EIÜVriDEn-IIIEUWS
Overdenking
drukwerk
Ga eens de boer op
in de zomer
Rien Poortvliet
uit de
Heilige Schrift
De levende Hoop
Kamperen bij de boer
HET
■^KIJkVENSTER
Duivensport Middelharnis
zes weken in Ouddorp
2e Blad
VRUDAG 27 JUNI 1986
No. 5508
blik op kerk ~''^r
en samenleving Lj
- Samen-op-Weg
- Veel tegenstand
- Hoe lang nog?
In het midden van deze maand vergaderde
de Generale Synode van de Nederlandse
Hervormde Kerk. Op de agenda stond
onder andere de rapportage van de Classi-
cale Vergaderingen inzake Samen-op-
Weg. Deze gaf een beeld te zien dat de
voorstanders van S.o.W. te denken moet
hebben gegeven. Zestig procent was vóór
een samengaan van beide kerken, dertig
procent was absoluut tegen. De over
blijvende tien procent schommelde tussen
,Ja, mits" en „nee, tenzij"....
Nu is dat cijfermateriaal erg betrekkelijk,
want lang niet alle gemeenten hebben
gereageerd. Bovendien zijn alle classes
lang niet even groot. Terecht stelde Dr. S.
Meijers uit Leiden dat één Classis, name
lijk Winsum in Groningen, evenveel zie
len omvat als de gemeente Ermelo in de
Classis Harderwijk. Wanneer er een refe
rendum kon worden gehouden onder het
kerkvolk, dan zouden de cijfers nog héél
anders uitvallen.
Het ligt voor de hand dat de fervente
voorstanders van S.o.W. niet erg gelukkig
waren met het feit dat een nog zo groot
deel van de kerk tégen blijkt te zijn. Er
werd zelfs opgemerkt dat men zich door
dit dikke rapport niet moest laten af
brengen van de zaak waarom het gaat.
Met andere woorden: S.o.W. móet door
gaan, koste wat het kost....
Maar het moderamen van de Synode durft
toch zo ver niet gaan. Men ziet kennelijk
wel in, dat men het niet kan maken het
meest trouwe deel van de kerk zonder
meer buiten spel te zetten. Want het staat
wel vast, wanneer de fusie tussen de twee
kerken van bovenaf wordt opgelegd, dat
een rest zal overblijven, zodat er, inplaats
dat twee kerken één worden, een derde
kerk ontstaat. E n dan zou het middel erger
zijn dan de kwaal.
Het was de bedoeling dat de Synode zou
uitspreken dat de kerken zich „in staat van
hereniging bevinden". Ter Synode gingen
stemmen op om te verklaren dat er geen
bezwaar bestond tegen het samengaan
van een Hervormde Gemeente en een
Gereformeerde Kerk, die dat wensten.
Men was namelijk bang dat men zonder
meer tot een fusie zou kunnen worden
gedwongen. Die vrees werd weggenomen
door een motie waarin werd gesteld dat
„in staat van hereniging" niet inhoudt
enige verplichting tot het vormen van een
federatieve samenwerking, maar als het
uitspreken van de wens dat samenwerking
zoveel mogelijk zou worden bevorderd en
gestimuleerd.
De motie werd aangenomen met 40 tegen
16 stemmen. Blijkbaar was een minder
heid er toch niet helemaal gerust op. Ik
denk dat Ir. J. van der Graaf het in De
Waarheidsvriend van 19 juni op de juiste
manier heeft verwoord: Hervormd blij
ven mag. Maar tot hoelang mag het?"
Waarnemer
TAXATIE NODIG?
makelaar tamboer belten
beëdigd taxateur
01870-3477 M
CZI
DD
Ingezonden:
Naar aanleiding van Uw artikel in het
Eilanden Nieuws d.d. 20juni 1986 inzake
de stichting vrije rekreatie, willen wij
graag reageren.
Een feit is dat deze kampeervorm die
deze stichting biedt, voorziet in een be
hoefte en een alternatief is voor het kam
peren op de reguliere campingbedrijven.
Vaak is het ook nog goedkoper, hoewel dat
lang niet altijd het geval behoeft te zijn.
Uw opmerking echter in dit bericht over
de gecamoufleerde pretparken van de Re-
cron met zeer hoge prijzen is wel zeer
ongenuanceerd en aanvechtbaar.
90% van de Recronbedrijven behoren
tot het kleinbedrijf, dus gezellige goede en
kleine familiecampings met uitstekende
sanitaire voorzieningen en zeer reëele
prijzen. (Nederland behoort tot de goed
kope kampeerlanden van West-Europa
met de beste sanitaire voorzieningen).
Een belangrijk verschil nu met het „kam
peren bij de boer" is het feit dat, in tegen
stelling tot de Recronbedrijven, deze boer-
derijcampings niet aan een overdaad van
vergunningen is gebonden. Kostbare sani
taire voorzieningen worden aan normale
campings verplicht gesteld (en terecht
i.v.m. de hygiëne!), terwijl het „kamperen
bij de boer" hiervan is gevrijwaard.
Kortom, deze kampeervorm kan on
mogelijk vergeleken worden met goed ge
organiseerde en van alle noodzakelijke
gemakken voorziene campings. Zeker
vinden wij de vergelijking in dit bericht
met „gecamoufleerde Recron Pretparken
met zeer hoge prijzen" niet op z'n plaats!!
R. de Jong
sekr. RECRON Zuid-Holland
Wedvlucht St. Vincent P.V. „de Post
duif', in concours 147 duiven.
H. Kievit: 1, 2, 8, 33, 36; A. Sarelse: 3,5,
22, 30, 32; Springvloed Dubbeld Jr.: 4,
15, 29; B. Mans: 6; E. Luymes: 7,12,16,
24; J. C. Polder: 9, 17, 20, 27, 34; D.
Bakker: 10, 31; Gebr. vanDriel: 11; B. v.
d. Doel: 13, 19; J. Groenendijk: 14, 18;
G. Slooter: 2135; J. Jongejan: 23, 25; H.
de Vos: 26; Mevr. Dubbeld: 28, 37.
P.V. „de Seinpost"
in concours 207 duiven.
C. Dubbeld: 1, 4, 16, 21, 31, 32, 41, 48;
Gebr. Vroegindewey: 2,8,12, 30, 34, 39,
42,46; L. Fabry: 3,24; I. Koese en Zn.: 5,
13, 28,49; P. v. d. Linde: 6, 7, 23, 27,47;
P. van Alphen en Zn.: 9, 19, 20, 37, 44,
52; P. J. v. d. Slik: 10, 22, 50; J. van
Dongen: 11, 36, 40; T. Kern: 14, 18, 43;
A. Peekstok: 15, 51; H. Groenendijk: 17;
W. Peeman: 25,35; A. v. d. Hoek: 26,33;
B. de Blok: 38; J. Mijs en Zn.: 45; C. v. d.
Weide: 29.
Kring Flakkee in concours 1083 duiven,
de eerste 25 prijsduiven.
L. van Noord: 1; Comb. Koole: 2, 5, 17;
C. Dubbeld: 3,19; Hokke van Dam: 4; W.
C. Gebraad: 6; W. Groenendijk: 7; L.
Arensman: 8; J. C. Roodzant: 9; Nobels
en Zn.10; Jochems en Zn.11P. Kwist:
12; J. Holleman: 13; L. Tijl: 14; Gebr.
Vroegindewey: 15; H. Kievit: 16, 22; L.
Fabry: 18; G. en E. v. d. Berg: 20; Joh.
van Rutten: 21; Gebr. Kreeft: 23; B. van
Es: 24; B. D. Visser: 25.
De eerste 25 prijsduiven Stedelijk in con
cours 354 duiven.
C. Dubbeld: 15; Gebr. Vroegindewey: 2,
16,25; H. Kievit: 3,6,13; L. Fabry: 14; I.
Koese en Zn.: 7;A. Sarelse: 8,10; Spring
vloed Dubbeld Jr.: 9, 26; P. v. d. Linde:
11, 13; E. Luymes: 12, 21; J. C. Polder:
15; D. Bakker: 16; P. van Alphen: 17; P.
J. V. d. Slik: 18; Gebr. vanDriel: 19; J. van
Dongen: 20; B. v. d. Doel; 22; J. Groenen
dijk: 24.
drukkerij kranse bv
Eind maart stelden vele boeren en tuin
ders hun bedrijf open voor het publiek
onder het motto: „Ga eens de Boer op" of
„Kom in de kas".
Duizenden maakten van de gelegenheid
gebruik om eens een kijkje achter de scher
men te nemen. Mocht u toen zo'n Open
Dag hebben gemist, dan is er geen man
overboord, want in elke provincie zijn er
wel boeren en tuinders te vinden, die het
hele jaar door mensen uit de stad gastvrij
op hun bedrijf willen rondleiden. Mis
schien is er vlakbij uw vakantie-adres zo'n
boer of tuinder te vinden en dat zou u mooi
de gelegenheid geven om eens de boer op
te gaan in de zomer.
Drukte van belang
Het is in de zomer een drukte van belang
op het land. Er moet worden gemaaid,
gehooid en geoogst. Er moet onkruid
gewied worden en de gewassen moeten
tegen plantenziekten of insektenplagen
worden beschermd. Er moet worden ge
zorgd voor de voorraad gras die 's winters
aan de koeien wordt gevoederd. En als het
te lang niet heeft geregend zal er met een
speciale machine voor kunstmatige regen
moeten worden gezorgd, de z.g. berege-
nings-installatie. Kortom, de boer en de
tuinder komen in de zomer vaak handen te
kort.
Toch maken ze in vele gevallen graag een
uurtje vrij voor mensen uit de stad die
belangstelling tonen voor hun werk. De
enige eis die ze daarbij stellen is dat er
eerst een telefonische afspraak wordt ge
maakt. Vanzelfsprekend zult u zich dan
ook echt welkom voelen bij boer of tuinder.
Gratis brochure met adressen
De Stichting Public Relations Land- en
Tuinbouw heeft een brochure beschik
baar, waarin een adressenlijst is opge
nomen van zo'n 150 gastvrije boeren en
tuinders. In de brochure wordt ook achter
grondinformatie gegeven over de Neder
landse land- en tuinbouw, zodat u niet
geheel onbeslagen ten ijs bij de boer of de
tuinder op bezoek gaat. De brochure
wordt u gratis toegezonden als u een brief
kaart stuurt naar ,,De Boer Op", postbus
91430, 2509 EA te Den Haag. Boven
dien hebben de meeste VVV-kantoren de
brochure in huis.
Gedurende een periode van zes weken
nl. van 5 juli tot en met 16 augustus valt
een prachtige selectie uit een van de
boeken van de bekende schilder-tekenaer
(en geboren verteller) Rien Poortvliet te
bezichtigen in de „Open Kerk" te Oud
dorp.
Welkom in een ,,Open Kerk" is een
projekt van de werkgroep Missionaire
Gemeente van de Gereformeerde Kerk
aan de Dorpsweg té Ouddorp.
Ook vorig jaar zijn tijdens de zomer
maanden talloze mensen op zomaar een
doordeweekse dag de kerk binnengestapt
om te genieten van een interessante ten
toonstelling.
Dit jaar is de werkgroep blij u werk van
Poortvliet, de originelen uit „De ark van
Noach" te kunnen tonen.
De kerk is te vinden aan het grote
parkeerterrein Dorpstienden in het cen
trum van Ouddorp en dagelijks geopend
van 10 tot 12 uur en bovendien op maan
dag, dinsdag, donderdag en vrijdagavond
van 19 tot 21 uur.
U zult worden ontvangen met koffie en
bovendien staat een ruim gesorteerde
leestafel klaar. De toegang is vrij.
Uw belangstelling wordt op hoge prijs
gesteld.
(vervolg)
Ziet, zo Hij mij doodde,
zou ik niet hopen?"
(Job 13 15a)
Ook zal Hij mij
tot zaligheid zijn;"
(Job 13 16a)
„Ziet zo Hij mij doodde, zou ik niet
hopen?" Job houdt er rekenmg mee dat hij
aan zijn ziekte zal bezwijken. Gods hand
drukt zo zwaar op zijn leven, dat hij vreest
dat hem mogelijk de levensadem wordt
afgekneld.
Job zegt niet: „Zover zal God het niet
laten komen". Hij zegtwel: „Als het zover
komt, blijf ik toch hopen.' „Evenals ieder
mens is ook Job aan de dood onder
worpen. Het staat God vrij hem te doden.
Maar de levende hoop, het nieuwe leven,
dat God in Jobs hart gewekt heeft, dat zal
de Heere in geen geval doden. God houdt
Zich aan Zijn eigen Wet: „Gij zult niet
doden".
Geloofstaal!
Zeker, Job is een geslagen man. Terneer
geslagen zit hij op de ashoop. Zo voor het
oog lijkt hij verslagen, overwonnen.
Satan denkt: „Ik heb hem losgeslagen van
zijn God". Maar dat is niet waar. Een
hopend mens is geen losgeslagen mens.
Gods Woord leert ons dat de bijbelse
hoop als een anker der ziel is.
Ineens blijkt dat Jobs leven verankerd is in
God Zelf
Wat een ontdekking. Wat een verrassing!
Nooit te voren is dat zo duidelijk open
baar gekomen in Jobs leven, danjuist nu in
dit uur van beproeving.
Deze uitgeteerde lijder, blijkt een belijder
van het zuiverste water.
Een belijder van Gods trouw tot in de
dood. God blijft trouw aan Zijn eigen werk
der genade. Hier ligt de vastheid van het
geloof en van de levende hoop van Gods
kerk van alle eeuwen.
De heilszekerheid is met het oprechte
geloof en de levende hoop zelve ge
schonken.
Het is een wonderlijk getuigenis. On
begrijpelijk voor het verstand van de mens.
Zijn vrienden verstaan het niet. Satan
begrijpt het niet.
Moderne exegeten verstaan het kennelijk
evenmin. Ze doen allerlei voorstellen om
de tekst te wijzigen.
Niet doen! Lezen wat er staat. En laten
staan watje leest. En dan maar vragen of
de Heere het ons persoonlijk wil leren.
Want in onze tekst schittert Gods genade
zo heerlijk en schoon. In onze teksten ligt
het geheim van Gods kind en Gods kerk
verklaard.
„Ziet, zo Hij mij doodde zou ik niet
hopen".
„Ook zal Hij mij tot zaUgheid zijn".
We willen eerst vers 16 nader bekijken.
God zal mij tot zaUgheid, tot Heil zijn, zo
belijdt Job hier. En dan staat er in de
grondtaal voor Heil, jesjoea, waar de
Naam Jezus van afgeleid is. Het begrip is
verwant met een werkwoord dat ruim-zijn.
Heil, Redding betekent.
Job belijdt dus: God zal voor mij een God
van Heil, van Redding, van Ruimte zijn".
Wat een Evangeliewoord! Let op Gods
werk en Let op Gods kerk. En zie, hoe de
Heere God zijn kind vasthoudt in de
branding van deze wereld.
Jobs levensschip is gestrand op de zand
bank van de beproeving.
Het is nacht en hoge golven slaan over
hem heen.
Maar de Reddingsboei en de Lichtboei
van het Evangeliewoord werpt haar stra-
lenbundel door deze donkere nacht. En
Job vangt de stralen van Gods Vaderlijke
gunst in Christus weer op.
God zal mij tot zaUgheid zijn. Hij is een
God van eeuwig Heil.
Zeker het is slechts een lichtflits die even
de nacht van zijn lijden doorklieft. Maar
Gods Uefde in Christus heeft toch zijn hart
weer bereikt.
En zijn tong in beroering gebracht. Want
met het hart gelooft men ter rechtvaardig
heid en met de mond belijdt men ter
zaligheid.
Nieuwe stormen zullen nog over zijn leven
razen. Zijn levensschip blijft op en neer
gaan. Maar het anker van de hoop ligt vast
in Zijn God.
Hij is een God van zaligheid.
Om God is het Job begonnen.
Niet zijn bezit is Jobs zaligheid.
Niet zijn vrouw en zijn kindéren maken
voor hem tenslotte zijn zaligheid uit
Ook niet zijn eerherstel.
„God is zijn Heil. God is voor mij zalig
heid", zegt hij.
En op de Heere en Zijn Heil heeft Job
weer zicht gekregen. Wat een weelde is
dat voor zijn afgetobde hart.
Ondanks alles is hij een gelukkig mens.
De levende hoop lag een tijdlang be
dolven: Onder de puinhopen van zijn
bezit. Onder de smart over het verlies van
zijn kinderen. Onder de raadsels van het
Godsbestuur. Onder de verbijstering van
Gods slaande hand.
Maar de levende hoop, door de Heere
gewerkt kan niet bedolven blijven. Ze
barst eruit. Zoals de grassprietjes door de
naden van een betonweg heenbreken.
Zoals de bloemen opbloeien, ook op de
mestvaalt van het leven.
„Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn, daarom
zal ik op Hem hopen".
Kennen we persoonlijk ook deze levende
hoop?
Ze strekt tot eer van God. En ze is
onmisbaar tot zaligheid.
Gaat het ons evenals Job om God en de
gemeenschap met God in de Heere Jezus
Christus. We leven onder een zoveel
rijker openbaring van Gods Naam en
Gods Heil in de Heere Jezus Christus.
Hij is de Zaligmaker, de Redder, de
Ruimtemaker. En de zaligmakende ge
nade van God is ons verschenen in Hem.
Hij wordt ons voorgesteld en aangeboden
in de prediking van het Evangelie.
En Hij wordt ons zichtbaar voor ogen
gesteld in de tekenen van brood en beker
aan de Dis van het Genadeverbond.
Deze tekenen leren ons wat het Hem
gekost heeft om de zaligheid voor zon
daren te bereiden.
Jezus lijden heeft het lijden van Job nog
verre overtroffen. Zijn lichaam werd niet
enkel gebeukt en geslagen, maar gebroken.
Zijn vrienden en broeders lieten Hem in
de steek. Hij werd veracht en gesmaad en
onteerd en er kwam geen onvertogen
woord over Zijn lippen.
Hij werd werkelijk door God verlaten. Hij
werd werkelijk gedood. Nochtans was
Zijn hoop volkomen gericht op Zijn Vader.
Hij leed plaats vervangend en schuld-
verzoenend. Zo is Hij allen, die Hem
gehoorzaam geworden zijn een oorzaak
van zaligheid geworden.
Voor wie dan? Voor mensen met een
levende hoop.
Het gaat in onze teksten niet over de
algemeen menselijke hoop. Dat is een
ijdele hoop. Een hoop die niet langer duurt
dan dit leven.
Wie zijn hoop vestigt op: geld, goed,
gezondheid, godsdienst, een net oppas
send leven bezit niet meer dan een ijdele
hoop.
Ook wie zijn hoop bouwt op zijn tranen,
zijn berouw, zijn gebeden, bouwt op zand
grond.
Deze hoop houdt het niet als de storm van
beproeving over ons leven gaat.
De Heilige Geest leert een zondaar hopen
op God, op de Zaligmaker, op de Heere
Jezus Christus.
Hebt u Hem nodig? Is Hij u al tot Zalig
heid geworden. Hebt u het al geleerd om
uw zaUgheid buiten uzelf bij Christus te
zoeken?
Mogelijk is het bij u meer de zonde, dan
het leed waardoor Gods aangezicht in
Christus voor ons verborgen blijft. Zonde
maakt scheiding tussen God en onze ziel.
En we liggen dood in zonde en misdaden.
Mogelijk is uw zonde u tot schuld ge
worden voor God. Bergen hoog, zodat u er
niet overheen en er niet doorheen kunt
zien.
U moet het erkennen zo de Heere mij
doodde, Hij deed geen onrecht.
Wat moet je dan?
Hoop op de Heere Jezus. Ook al is Hij nog
voor u verborgen. Ook al is er geen
opening en geen toegang tot God.
Verwacht het van Hem. Hij komt ons
nabij in de prediking van het Evangelie en
in het aanbod van genade.
Verwacht het van Gods genade. Niet van
God, de Almachtige. Hoe machtig de
Heere God ook is. Hij kan en wil u geen
zaligheid schenken buiten de schuld
belijdenis en buiten het geloof in de Zalig
maker om.
Verwacht het van de God van het genade
verbond. In de Heilige Doop heeft Hij
betuigd en verzekerd dat Hij ook u de
Heilige Geest wil schenken in de weg van
het gebed.
Zo groot kan uw zondeschuld niet zijn, of
er is verzoening, redding, in en door het
offer van Christus, eenmaal op Golgotha
gebracht.
Ik weet het. De duivel zegt u dat het
dwaasheid is. Uw beste vrienden raden
het u welUcht af en geven u geen enkele
hoop. Uw eigen geweten klaagt u aan.
Hoop nochtans op de Heere. De Bijbel
zegt: „Allen die het van de Heere ver
wachten zullen niet beschaamd worden".
U hebt talloze vragen en tegenwerpingen:
„En als ik dan al zo oud ben en nog altijd
zonder enig houvast in mijn leven?" Hoop
op de Heere Jezus, zo als Hij ons ver
kondigd wordt in het Woord. Van onze
kant is het hopeloos.
Maar ik lees in Zijn Woord. Hij kan en wil
en zal in nood, zelfs bij het naderen van de
dood volkomen uitkomst geven.
Maar ik ben nog zo jong zegt een ander.
En ik wandel telkens weer op de paden
van de zonde en de kracht ontbreekt me
om terug te keren.
We geloven het dadelijk, dat het zo is.
Maar.... hoop nochtans op de Heere Jezus.
Leg uw zaak aan Hem voor. En bedenk,
deze uw weg eindigt in het eeuwig verderf.
En dat is een plaats waar geen hoop op
verandering meer is. Maar nu is die hoop
op verandering er nog wel. De Heere
Jezus kan Zich over u ontfermen. Hij kan
ons hart en oog richten op de schoonheid
van de dienst des Heeren. En dan dienen
we de Heere gewilliger dan we ooit de
duivel gediend hebben.
En als ik dan mogelijk niet uitverkoren
ben? Hoop op de Heere Jezus. De Heere
zegt nergens in zijn Woord dat u een ver
worpene bent. Sluit u zelf dan niet buiten
de zaligheid zolang de Heere het niet doet
in Zijn woord.
Hij roept ons overal toe om op Hem te
vertrouwen en het van Hem te ver
wachten. Nooit heeft Hij tot het Huis van
Israël gezegd: „Zoek Mij tevergeefs". Ja
maar...., Hij is toch niets verplicht? Nee,
maar Hij is er wel toe genegen om te
vergeven en genadig te zijn. Hij zweert
immers dat Hij geen lust heeft in onze
dood.
Hij kan en wil in dode zondaren aan die
levende hoop werken en versterken.
Hij heeft nog nooit anders dan dode en
verwerpelijke zondaren, genade bewezen.
Er is werkelijk geen enkele reden om niet
te hopen op Zijn barmhartigheid, die
oneindig groot is.
Ja zegt iemand: „Er is wel eens een
zwakke hoop geweest dat God mij in
Christus genade zou bewijzen. Maar nu is
aUes weer toegesloten en ga ik dor en
doods mijn weg als voordien.
Met Job moet ik getuigen: „Ga ik voor
waarts, zo zie ik Hem niet, en achter
waarts zo is Hij er niet. Hij heeft mijn weg
toegemuurd.
U zit muurvast? Het is erg gesteld met u.
Maar...., hoop volkomen op de Heere
Jezus. Hij maakte op aarde gebonden en
los. Hij geneest een verdorde hand, maar
ook een verdorde ziel. Hij spreekt één
woord en het ingezonken geloofsleven
veert weer op.
Maar verwacht nooit iets van uzelf. Men
sen die zichzelf kunnen helpen en troosten
zijn huichelaars. Zij vleien zich met een
dood geloof en een ijdele hoop. Daarvoor
heeft de duivel geen enkele belangsteUing.
Een puur natuurlijke hoop wordt nimmer
bestreden.
Maar allen die met Job en met David
moeten uitroepen: „Heere, ik ben ellendig
arm en naakt. Heere ik kan nergens bij".
U roepen wij toe:Hoopt volkomenlijk op
de genade, die u toegebracht wordt in de
openbaring van de Heere Jezus Christus.
U hoopt niet tevergeefs.
Integendeel. U zult er nog van zingen in
uw leven: „Hij is ook mij, zelfs mij, tot
zaligheid geworden".
M.
|L. Quist
VERVOLGVERHAAL
LAAT MIJ
MAAR^
ZV\(EjRVEN
- 80 -
G.F.CallenbachB.V. Nijkerk
Hij trok zijn wollen wachtrok weer aan en schoof de
zuidwester over de oren. Toen liep hij naar achter.
Ga maar, Gerrit. Hij nam het roer over en Gerrit
sjokte naar voren. Daar stonden ze stilletjes bij elkaar.
Want woorden kon niemand vinden.
Arend-Michiel, aUeen achterop, beefde.
God, nou heb ik daarnet alles gezien: een glimp van de
hemel, de hel helemaal, de engelen en de duivel. Hij
rilde. God, Gij geeft de mens de vreugde van zijn
zelfstandigheid niet cadeau.
Arend-Michiel bracht de hand weer boven zijn ogen,
want die wilden altijd gauw gaan tranen, wanneer hij
lang in één richting tuurde. Na een poosje riep hij:
Zien juUie ook de lichten van Dunnet Head?
Ze keken. Ja, ja!
Gaan jullie maar naar beneden om je te warmen, dan
kunnen we wacht gaan lopen. Ze gingen. En hij stond
helemaal verlaten op zijn schip. De wind floot door het
want en hij kermde:
O, Almachtige, ik ben zo dankbaar, we hebben het
diepe water, maar wat ben ik alleen en wat heb ik het
koud, hu, hij schokkerde, hij leunde op de boom, hou je
staande, hóu-jè-stddnde....
Arend-Michiel, sprak een stem bij zijn oor. Arend-
Michiel, Arend-Michiel!
Hij sloeg de ogen op. Gerrit Krab was over hem
heengebogen.
Wat is er met me?
O niks.
Ja, ja, wel, wel, ik weet niet, dat ik er in gekropen
ben. En Gerrit Krab, die moederlijk met een mok hete
drank bij hem stond, zei:
O, geen draad, jij wou alles alleen doen, je droeg het
schip door de Pentland en toen we na het bakkie boven
kwamen, had je effe het vaantje gestreken. Toen
hebben we je naar kooi gebracht
O. Is alles goed aan dek?
Best
O!
Arend-Michiel keerde het achterwerk naar de kooi-
mond, als schaamde hij zich. Gerrit Krab ging on
verstoord verder. Hij zei, hem inbakerend:
Je schiet alweer lekker op, vader, je pootieren
worden warmig. Hier, een warme bak koffie.
Arend-Michiel, half soezend, nam zich voor: ik spring
er uit Hij deed het niet. Dat ie zo gauw van z'n stokkie
was gegaan.
Tinus de Ridder had meteen het gezag in volle omvang
overgenomen. Dat was, als stuurmansmaat, zijn goed
recht, hoewel Arend-Michiel volgens dit recht nimmer
te werk was gegaan. Tinus maakte alles uit.
Hum-hum.
Op één ding dan na.
David van Santen, ook een schipper van d'n heer, die
aan boord was en bar bij de rede, stelde voor, dat
iedereen iets afstond voor Arend-Michiel, om bij te
spijkeren. En wonderlijk, wat spontaan bij elkaar werd
gescharreld. Een mandje vol. Ze gingen het met z'n
allen, opdewachtna, achterin brengen. Arend-Michiel
wist niet wat hij zag, zoveel volk in zijn hut. David van
Santen voorop. Hij zei niet veel, hoewel hij, zeer bij-de-
tijd, lang van stof kon zijn. David sprak:
Schipper het klonk als een erkenning! schipper,
je ligt op te kikkeren, want je hebt een douw gehad.
Arend-Michiel zwaaide met zijn hand. 't Was teveel en
liever geen woorden. Nou, dat was goed, ze zouden
hem met rust laten. MaarDavid van Santen kwam naar
hem toe en greep zijn afwerende hand.
Arend-Michiel, zei hij, toen Wijnand Hoogendijk op
kantoor over je sprak, hebben we onze scheeren
opgehaald, och, die ouwe kabeljauwkoning, dachten
we.
Toen Gerrit Krab over je sprak, zeeën we: da's
overdreven, varen is varen, zeilen is zeilen.
Nu weten we dat jij Zeilt en dat jij Vaart met dikke
voorletters.
En als er nogeens een standbeeld gemaakt wordt in de
Pentland-firth voor een Hollander die er aUeen op de
zeilen voer, dan moet dat jouw beeld zijn.
Zó, hij deed het voor, zó:
één klauw aan het roer en
één klauw boven je ogen en
in die ogen moet tot de dag des oordeels een hel licht
branden.
Dat zeg ik....
Wat jullie?
Een stem zei:
Je hebt naar mij hart gesproken, David.
De anderen mompelden:
Ook naar het mijne.
Arend-Michiel hief zich op.
Jongens 't was niks bijzonders, heus, weest maar
zuinig op je spullen, eet ze zelf maar op.
Neen, daar wilden ze niet van weten. Nou, dan een
glasie van hem. Dat was goed. Gerrit Krab schonk in.
De plechtigheid was voorbij, maar niet vergeten.
Toen Gerrit Krab zijn pak bracht zei hij:
Die David ken het zo zeggen. Had ik de helft van zijn
gave....
En om ook zijn genegenheid te tonen bood hij aan:
Arend-Michiel, als ie je soms lekker wassen en
verschonen wil, roep-ie wel, hè, al is 't midden in de
nacht.
Hij knikte. Beste jongen, die Gerrit trouw als een hond.
Arend-Michiel knapte snel op. Hij voelde het. Ach, het
was niets geweest. Een beetje overspannen, een beetje
slaap en een beetje kou. Hij wou er uit De onrust werd
al weer wakker in hem. Wat kon er boven niet
gebeuren? Tinus de Ridder ried met klem:
Blijf er maar lekker in. En hij bleef nog een tijdje
lonzig keveren, niet meer dan losvast sluimeren.
Vaak wakker in zijn kooi lag hij te luisteren naar wat
aan dek boven zijn hoofd gebeurde, hoe het schip er bij
lag en de lappen reageerden op de wind. Aan de slag
van het water mat hij bij benadering de snelheid en de
grond waarover ze voeren. Dat was hem een instinct
geworden, scherp en achterdochtig was hij op dat
gebied.
Een kleine dag later wakkerde de wind aan. In zijn kooi
bemerkte hij het best Heerlijk was het hem te wiegen
op de cadans van zijn schip.
Nu zou hij aan dek willen staan en de Wil-Willem zien
verglijden over de zee. Golf op, golf af Maar 't werd
hem ontraden.
H: Hi 4:
^^k voorstraat 13
3245 bg sommelsdijk
tel. 01870-2275
^^^^^^^^^^,^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^,^,^^^^^^^^,^^^^:^^,^^^^^^^^^^^j^^^^^^^^^^^,^^^^j^^^,^^^^^^,^^^
FPJUutAvan (Icii Oever