zo goed bleven de namen hangen.
Het kon me niet zo veel schelen of het nu waar was of niet,
want dergelijke mededelingen gaan meestal aan me voorbij.
Deze twee namen bleven echter hangen, want ik had nog
maar kort geleden een verhaal gelezen over een verre voor
vader van Rainier in verband met de belegering en het ontzet
van Zierikzee in 1304. En jawel, toen ik het opzocht las ik,
dat Reinier Grimaldi, Markgraaf van Monaco, heer van
Antibes en C agnes een zoon was uit een aanzienlijk geslacht
uit Genua. Hij was in dienst van de F ranse koning Philips de
Schoone en vocht aan de zijde van Jonker Willem (de latere
Willem III) als admiraal een beslissende zeeslag uit op de
Goude. Hij werd, toen Zierikzee was ontzet en het beleg van
de Vlamingen was opgeheven als een held binnengehaald.
In Zierikzee weten ze er nog meer van.
We laten het maar even voor wat het waard is, net als dat
huwelijksbericht. Want de tweede naam heeft ons iets meer
te zeggen. Het is dan een paar honderd jaar later. Het
geslacht von Hohenlohe is dan reeds een heel oud Zuid-
Duits geslacht. Een afstammeling uit deze familie is Philips,
Graaf von Hohenlohe, heer van Langenberg. Hij is geboren
17 februari 1550 en overleden 5 maart 1606. Hij was leger
aanvoerder in dienst van Willem van Oranje en was gehuwd
met een zuster van Willem. In 1575 trad hij in dienst van
Oranje.
Na Willems dood in 1584 werd hij door de Staten van
Holland en Zeeland benoemd tot algemeen veldoverste.
Ongeveer terzelfder tijd werd Leicester met een leger als
nieuw benoemde landvoogd binnengehaald. Leicester, die
zelf niet zoveel presteerde bood von Hohenlohe het al
gemeen luitenantschap aan. Philips weigerde, want hij
diende liever onder de Staten. De aanval van Von Hohen
lohe op 's Hertogenbosch mislukte, maar de herovering van
het fort Liefkenshoek (de naam even onthouden) was een
groot succes.
Voor ik nu verder ga vertellen, wilde ik er even op wijzen, dat
blijkt dat er grote en wonderlijke verwevenheden zijn tussen
mensen toen en nu. Terwijl Admiraal Reinier een grote rol
speelde in de Zeeuwse wateren, zo droeg von Hohenlohe
een paar honderd jaar later de verantwoording van de
verdediging van de delta op zijn schouders. Hij was daarbij,
veldoverste of niet, aangewezen op samenwerking met
Leicester en moest wellicht de bevelen van die kan took nog
uitvoeren.
PhiUps von Hohenlohe moest de hele fortenketen vanaf
Antwerpen in de gaten houden. Langs Tholen, de Striene,
Galenthee en Ruigershil. Ik neem aan, dat hij dus ook wel
eens ter plaatse en dus ook in Ooltgensplaat geweest is.
Van één van de Ridders van Leicester, Baron Philips
Sidney, commandant van een ruiterij, weten we het zeker,
want die heeft in Ooltgensplaat en ook op de rest van
Flakkee moeilijkheden genoeg gemaakt en gehad. Sidney
woonde in Vlissingen in „het huys van het Zeewijf'. Dat
was weer een ander verhaal, maar te mooi om het hier niet te
vertellen.
In de hele delta wemelde het van sagen, legenden, sproken
en volksverhalen. Vrijwel overal komen wij de zeemeer
mannen en zeemeerminnen tegen. Denk maar aan:
Westenschouwen, 't zal je berouwen,
datje genomen hebt mijn vrouwe....
Het mooiste verhaal is toch wel dat van VUssingen. Een
stoere zeeman uit Vlissingen en een door hem gevangen
zeemeermin mochten elkaar wel en ze gingen samenwonen.
Zij droeg tal van kostbare geschenken aan, waar zij beiden
een wonderlijk huis van lieten bouwen, kompleet met tinnen
en kantelen, waar zij kon wandelen in de zoele zomeravond.
(Hoe, dat vermeldt het verhaal niet). Er was een uitkijk
toren, waar zij in de verten over de zee kon turen. Het huis
kreeg de naam: „het huis van het zeewijf'.
Sommige mensen betoogden met klem dat het de waarheid
was, anderen dreven er de spot mee. Een gebeitelde steen
boven de grote ingangspoort, waarin de vangst was uit
gehakt, moest als bewijs dienen. Het huis is sinds lang
verdwenen, en diende eerst als onderkomen van de Waalse
bevelhebbers, die onder Alva dienden en later werd het
toegewezen aan baron Ph. Sidney. Nog weer later werd het
nog gebruik als gasthuis en kazerne.
Niemand kan ons nu nog vertellen, waar het ooit gestaan
zou hebben.
Ik kon het niet laten, dit verhaal te vertellen, want het geeft
ook een beetje een sfeertekening....
Na deze vrij lange inleiding gaan we in Ooltgensplaat kijken.
We kregen daar met vele vragen te maken. De brieven
bundel, die we in handen kregen dateert van 23 augustus
1580 tot en met 30 december 1590. Het is de tweede
decennia van wat later de Tachtigjarige oorlog zou gaan
heten.
Eerst nog even dit die Tachtigjarige oorlog was in principe
geen geloofsstrijd. Er was evenmin sprake van een uit
puttende haat van Spanjaarden tegenover Hollanders of
andersom. Deze motieven zullen best een rol gespeeld
hebben, vermengd met een groeiend verzet tegen allerlei
sociale wanverhoudingen. Bovendien waren het meestal
huurlingen, die de regimenten bevolkten. Die huurlegers
vochten voor wie hen het meest betaalden.
Partijen konden niet buiten hen, om een konflikt van
eeuwenlange feodale structuren uit te vechten voor meer
dere vrijheden en grotere zelfstandigheid.
We mogen het misschien, gezien de latere ontwikkelingen,
een voorzichtige groei naar een democratische samen
leving noemen. Ik laat het maar zo.
In Ooltgensplaat had men reeds enige ervaring, hoe zo'n
oorlog in zijn werk ging. De overval in 1571, waarbij
kerkklokken en kerkschatten geroofd werden lag nog vers in
het geheugen.
De dienstdoende sergeant-majoor A. J. G. Gyblandt waar
schuwde herhaaldelijk voor overvallen van zogenaamde
vrijbuiters. Hij drong steeds aan op een betere bewapening
en om, vooral 's nachts ook te paard de dijken te bewaken.
Dat viel niet mee, want regelmatig was er de klaagzang: Wie
zou dat betalen? Vrijheid was een hoog goed, maar het
mocht niet te veel geld kosten.
Dat verwonderde me des te meer, want regelmatig waren er
vorderingen op de één of de ander van tienduizenden
guldens, waaruit blijkt dat het havengebied van Ooltgens
plaat een, voor die tijd, belangrijk handelscentrum was. (Zie
het artikel over de haven rond 1600). Het werd me ook niet
helemaal duidelijk, hoe het zat met de dagelijkse lasten van
het eiland. En wie betaalde de levensmiddelen en het
onderhoud van het garnizoen van von Hohenlohe?
Let wel, in de tijd, waarover we nu schrijven, was Ooltgens
plaat, alsmede een groot deel van Oost-Flakkee, front
gebied. Ik vermoed dat, wanneer we nu vragen, hoe één en
ander functioneerde, wij meer vragen dan antwoorden
hebben.
Regelmatig waren er konflikten tussen mihtaire noodzaak
en de bestaansmogelijkheden van de dorpeUngen. Er moest
soms bezuinigd worden op verwarming en beschutting van
de wachten, dan weer verzaakten de wachten hun pUcht.
Het een zal wel verband gehouden hebben met het andere.
Sommige regels waren duidelijk en ook voor ons, die de
oorlog hebben meegemaakt, nog herkenbaar. Er is nog een
resolutie, waarin vermeld wordt, dat op:
11-5-1583 in de dorpen bekend gemaakt zal worden dat
alle leeglopers binnen 24 uur van het eiland verdwenen
moeten zijn.
2. alle personen die per schip aankomen moeten een biljet
tonen, waarop vermeld moet staan, de plaats van her
komst en de reden van de komst, waarop dan de officier,
na het biljet goedgekeurd te hebben, een paspoort kan
verlenen.
3. ook worden er boetebepalingen vastgesteld en wordt er
bepaald wie welk deel van de boete krijgt. (N.B. het
waren gepachte baantjes).
Situatie 1200
Volgens jhr. mr.
P. van Reineck Leys
4. de herbergiers en tappers mogen niemand meer her
bergen, tenzij zij zich iedere avond bij de kapitein
melden.
Toen was het bittere ernst en nu glimlachen we misschien,
maar op 18 Juni 1583 kwam de sergeant-majoor met een
plan om een „verbond" te sluiten met de eilandenBeierland,
Strijen, Standaardbuiten ende Vloeiengaert. (Ik heb het
laatste niet kunnen vinden).
Enige jaren later kwam er een soort van economische unie
met Zuidland-Corendijk (Goudswaard) - Piershil - Char-
lois-'s Gravenambacht-Pemis-Hoogvliet-Poortugaal-
Simonshaven - Spijkenisse - Hekelingen en B iert tot stand.
Dat was niet zo maar iets, want overal hanteerde men
verschillende landmaten. Een gemet in Ooltgensplaat was
iets anders dan een gemet in bv. Spijkenisse. Er waren
diverse lasten als tienden, geschot en individuele heffingen,
die dikwijls van plaats tot plaats afweken. Na deze Unie
kwam er voor een deel van de delta tenminste een standaard
maat etc. Het ging in hoofdzaak om het gelijktrekken van de
diverse keuren. Men moet het zich voorstellen en tegelijk
bedenken, wat alleen al het bijeenkomen aan inspanning
vroeg.
Toen werd op 21 Juli 1581 het plakkaat van verlatinghe
door de Staten aanvaard en op 24 Juli daaraanvolgend werd
de Prins van Oranje aangenomen als „hoge overicheit" etc.
's Konings zegel werd gebroken want er staat precies:
„De Prins van Oranje werd aangenomen voor
Holland en Zeeland als hooge Overicheyt ende
hebbende de regieringe, met abrogatie van 's
conincks naem en zegel (abrogatie ongeldig-
verklaring).
Waarom dit nu officieel pas twee jaar later tot Flakkee
geraakte, is ons niet bekend. Het plakkaat was opgesteld
door Johannes van Asseliers, griffier van de Staten. We
komen hem in de eerder vermelde brieven ook tegen in
enkele gijzelingszaken.
Pas op 23 Augustus 1583 verschijnt het plakkaat in uit
treksel op Flakkee. De Koning van Spanje moest worden
afgezworen en de E ed van trouw aan de Prins afgelegd. Wie
het niet deed kon vertrekken of werd in het ergste geval op
transport naar Den Haag gesteld als zijnde Spaansgezind.
Maar de Platenaars en de andere Flakkeeërs, als steeds
bedachtzaam, hadden nu ooknietzo'nhaastwant eind 1584
was er nog steeds geen opgave gedaan van de eeds
afleggingen. Men zocht wel ruzie, wie het transport en
onderhoud van gevangenen moest betalen. Op 1 Maart
1587 schreven Schout en schepenen een brief om mede te
delen, dat zij als jongste dorp best de eed wilden afleggen,
mits ze de garantie hadden dat de andere dorpen van
Flakkee het ook zouden doen. Of het er ooit van gekomen is,
vermeld de geschiedenis niet.
Ondertussen vielen op 10 Juli 1584 de noodlottige schoten
in Delft, die een einde maakten aan het leven van Prins
Willem. De toenmalige Ambachtsheer Johan Heer van
Froymont en heer van Sint Adolphsland werd verzocht op
3 Augustus 1584 de begrafenis bij te wonen. Alleen al deze
uitnodiging is tekenend voor de sfeer van die tijd, want
Johan was Rooms-Katholiek.
Het tekent weUicht ook de grote verwarring van die dagen.
Ik geef maar een voorbeeld: het havenhoofd was door storm
en ontij vernield en moest worden gerepareerd. Dat heeft
enkele jaren geduurd en toen is tegelijk ook de haven reqht
getrokken. Maar er werd in al die 140 stukken met geen
woord gerept over de Schans aan het einde van de haven.
Wel werd aer regelmatig aangedrongen op versterking van
het Fort Galentee. Daar werden ook nog twee oorlogs
schepen verankerd ter meerdere beveiliging. Ik begreep het
niet helemaal, totdat ik er een oude kaart bijhaalde en ook de
jaartallen er nog eens op nakeek.
Welnu, de Striene komende uit het Zeeuwse splitste zich
aan de punt van de Galathee in de korte en de lange Striene.
De laatste liep door langs het Brabantse en de Korte Striene
sloot aan op de haven van de Plaat en het eiland of schor, wat
er tussen lag, is de latere Weipolder, want die is pas bedijkt
in 1594.
Het fort Galentee en de twee oorlogsschepen garandeerden
een vrije doorvaart en die kon de Plaat als handelscentrum
niet missen. Er was tevens een streng verbod aan alle
schepen om naar Brabant over te steken. Dan verbeurde
men schip en lading.
Er was geen sprake van enig strak beleid in die tijd. Er was
een bevel van de Prins dat er geen ruiterij op Flakkee mocht
komen, maar de commandant van de ruiterij, de eerder
genoemde Sidney zat er om de haverklap met zijn troepen.
En op een morgen in Januari 1585, om precies te zijn, de
elfde werden de mensen in Ooltgensplaat geconfronteerd
met de feit, dat de kerk 's nachts opengebroken was en dat er
400 a 500 soldaten in waren ondergebracht Het was tegen
alle verboden van de Prins in, maar even zo goed. De
mannen moesten eten, drinken en nog meer. Midden in de
winter in een uitgemergeld gebied.
Verder werd er telkens een beroep gedaan op de dorps-
besturen om materiaal, mannen, paarden en wagens te
leveren voor de versterking van andere forten in het delta
gebied, onder andere voorBommenede tegenoverBrouwers-
haven. Von Hohenlohe vroeg maar even om tweehonderd
man voor de Klunderdt Dat zagen ze op de Plaat niet meer
zitten. Het werd beleefd maar beslist geweigerd onder het
motto, dat de bevolking eventueel wel bereid was om voor
eigen have en goed op te komen, maar de belangstelling ging
niet verder.
Totdat er weer andere belangen gingen meespelen. De
forten Lillo en Liefkenshoek waren na fel verzet in handen
geraakt van de Spaanse troepen. Wanneer één van de forten
heroverd zou kunnen worden, was het er tegenover Uggende
ook ontkracht Von Hohenlohe koos voor Liefkenshoek en
hij had succes. Hij heroverde het fort Liefkenshoek. Dat
moest wel, want beide forten blokkeerden de haven van
Antwerpen. Maar het fort moest nodig en vlug hersteld
worden en in staat van paraatheid worden gebracht Hij
verzocht Ooltgensplaat om zo vlug mogelijk 10 wagens, elk
bespannen met twee paarden, de nodige mannen en mate
riaal om er een week te komen werken. Datum 27 Juli
1585. Midden zomer en midden oogst. De Schout Pieter
Cool ging eerst maar eens zelf kijken. Men kwam er niet
onderuit en de hele groep vertrok naar het fort Waar het
precies lag? 3 km. ten Noorden van Antwerpen.
Ik heb geprobeerd me voor te stellen hoe men daar zou
kunnen komen. Naar alle waarschijnlijkheid is deze tocht
per schip gegaan, want Brabant was verboden gebied. Per
schip? We herinneren ons de toenmalig gangbare scheepjes,
die op de binnenvaart in gebruik waren. Wanneer we dan
denken aan weer en wind, aan stromingen en getijden schiet
onze verbeelding tekort om er ons een voorstelling van te
maken.
Ik kreeg dikwijls de indruk, dat zulk soort transporten ook
niet veel meer waren dan rooftochten.
Als we alles nog eens nalezen, blijft de indruk over, dat de
bestuurders er meestentijds ook geen gat inzagen. Het
verbod van de ruiterij bleef ook onder Maurits gehandhaafd,
maar von Hohenlohe moest ze toch ergens onderdak
brengen in de wintermaanden. En toen hij ten lange leste
toestemming gaf en de ruiters Flakkee wilden verlaten,
hielden de bestuurders (Schout en Schepenen) hen weer
tegen, want die wilden voor him vertrek eerst de betaling
geregeld zien.
De heffingen op het geschot werden steeds zwaarder, de
belastingen op allerlei gebruiksgoederen rezen de pan uit en
telkens weer moest wel iemand in gijzeling. Misschien was
dat ook wel één van de redenen, waarom men slofte met de
eed van trouw. Men kon immers nooit weten?
Men leefde op de grens van twee werelden. In grote trekken
was het het irfbrokkelen van het in zichzelf verrotte feoda
lisme en van een voorzichtig opkomende democratie. Ik wil
daar later nog wel eens wat meer van vertellen. Ik wilde me
nu bepalen met het vaststellen: dat alles wel plaats vond
met, zonder en over het gewone volk. De gewone werkende
mensen sleten hun dagen in voor en tegenspoed. Zij onder
gingen de seizoenen en de wisselende ontwikkelingen
gelaten en in berusting.
Soms vergaapten ze zich aan mannen zoals von Hohenlohe
of Baron Sidney, maar meestal waren het de handelingen die
hen het meest troffen, zoals de brandschattingen en roof
tocht van October 1589.
Het waren ook de voor mij herkenbare namen, als van
Reinier van Monaco en Graaf von Hohenlohe, Leicester en
Sidney, die me bracht tot het vertellen van een stukje dorps
geschiedenis. Wat het meeste opvalt is dan het gegeven van
een „plakkaat" of van een eventuele „eed van trouw", de
gewone werkende massa niets te zeggen had, laat staan dat
zij er iets van begreep.
Het blijven de wonderlijke ontmoetingen van mensen in een
totaliteit en een simpel bericht in een modem Dagblad
Trouw, kan er iets van losmaken.
Eindhoven
Jo Kosten
>«i''f.'''"
Gaarne verzorgen wij uw administratie,
rapportage en/of beiastingaangifte.
Maal< eens vrijblijvend een afspraak
met ons.
administratiekantoor en belastingadviesburo
Hofdijksweg 3, 3253 KC Ouddorp
Teiefoon 01878-3266
UnPJiCHif^oék
I
i