EIIIVI1DEI1-niEUW5 Overdenking goed 2/ uit de Heilige Schrift De levende Hoop 2e Blad VRUDAG 20 JUNI 1986 No. 5506 HET blik op kerk en samenleving KIJKVENSTER - 350 jaar R.U. Utrecht - Eredoctoraat Mandéla - Een nationale schande De Rijksuniversiteit van Utrecht bestaat dit jaar 350 jaar. Toen de Illustre School van Utrecht, gesticht in 1634, twee jaar later tot Academie werd verheven, was de bekende theoloog Gisbertus Voetius de eerste rector-magnificus. Klein begonnen werd deze jongste Universiteit, zeker ook als gevolg van de centrale ligging, één van de meest bekende, en is zij Sians uit gegroeid tot een groot wetenschappelijk bedrijf, waarvoor de Utrechtse binnen stad véél te klein is geworden. Het groot ste deel van het werk geschiedt in De Uithof, ten oosten van Utrecht, dat een stadje op zichzelf is geworden. Het drie-en-een-halve eeuwfeest is met veel luister of moet ik zeggen: met veel tamtam? gevierd. Zoals gebruikelijk werden ook een aantal ere-doctoraten uitgereikt. Mensen die geen doctorstitel hebben worden soms bij zo'n gelegenheid wegens hun bijzondere verdiensten op een bepaald terrein verrast met de doctorsbul, en worden dan „doctor honoris causa" (terwille van de eer). Eén van de nieuwe Utrechtse doctoren is Winnie Mandéla. Haar echtgenoot Nel son Mandéla, zit al meer dan twintig jaar gevangen in Zuid-Afrika omdat hij één van de beruchte leiders van het A.N.C, is, een communistische organisatie die zich ten doel heeft gesteld de regering van Zuid-Afrika met geweld omver te werpen. Hij zit niet vast om politieke redenen, zoals de pers ons graag wil doen geloven, hij zit zijn straf uit voor sabotagedaden en het helpen beramen van een staatsgreep. Steeds weer duikt in de pers een suggestie op dat de regering-B otha een gebaar van goeden wille kon maken door Mandéla vrij te laten en met hem in onderhandeling te treden. De man had echter allang vrij kunnen zijn wanneer het A.N.C, besloot van geweld af te zien, maar dat weigert het consequent. Nu kan men over de blanke regering van Zuid-Afrika denken zoals men wil, en ik zal hier heus geen lans breken voor het bewind van Pieter Botha, maar ik kan het standpunt ten aanzien van Mandéla en het A.N.C, best begrijpen. Met terroristen praten betekent in feite je eigen graf gra ven. Maar nu mevrouw Mandéla. Die is door de Utrechtse Universiteit onderscheiden met een eredoctoraat. Is zij misschien gematigder dan haar man? Nee, want nog maar drie maanden geleden verklaarde zij dat „dit land (Zuid-Afrika) moet worden bevrijd met lucifers en halssnoeren". Daarmee bedoelde ze de beproefde me thode van het A.N.C, om zwarte land genoten die verdacht worden van „ver raad" een brandende autoband over het hoofd te gooien. Tal van mensen zijn op deze manier al levend verbrand. Deze vrouw is door de Universiteit van Utrecht begiftigd met een hoge onder scheiding. De buste van Paul Kruger, de leider in de Boerenoorlog, werd voor de gelegenheid uit de Senaatszaal verwijderd. Mevrouw Mandéla was zelf uiteraard niet aanwezig, want zij heeft een uitreisverbod. Maar haar eredoctoraat vind ik een nationale schande. Waarnemer Deze vraag- en antwoord-rubriek staat geheel ten dienste van de lezer die er kosteloos gebruik van kan maken. Uw vragen op velerlei gebied kunt u sturen aan: Redactie Eilanden-N ieuws. Post bus 8, Middelharnis, met in de linker bovenhoek „Vragen-rubriek" vermeld. EMtenAMTeMBHASTIMG Mijn zoon woont al een paar jaar in Amerika en nou krijgt hij toch nog een aangiftebiljet uit Nederland nagestuurd. Moet hij nu in Amerika èn in Nederland belasting betalen over z'n inkomsten daar? Antwoord: Nee, er is geen sprake van dubbele heffing. Hij hoeft op dat aangifte biljet dus geen inkomsten te vermelden uit niet in Nederland verrichte arbeid. Hetzal wel gaan over het jaar waarin hij verhuisd is, en dan moet hij alsnog aangeven wat hij in ons land verdiend heeft tot de datum van zijn emigratie. Verder kan het zijn, dat hij nog inkomstenbelasting moet betalen over de opbrengsten van hier gelegen onroerend goed, of bijv. over winst uit een in Nederland gevestigde onderneming en dgl., of de rente uit een hier aangehouden spaartegoed. In elk geval moet hij ont vangen aangiftebiljet(ten) volledig invul len en ondertekend terugzenden aan de inspectie die daarop vermeld staat. Heeft hij in 't geheel niets aan te geven, dan moet hij dat er duidelijk op vermelden. HtT snooo-DiEer Waarom is een brood-dieetgezonder dan een ander dieet? Antwoord: Dit dieet bestaat eruit, datmen om de dag alléén brood en water gebruikt en alle andere dagen normaal kan eten, zij het niet overdadig. Om verstopping te voorkomen, is het wel gewenst dan bruin of volkoreiiuiood te kiezen, want dat is gezonder dan wit en luxe brood. En dan moet 't droog brood zijn. Zoals u zult weten, berusten alle anderen afslankdi- eten er op, dat men tenminste 1 (of méér) onmisbare voedingsstof weglaat. Wie dan afvalt, komt ergens tekort aan de brood nodige vitaminen, vetten, mineralen of andere voedingsstoffen. Sommige diëten kunnen dan zelfs erg ongezond en gevaar lijk zijn. Bij een brooddieet haalt het lichaam de tekorten de volgende dag in. ELECTRO MEDISCH In de jaren 1934-1939 heb ik tot volle tevredenheid apparatuur gebruikt van het Instituut voor Electro-Medische Ap paraten, directie L. Diemer, Valkeniers laan 248, Ginneken, tel. 2185. Waar is dat gebleven? Is er nog een adres van bekend? Antwoord: Dergelijke zaken zijn altijd nog wel op te sporen via het bevolkingsregister van de begrokken gemeente(n). De door u genoemde heer L. Diemer is overleden. Zijn bedrijf heeft gedraaid tot 1942, maar toen kon door oorlogsomstandigheden geen materiaal meer geleverd worden. Diemer leverde Duits materiaal. Zijn hoogfre quente apparatuur diende voor bestraling en de toepassing van zwakstroom, vonken enz. Heel modem voor die tijd. Een zoon van dhr Diemer is C. Diemer, Banckert- weg 9 inBreda, tel. 076-147783. Die doet in neonreclame, gevelbelettering enz. en kan u nog veel over vaders handel en wandel vertellen. Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?" (Job 13 15a) „Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn;" (Job 13 16a) Op de mestvaalt buiten de dorps gemeenschap, in het wijde oosterse land, zit 'n man. En hij zit daar letterlijk en figuurlijk bij de puinhopen van zijn leven. Is het een van de vele bedelaars, die je overal in het oosten tegenkomt? U kunt hem niet thuisbrengen. Geen wonder, want zelfs zijn beste vrienden herkeimen hem niet eens. Het is Job. In zijn tijd was hij wijd en zijd bekend vanwege zijn vroomheid en oprechtheid. Vandaag is hij nog spreekwoordelijk on der ons vanwege zijn geduld. Dat was overigens nu juist niet zijn sterkste kant. Maar door de Heere God Zelf wordt zijn oprechtheid en vroomheid geprezen. God vrezend en afwijkend van het kwade. Hoe straalde de genade van God uit in zijn AAROSTRAAUAGERS Er zijn al verscheidene lieden aan de deur geweest, diede,,aardstralen"inm'nhuis wilden opsporen en onschadelijk maken. Die zouden allerlei ziekten veroorzaken. Wat moet ik daarvan geloven? Antwoord: Helemaal niets. Die mensen jagen niet op aardstralen, maar azen op uw geld, want als ze u zover hebben dat u gelooft wat ze u op de mouw spelden, vragen ze (te) veel geld voor een afweer middel. Er is in de vijftiger jaren een diepgaand onderzoek naar aardstralen in gesteld door de Kon. Academie van We tenschappen, dat 5 jaar geduurd heeft. Aardstralen of dgl. konden toen nergens worden aangetoond en tientallen wichel roedelopers en andere deskundigen die de juiste plekken zouden aanwijzen, kwamen allemaal anders uit. Hun g^ff'els sloegen geen twee keer op eenzelfde plaats uit. En hun afschermkastjes bestonden uit vrijwel waardeloze en bijeen geraapte onderdelen zonder samenhang, die helemaal niets beschermden. Zeker niet uw portemonnee van de goedgelovige koper daarvan, want die moest behoorlijk betalen voor die „hulp". Er komt nu wel een nieuwe lich ting handige lieden aankloppen met mooie praatjes over wateraders resp. radio-ac tieve stralen uit de grond, of andere beang stigende zaken die ziekten zouden veroor zaken, maar die proberen u alleen maar geld uit de zak te kloppen door u zoge naamd probaat helpende middelen aan te praten. U kunt dat soort verkoop-technis ken gerust afwimpelen. Er wordt te vaak op het bijgeloof gespeculeerd! Wie ziek is, kan maar het beste naar de huisarts gaan. SCHEEPSMUMT Hierbij een foto van een muntje uit een scheepswrak. Daarop zijn nog de letters V.E.I.C. te ontcijferen. Wat is dat voor munt? Antwoord: Dat is geen munt en geen penning, maar een loodje dat gebruikt werd voor de verzegeling van zakken of kisten, deuren of luiken van laadruimten. De genoemde vier letters staan voor „United Est India Company" en dat was de Britse tegenhanger van de Nederlandse Oostindische Compagnie, namelijk de Verenigde Oost India Maatschappij. On ze huidige U werd in die tijd vaak als een V geschreven. leven. En wat is hij een beschamend voorbeeld voor Gods kerk vandaag. Alom was hij geëerd en geliefd ook van wege zijn naastenliefde. Maar nu is hij een eenzaam, een vergeten en verlaten mens. Vergeten door de mensen en vergeten bij God, naar het schijnt. Zijn bezit is weg. Zijn kinderen zijn dood. Zijn vrouw is hij kwijt. Zijn lichaam is een wrak, overdekt met etterende zweren. Onherkenbaar veranderd! Is zijn vroomheid ook weg? Weggespoeld door de stortzeeën van leed en beproeving die over hem zij heengegaan? Laten we eens luisteren, naar wat hijzelf getuigt. Twee momenten worden ons mee gedeeld, zijn levensgeschiedenis waaruit blijkt dat Jobs vroomheid levend is. Loven Als de laatste onheilsbode zijn verplette rende tijding heeft gebracht, dat al zijn kinderen in één keer zijn omgekomen, gaat Job plat tegen de grond. Begrijpelijk! Een wonder dathij zelf er niet onder bezweken is. Maar dan blijkt ook dadelijk dat het genadelicht van God in Zijn leven door de zee van rampspoed niet gedoofd is. „De Heere heeft gegeven en de Heere heeft genomen". En dan volgt het voor naamste: „De Naam des Heeren zij ge loofd". Hoe kan een mens dat opbrengen? Nu het is niet uit de mens, het is niet uit Job te verklaren. Het is een geloofsbelijdenis. Een belijde nis van Gods heerlijke Naam. God heeft Zijn Naam, dat is Zichzelf in Jobs leven bekend gemaakt. Die Naam is als een olie, die uitgestort wordt. Zij ver zacht de smartelijke wonde. En wie Zijn Naam kennen, zullen op Hem vertrouwen en Hem prijzen, dat mist nooit! Ook niet in Jobs leven. God verheerlijkt Zijn Naam in het leven van Job. Daarover is blijdschap in de hemel. En daarover is verbazing en ver bittering in de hel. De vreze des Heeren is er nog. En de lof des Heeren is niet verstomd, maar klinkt hoog op. Satan heeft de eerste ronde verloren. Toch geeft hij zich niet gewonnen. De vorst der duisternis is sluw en heeft vele pijlen op zijn boog. Job wordt aangetast door een afschuwe lijke ziekte en zo toegetakeld naar het lichaam, dat zijn vrienden hem niet meer herkennen. Dan komt zijn eigen vrouw in aktie. Het leed dat haar man tros is uiteraard ook over haar heengegaan. Zij kan het niet langer er onder uithouden. De lof des Heeren vond helaas geen weerklank in haar hart. Genade is strikt persoonlijk! Zij komt met het voorstel om God vaar wel te zeggen. Daarmee snijdt ze de huwelijksband door. Daarmee snijdt ze ook de geloofsgemeenschap met haar man, althans voor dit moment door. Ze is nu de verborgen handlangster van de duivel geworden. Nu is Job op aarde alles kwijt. Maar ook nu weer een misrekening van satan. Wat een dieptepunt had moe ten worden, werd een hoogtepunt: „Je spreekt zoals dwazen spreken, vrouw". Je spreekt goddeloze taal. We hebben het goede van God ontvangen. Nu deelt Hij het kwade uit. Zouden we dat niet accep teren uit Zijn hand? Het is weer een schoon getuigenis. En toch.... Er is verschil in toonhoogte. De lofzang ontbreekt ditmaal. De belijde nis van de Naam des Heeren blijft achter wege. Dat is een gemis. Dat is verlies aan gehalte. Zeker, Job schrijft Gode niets ongerijmds toe. Job zondigt niet. En toch is er een achteruitgang. Een afglijden van de lof zang tot op het niveau van de klaagzang straks. Het is een waarschuwing ook voor ons. Zodra we onder de druk der omstandig heden de Naam des Heeren uit het oog en uit het hart verliezen wordt het gevaarlijk. Enkel de Naam des Heeren kan ons staande houden als de baren en de golven over ons gaan. „De Heere gaf en de Heere nam. De Naam des Heeren zij geloofd". Wat lag het toen zuiver in Jobs leven. Als hij daarbij had mogen volharden, was hij voor veel vertwijfeling bewaard ge bleven. De Naam des Heeren is een sterke toren. Wie daarheen de toevlucht mag nemen komt boven het leed uit. Zonder de Heidel- berger Catechismus te kennen belijdt Job: „Hij is om Christus wil mijn Vader, welke ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel of Hij zal mij van alle goed verzorgen. En al het kwade dat Hij mij in dit jarrmierdal toe- schikt ten beste keren. „Vriendentroost" Drie vrienden komen Job troosten. Maar bij de aanblik van Jobs ellende zijn ze met stomheid geslagen. Ze zwijgen. Daar doen ze goed aan. Bij een zwaar leed moeten we niet al te vlot klaar staan met ons commentaar. Een begrijpend stil zwijgen kan een weldaad zijn. Maar we kunnen niet blijven zwijgen, want dan wordt het benauwend. Zeven dagen zwijgen ze stil. Maar ondertussen staan hun gedachten niet stil. Bij hun aankomst stonden ze stil bij het leed en de smart. Nu zijn ze in hun gedachten allang bezig met de oorzaak van dit lijden. Waarom trof hun vriend dit kwaad? Dat overkomt je zomaar niet!! De achterdocht vonkt in hun hart. E n de duivel wakkert dit vuurtje aan. Gaat het nog niet dikwijls zo? Hun gedachtengang is heel simpel. Nie mand lijdt onschuldig. En een mens maait in het leven wat hij gezaaid heeft. Het is één van beide, volgens hen: Of Job is schuldig of de Heere is schuldig. Het laatste is ongerijmd. Dus de conclusie ligt voor de hand: Job is schuldig. Hun redenering sluit als een bus. Maar wij, die de achtergrond kennen, weten hoe ze zich vergissen. Job vloekt Job neemt als eerste het woord. En dan huiveren we. Want er rolt een vervloeking over de lippen van deze vrome man. Wat is een mens. Laten we ons daar toch nooit op verkijken. Gods kinderen bedoelen door genade de ere des Heeren. Maar telkens blijkt in hun leven dat ze de zonde- kiemen omdragen in hun hart. Maar het is wel een afgang. Eerst Gods Naam zo geprezen. En nu Gods daden gevloekt. „Was ik maar nooit geboren". „Waarom heeft Hij mij het levenslicht gegeven?" Nee, Job vloekt niet zijn God. Hij ver vloekt zijn geboortedag. Hij zegt ook God niet vaarwel zoals zijn vrouw. Maar het is wel erg. De hel schaterlacht. Daar denkt men: „D it is het begin van het einde"Wie gooit er met stenen naar Job? Spraken wij in er barre omstandigheden geen opstan diger taal? De vrienden sprelcen Voor zijn vrienden is dit de diiippel die de emmer doet overlopen. Het bevestigt hen alleen maar in hun gedachtengang. Die Job is niet zuiver op de graad. Die man moet er wel een verborgen zonde op na houden. Ze willen trachten hem tot schuldbe lijdenis te bewegen, dan is volgens hun opvatting de weg weer vrij voor Gods zegen. Want daar gaat het toch maar om! Eerst neemt Elifas het woord. „Wie is de onschuldige die vergaan is? En waar zijn de oprechten verdelgd? Begrijpt u het? Job begrijpt het maar al te goed. Vrij vertaald komt het hierop neer: Het leed dat je getroffen heeft is het klare bewijs dat je schuldig staat voor God. O zeker, Elifas zegt nog veel meer. En daar zijn ook ware woorden bij. Maar zijn oordeel is: Nie mand lijdt onschuldig. Bildad zegt het nog veel scherper: „God keert de huizen der goddelozen om". De toepassing is glashelder. Het ingestorte huis van Job is het teken dat Job een goddeloze is. Zofar is de ergste van allemaal. Zijn toe spraak loopt uit op een ordinaire scheld partij. Hij noemt Job gewoon een woord- kramer. Als god zou spreken. Zou Job zijn. schuld wel uit Gods mond vernemen. Job in de verzoelting Staat Job dan helemaal zuiver? Aan vankelijk nam hij een zuiver standpunt in. Hij heeft de rampen die hem troffen als onschuldig lijden uit Gods hand aanvaard. God is rechtvaardig en ik ben onschuldig. Zo lag het precies. Job begreep de be- doeUng van het lijden niet, maar hij accep teerde het uit Gods hand. En hij prees de Naam des Heeren. Toen was er ondanks alles de vrede in zijn ziel. Was Job daarbij maar gebleven. Het trieste is eigenlijk dat Job zich laat meesleuren in het vals dilemma van zijn vrienden: Of God is schuldig of Job. Job houdt hartstochtelijk vast aan eigen onschuld. Deze vrienden ontroven hem eigenlijk het allerlaatste wat hij nog op aarde bezit: zijn vroomheid en oprecht heid. Dan bijt Job fel van zich af. Hij gaat zichzelf fanatiek verdedigen. En dan gaat het fout. Dan komt hij ertoe om te beweren: God doet mij onrecht aan. Daarmee laat Job de Heere niet los. Integendeel, hij worstelt met God. Hij gaat twistgesprekken voeren met de Heere. Dat kom je meer tegen in de Bijbel. Denk maar aan Habakuk en Jeremia en in mindere mate Naomi. En in al deze gevallen gaat het over het leed en het onrecht op aarde. Hoe komen Gods kinderen er toch toe om met de Heere te twisten? Men is het volle zicht kwijt op de Naam des Heeren. In dagen van voorspoed en in het begin van de tegenspoed hield Job de Naam des Heeren hoog. God is dan voor hem de God van het Genadeverbond. De Vader, Die met wijs beleid zijn kinderen leidt. Maar geleidelijk aan komt er een ver schuiving. Ga het maar na in de Bijbel. De Verbondsnaam en daarmee de Vader- naam verdwijnt uit zijn gezichtsveld. Bij Naomi vind je iets dergelijks. „De Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan". God de Almachtige. Zo wordt er voort durend in het boek over God gesproken. Dat is toch een stap terug in zijn Gods beleving. De vaderlijke trekken verdwij nen zo uit zijn Godsvoorstelling. Hij ziet God nu als de Almachtige voor wie je bukken moet. En dan kom je uit drukkingen tegen bij Job als: „De pijlen van de Almachtige zijn in mij gedaald". Nee, het is geen ongeloofstaal, die hij spreekt. Veel meer wanhoopstaal. Het is de taal van het wanhopige kind, dat zich door Vader buiten de deur gezet voelt. Dan stort zijn leefwereldje in. En dan zijn er de rauwe, onbeheerste wan- hoopskreten. Zo leren we Job kennen als een mens die tastend op zoek is naar Gods Vaderlijke gunst. Zijn vriendelijk aangezicht, dat vrolijkheid en licht verspreidt. Zo heeft hij de Heere in het verleden leren kennen. Daar hunkert hij weer naar. Waar de Verbondsnaam wegvalt, daar daalt de nacht over ons leven. Als ik vragen mag? In welke God gelooft u? Gelooft u in God, de Almachtige? Of gelooft u in God, de Almachtige Vader van onze Heere Jezus Christus? Het is een verschil als tussen een mistige dag en een zonnige dag. Een God, Die zijn Almacht stelt in dienst van zijn Vaderliefde. Zo heeft Job voor heen de Naam des Heeren beleden tot op de puinhopen van zijn levensgeluk. Is dat nu helemaal weg? Heeft het leed elke heriimering aan die Vademaam uitgewist? Kunt u zich dat indenken? Het lijkt maar zo. Satan zou het maar al te graag willen. Maar de tekst boven deze meditatie leert ons heel anders. „Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?" Deze hoop heeft de Heilige Geest zelf door het Woord in zijn hart gegraveerd. Satan kan deze hoop wel een tijdlang bedelven onder de grauwe as van de wan hoop. Maar er is slechts een windvlaag van de Geest nodig en de as stuift weg en het vuur van de levende hoop laait hoog op. Daarover een volgende maal. M. IL. Quist VERVOLGVERHAAL Fetutf van den Oever LAAT MIJ MAAR ZWJ^VEN 78 G.F.CallenbachB.V.—Nijkerk Hum-hum. En ze visten door, nog enkele nachten, 't Was karig. Twee van de drie Schotten, die ze praalden, vingen nog minder. Dat gaf Arend-Michiel geen klein beetje vreugde. Toen gebeurde er een lelijk ding. Op een nacht nadat ze in volle harmonie alles gedaan hadden stonden ze klaar om te gaan halen. Arend-Michiel wilde de donkey aanzetten. Hij haalde de handle over om te zien of er genoeg druk op was. Tot zijn verwondering kwam er geen stoom uit. Wat was dat? Hij keek Tinus de Ridder aan, want deze was als stuurman daarvoor verantwoordelijk. Ik begrijp er niets van, zei hij. Ze vlogen achter elkaar de trap af naar de ketel. Ja, er was vuur genoeg onder. Ze keken naar het peilglas. Hé, er stond geen water in. Arend-Michiel verkleurde. Tinus sprak hij, heb jij dat gedaan, de ketel droog laten branden? Tinus ontkende met klem. Heb je dan soms aan een verkeerd kraantje ge draaid? Tinus zei: Zo waarachtig als er een Eeuwige is, ik zal geen gezonde dag meer kermen. Arend-Michiel ging naar boven en vertelde zijn volk wat er aan mankeerde. Hij vroeg allen op de man af of ze iets wisten. Neen, niemand van hen was er bij geweest Misschien was er wat losgeraakt bij het slingeren. Het bleef een raadsel. De netten moesten zodoende met de hand gehaald worden. De stokken werden in het spil gestoken en als molenpaarden schuifelden ze een lange nacht in het rond. Arend-Michiel zo goed als de anderen, maar Arend- Michiel was bezorgd, tegen bang aan. Was dit nu een ongeluk, of was het gemenigheid? Kon hij iemand van zijn eigen volk niet vertrouwen? Dat is het ergste wwat een schipper kan overkomen. Ze liepen Stomoway binnen. De schade aan het keteltje viel niet tegen. Toch besloot Arend-Michiel met vissen op te houden. Het weer werd minder en James wilde zijn vleet graag meenemen. Bovendien kon hij voor niet te duur zijn schip vol-kopen. Hij dacht: dat riskeer ik. Twee dagen later telegrafeerde hij: Vertrokken Wil-Willem. Adres: A. Struis, Vlaar- dingen. En de grote reis begon. y4/geladen waren ze. Drie, vier rijen breed stonden de vaten aan dek. Aan bak- en stuurboord. Zó zou hij triomfantelijk de haven binnen varen. Zover was het echter nog niet. In de namiddag kwamen ze voor de Penüand-firth. Het was vuil weer; storm, regen, alles bij buien, zoals de tijd die op deze breedte geeft. De wind woei uit het noord oosten en was hen dwars-tegen, het tij recht. Ze moesten minstens op kenteren wachten. Het volk had een zwaar hoofd in de onderneming. Voor zover iemand wist, was nog nimmer een zeilschip van deze afmetingen door de Pentland gegaan. De firth werd zeer gevreesd. De beste zeilers dier dagen meden haar als de pest; om haar verraderlijke stromen, haar onberekenbare gronden, haar vreemde rotshoeken, die orkaan en blakte in een halfuur kunnen geven. Arend- Michiel wist daar natuurlijk van en wanneer hij niet besloten was de Pentland te nemen, zou hij liever een andere route koersen. Maar op een eeimiaal genomen besluit kwam hij vrijwillig nooit terug. Slechts de dood kon zijn plannen dwarsbomen. De mensen aan boord, met wie hij goed overweg kon, wisten dit reeds. Gerrit Krab had er van voorin verteld, ze hadden het zelf ervaren. En zij berustten er in. Niettemin waren zij bezorgd om wat hij wilde doen. Het was winterdag, de avond viel vroeg. Ze zetten de vuren op en boven hun hoofden gluurde door wat wild voorbij schuivende wolken een sikkeltje maan. Arend- Michiel tikte op het glas en riep de mannen aan dek. Hij keek naar de lucht, dik en bestopt met open wakken. Och, de stroom moest het doen, de wind was alleen nodig voor het sturen. Geen storm en duizend paarden zouden de Wil-Willem tegen het tij op kunnen trekken. Ze stonden om hem heen. Kort waren zijn zinnen. Hij vroeg nu niet of het hun instemming had, hij sprak of alles een uitgemaakte zaak was en er voor hem geen gevaren bestonden. Het glas daalde. Ze konden niet hier blijven steken. Over een half uur kenterde het tij. We gaan, hoewel de wind tegen lijkt, er door. Halverwegen de nacht hebben we de Noordzee. Zo God wil, zei een stem in de duisternis. Hij hoorde dat en knikte. Het woelen van de zee werd van ogenblik tot ogenblik heviger. Het zicht was heel beperkt. Op honderd meter in het rond leek het wel of de wolken, boordevol regen en wind, óp het water lagen. Hij gaf orders. Ze begrepen er niets van. Met tegenwind door die onbekende nauwte. Maar ze deden, wat hij wilde. Streken het grootzeil. Het gatzeil en de stagfok lieten ze erbij staan, ongereefd, omdat hij daarmee zo goed zijn schip in bedwang had. Arend-Michiel stond met zijn horloge in de hand. Hij riep hun toe: Kleedt je dik aan en gaat van tijd tot tijdje warmen. Over vijftien minuten kentert het tij. En dan? Wat zou dat, bijna pal in de wind? Maar goed, ze pakten zich dik in en deden nog een warm bakkie. Ineens, de meesten omlaag, voelden ze, dat het schip gegrepen werd. Waar en hóe wisten ze niet, maar het was alsof een woesteling een kind bij de hand nam en het wegsleurde. Ze kwamen boven en zagen Arend-Michiel staan; achterop, de dikke wachtrok aan, een zuidwester om zijn hoofd gesnoerd, rechtop, het roer vast, bijna on beweeglijk. Zo stond hij daar, stil, maar zijn ogen vlogen. Soms hield hij zijn linkerhand er boven om te pogen zijn blik dieper in de duisternis te boren. Ze stonden aan dek, bij hem, hij sprak geen woord. Toen ze hem vroegen het roer eens over te nemen, opdat hij een bakkie kon gaan doen, sloeg hij het aanbod af, slechts het hoofd schuddend. (wordt vervolgd) -*^ H: H: heel voorzichtig pakken ze alle glazen in heel handig halen ze die grote antieke kast uit elkaar heel gemakkeli|k nemen ze de vloerbedekking op heel rustig vervoeren ze de piano heel behendig nemen ze de moeilijkste bochten in de gangen heel erg goed die jongens van flakkee expresse flakkee expresse 01870-2188 middelharnis 01883-20016 hellevoetsluis 01110-3163 ziehkzee ^^♦♦♦♦J^♦♦*¥

Krantenbank Zeeland

Eilanden-nieuws. Christelijk streekblad op gereformeerde grondslag | 1986 | | pagina 7