Wij wensen al onze relaties
een voorspoedig 1987
Uit de Historie
Middelharnis (25)
Fam. I. Breen-Hoek
Wat in de geschiedenis van land en volk
in Middelharnis gebeurde
1572
Een martelaar der
Spaanse Inquisitie
BARTWESDIJK
Algemene Bank Nederland N.V.
Rabobank Middelharnis
Ned. Middenstandsbank N.V.
Verenigde Spaarbank
een voorspoedig 1987
Gelukkig .nieuwjaar
Bladz. 2
„EILANDEN-NIEUWS"
DINSDAG 30 DECEMBER 1986
Gelein Comelisse, een schoenmaker,
werd in augustus 1572 gepijnigd om hem
tot verloochening van zijn geloof in Chris
tus te brengen. Hij werd geheel ontkleed,
aan de duim zijner rechterhand opgehan
gen met een gewicht aan de linkervoet.
Een kaars werd ontstoken en het vuur
onder de armen gebracht; nu volgde een
geseling, totdat de twee Commissarissen
van de Hertog van Alva, het moede wer
den en begonnen kaart te spelen. Ander
halfuur lieten zij de ongelukkige hangen,
die geen tekenen van leven meer gaf. Eén
der beulen schudde hem echter zo ge
ducht, dat de arm van de stervende brak en
daardoor zijn bewustzijn enigermate weer
keerde. Toen verbrandden zij hem (Van
der Waal Vervoom).
Duinkerker kapers
„Tussen 1620 en 1650 werd er dikwijls
losgeld uitgereikt om vissers uit te kopen
die door Duinkerkse kapers werde ge
vangen gehouden" (bespreking in E.N.
van Brabers boek over de N.H. Kerk te
Middelharnis). Ik maak uit deze bespre
king op dat de diakonie er geld voor gaf.
1682
De beruchte storm van 1682 heeft ook
erg huisgehouden. De meeste huizen op
het Vingerling werden stuk geslagen. Het
vuurbaken weggespoeld, de timmerwerf
en 2 naaststaande huizen geruïneerd, veel
huizen op de dijk beschadigd en enkele
geheel weggeslagen. Het water liep over
de kaai het dorp in, met het gevolg dat de
mensen op schepen en zolders vluchten,
sommigen, zo verhaalt de geschiedenis,
gaven in hun angst hun geld aan anderen
en wisten, toen de vloed over was niet
meer aan wie zij het gegeven hadden.
Twee schepen werden tegen de dijk ge
slagen, het was een grote ravage.
1781, Willem V
te Middelharnis
Van der Waal en vervoom vertellen:
Eenmaal heeft Middelharnis de eer ge
had van een bezoek van den Stadhouder,
Prins Willem V. We vonden hieromtrent
het volgende opgeteekend in het reeds
genoemde werk van den heer U. J. Mijs,
blz. 13, waar we lezen: „Middelharnis
den 12 Juny 1781.- Gisteravond omtrent
12 uuren arriveerde alhier uit Goedereede
Zijne Doorlugtige Hoogheid den Heere
Prince Erfstadhouder, met Hoogst des-
selfs gevolg, werdende den ingang van het
dorp gerecipieerd door den Magistrart en
kerkenraad, en afgetreeden sijnde vandaer
geleid langs de Voorstraet, midden door
de twee compagniën gewapende burgers,
naar het Raedhuis, alwaer eenige verver-
singhe aengebooden wierd; Zijne Hoog
heid, ofschoon zeer gefatigeerd (vermoeid),
gaf echter aldaer nog audiëntie aan de
Magistraet en kerkenraed, wordende bij
die occasie van weegens dezelve gedaen
eene gepaste en korte aenspraek, welke
zijne Hoogheid zeer gratieus beantwoord
de, waarna Hoogstdenselven wederom op
dezelfde wijze wierd geleid naar het Jagt,
leggende in de haeven alhier; Ende heedne
morgen tusschen agt en neegen uuren is
Zijne Hoogheid met Hoogstdesselfs ge
volg op vier waegens (die van Zijne Hoog
heid met vier paerden bespannen en nee-
vens de daeropvolgende gevoerd door den
Bailluw en Secretaris) weederom door de
geschaerde Burgerij heen gereden, wer
dende geëscorteerd door een officier en
twee burgers te paerd en gevolgd door den
Burgerkrijgsraad op twee wagens naar
Ooltgensplaet, en verder tot aen het hoofd
aldaer, ter overtogt naer de Willemstad.
Geduurende Zijn Hoogheids verblijf al
hier hebben de vlaggen van de veele
vaertuigen, in de haeven leggende, ge-
waeid, alsmeede van de torens van ker en
Raedhuis en van veele der voomaemste
Huizen, zijnde alles in eene goede orde
geschickt afgeloopen en de burgerij over
de hooge en te vooren nooit beleefde
teegenwoordigheid van den geliefden
Heere Erfstadhouder ongemeen verheugd
geweest."
Moeilijkheden in
Middelharnis in 1787
In 17878 zijn we midden in de Patriot
tentijd. In die dagen waren in ons land een
tweetal partijen ontstaan, nl. de Oranje
gezinden en de Patriotten. Het doel van de
laatsten bestond vooral uit de bestrijding
van de macht van stadhouder Willem V.
In de voorafgaande jaren waren de Patri
otten er steeds meer in geslaagd de machts
positie van den stadhouder te ondergra
ven. Het was zelfs zover gekomen dat het
prinselijk gezin gedwongen was geweest
de residentie te verlaten. Willem V zelf
zou het liefst het land hebben verlaten om
naar zijn Nassause erflanden te gaan,
maar zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen
had zich hiertegen vastberaden verzet en
zij had haar zin gekregen. Deze gebeur
tenis had aanleiding gegeven tot vele
moeilijkheden. De Patriotten in Holland
gingen steeds verder en op 22 September
1786 ontsloegen de Staten van Holland
de Hollandse troepen van de eed van
trouw aan den prins, die in die dagen in
Gelderland verblijf hield. Willem V deed
niets anders dan het indienen van een
protest, dat echter geen enkel gevolg had.
De Staten besloten nu de troepen te
stellen onder bevel van een commissie van
5 leden uit hun midden, waarna zij gele
gerd werden langs de Oostgrens van het
gewest Holland. De troepen gehoorzaam
den wel, maar dit wilde in geen geval
zeggen, dat zij het geheel eens waren met
deze regeling. Integendeel. Aanvallen ble
ven uit, want noch de prins noch de
Hollandse commissie ging over tot mili
taire maatregelen. Het leek een gewa
pende vrede.
In 1787 ontstond er onder invloed van
den Engelsen gezant Harris en enkele
medewerkers een Oranjeactie. Zelfs ge
lukte het de Oranjeklanten een groot ge
deelte der Hollandse troepen te bewegen
over te lopen naar Willem V. De Staten
namen hiertegen maatregelen en droegen
de verdediging op een groepen vrijwilli
gers, maar deze legermacht was verre van
sterk. De prins bleef echter passief en
verzette zich tegen de aandrang, die van
verschillende zijden op hem uitgeoefend
werd, om naar Den Haag te gaan, waar
zijn verschijning naar men meende de
Oranjepartij er geheel boven op zou bren
gen.
In deze tijd van spanning en toenemende
verwarring heeft prinses Wilhelmina de
bevrijdende daad gedaan. Zij bood aan de
reis naar Den Haag te ondernemen en op
28 Juni verliet zij Nijmegen. Zij werd
echter diezelfde dag door Goudse vrij-
corpscisten bij de Goejanverwellesluis
aangehouden. De defensie commissie be
sliste dat zij haar reis niet mocht voort
zetten, welk besluit de Staten van Holland
spoedig goedkeurden. Dit was natuurlijk
niet anders dan een daad van zelfbehoud.
De prinses, die op behoorlijke wijze be
handeld werd keerde na te Schoonhoven
overnacht te hebben, naar Nijmegen te
rug. Den 2e. Juli beschreef de prinses haar
wedervaren in een brief aan een vriendin.
In deze brief meldde zij o.a.: „De kabaal
heeft van zijn voordeel geen gebruik weten
te maken en nu moet alles zich tegen hen
keren". En zo was het ook. Het gerucht
van het wedervaren der prinses had zich in
die dagen met geweldige snelheid over de
Republiek verspreid en wat in Gelderland
en in Zeeland het sein geworden tot een
ware Oranjefiirie. Middelburg dreunde
van de schoten door prinsgezinden en
partiotten op elkander gelost.
Ook op Goeree en Overflakkee werd het
onrustig. In Middelharnis behoorde tot de
groep Patriotten de baljuw Lambertus
Kolff, die tevens het ambt van schout
bekleedde. Op Zondag 15 Juli 1789 ver
nam deze 's morgens om ongeveer 8 uur,
dat in Dirksland de bevolking opstandig
was geworden en deze had het zover
weten te brengen, dat de vlag voor den
prins op de toren geplaatst was. Even later
vernam hij, dat een soortgelijke beweging
ook in Sommelsdijk gaande was. De heer
Kolff" vermoedde, dat deze beweging ook
naar Middelharnis zou kunnen overslaan
en daarom meende hij er goed aan te doen
een buitengewone vergadering samen te
roepen van leemannen en schepenen te
gen 9 uur. Op het ogenblik, dat de schout
zijn woning wilde verlaten teneinde naar
het gemeentehuis te gaan, verscheen een
groot aantal personen bij zijn woonhuis.
De baljuw bemerkte, dat de meeste per
sonen uit Sommelsdijk afkomstig waren.
Uit de groep traden enkele naar voren en
deze verzochten toestemming om de vlag
uit de toren van Middelharnis te mogen
steken. De heer Kolff antwoordde, dat hij
op het punt stond naar een vergadering ten
gemeentehuis te gaan en dat het hem het
beste geleek, wanneer zij aldaar hun wen
sen kenbaar maakten. De schout ging
daarna naar de vergadering en de groep
demonstranten trok achter den regent aan.
Als de baljuw in de raadzaal binnenge
gaan is, worden als woordvoerders uit
gekozen Jan Broeke en Govert Schilper-
oord, beide inwoners van Sommelsdijk.
De heer Kolff is intussen de raadzaal
binnengetreden en hij heeft de vergadering
die bijgewoond wordt door de heren: An-
dries Vink, H. Koomen, A. C. Kolff, Dirk
V. d. Slik en Jacob Vermeer, geopend.
Hij deelt de reden mede van deze buiten
gewone vergadering en daarna worden de
beste volksvertegenwoordigers binnenge-
roepen die uit naam der bewoners van
Sommelsdijk en Middelharnis toestem
ming vragen om de vlag ter ere van den
prins van Oranje te mogen uitsteken. Zij
meenden dat, indien deze toestemming
verleend zou worden het gevaar voor
ongeregeldheden bezworen zou kunnen
worden. Nadat beiden deze uiteenzetting
gegeven hadden gaf de baljuw ten ant
woord, dat zulks ten strengste verboden
was door de wettige souverein de Staten
van Holland. De vertegenwoordigers werd
daarna verzocht de zaal tijdelijk te ver
laten teneinde de vergaderden de moge
lijkheid te schenken de kwestie nader te
bespreken. De gedelegeerden voldeden
aan dit verzoek, waarna de vroede va
deren de kwestie nader beschouwden.
Intussen groeide de menigte voor het
gemeentehuis steeds meer aan. Na veel
heen en weer gepraat werd het navolgend
besluit genomen: hoe zeer zig verpligt
vondt om het gedaene verzoek ten eene-
mael, als ongeoorloofd af te wysen en het
bedrijven van die en dergelijke publique
vertooningen teegen te gaan en te straffen,
zulks egter op dat tijdstip soo ondoenlijk
als ongeraaden moest voorkomen, uyt
hoofde den door hetselve instantelijke
verzoek gedeclareerde begeerte van de
meer en meer aangroeyende meenigte
volks voor den Raadhuyse.
Nadat dit besluit genomen was, werden
beide wachtenden weer binnengeroepen
en hun werd gevraagd of de rust bewaard
zou blijven indien aan hun verzoek vol
daan zou worden. Nadat beiden dit ver
zekerd hadden ontvingen zij verlof de vlag
te plaatsen. De schout begaf zich naar het
bordes teneinde dit besluit mee te delen
aan de toegestroomde menigte. Het be
richt wordt wel is waar gunstig ontvangen
maar uit antipathie tegen de Sommels-
dijkers wil men dat de vlag door inge
zetenen uit Middelharnis gehesen zal
worden. De schout zal deze mogelijkheid
in de vergadering bespreken en hij trekt
zich weer terug in de raadzaal. Onderwijl
tooien velen zich met Oranje, hetgeen
eveneens door de Staten van Holland ten
strengste verboden was. De baljuw heeft
intussen het nieuwe probleem in de ver
gadering besproken en in korte tijd komt
het gehele college op het bordes. De
baljuw deelt mede, dat de Sommelsdijkers
bereid zijn het vlaghysen aan anderen
over te laten, want het was voor hen gelijk
„wie de vlag opsette, als sulks maar
geschiedde". De vlag werd daarna over
handigd aan Jacob Marinuss Breeman,
die hem met enkele anderen, o.m. Cor
nells Smit plantte. De heren zagen, dat
velen met Oranje getooid waren. De bal
juw wees er op, dat dit verboden was,
maar men zou geen maatregelen er tegen
treffen mits de rust niet verstoord zou
worden en als een waarschuwing gedacht,
waren zijn laatste woorden: „om een ieder
in het draagen van Oranje zijn vrijheid te
laaten, zonder iemand daerover aan te
spreeken of quaelijk te bejeegenen." Deze
woorden worden met het roepen van
„hoezee" begroet. De rust scheen weer
gekeerd en omstreeks half twaalf besloten
de heren maar rustig naar huis te gaan.
Zee heldhaftig hadden de Patriotten zich
niet gedragen.
Ook aldus op Goeree Overflakkee hadden
soortgelijke betogingen plaats en op 18
Juli kwamen de verschillende baljuws
samen in Nieuwe Tonge met het doel
eventuele maatregelen te bespreken. In
deze vergadering wordt het besluit geno
me om een einde te maken aan de Oranje
demonstratie. Men zal natuurlijk er naar
streven dit op een vreedzame wijze tot
stand te brengen. De heren stellen daartoe
voor de burgerij te overreden de vlaggen in
te halen en het dragen van Oranje na te
laten. De tekst van de redevoering wordt
in deze vergadering vastgesteld en allen
besluiten, dat vanaf de puien van de
gemeentehuizen de tekst nog diezelfde
avond voorgelezen zal worden.
Tegen de avond wordt de bevolking van
Middelharnis door middel van klokgelui
opgeroepen naar de Voorstraat en spoedig
verschijnt op het hoge bordes van het
gemeentehuis de heer Lambertus Kolff en
nadat hij stilte geboden heeft, leest hij het
navolgende stuk met luide stem voor:
„Waerde Burgers. Het is de Heeren van
de Magistraat voorgekoomen als of er
onder Ulieden worden gevonden die, be-
daerdelijk nadenkende de veruytsiende
gevolgen welke het vlaggen op den Toren,
als wijd en zijd zigtbaar, zouden kunnen
veroorzaeken, de zoodanigen er thans
voor zouden zijn, dat de vlaggen ten
spoedigste wierde afgenoomen en niet
meer wierde uytgestooken. Is dat waerlijk
zoo en zouden het vervolgens niet alzins
eeven raadsaem en voorzigtig zijn om van
stonden aan met het dragen van Oranje
uyt te scheyden en zig als bevoorens stil en
bedaard te gedragen. Heeft iemand van
Ulieden hierop eenig bedenken wij re-
commandeeren dezelve melkander te
spreeken en twee of meer uyt ulieden aen
deeze regeering af te vaardigen: wij zullen
vergaderd blijven tot 8 uuren." Daarna
ging de baljuw weer naar binnen. Onder de
samen gestroomde menigte ontstond wat
rumoer, maar tenslotte begrepen de mees
te burgers wel dat zij toch moesten buigen.
Enkele vertegenwoordigers, waarschijn
lijk wel partiottischgezinde en misschien
wel Kolff afhankelijke personen, beklom
men de treden van het bordes. Deze heren
waren Corstiaan Landheer, Willem van
Gelderen, Jan Bakker, Claes Vroeg in de
Wey, Hendrik Koote en Cornells Smit.
Volgens het verslag van deze gebruikenis
gaven zij onder het betoon van groote
aandoenlijkheid en „onder het amoveeren
(afdoen) van hunne oranje strikken en
linten te kennen een sterke begeerte om
ten spoedigste de vlag van den Toren te
haaien." De magistraat was daarop zo
vriendelijk aan deze wens gevolg te geven.
De rust was hersteld, maar of de burgerij
tevreden was, dat stond te bezien en dit
zou spoedig ook wel blijken. Alvorens dit
nader te kunnen bezien is het noodzakelijk
eerst de gebeurtenissen, die zich in andere
delen van ons land afspeelden, te be
schouwen.
Nadat de prinses bij Goejanverwelle
sluis aangehouden was, had zij vooral op
aandringen van den prins, haar broeder,
de Koning van Pruisen op de hoogte
gesteld van de gebeurtenissen der laatste
dagenDe Koning had dan ook een protest
laten horen en tevens enkele militaire
maatregelen getroffen. De Staten van
Holland lieten zich echter geen vrees
aanjagen en meenden te mogen rekenen
op steun van Frankrijk. Zij antwoordden
dan ook dat zij aan een vreemde vorst het
recht ontzegden zich in te laten met de
maatregelen die de wettige souverein, nl.
de Staten, noodzakelijk achtte, voor de
verzekering van rust en orde. De Koning
weigerde echter genoegen te nemen met
dit antwoord. Hij vroeg opnieuw genoeg
doening en zette klem aan zijn eis bij door
een troepenmacht van 20.000 man bij
Wesel bijeen te brengen. De patriotten
bleven halsstarrig en zij bleken blind te
zijn voor de kentering in Frankrijk, waar
men zich steeds weer losmaakte van deze
moeilijke kwestie. De onderhandelingen
bleven slepend en toen in September de
zaak nog niets gevorderd was, zakten op
13 September de Pruisische troepen on
der bevel van de hertog van Brunswijk ons
land binnen. Van tegenstand van de zijde
der patriotten was geen sprake. Als de
muren van Jericho stortte ieder bolwerk
der patriotse vrijheid, alleen op het geluid
der krijgsbazuinen ineen. Reeds op 18
September werd een voorstel in de Sta
tenvergadering ingediend tot intrekking
der besluiten, waarbij Willem V in het
commando van Den Haag en als kapitein-
generaal der provincie was geschorst. Het
voorstel kon echter niet aangenomen wor
den omdat de vergadering onvoltallig was,
maar toen de burgerij van den Haag tot
opstand dreigde over te gaan, werd on
danks de onvoltalligheid toch besloten het
voorstel te aanvaarden en werd tevens de
prins uitgenodigd naar den Haag te ko
men, aan welk verzoek hij reeds 2 dagen
later voldeed. De restaucatis was een feit
geworden en vele patriotten verlieten ons
land met als doel Frankrijk.
De triomfantelijke opmars der Pruisen
had in Middelharnis de gemoederen sterk
aangegrepen. De beide heren Kolff moes
ten het dan ook als aanhangers der pa-
triottenidealen ontgelden. Zij werden op
alle mogelijk manieren beledigd. Men
vertelde, dat zij grote bedragen gezonden
hadden aan de fondsen voor de uitrusting
van excercitiegenootschappen. Waren de
beide broeders Kolff de grootste zonde
bokken, ook de endere heren der vroed
schap ontkwamen terechte often onrechte
niet aan aanvallen op het beleid der laatste
maanden.
De moeilijkheden namen met de dag toe
en op 22 September nam de baljuw het
besluit een redevoering te houden tot de
burgerij. In deze toespraak zou hij tracht
ten zich en zijn mederegeerders schoon te
wassen van de algemeen geuite beschul
digingen. De volgende dag werd de be-
W'
Wij wensen alle familie, vrienden en bekenden
Weeldeweg 33, 4328 NA Burgh-Haamstede
Telefoon 01115-3279
fic
volking door klokgelui opgeroepen naar
het gemeentehuis. Vanaf de pui hield de
baljuw de volgende toespraak, die ik in
zijn geheel met de aantekeningen
afdruk:
„Waerde Burgers. Hoewel de regeering
van deese plaats nog niet heeft ontfangen
het placaat van Ed. Gr. Mog. H. Staten
van Holland en Westvrieslandt op den
18den deezer maand gearresteerd, zoo is
er evenwel door de Nieuwspapieren on
langs in het Zekere berigt gekoomen van
den inhoud van dien; en wij hebben in deze
tijden het hoogstnoodzakelijkst geoordeeld
om dat placaat bij provinsie op dit oogen-
blik te brengen in die billijke hoop en
verwagting, dat een ieder van Ulieden van
wat staet, rang en conditie hij moge zijn,
zoortaan door een stil, rustig en vreed
zaam gedrag zijne schuldige gehoorzaam
heid zal betoonen aan dit bevel, deezer
daagen gegeeven door de Hooge overig
heid deesen Landen, bijna gelijktijdig dat
dezelve Zijn Doorlugtige Hoogheid den
Heere Prinxe van Oranje en Nassouw
weeder heeft hersteld in zijn voorige Hoo
ge Waardigheden, en versogt in den
Haege terug te keeren, zoo als Hoogst-
dezelve ook aldaar reeds weeder is ge
koomen. Hiermeede Waarde Burgers,
zouden wij nu kunnen van Ulieden schey
den. Dan! de bejeegingen, in de afgeloo
pen week aan bijna alle de lieden deeser
Regeering en byzonder aan Mij, den sub
stituut secretaris overgekoomen zijn al te
treffende geweest, van dat wij die thans
ongemerkt kunnenjaamoogen laaten. Wij
hebben uyt die onderseteyde bejeegen-
ningen moeten opmaaken, dat men ons
hield voor vijanden, immers ten minste
voor Tegenstanders van het Doorlugtige
Huys van Oranje. Maar wij kunnen met
een gerust geweeten in waarheid betuygen
daartoe nooyt iemand eenige reede te
hebben gegeeven, wij bemoeyden ons
nimmer met eenige staatsgeschillen ter
wijl ik in het byzonder hier overvloedig
mijn werk onder Ulieden vond wilde ik
myne, zoo gewigtige als meenigvuldige
posten naar vermoogen en alle getrouw
heid waemeemen en alsoo het waare
welsyn van deese plaats en Burgerij hel
pen behartigen, hetgeen altoos mijn zugt
en vermaak mogte zijn. Wie nu is er onder
Ulieden die ons op goede gronden van het
tegendeel kan beschuldigen? Hij spreeke
vrij uyt! (Hierop werd niets geantwoord)
Ons is ook voorgekoomen, als of ik, en de
meeste mijner meederegenten verdagt
wierden gehouden, dat wij contributies of
uytkeeringen aan het Nationaale of Enig
Dergelijk Fonds hadden gedaan. Hier
omtrent kan men mij alsmeede eeven
plegtig, ja voor een Alweetend God be
tuygen, dat zulks geheel onwaarheid en
verzonnen laster is; niemand onser heeft
immer eenig Geld, hoe weynig ook, ge
geeven of laaten geeven voor of ten be
hoeve van eenig nationaal of vaderlandsch
Fonds, of eenige andere Contributie, hoe
ook genoemd gedaan of laaten doen, het
geen maar eenigsins betrekking op 's
Lands zaaken mogte of konde hebben. En
het is uyt die volle overreeding van onse
blanke onschuld ook in deezen, dat wij
moede gerustelijk aan Ulieden afvraagen.
Wie van Ulieden kan ons van het tegen
deel overtuigen? Hij spreek even onbe
schroomd (hierop werd meede niet ge
antwoord). Sijn dan deeze dingen mijne
waarde burgers, alzoo zijn wij, ben ik in
het byzonder^oo onschuldig gesmaad en
mishandel, word langs die weg al ons
betaemelyk graag gezag als met de voeten
vertreeden, wel wat moet er dan van ons,,
ja in het byzonder van mijwat moet er van
Ulieden, wat moet er van deeze zoo
bloeyende en gezeegende plaats eens
eyndelyk worden? Wy bidden Ulieden by
alles wat UUeden lief en dierbaar mag zijn
denkt dit nog eens bedaard in. Hebben wij
alzoo te verwagten, dat men ons voortaan
zal erkennen in die amptsbetrekking en bij
dat noodzakelijk gezag, welke ons wettig
zijn opgedraagen en ons daarom toekoomt?
Hebt gijliede alzoo regt om van ons te
verwagten dat wij Ulieden, de uytgebrey-
de zorgen en liefde zullen betoonen welke
gij wel anders daegelyks van ons (en in het
byzonder van my) gnaamt te begeeven? en
zoude daaruyt niet natuurlyk moeten voor-
vloeyen het ongelukkigste gevolg voor de
gansche Plaats en Burgerij? Wij meenen
dan het grootste regt te hebben, daar wij in
het openbaar dus zijn beleedigt om eene
eeven openbaare sutisfaitis (voldoening)
te kunnen voorderen byzonder van die
eenige persoonen, welke zig daarby als de
voorgangers hebben gedraagen. Dan
waarde burgers daar er niemand van
Ulieden zoo eeven iets heeft geantwoord
op de beyde voorgestelde vraagen, zoo is
zulks ons satisfactie genoeg, daer men dog
die eenige voorgangers niet anders moet
aanmerken als enkele werktuygen. Wij
vertrouwen dan, dat gijlieden mij, neevens
alle mijne meedelieden voortaan weeder
volkoomen zult erkennen als uwe wettige
regenten. Wij daarentegen belooven Ulie
den steeds te zullen blijven betoonen die
voortduurende zorgen en liefde welke on
ze betrekking als getrouwe regenten koomt
meede te brengen. Gaat dan allen heen en
gedraagt u voortaan agtervolgens de be-
veelen van de Hooge Overighe.id die thans
de vorst weeder aan het Hoofd desselven
aanzienlyke vergadering mag sien als stil
le vreedsaame en braave burgers past en
betaamt."
Nadat de heer Kolff deze rede uitge
sproken had keerde de rust wederpm terug
pn op 15 October vond ter ere van 's
prinsen herstel een grote illuminatie
plaats.
De moeilijkheden voor de baljuw waren
wel groot geweest, want in 1809 tijdensch
ongeregeldheden met betrekking tot de
vordering der vissersschepen vermeldde
hij, dat hij zeer sterk herinnerd werd aan
de Augustusdagen van het jaar 1789.
Deze 2 artikelen van dr. J. Verseput
stonden in 1947 in „Opbouw".
(wordt vervolgd)
J. L. Struik
Waar gaan we in het nieuwe jaar naar toe?
Wat zal 1987 ons brengen?
Van één ding kun je zeker zijn
met een Echte Bakker in de buurt:
van goed ambachtelijk gebakken brood.
En van al die andere lekkernijen
als er wat te vieren is in 1987.
De allerbeste wensen van uw
Echte Bakker, gezin en
medewerkers.
Westdük 1, Middelharnis
s«%«^iW«%«««it««%<^