Wij wensen al onze relaties een voorspoedig 1987 Uit de Historie Middelharnis (25) Fam. I. Breen-Hoek Wat in de geschiedenis van land en volk in Middelharnis gebeurde 1572 Een martelaar der Spaanse Inquisitie BARTWESDIJK Algemene Bank Nederland N.V. Rabobank Middelharnis Ned. Middenstandsbank N.V. Verenigde Spaarbank een voorspoedig 1987 Gelukkig .nieuwjaar Bladz. 2 „EILANDEN-NIEUWS" DINSDAG 30 DECEMBER 1986 Gelein Comelisse, een schoenmaker, werd in augustus 1572 gepijnigd om hem tot verloochening van zijn geloof in Chris tus te brengen. Hij werd geheel ontkleed, aan de duim zijner rechterhand opgehan gen met een gewicht aan de linkervoet. Een kaars werd ontstoken en het vuur onder de armen gebracht; nu volgde een geseling, totdat de twee Commissarissen van de Hertog van Alva, het moede wer den en begonnen kaart te spelen. Ander halfuur lieten zij de ongelukkige hangen, die geen tekenen van leven meer gaf. Eén der beulen schudde hem echter zo ge ducht, dat de arm van de stervende brak en daardoor zijn bewustzijn enigermate weer keerde. Toen verbrandden zij hem (Van der Waal Vervoom). Duinkerker kapers „Tussen 1620 en 1650 werd er dikwijls losgeld uitgereikt om vissers uit te kopen die door Duinkerkse kapers werde ge vangen gehouden" (bespreking in E.N. van Brabers boek over de N.H. Kerk te Middelharnis). Ik maak uit deze bespre king op dat de diakonie er geld voor gaf. 1682 De beruchte storm van 1682 heeft ook erg huisgehouden. De meeste huizen op het Vingerling werden stuk geslagen. Het vuurbaken weggespoeld, de timmerwerf en 2 naaststaande huizen geruïneerd, veel huizen op de dijk beschadigd en enkele geheel weggeslagen. Het water liep over de kaai het dorp in, met het gevolg dat de mensen op schepen en zolders vluchten, sommigen, zo verhaalt de geschiedenis, gaven in hun angst hun geld aan anderen en wisten, toen de vloed over was niet meer aan wie zij het gegeven hadden. Twee schepen werden tegen de dijk ge slagen, het was een grote ravage. 1781, Willem V te Middelharnis Van der Waal en vervoom vertellen: Eenmaal heeft Middelharnis de eer ge had van een bezoek van den Stadhouder, Prins Willem V. We vonden hieromtrent het volgende opgeteekend in het reeds genoemde werk van den heer U. J. Mijs, blz. 13, waar we lezen: „Middelharnis den 12 Juny 1781.- Gisteravond omtrent 12 uuren arriveerde alhier uit Goedereede Zijne Doorlugtige Hoogheid den Heere Prince Erfstadhouder, met Hoogst des- selfs gevolg, werdende den ingang van het dorp gerecipieerd door den Magistrart en kerkenraad, en afgetreeden sijnde vandaer geleid langs de Voorstraet, midden door de twee compagniën gewapende burgers, naar het Raedhuis, alwaer eenige verver- singhe aengebooden wierd; Zijne Hoog heid, ofschoon zeer gefatigeerd (vermoeid), gaf echter aldaer nog audiëntie aan de Magistraet en kerkenraed, wordende bij die occasie van weegens dezelve gedaen eene gepaste en korte aenspraek, welke zijne Hoogheid zeer gratieus beantwoord de, waarna Hoogstdenselven wederom op dezelfde wijze wierd geleid naar het Jagt, leggende in de haeven alhier; Ende heedne morgen tusschen agt en neegen uuren is Zijne Hoogheid met Hoogstdesselfs ge volg op vier waegens (die van Zijne Hoog heid met vier paerden bespannen en nee- vens de daeropvolgende gevoerd door den Bailluw en Secretaris) weederom door de geschaerde Burgerij heen gereden, wer dende geëscorteerd door een officier en twee burgers te paerd en gevolgd door den Burgerkrijgsraad op twee wagens naar Ooltgensplaet, en verder tot aen het hoofd aldaer, ter overtogt naer de Willemstad. Geduurende Zijn Hoogheids verblijf al hier hebben de vlaggen van de veele vaertuigen, in de haeven leggende, ge- waeid, alsmeede van de torens van ker en Raedhuis en van veele der voomaemste Huizen, zijnde alles in eene goede orde geschickt afgeloopen en de burgerij over de hooge en te vooren nooit beleefde teegenwoordigheid van den geliefden Heere Erfstadhouder ongemeen verheugd geweest." Moeilijkheden in Middelharnis in 1787 In 17878 zijn we midden in de Patriot tentijd. In die dagen waren in ons land een tweetal partijen ontstaan, nl. de Oranje gezinden en de Patriotten. Het doel van de laatsten bestond vooral uit de bestrijding van de macht van stadhouder Willem V. In de voorafgaande jaren waren de Patri otten er steeds meer in geslaagd de machts positie van den stadhouder te ondergra ven. Het was zelfs zover gekomen dat het prinselijk gezin gedwongen was geweest de residentie te verlaten. Willem V zelf zou het liefst het land hebben verlaten om naar zijn Nassause erflanden te gaan, maar zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen had zich hiertegen vastberaden verzet en zij had haar zin gekregen. Deze gebeur tenis had aanleiding gegeven tot vele moeilijkheden. De Patriotten in Holland gingen steeds verder en op 22 September 1786 ontsloegen de Staten van Holland de Hollandse troepen van de eed van trouw aan den prins, die in die dagen in Gelderland verblijf hield. Willem V deed niets anders dan het indienen van een protest, dat echter geen enkel gevolg had. De Staten besloten nu de troepen te stellen onder bevel van een commissie van 5 leden uit hun midden, waarna zij gele gerd werden langs de Oostgrens van het gewest Holland. De troepen gehoorzaam den wel, maar dit wilde in geen geval zeggen, dat zij het geheel eens waren met deze regeling. Integendeel. Aanvallen ble ven uit, want noch de prins noch de Hollandse commissie ging over tot mili taire maatregelen. Het leek een gewa pende vrede. In 1787 ontstond er onder invloed van den Engelsen gezant Harris en enkele medewerkers een Oranjeactie. Zelfs ge lukte het de Oranjeklanten een groot ge deelte der Hollandse troepen te bewegen over te lopen naar Willem V. De Staten namen hiertegen maatregelen en droegen de verdediging op een groepen vrijwilli gers, maar deze legermacht was verre van sterk. De prins bleef echter passief en verzette zich tegen de aandrang, die van verschillende zijden op hem uitgeoefend werd, om naar Den Haag te gaan, waar zijn verschijning naar men meende de Oranjepartij er geheel boven op zou bren gen. In deze tijd van spanning en toenemende verwarring heeft prinses Wilhelmina de bevrijdende daad gedaan. Zij bood aan de reis naar Den Haag te ondernemen en op 28 Juni verliet zij Nijmegen. Zij werd echter diezelfde dag door Goudse vrij- corpscisten bij de Goejanverwellesluis aangehouden. De defensie commissie be sliste dat zij haar reis niet mocht voort zetten, welk besluit de Staten van Holland spoedig goedkeurden. Dit was natuurlijk niet anders dan een daad van zelfbehoud. De prinses, die op behoorlijke wijze be handeld werd keerde na te Schoonhoven overnacht te hebben, naar Nijmegen te rug. Den 2e. Juli beschreef de prinses haar wedervaren in een brief aan een vriendin. In deze brief meldde zij o.a.: „De kabaal heeft van zijn voordeel geen gebruik weten te maken en nu moet alles zich tegen hen keren". En zo was het ook. Het gerucht van het wedervaren der prinses had zich in die dagen met geweldige snelheid over de Republiek verspreid en wat in Gelderland en in Zeeland het sein geworden tot een ware Oranjefiirie. Middelburg dreunde van de schoten door prinsgezinden en partiotten op elkander gelost. Ook op Goeree en Overflakkee werd het onrustig. In Middelharnis behoorde tot de groep Patriotten de baljuw Lambertus Kolff, die tevens het ambt van schout bekleedde. Op Zondag 15 Juli 1789 ver nam deze 's morgens om ongeveer 8 uur, dat in Dirksland de bevolking opstandig was geworden en deze had het zover weten te brengen, dat de vlag voor den prins op de toren geplaatst was. Even later vernam hij, dat een soortgelijke beweging ook in Sommelsdijk gaande was. De heer Kolff" vermoedde, dat deze beweging ook naar Middelharnis zou kunnen overslaan en daarom meende hij er goed aan te doen een buitengewone vergadering samen te roepen van leemannen en schepenen te gen 9 uur. Op het ogenblik, dat de schout zijn woning wilde verlaten teneinde naar het gemeentehuis te gaan, verscheen een groot aantal personen bij zijn woonhuis. De baljuw bemerkte, dat de meeste per sonen uit Sommelsdijk afkomstig waren. Uit de groep traden enkele naar voren en deze verzochten toestemming om de vlag uit de toren van Middelharnis te mogen steken. De heer Kolff antwoordde, dat hij op het punt stond naar een vergadering ten gemeentehuis te gaan en dat het hem het beste geleek, wanneer zij aldaar hun wen sen kenbaar maakten. De schout ging daarna naar de vergadering en de groep demonstranten trok achter den regent aan. Als de baljuw in de raadzaal binnenge gaan is, worden als woordvoerders uit gekozen Jan Broeke en Govert Schilper- oord, beide inwoners van Sommelsdijk. De heer Kolff is intussen de raadzaal binnengetreden en hij heeft de vergadering die bijgewoond wordt door de heren: An- dries Vink, H. Koomen, A. C. Kolff, Dirk V. d. Slik en Jacob Vermeer, geopend. Hij deelt de reden mede van deze buiten gewone vergadering en daarna worden de beste volksvertegenwoordigers binnenge- roepen die uit naam der bewoners van Sommelsdijk en Middelharnis toestem ming vragen om de vlag ter ere van den prins van Oranje te mogen uitsteken. Zij meenden dat, indien deze toestemming verleend zou worden het gevaar voor ongeregeldheden bezworen zou kunnen worden. Nadat beiden deze uiteenzetting gegeven hadden gaf de baljuw ten ant woord, dat zulks ten strengste verboden was door de wettige souverein de Staten van Holland. De vertegenwoordigers werd daarna verzocht de zaal tijdelijk te ver laten teneinde de vergaderden de moge lijkheid te schenken de kwestie nader te bespreken. De gedelegeerden voldeden aan dit verzoek, waarna de vroede va deren de kwestie nader beschouwden. Intussen groeide de menigte voor het gemeentehuis steeds meer aan. Na veel heen en weer gepraat werd het navolgend besluit genomen: hoe zeer zig verpligt vondt om het gedaene verzoek ten eene- mael, als ongeoorloofd af te wysen en het bedrijven van die en dergelijke publique vertooningen teegen te gaan en te straffen, zulks egter op dat tijdstip soo ondoenlijk als ongeraaden moest voorkomen, uyt hoofde den door hetselve instantelijke verzoek gedeclareerde begeerte van de meer en meer aangroeyende meenigte volks voor den Raadhuyse. Nadat dit besluit genomen was, werden beide wachtenden weer binnengeroepen en hun werd gevraagd of de rust bewaard zou blijven indien aan hun verzoek vol daan zou worden. Nadat beiden dit ver zekerd hadden ontvingen zij verlof de vlag te plaatsen. De schout begaf zich naar het bordes teneinde dit besluit mee te delen aan de toegestroomde menigte. Het be richt wordt wel is waar gunstig ontvangen maar uit antipathie tegen de Sommels- dijkers wil men dat de vlag door inge zetenen uit Middelharnis gehesen zal worden. De schout zal deze mogelijkheid in de vergadering bespreken en hij trekt zich weer terug in de raadzaal. Onderwijl tooien velen zich met Oranje, hetgeen eveneens door de Staten van Holland ten strengste verboden was. De baljuw heeft intussen het nieuwe probleem in de ver gadering besproken en in korte tijd komt het gehele college op het bordes. De baljuw deelt mede, dat de Sommelsdijkers bereid zijn het vlaghysen aan anderen over te laten, want het was voor hen gelijk „wie de vlag opsette, als sulks maar geschiedde". De vlag werd daarna over handigd aan Jacob Marinuss Breeman, die hem met enkele anderen, o.m. Cor nells Smit plantte. De heren zagen, dat velen met Oranje getooid waren. De bal juw wees er op, dat dit verboden was, maar men zou geen maatregelen er tegen treffen mits de rust niet verstoord zou worden en als een waarschuwing gedacht, waren zijn laatste woorden: „om een ieder in het draagen van Oranje zijn vrijheid te laaten, zonder iemand daerover aan te spreeken of quaelijk te bejeegenen." Deze woorden worden met het roepen van „hoezee" begroet. De rust scheen weer gekeerd en omstreeks half twaalf besloten de heren maar rustig naar huis te gaan. Zee heldhaftig hadden de Patriotten zich niet gedragen. Ook aldus op Goeree Overflakkee hadden soortgelijke betogingen plaats en op 18 Juli kwamen de verschillende baljuws samen in Nieuwe Tonge met het doel eventuele maatregelen te bespreken. In deze vergadering wordt het besluit geno me om een einde te maken aan de Oranje demonstratie. Men zal natuurlijk er naar streven dit op een vreedzame wijze tot stand te brengen. De heren stellen daartoe voor de burgerij te overreden de vlaggen in te halen en het dragen van Oranje na te laten. De tekst van de redevoering wordt in deze vergadering vastgesteld en allen besluiten, dat vanaf de puien van de gemeentehuizen de tekst nog diezelfde avond voorgelezen zal worden. Tegen de avond wordt de bevolking van Middelharnis door middel van klokgelui opgeroepen naar de Voorstraat en spoedig verschijnt op het hoge bordes van het gemeentehuis de heer Lambertus Kolff en nadat hij stilte geboden heeft, leest hij het navolgende stuk met luide stem voor: „Waerde Burgers. Het is de Heeren van de Magistraat voorgekoomen als of er onder Ulieden worden gevonden die, be- daerdelijk nadenkende de veruytsiende gevolgen welke het vlaggen op den Toren, als wijd en zijd zigtbaar, zouden kunnen veroorzaeken, de zoodanigen er thans voor zouden zijn, dat de vlaggen ten spoedigste wierde afgenoomen en niet meer wierde uytgestooken. Is dat waerlijk zoo en zouden het vervolgens niet alzins eeven raadsaem en voorzigtig zijn om van stonden aan met het dragen van Oranje uyt te scheyden en zig als bevoorens stil en bedaard te gedragen. Heeft iemand van Ulieden hierop eenig bedenken wij re- commandeeren dezelve melkander te spreeken en twee of meer uyt ulieden aen deeze regeering af te vaardigen: wij zullen vergaderd blijven tot 8 uuren." Daarna ging de baljuw weer naar binnen. Onder de samen gestroomde menigte ontstond wat rumoer, maar tenslotte begrepen de mees te burgers wel dat zij toch moesten buigen. Enkele vertegenwoordigers, waarschijn lijk wel partiottischgezinde en misschien wel Kolff afhankelijke personen, beklom men de treden van het bordes. Deze heren waren Corstiaan Landheer, Willem van Gelderen, Jan Bakker, Claes Vroeg in de Wey, Hendrik Koote en Cornells Smit. Volgens het verslag van deze gebruikenis gaven zij onder het betoon van groote aandoenlijkheid en „onder het amoveeren (afdoen) van hunne oranje strikken en linten te kennen een sterke begeerte om ten spoedigste de vlag van den Toren te haaien." De magistraat was daarop zo vriendelijk aan deze wens gevolg te geven. De rust was hersteld, maar of de burgerij tevreden was, dat stond te bezien en dit zou spoedig ook wel blijken. Alvorens dit nader te kunnen bezien is het noodzakelijk eerst de gebeurtenissen, die zich in andere delen van ons land afspeelden, te be schouwen. Nadat de prinses bij Goejanverwelle sluis aangehouden was, had zij vooral op aandringen van den prins, haar broeder, de Koning van Pruisen op de hoogte gesteld van de gebeurtenissen der laatste dagenDe Koning had dan ook een protest laten horen en tevens enkele militaire maatregelen getroffen. De Staten van Holland lieten zich echter geen vrees aanjagen en meenden te mogen rekenen op steun van Frankrijk. Zij antwoordden dan ook dat zij aan een vreemde vorst het recht ontzegden zich in te laten met de maatregelen die de wettige souverein, nl. de Staten, noodzakelijk achtte, voor de verzekering van rust en orde. De Koning weigerde echter genoegen te nemen met dit antwoord. Hij vroeg opnieuw genoeg doening en zette klem aan zijn eis bij door een troepenmacht van 20.000 man bij Wesel bijeen te brengen. De patriotten bleven halsstarrig en zij bleken blind te zijn voor de kentering in Frankrijk, waar men zich steeds weer losmaakte van deze moeilijke kwestie. De onderhandelingen bleven slepend en toen in September de zaak nog niets gevorderd was, zakten op 13 September de Pruisische troepen on der bevel van de hertog van Brunswijk ons land binnen. Van tegenstand van de zijde der patriotten was geen sprake. Als de muren van Jericho stortte ieder bolwerk der patriotse vrijheid, alleen op het geluid der krijgsbazuinen ineen. Reeds op 18 September werd een voorstel in de Sta tenvergadering ingediend tot intrekking der besluiten, waarbij Willem V in het commando van Den Haag en als kapitein- generaal der provincie was geschorst. Het voorstel kon echter niet aangenomen wor den omdat de vergadering onvoltallig was, maar toen de burgerij van den Haag tot opstand dreigde over te gaan, werd on danks de onvoltalligheid toch besloten het voorstel te aanvaarden en werd tevens de prins uitgenodigd naar den Haag te ko men, aan welk verzoek hij reeds 2 dagen later voldeed. De restaucatis was een feit geworden en vele patriotten verlieten ons land met als doel Frankrijk. De triomfantelijke opmars der Pruisen had in Middelharnis de gemoederen sterk aangegrepen. De beide heren Kolff moes ten het dan ook als aanhangers der pa- triottenidealen ontgelden. Zij werden op alle mogelijk manieren beledigd. Men vertelde, dat zij grote bedragen gezonden hadden aan de fondsen voor de uitrusting van excercitiegenootschappen. Waren de beide broeders Kolff de grootste zonde bokken, ook de endere heren der vroed schap ontkwamen terechte often onrechte niet aan aanvallen op het beleid der laatste maanden. De moeilijkheden namen met de dag toe en op 22 September nam de baljuw het besluit een redevoering te houden tot de burgerij. In deze toespraak zou hij tracht ten zich en zijn mederegeerders schoon te wassen van de algemeen geuite beschul digingen. De volgende dag werd de be- W' Wij wensen alle familie, vrienden en bekenden Weeldeweg 33, 4328 NA Burgh-Haamstede Telefoon 01115-3279 fic volking door klokgelui opgeroepen naar het gemeentehuis. Vanaf de pui hield de baljuw de volgende toespraak, die ik in zijn geheel met de aantekeningen afdruk: „Waerde Burgers. Hoewel de regeering van deese plaats nog niet heeft ontfangen het placaat van Ed. Gr. Mog. H. Staten van Holland en Westvrieslandt op den 18den deezer maand gearresteerd, zoo is er evenwel door de Nieuwspapieren on langs in het Zekere berigt gekoomen van den inhoud van dien; en wij hebben in deze tijden het hoogstnoodzakelijkst geoordeeld om dat placaat bij provinsie op dit oogen- blik te brengen in die billijke hoop en verwagting, dat een ieder van Ulieden van wat staet, rang en conditie hij moge zijn, zoortaan door een stil, rustig en vreed zaam gedrag zijne schuldige gehoorzaam heid zal betoonen aan dit bevel, deezer daagen gegeeven door de Hooge overig heid deesen Landen, bijna gelijktijdig dat dezelve Zijn Doorlugtige Hoogheid den Heere Prinxe van Oranje en Nassouw weeder heeft hersteld in zijn voorige Hoo ge Waardigheden, en versogt in den Haege terug te keeren, zoo als Hoogst- dezelve ook aldaar reeds weeder is ge koomen. Hiermeede Waarde Burgers, zouden wij nu kunnen van Ulieden schey den. Dan! de bejeegingen, in de afgeloo pen week aan bijna alle de lieden deeser Regeering en byzonder aan Mij, den sub stituut secretaris overgekoomen zijn al te treffende geweest, van dat wij die thans ongemerkt kunnenjaamoogen laaten. Wij hebben uyt die onderseteyde bejeegen- ningen moeten opmaaken, dat men ons hield voor vijanden, immers ten minste voor Tegenstanders van het Doorlugtige Huys van Oranje. Maar wij kunnen met een gerust geweeten in waarheid betuygen daartoe nooyt iemand eenige reede te hebben gegeeven, wij bemoeyden ons nimmer met eenige staatsgeschillen ter wijl ik in het byzonder hier overvloedig mijn werk onder Ulieden vond wilde ik myne, zoo gewigtige als meenigvuldige posten naar vermoogen en alle getrouw heid waemeemen en alsoo het waare welsyn van deese plaats en Burgerij hel pen behartigen, hetgeen altoos mijn zugt en vermaak mogte zijn. Wie nu is er onder Ulieden die ons op goede gronden van het tegendeel kan beschuldigen? Hij spreeke vrij uyt! (Hierop werd niets geantwoord) Ons is ook voorgekoomen, als of ik, en de meeste mijner meederegenten verdagt wierden gehouden, dat wij contributies of uytkeeringen aan het Nationaale of Enig Dergelijk Fonds hadden gedaan. Hier omtrent kan men mij alsmeede eeven plegtig, ja voor een Alweetend God be tuygen, dat zulks geheel onwaarheid en verzonnen laster is; niemand onser heeft immer eenig Geld, hoe weynig ook, ge geeven of laaten geeven voor of ten be hoeve van eenig nationaal of vaderlandsch Fonds, of eenige andere Contributie, hoe ook genoemd gedaan of laaten doen, het geen maar eenigsins betrekking op 's Lands zaaken mogte of konde hebben. En het is uyt die volle overreeding van onse blanke onschuld ook in deezen, dat wij moede gerustelijk aan Ulieden afvraagen. Wie van Ulieden kan ons van het tegen deel overtuigen? Hij spreek even onbe schroomd (hierop werd meede niet ge antwoord). Sijn dan deeze dingen mijne waarde burgers, alzoo zijn wij, ben ik in het byzonder^oo onschuldig gesmaad en mishandel, word langs die weg al ons betaemelyk graag gezag als met de voeten vertreeden, wel wat moet er dan van ons,, ja in het byzonder van mijwat moet er van Ulieden, wat moet er van deeze zoo bloeyende en gezeegende plaats eens eyndelyk worden? Wy bidden Ulieden by alles wat UUeden lief en dierbaar mag zijn denkt dit nog eens bedaard in. Hebben wij alzoo te verwagten, dat men ons voortaan zal erkennen in die amptsbetrekking en bij dat noodzakelijk gezag, welke ons wettig zijn opgedraagen en ons daarom toekoomt? Hebt gijliede alzoo regt om van ons te verwagten dat wij Ulieden, de uytgebrey- de zorgen en liefde zullen betoonen welke gij wel anders daegelyks van ons (en in het byzonder van my) gnaamt te begeeven? en zoude daaruyt niet natuurlyk moeten voor- vloeyen het ongelukkigste gevolg voor de gansche Plaats en Burgerij? Wij meenen dan het grootste regt te hebben, daar wij in het openbaar dus zijn beleedigt om eene eeven openbaare sutisfaitis (voldoening) te kunnen voorderen byzonder van die eenige persoonen, welke zig daarby als de voorgangers hebben gedraagen. Dan waarde burgers daar er niemand van Ulieden zoo eeven iets heeft geantwoord op de beyde voorgestelde vraagen, zoo is zulks ons satisfactie genoeg, daer men dog die eenige voorgangers niet anders moet aanmerken als enkele werktuygen. Wij vertrouwen dan, dat gijlieden mij, neevens alle mijne meedelieden voortaan weeder volkoomen zult erkennen als uwe wettige regenten. Wij daarentegen belooven Ulie den steeds te zullen blijven betoonen die voortduurende zorgen en liefde welke on ze betrekking als getrouwe regenten koomt meede te brengen. Gaat dan allen heen en gedraagt u voortaan agtervolgens de be- veelen van de Hooge Overighe.id die thans de vorst weeder aan het Hoofd desselven aanzienlyke vergadering mag sien als stil le vreedsaame en braave burgers past en betaamt." Nadat de heer Kolff deze rede uitge sproken had keerde de rust wederpm terug pn op 15 October vond ter ere van 's prinsen herstel een grote illuminatie plaats. De moeilijkheden voor de baljuw waren wel groot geweest, want in 1809 tijdensch ongeregeldheden met betrekking tot de vordering der vissersschepen vermeldde hij, dat hij zeer sterk herinnerd werd aan de Augustusdagen van het jaar 1789. Deze 2 artikelen van dr. J. Verseput stonden in 1947 in „Opbouw". (wordt vervolgd) J. L. Struik Waar gaan we in het nieuwe jaar naar toe? Wat zal 1987 ons brengen? Van één ding kun je zeker zijn met een Echte Bakker in de buurt: van goed ambachtelijk gebakken brood. En van al die andere lekkernijen als er wat te vieren is in 1987. De allerbeste wensen van uw Echte Bakker, gezin en medewerkers. Westdük 1, Middelharnis s«%«^iW«%«««it««%<^

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1986 | | pagina 6