EIÜVriDEn-IIIEUWS Overdenking drukwerk Ga eens de boer op in de zomer Rien Poortvliet uit de Heilige Schrift De levende Hoop Kamperen bij de boer HET ■^KIJkVENSTER Duivensport Middelharnis zes weken in Ouddorp 2e Blad VRUDAG 27 JUNI 1986 No. 5508 blik op kerk ~''^r en samenleving Lj - Samen-op-Weg - Veel tegenstand - Hoe lang nog? In het midden van deze maand vergaderde de Generale Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. Op de agenda stond onder andere de rapportage van de Classi- cale Vergaderingen inzake Samen-op- Weg. Deze gaf een beeld te zien dat de voorstanders van S.o.W. te denken moet hebben gegeven. Zestig procent was vóór een samengaan van beide kerken, dertig procent was absoluut tegen. De over blijvende tien procent schommelde tussen ,Ja, mits" en „nee, tenzij".... Nu is dat cijfermateriaal erg betrekkelijk, want lang niet alle gemeenten hebben gereageerd. Bovendien zijn alle classes lang niet even groot. Terecht stelde Dr. S. Meijers uit Leiden dat één Classis, name lijk Winsum in Groningen, evenveel zie len omvat als de gemeente Ermelo in de Classis Harderwijk. Wanneer er een refe rendum kon worden gehouden onder het kerkvolk, dan zouden de cijfers nog héél anders uitvallen. Het ligt voor de hand dat de fervente voorstanders van S.o.W. niet erg gelukkig waren met het feit dat een nog zo groot deel van de kerk tégen blijkt te zijn. Er werd zelfs opgemerkt dat men zich door dit dikke rapport niet moest laten af brengen van de zaak waarom het gaat. Met andere woorden: S.o.W. móet door gaan, koste wat het kost.... Maar het moderamen van de Synode durft toch zo ver niet gaan. Men ziet kennelijk wel in, dat men het niet kan maken het meest trouwe deel van de kerk zonder meer buiten spel te zetten. Want het staat wel vast, wanneer de fusie tussen de twee kerken van bovenaf wordt opgelegd, dat een rest zal overblijven, zodat er, inplaats dat twee kerken één worden, een derde kerk ontstaat. E n dan zou het middel erger zijn dan de kwaal. Het was de bedoeling dat de Synode zou uitspreken dat de kerken zich „in staat van hereniging bevinden". Ter Synode gingen stemmen op om te verklaren dat er geen bezwaar bestond tegen het samengaan van een Hervormde Gemeente en een Gereformeerde Kerk, die dat wensten. Men was namelijk bang dat men zonder meer tot een fusie zou kunnen worden gedwongen. Die vrees werd weggenomen door een motie waarin werd gesteld dat „in staat van hereniging" niet inhoudt enige verplichting tot het vormen van een federatieve samenwerking, maar als het uitspreken van de wens dat samenwerking zoveel mogelijk zou worden bevorderd en gestimuleerd. De motie werd aangenomen met 40 tegen 16 stemmen. Blijkbaar was een minder heid er toch niet helemaal gerust op. Ik denk dat Ir. J. van der Graaf het in De Waarheidsvriend van 19 juni op de juiste manier heeft verwoord: Hervormd blij ven mag. Maar tot hoelang mag het?" Waarnemer TAXATIE NODIG? makelaar tamboer belten beëdigd taxateur 01870-3477 M CZI DD Ingezonden: Naar aanleiding van Uw artikel in het Eilanden Nieuws d.d. 20juni 1986 inzake de stichting vrije rekreatie, willen wij graag reageren. Een feit is dat deze kampeervorm die deze stichting biedt, voorziet in een be hoefte en een alternatief is voor het kam peren op de reguliere campingbedrijven. Vaak is het ook nog goedkoper, hoewel dat lang niet altijd het geval behoeft te zijn. Uw opmerking echter in dit bericht over de gecamoufleerde pretparken van de Re- cron met zeer hoge prijzen is wel zeer ongenuanceerd en aanvechtbaar. 90% van de Recronbedrijven behoren tot het kleinbedrijf, dus gezellige goede en kleine familiecampings met uitstekende sanitaire voorzieningen en zeer reëele prijzen. (Nederland behoort tot de goed kope kampeerlanden van West-Europa met de beste sanitaire voorzieningen). Een belangrijk verschil nu met het „kam peren bij de boer" is het feit dat, in tegen stelling tot de Recronbedrijven, deze boer- derijcampings niet aan een overdaad van vergunningen is gebonden. Kostbare sani taire voorzieningen worden aan normale campings verplicht gesteld (en terecht i.v.m. de hygiëne!), terwijl het „kamperen bij de boer" hiervan is gevrijwaard. Kortom, deze kampeervorm kan on mogelijk vergeleken worden met goed ge organiseerde en van alle noodzakelijke gemakken voorziene campings. Zeker vinden wij de vergelijking in dit bericht met „gecamoufleerde Recron Pretparken met zeer hoge prijzen" niet op z'n plaats!! R. de Jong sekr. RECRON Zuid-Holland Wedvlucht St. Vincent P.V. „de Post duif', in concours 147 duiven. H. Kievit: 1, 2, 8, 33, 36; A. Sarelse: 3,5, 22, 30, 32; Springvloed Dubbeld Jr.: 4, 15, 29; B. Mans: 6; E. Luymes: 7,12,16, 24; J. C. Polder: 9, 17, 20, 27, 34; D. Bakker: 10, 31; Gebr. vanDriel: 11; B. v. d. Doel: 13, 19; J. Groenendijk: 14, 18; G. Slooter: 2135; J. Jongejan: 23, 25; H. de Vos: 26; Mevr. Dubbeld: 28, 37. P.V. „de Seinpost" in concours 207 duiven. C. Dubbeld: 1, 4, 16, 21, 31, 32, 41, 48; Gebr. Vroegindewey: 2,8,12, 30, 34, 39, 42,46; L. Fabry: 3,24; I. Koese en Zn.: 5, 13, 28,49; P. v. d. Linde: 6, 7, 23, 27,47; P. van Alphen en Zn.: 9, 19, 20, 37, 44, 52; P. J. v. d. Slik: 10, 22, 50; J. van Dongen: 11, 36, 40; T. Kern: 14, 18, 43; A. Peekstok: 15, 51; H. Groenendijk: 17; W. Peeman: 25,35; A. v. d. Hoek: 26,33; B. de Blok: 38; J. Mijs en Zn.: 45; C. v. d. Weide: 29. Kring Flakkee in concours 1083 duiven, de eerste 25 prijsduiven. L. van Noord: 1; Comb. Koole: 2, 5, 17; C. Dubbeld: 3,19; Hokke van Dam: 4; W. C. Gebraad: 6; W. Groenendijk: 7; L. Arensman: 8; J. C. Roodzant: 9; Nobels en Zn.10; Jochems en Zn.11P. Kwist: 12; J. Holleman: 13; L. Tijl: 14; Gebr. Vroegindewey: 15; H. Kievit: 16, 22; L. Fabry: 18; G. en E. v. d. Berg: 20; Joh. van Rutten: 21; Gebr. Kreeft: 23; B. van Es: 24; B. D. Visser: 25. De eerste 25 prijsduiven Stedelijk in con cours 354 duiven. C. Dubbeld: 15; Gebr. Vroegindewey: 2, 16,25; H. Kievit: 3,6,13; L. Fabry: 14; I. Koese en Zn.: 7;A. Sarelse: 8,10; Spring vloed Dubbeld Jr.: 9, 26; P. v. d. Linde: 11, 13; E. Luymes: 12, 21; J. C. Polder: 15; D. Bakker: 16; P. van Alphen: 17; P. J. V. d. Slik: 18; Gebr. vanDriel: 19; J. van Dongen: 20; B. v. d. Doel; 22; J. Groenen dijk: 24. drukkerij kranse bv Eind maart stelden vele boeren en tuin ders hun bedrijf open voor het publiek onder het motto: „Ga eens de Boer op" of „Kom in de kas". Duizenden maakten van de gelegenheid gebruik om eens een kijkje achter de scher men te nemen. Mocht u toen zo'n Open Dag hebben gemist, dan is er geen man overboord, want in elke provincie zijn er wel boeren en tuinders te vinden, die het hele jaar door mensen uit de stad gastvrij op hun bedrijf willen rondleiden. Mis schien is er vlakbij uw vakantie-adres zo'n boer of tuinder te vinden en dat zou u mooi de gelegenheid geven om eens de boer op te gaan in de zomer. Drukte van belang Het is in de zomer een drukte van belang op het land. Er moet worden gemaaid, gehooid en geoogst. Er moet onkruid gewied worden en de gewassen moeten tegen plantenziekten of insektenplagen worden beschermd. Er moet worden ge zorgd voor de voorraad gras die 's winters aan de koeien wordt gevoederd. En als het te lang niet heeft geregend zal er met een speciale machine voor kunstmatige regen moeten worden gezorgd, de z.g. berege- nings-installatie. Kortom, de boer en de tuinder komen in de zomer vaak handen te kort. Toch maken ze in vele gevallen graag een uurtje vrij voor mensen uit de stad die belangstelling tonen voor hun werk. De enige eis die ze daarbij stellen is dat er eerst een telefonische afspraak wordt ge maakt. Vanzelfsprekend zult u zich dan ook echt welkom voelen bij boer of tuinder. Gratis brochure met adressen De Stichting Public Relations Land- en Tuinbouw heeft een brochure beschik baar, waarin een adressenlijst is opge nomen van zo'n 150 gastvrije boeren en tuinders. In de brochure wordt ook achter grondinformatie gegeven over de Neder landse land- en tuinbouw, zodat u niet geheel onbeslagen ten ijs bij de boer of de tuinder op bezoek gaat. De brochure wordt u gratis toegezonden als u een brief kaart stuurt naar ,,De Boer Op", postbus 91430, 2509 EA te Den Haag. Boven dien hebben de meeste VVV-kantoren de brochure in huis. Gedurende een periode van zes weken nl. van 5 juli tot en met 16 augustus valt een prachtige selectie uit een van de boeken van de bekende schilder-tekenaer (en geboren verteller) Rien Poortvliet te bezichtigen in de „Open Kerk" te Oud dorp. Welkom in een ,,Open Kerk" is een projekt van de werkgroep Missionaire Gemeente van de Gereformeerde Kerk aan de Dorpsweg té Ouddorp. Ook vorig jaar zijn tijdens de zomer maanden talloze mensen op zomaar een doordeweekse dag de kerk binnengestapt om te genieten van een interessante ten toonstelling. Dit jaar is de werkgroep blij u werk van Poortvliet, de originelen uit „De ark van Noach" te kunnen tonen. De kerk is te vinden aan het grote parkeerterrein Dorpstienden in het cen trum van Ouddorp en dagelijks geopend van 10 tot 12 uur en bovendien op maan dag, dinsdag, donderdag en vrijdagavond van 19 tot 21 uur. U zult worden ontvangen met koffie en bovendien staat een ruim gesorteerde leestafel klaar. De toegang is vrij. Uw belangstelling wordt op hoge prijs gesteld. (vervolg) Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?" (Job 13 15a) Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn;" (Job 13 16a) „Ziet zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?" Job houdt er rekenmg mee dat hij aan zijn ziekte zal bezwijken. Gods hand drukt zo zwaar op zijn leven, dat hij vreest dat hem mogelijk de levensadem wordt afgekneld. Job zegt niet: „Zover zal God het niet laten komen". Hij zegtwel: „Als het zover komt, blijf ik toch hopen.' „Evenals ieder mens is ook Job aan de dood onder worpen. Het staat God vrij hem te doden. Maar de levende hoop, het nieuwe leven, dat God in Jobs hart gewekt heeft, dat zal de Heere in geen geval doden. God houdt Zich aan Zijn eigen Wet: „Gij zult niet doden". Geloofstaal! Zeker, Job is een geslagen man. Terneer geslagen zit hij op de ashoop. Zo voor het oog lijkt hij verslagen, overwonnen. Satan denkt: „Ik heb hem losgeslagen van zijn God". Maar dat is niet waar. Een hopend mens is geen losgeslagen mens. Gods Woord leert ons dat de bijbelse hoop als een anker der ziel is. Ineens blijkt dat Jobs leven verankerd is in God Zelf Wat een ontdekking. Wat een verrassing! Nooit te voren is dat zo duidelijk open baar gekomen in Jobs leven, danjuist nu in dit uur van beproeving. Deze uitgeteerde lijder, blijkt een belijder van het zuiverste water. Een belijder van Gods trouw tot in de dood. God blijft trouw aan Zijn eigen werk der genade. Hier ligt de vastheid van het geloof en van de levende hoop van Gods kerk van alle eeuwen. De heilszekerheid is met het oprechte geloof en de levende hoop zelve ge schonken. Het is een wonderlijk getuigenis. On begrijpelijk voor het verstand van de mens. Zijn vrienden verstaan het niet. Satan begrijpt het niet. Moderne exegeten verstaan het kennelijk evenmin. Ze doen allerlei voorstellen om de tekst te wijzigen. Niet doen! Lezen wat er staat. En laten staan watje leest. En dan maar vragen of de Heere het ons persoonlijk wil leren. Want in onze tekst schittert Gods genade zo heerlijk en schoon. In onze teksten ligt het geheim van Gods kind en Gods kerk verklaard. „Ziet, zo Hij mij doodde zou ik niet hopen". „Ook zal Hij mij tot zaUgheid zijn". We willen eerst vers 16 nader bekijken. God zal mij tot zaUgheid, tot Heil zijn, zo belijdt Job hier. En dan staat er in de grondtaal voor Heil, jesjoea, waar de Naam Jezus van afgeleid is. Het begrip is verwant met een werkwoord dat ruim-zijn. Heil, Redding betekent. Job belijdt dus: God zal voor mij een God van Heil, van Redding, van Ruimte zijn". Wat een Evangeliewoord! Let op Gods werk en Let op Gods kerk. En zie, hoe de Heere God zijn kind vasthoudt in de branding van deze wereld. Jobs levensschip is gestrand op de zand bank van de beproeving. Het is nacht en hoge golven slaan over hem heen. Maar de Reddingsboei en de Lichtboei van het Evangeliewoord werpt haar stra- lenbundel door deze donkere nacht. En Job vangt de stralen van Gods Vaderlijke gunst in Christus weer op. God zal mij tot zaUgheid zijn. Hij is een God van eeuwig Heil. Zeker het is slechts een lichtflits die even de nacht van zijn lijden doorklieft. Maar Gods Uefde in Christus heeft toch zijn hart weer bereikt. En zijn tong in beroering gebracht. Want met het hart gelooft men ter rechtvaardig heid en met de mond belijdt men ter zaligheid. Nieuwe stormen zullen nog over zijn leven razen. Zijn levensschip blijft op en neer gaan. Maar het anker van de hoop ligt vast in Zijn God. Hij is een God van zaligheid. Om God is het Job begonnen. Niet zijn bezit is Jobs zaligheid. Niet zijn vrouw en zijn kindéren maken voor hem tenslotte zijn zaligheid uit Ook niet zijn eerherstel. „God is zijn Heil. God is voor mij zalig heid", zegt hij. En op de Heere en Zijn Heil heeft Job weer zicht gekregen. Wat een weelde is dat voor zijn afgetobde hart. Ondanks alles is hij een gelukkig mens. De levende hoop lag een tijdlang be dolven: Onder de puinhopen van zijn bezit. Onder de smart over het verlies van zijn kinderen. Onder de raadsels van het Godsbestuur. Onder de verbijstering van Gods slaande hand. Maar de levende hoop, door de Heere gewerkt kan niet bedolven blijven. Ze barst eruit. Zoals de grassprietjes door de naden van een betonweg heenbreken. Zoals de bloemen opbloeien, ook op de mestvaalt van het leven. „Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn, daarom zal ik op Hem hopen". Kennen we persoonlijk ook deze levende hoop? Ze strekt tot eer van God. En ze is onmisbaar tot zaligheid. Gaat het ons evenals Job om God en de gemeenschap met God in de Heere Jezus Christus. We leven onder een zoveel rijker openbaring van Gods Naam en Gods Heil in de Heere Jezus Christus. Hij is de Zaligmaker, de Redder, de Ruimtemaker. En de zaligmakende ge nade van God is ons verschenen in Hem. Hij wordt ons voorgesteld en aangeboden in de prediking van het Evangelie. En Hij wordt ons zichtbaar voor ogen gesteld in de tekenen van brood en beker aan de Dis van het Genadeverbond. Deze tekenen leren ons wat het Hem gekost heeft om de zaligheid voor zon daren te bereiden. Jezus lijden heeft het lijden van Job nog verre overtroffen. Zijn lichaam werd niet enkel gebeukt en geslagen, maar gebroken. Zijn vrienden en broeders lieten Hem in de steek. Hij werd veracht en gesmaad en onteerd en er kwam geen onvertogen woord over Zijn lippen. Hij werd werkelijk door God verlaten. Hij werd werkelijk gedood. Nochtans was Zijn hoop volkomen gericht op Zijn Vader. Hij leed plaats vervangend en schuld- verzoenend. Zo is Hij allen, die Hem gehoorzaam geworden zijn een oorzaak van zaligheid geworden. Voor wie dan? Voor mensen met een levende hoop. Het gaat in onze teksten niet over de algemeen menselijke hoop. Dat is een ijdele hoop. Een hoop die niet langer duurt dan dit leven. Wie zijn hoop vestigt op: geld, goed, gezondheid, godsdienst, een net oppas send leven bezit niet meer dan een ijdele hoop. Ook wie zijn hoop bouwt op zijn tranen, zijn berouw, zijn gebeden, bouwt op zand grond. Deze hoop houdt het niet als de storm van beproeving over ons leven gaat. De Heilige Geest leert een zondaar hopen op God, op de Zaligmaker, op de Heere Jezus Christus. Hebt u Hem nodig? Is Hij u al tot Zalig heid geworden. Hebt u het al geleerd om uw zaUgheid buiten uzelf bij Christus te zoeken? Mogelijk is het bij u meer de zonde, dan het leed waardoor Gods aangezicht in Christus voor ons verborgen blijft. Zonde maakt scheiding tussen God en onze ziel. En we liggen dood in zonde en misdaden. Mogelijk is uw zonde u tot schuld ge worden voor God. Bergen hoog, zodat u er niet overheen en er niet doorheen kunt zien. U moet het erkennen zo de Heere mij doodde, Hij deed geen onrecht. Wat moet je dan? Hoop op de Heere Jezus. Ook al is Hij nog voor u verborgen. Ook al is er geen opening en geen toegang tot God. Verwacht het van Hem. Hij komt ons nabij in de prediking van het Evangelie en in het aanbod van genade. Verwacht het van Gods genade. Niet van God, de Almachtige. Hoe machtig de Heere God ook is. Hij kan en wil u geen zaligheid schenken buiten de schuld belijdenis en buiten het geloof in de Zalig maker om. Verwacht het van de God van het genade verbond. In de Heilige Doop heeft Hij betuigd en verzekerd dat Hij ook u de Heilige Geest wil schenken in de weg van het gebed. Zo groot kan uw zondeschuld niet zijn, of er is verzoening, redding, in en door het offer van Christus, eenmaal op Golgotha gebracht. Ik weet het. De duivel zegt u dat het dwaasheid is. Uw beste vrienden raden het u welUcht af en geven u geen enkele hoop. Uw eigen geweten klaagt u aan. Hoop nochtans op de Heere. De Bijbel zegt: „Allen die het van de Heere ver wachten zullen niet beschaamd worden". U hebt talloze vragen en tegenwerpingen: „En als ik dan al zo oud ben en nog altijd zonder enig houvast in mijn leven?" Hoop op de Heere Jezus, zo als Hij ons ver kondigd wordt in het Woord. Van onze kant is het hopeloos. Maar ik lees in Zijn Woord. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naderen van de dood volkomen uitkomst geven. Maar ik ben nog zo jong zegt een ander. En ik wandel telkens weer op de paden van de zonde en de kracht ontbreekt me om terug te keren. We geloven het dadelijk, dat het zo is. Maar.... hoop nochtans op de Heere Jezus. Leg uw zaak aan Hem voor. En bedenk, deze uw weg eindigt in het eeuwig verderf. En dat is een plaats waar geen hoop op verandering meer is. Maar nu is die hoop op verandering er nog wel. De Heere Jezus kan Zich over u ontfermen. Hij kan ons hart en oog richten op de schoonheid van de dienst des Heeren. En dan dienen we de Heere gewilliger dan we ooit de duivel gediend hebben. En als ik dan mogelijk niet uitverkoren ben? Hoop op de Heere Jezus. De Heere zegt nergens in zijn Woord dat u een ver worpene bent. Sluit u zelf dan niet buiten de zaligheid zolang de Heere het niet doet in Zijn woord. Hij roept ons overal toe om op Hem te vertrouwen en het van Hem te ver wachten. Nooit heeft Hij tot het Huis van Israël gezegd: „Zoek Mij tevergeefs". Ja maar...., Hij is toch niets verplicht? Nee, maar Hij is er wel toe genegen om te vergeven en genadig te zijn. Hij zweert immers dat Hij geen lust heeft in onze dood. Hij kan en wil in dode zondaren aan die levende hoop werken en versterken. Hij heeft nog nooit anders dan dode en verwerpelijke zondaren, genade bewezen. Er is werkelijk geen enkele reden om niet te hopen op Zijn barmhartigheid, die oneindig groot is. Ja zegt iemand: „Er is wel eens een zwakke hoop geweest dat God mij in Christus genade zou bewijzen. Maar nu is aUes weer toegesloten en ga ik dor en doods mijn weg als voordien. Met Job moet ik getuigen: „Ga ik voor waarts, zo zie ik Hem niet, en achter waarts zo is Hij er niet. Hij heeft mijn weg toegemuurd. U zit muurvast? Het is erg gesteld met u. Maar...., hoop volkomen op de Heere Jezus. Hij maakte op aarde gebonden en los. Hij geneest een verdorde hand, maar ook een verdorde ziel. Hij spreekt één woord en het ingezonken geloofsleven veert weer op. Maar verwacht nooit iets van uzelf. Men sen die zichzelf kunnen helpen en troosten zijn huichelaars. Zij vleien zich met een dood geloof en een ijdele hoop. Daarvoor heeft de duivel geen enkele belangsteUing. Een puur natuurlijke hoop wordt nimmer bestreden. Maar allen die met Job en met David moeten uitroepen: „Heere, ik ben ellendig arm en naakt. Heere ik kan nergens bij". U roepen wij toe:Hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van de Heere Jezus Christus. U hoopt niet tevergeefs. Integendeel. U zult er nog van zingen in uw leven: „Hij is ook mij, zelfs mij, tot zaligheid geworden". M. |L. Quist VERVOLGVERHAAL LAAT MIJ MAAR^ ZV\(EjRVEN - 80 - G.F.CallenbachB.V. Nijkerk Hij trok zijn wollen wachtrok weer aan en schoof de zuidwester over de oren. Toen liep hij naar achter. Ga maar, Gerrit. Hij nam het roer over en Gerrit sjokte naar voren. Daar stonden ze stilletjes bij elkaar. Want woorden kon niemand vinden. Arend-Michiel, aUeen achterop, beefde. God, nou heb ik daarnet alles gezien: een glimp van de hemel, de hel helemaal, de engelen en de duivel. Hij rilde. God, Gij geeft de mens de vreugde van zijn zelfstandigheid niet cadeau. Arend-Michiel bracht de hand weer boven zijn ogen, want die wilden altijd gauw gaan tranen, wanneer hij lang in één richting tuurde. Na een poosje riep hij: Zien juUie ook de lichten van Dunnet Head? Ze keken. Ja, ja! Gaan jullie maar naar beneden om je te warmen, dan kunnen we wacht gaan lopen. Ze gingen. En hij stond helemaal verlaten op zijn schip. De wind floot door het want en hij kermde: O, Almachtige, ik ben zo dankbaar, we hebben het diepe water, maar wat ben ik alleen en wat heb ik het koud, hu, hij schokkerde, hij leunde op de boom, hou je staande, hóu-jè-stddnde.... Arend-Michiel, sprak een stem bij zijn oor. Arend- Michiel, Arend-Michiel! Hij sloeg de ogen op. Gerrit Krab was over hem heengebogen. Wat is er met me? O niks. Ja, ja, wel, wel, ik weet niet, dat ik er in gekropen ben. En Gerrit Krab, die moederlijk met een mok hete drank bij hem stond, zei: O, geen draad, jij wou alles alleen doen, je droeg het schip door de Pentland en toen we na het bakkie boven kwamen, had je effe het vaantje gestreken. Toen hebben we je naar kooi gebracht O. Is alles goed aan dek? Best O! Arend-Michiel keerde het achterwerk naar de kooi- mond, als schaamde hij zich. Gerrit Krab ging on verstoord verder. Hij zei, hem inbakerend: Je schiet alweer lekker op, vader, je pootieren worden warmig. Hier, een warme bak koffie. Arend-Michiel, half soezend, nam zich voor: ik spring er uit Hij deed het niet. Dat ie zo gauw van z'n stokkie was gegaan. Tinus de Ridder had meteen het gezag in volle omvang overgenomen. Dat was, als stuurmansmaat, zijn goed recht, hoewel Arend-Michiel volgens dit recht nimmer te werk was gegaan. Tinus maakte alles uit. Hum-hum. Op één ding dan na. David van Santen, ook een schipper van d'n heer, die aan boord was en bar bij de rede, stelde voor, dat iedereen iets afstond voor Arend-Michiel, om bij te spijkeren. En wonderlijk, wat spontaan bij elkaar werd gescharreld. Een mandje vol. Ze gingen het met z'n allen, opdewachtna, achterin brengen. Arend-Michiel wist niet wat hij zag, zoveel volk in zijn hut. David van Santen voorop. Hij zei niet veel, hoewel hij, zeer bij-de- tijd, lang van stof kon zijn. David sprak: Schipper het klonk als een erkenning! schipper, je ligt op te kikkeren, want je hebt een douw gehad. Arend-Michiel zwaaide met zijn hand. 't Was teveel en liever geen woorden. Nou, dat was goed, ze zouden hem met rust laten. MaarDavid van Santen kwam naar hem toe en greep zijn afwerende hand. Arend-Michiel, zei hij, toen Wijnand Hoogendijk op kantoor over je sprak, hebben we onze scheeren opgehaald, och, die ouwe kabeljauwkoning, dachten we. Toen Gerrit Krab over je sprak, zeeën we: da's overdreven, varen is varen, zeilen is zeilen. Nu weten we dat jij Zeilt en dat jij Vaart met dikke voorletters. En als er nogeens een standbeeld gemaakt wordt in de Pentland-firth voor een Hollander die er aUeen op de zeilen voer, dan moet dat jouw beeld zijn. Zó, hij deed het voor, zó: één klauw aan het roer en één klauw boven je ogen en in die ogen moet tot de dag des oordeels een hel licht branden. Dat zeg ik.... Wat jullie? Een stem zei: Je hebt naar mij hart gesproken, David. De anderen mompelden: Ook naar het mijne. Arend-Michiel hief zich op. Jongens 't was niks bijzonders, heus, weest maar zuinig op je spullen, eet ze zelf maar op. Neen, daar wilden ze niet van weten. Nou, dan een glasie van hem. Dat was goed. Gerrit Krab schonk in. De plechtigheid was voorbij, maar niet vergeten. Toen Gerrit Krab zijn pak bracht zei hij: Die David ken het zo zeggen. Had ik de helft van zijn gave.... En om ook zijn genegenheid te tonen bood hij aan: Arend-Michiel, als ie je soms lekker wassen en verschonen wil, roep-ie wel, hè, al is 't midden in de nacht. Hij knikte. Beste jongen, die Gerrit trouw als een hond. Arend-Michiel knapte snel op. Hij voelde het. Ach, het was niets geweest. Een beetje overspannen, een beetje slaap en een beetje kou. Hij wou er uit De onrust werd al weer wakker in hem. Wat kon er boven niet gebeuren? Tinus de Ridder ried met klem: Blijf er maar lekker in. En hij bleef nog een tijdje lonzig keveren, niet meer dan losvast sluimeren. Vaak wakker in zijn kooi lag hij te luisteren naar wat aan dek boven zijn hoofd gebeurde, hoe het schip er bij lag en de lappen reageerden op de wind. Aan de slag van het water mat hij bij benadering de snelheid en de grond waarover ze voeren. Dat was hem een instinct geworden, scherp en achterdochtig was hij op dat gebied. Een kleine dag later wakkerde de wind aan. In zijn kooi bemerkte hij het best Heerlijk was het hem te wiegen op de cadans van zijn schip. Nu zou hij aan dek willen staan en de Wil-Willem zien verglijden over de zee. Golf op, golf af Maar 't werd hem ontraden. H: Hi 4: ^^k voorstraat 13 3245 bg sommelsdijk tel. 01870-2275 ^^^^^^^^^^,^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^,^,^^^^^^^^,^^^^:^^,^^^^^^^^^^^j^^^^^^^^^^^,^^^^j^^^,^^^^^^,^^^ FPJUutAvan (Icii Oever

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1986 | | pagina 5