EIIIVI1DEI1-niEUW5
Overdenking
goed
2/
uit de
Heilige Schrift
De levende Hoop
2e Blad
VRUDAG 20 JUNI 1986
No. 5506
HET
blik op kerk
en samenleving
KIJKVENSTER
- 350 jaar R.U. Utrecht
- Eredoctoraat Mandéla
- Een nationale schande
De Rijksuniversiteit van Utrecht bestaat
dit jaar 350 jaar. Toen de Illustre School
van Utrecht, gesticht in 1634, twee jaar
later tot Academie werd verheven, was de
bekende theoloog Gisbertus Voetius de
eerste rector-magnificus. Klein begonnen
werd deze jongste Universiteit, zeker ook
als gevolg van de centrale ligging, één van
de meest bekende, en is zij Sians uit
gegroeid tot een groot wetenschappelijk
bedrijf, waarvoor de Utrechtse binnen
stad véél te klein is geworden. Het groot
ste deel van het werk geschiedt in De
Uithof, ten oosten van Utrecht, dat een
stadje op zichzelf is geworden.
Het drie-en-een-halve eeuwfeest is met
veel luister of moet ik zeggen: met veel
tamtam? gevierd. Zoals gebruikelijk
werden ook een aantal ere-doctoraten
uitgereikt. Mensen die geen doctorstitel
hebben worden soms bij zo'n gelegenheid
wegens hun bijzondere verdiensten op een
bepaald terrein verrast met de doctorsbul,
en worden dan „doctor honoris causa"
(terwille van de eer).
Eén van de nieuwe Utrechtse doctoren is
Winnie Mandéla. Haar echtgenoot Nel
son Mandéla, zit al meer dan twintig jaar
gevangen in Zuid-Afrika omdat hij één
van de beruchte leiders van het A.N.C, is,
een communistische organisatie die zich
ten doel heeft gesteld de regering van
Zuid-Afrika met geweld omver te werpen.
Hij zit niet vast om politieke redenen,
zoals de pers ons graag wil doen geloven,
hij zit zijn straf uit voor sabotagedaden en
het helpen beramen van een staatsgreep.
Steeds weer duikt in de pers een suggestie
op dat de regering-B otha een gebaar van
goeden wille kon maken door Mandéla
vrij te laten en met hem in onderhandeling
te treden. De man had echter allang vrij
kunnen zijn wanneer het A.N.C, besloot
van geweld af te zien, maar dat weigert het
consequent.
Nu kan men over de blanke regering van
Zuid-Afrika denken zoals men wil, en ik
zal hier heus geen lans breken voor het
bewind van Pieter Botha, maar ik kan het
standpunt ten aanzien van Mandéla en het
A.N.C, best begrijpen. Met terroristen
praten betekent in feite je eigen graf gra
ven.
Maar nu mevrouw Mandéla. Die is door
de Utrechtse Universiteit onderscheiden
met een eredoctoraat. Is zij misschien
gematigder dan haar man? Nee, want nog
maar drie maanden geleden verklaarde zij
dat „dit land (Zuid-Afrika) moet worden
bevrijd met lucifers en halssnoeren".
Daarmee bedoelde ze de beproefde me
thode van het A.N.C, om zwarte land
genoten die verdacht worden van „ver
raad" een brandende autoband over het
hoofd te gooien. Tal van mensen zijn op
deze manier al levend verbrand.
Deze vrouw is door de Universiteit van
Utrecht begiftigd met een hoge onder
scheiding.
De buste van Paul Kruger, de leider in de
Boerenoorlog, werd voor de gelegenheid
uit de Senaatszaal verwijderd. Mevrouw
Mandéla was zelf uiteraard niet aanwezig,
want zij heeft een uitreisverbod. Maar
haar eredoctoraat vind ik een nationale
schande.
Waarnemer
Deze vraag- en antwoord-rubriek staat
geheel ten dienste van de lezer die er
kosteloos gebruik van kan maken. Uw
vragen op velerlei gebied kunt u sturen
aan: Redactie Eilanden-N ieuws. Post
bus 8, Middelharnis, met in de linker
bovenhoek „Vragen-rubriek" vermeld.
EMtenAMTeMBHASTIMG
Mijn zoon woont al een paar jaar in
Amerika en nou krijgt hij toch nog een
aangiftebiljet uit Nederland nagestuurd.
Moet hij nu in Amerika èn in Nederland
belasting betalen over z'n inkomsten
daar?
Antwoord: Nee, er is geen sprake van
dubbele heffing. Hij hoeft op dat aangifte
biljet dus geen inkomsten te vermelden uit
niet in Nederland verrichte arbeid. Hetzal
wel gaan over het jaar waarin hij verhuisd
is, en dan moet hij alsnog aangeven wat hij
in ons land verdiend heeft tot de datum
van zijn emigratie. Verder kan het zijn, dat
hij nog inkomstenbelasting moet betalen
over de opbrengsten van hier gelegen
onroerend goed, of bijv. over winst uit een
in Nederland gevestigde onderneming en
dgl., of de rente uit een hier aangehouden
spaartegoed. In elk geval moet hij ont
vangen aangiftebiljet(ten) volledig invul
len en ondertekend terugzenden aan de
inspectie die daarop vermeld staat. Heeft
hij in 't geheel niets aan te geven, dan moet
hij dat er duidelijk op vermelden.
HtT snooo-DiEer
Waarom is een brood-dieetgezonder dan
een ander dieet?
Antwoord: Dit dieet bestaat eruit, datmen
om de dag alléén brood en water gebruikt
en alle andere dagen normaal kan eten, zij
het niet overdadig. Om verstopping te
voorkomen, is het wel gewenst dan bruin
of volkoreiiuiood te kiezen, want dat is
gezonder dan wit en luxe brood. En dan
moet 't droog brood zijn. Zoals u zult
weten, berusten alle anderen afslankdi-
eten er op, dat men tenminste 1 (of méér)
onmisbare voedingsstof weglaat. Wie dan
afvalt, komt ergens tekort aan de brood
nodige vitaminen, vetten, mineralen of
andere voedingsstoffen. Sommige diëten
kunnen dan zelfs erg ongezond en gevaar
lijk zijn. Bij een brooddieet haalt het
lichaam de tekorten de volgende dag in.
ELECTRO MEDISCH
In de jaren 1934-1939 heb ik tot volle
tevredenheid apparatuur gebruikt van
het Instituut voor Electro-Medische Ap
paraten, directie L. Diemer, Valkeniers
laan 248, Ginneken, tel. 2185. Waar is
dat gebleven? Is er nog een adres van
bekend?
Antwoord: Dergelijke zaken zijn altijd nog
wel op te sporen via het bevolkingsregister
van de begrokken gemeente(n). De door u
genoemde heer L. Diemer is overleden.
Zijn bedrijf heeft gedraaid tot 1942, maar
toen kon door oorlogsomstandigheden geen
materiaal meer geleverd worden. Diemer
leverde Duits materiaal. Zijn hoogfre
quente apparatuur diende voor bestraling
en de toepassing van zwakstroom, vonken
enz. Heel modem voor die tijd. Een zoon
van dhr Diemer is C. Diemer, Banckert-
weg 9 inBreda, tel. 076-147783. Die doet
in neonreclame, gevelbelettering enz. en
kan u nog veel over vaders handel en
wandel vertellen.
Ziet, zo Hij mij doodde,
zou ik niet hopen?"
(Job 13 15a)
„Ook zal Hij mij tot zaligheid
zijn;" (Job 13 16a)
Op de mestvaalt buiten de dorps
gemeenschap, in het wijde oosterse land,
zit 'n man. En hij zit daar letterlijk en
figuurlijk bij de puinhopen van zijn leven.
Is het een van de vele bedelaars, die je
overal in het oosten tegenkomt? U kunt
hem niet thuisbrengen. Geen wonder,
want zelfs zijn beste vrienden herkeimen
hem niet eens.
Het is Job.
In zijn tijd was hij wijd en zijd bekend
vanwege zijn vroomheid en oprechtheid.
Vandaag is hij nog spreekwoordelijk on
der ons vanwege zijn geduld. Dat was
overigens nu juist niet zijn sterkste kant.
Maar door de Heere God Zelf wordt zijn
oprechtheid en vroomheid geprezen. God
vrezend en afwijkend van het kwade. Hoe
straalde de genade van God uit in zijn
AAROSTRAAUAGERS
Er zijn al verscheidene lieden aan de deur
geweest, diede,,aardstralen"inm'nhuis
wilden opsporen en onschadelijk maken.
Die zouden allerlei ziekten veroorzaken.
Wat moet ik daarvan geloven?
Antwoord: Helemaal niets. Die mensen
jagen niet op aardstralen, maar azen op
uw geld, want als ze u zover hebben dat u
gelooft wat ze u op de mouw spelden,
vragen ze (te) veel geld voor een afweer
middel. Er is in de vijftiger jaren een
diepgaand onderzoek naar aardstralen in
gesteld door de Kon. Academie van We
tenschappen, dat 5 jaar geduurd heeft.
Aardstralen of dgl. konden toen nergens
worden aangetoond en tientallen wichel
roedelopers en andere deskundigen die de
juiste plekken zouden aanwijzen, kwamen
allemaal anders uit. Hun g^ff'els sloegen
geen twee keer op eenzelfde plaats uit. En
hun afschermkastjes bestonden uit vrijwel
waardeloze en bijeen geraapte onderdelen
zonder samenhang, die helemaal niets
beschermden. Zeker niet uw portemonnee
van de goedgelovige koper daarvan, want
die moest behoorlijk betalen voor die
„hulp". Er komt nu wel een nieuwe lich
ting handige lieden aankloppen met mooie
praatjes over wateraders resp. radio-ac
tieve stralen uit de grond, of andere beang
stigende zaken die ziekten zouden veroor
zaken, maar die proberen u alleen maar
geld uit de zak te kloppen door u zoge
naamd probaat helpende middelen aan te
praten. U kunt dat soort verkoop-technis
ken gerust afwimpelen. Er wordt te vaak
op het bijgeloof gespeculeerd! Wie ziek is,
kan maar het beste naar de huisarts gaan.
SCHEEPSMUMT
Hierbij een foto van een muntje uit een
scheepswrak. Daarop zijn nog de letters
V.E.I.C. te ontcijferen. Wat is dat voor
munt?
Antwoord: Dat is geen munt en geen
penning, maar een loodje dat gebruikt
werd voor de verzegeling van zakken of
kisten, deuren of luiken van laadruimten.
De genoemde vier letters staan voor
„United Est India Company" en dat was
de Britse tegenhanger van de Nederlandse
Oostindische Compagnie, namelijk de
Verenigde Oost India Maatschappij. On
ze huidige U werd in die tijd vaak als een V
geschreven.
leven. En wat is hij een beschamend
voorbeeld voor Gods kerk vandaag.
Alom was hij geëerd en geliefd ook van
wege zijn naastenliefde. Maar nu is hij een
eenzaam, een vergeten en verlaten mens.
Vergeten door de mensen en vergeten bij
God, naar het schijnt.
Zijn bezit is weg. Zijn kinderen zijn dood.
Zijn vrouw is hij kwijt. Zijn lichaam is een
wrak, overdekt met etterende zweren.
Onherkenbaar veranderd!
Is zijn vroomheid ook weg? Weggespoeld
door de stortzeeën van leed en beproeving
die over hem zij heengegaan?
Laten we eens luisteren, naar wat hijzelf
getuigt. Twee momenten worden ons mee
gedeeld, zijn levensgeschiedenis waaruit
blijkt dat Jobs vroomheid levend is.
Loven
Als de laatste onheilsbode zijn verplette
rende tijding heeft gebracht, dat al zijn
kinderen in één keer zijn omgekomen, gaat
Job plat tegen de grond.
Begrijpelijk! Een wonder dathij zelf er niet
onder bezweken is.
Maar dan blijkt ook dadelijk dat het
genadelicht van God in Zijn leven door
de zee van rampspoed niet gedoofd is.
„De Heere heeft gegeven en de Heere
heeft genomen". En dan volgt het voor
naamste: „De Naam des Heeren zij ge
loofd".
Hoe kan een mens dat opbrengen? Nu het
is niet uit de mens, het is niet uit Job te
verklaren.
Het is een geloofsbelijdenis. Een belijde
nis van Gods heerlijke Naam.
God heeft Zijn Naam, dat is Zichzelf in
Jobs leven bekend gemaakt. Die Naam is
als een olie, die uitgestort wordt. Zij ver
zacht de smartelijke wonde.
En wie Zijn Naam kennen, zullen op Hem
vertrouwen en Hem prijzen, dat mist
nooit! Ook niet in Jobs leven.
God verheerlijkt Zijn Naam in het leven
van Job. Daarover is blijdschap in de
hemel. En daarover is verbazing en ver
bittering in de hel.
De vreze des Heeren is er nog. En de lof
des Heeren is niet verstomd, maar klinkt
hoog op.
Satan heeft de eerste ronde verloren. Toch
geeft hij zich niet gewonnen. De vorst der
duisternis is sluw en heeft vele pijlen op
zijn boog.
Job wordt aangetast door een afschuwe
lijke ziekte en zo toegetakeld naar het
lichaam, dat zijn vrienden hem niet meer
herkennen.
Dan komt zijn eigen vrouw in aktie. Het
leed dat haar man tros is uiteraard ook
over haar heengegaan. Zij kan het niet
langer er onder uithouden. De lof des
Heeren vond helaas geen weerklank in
haar hart. Genade is strikt persoonlijk!
Zij komt met het voorstel om God vaar
wel te zeggen. Daarmee snijdt ze de
huwelijksband door. Daarmee snijdt ze
ook de geloofsgemeenschap met haar man,
althans voor dit moment door.
Ze is nu de verborgen handlangster van de
duivel geworden. Nu is Job op aarde alles
kwijt. Maar ook nu weer een misrekening
van satan. Wat een dieptepunt had moe
ten worden, werd een hoogtepunt: „Je
spreekt zoals dwazen spreken, vrouw".
Je spreekt goddeloze taal. We hebben het
goede van God ontvangen. Nu deelt Hij
het kwade uit. Zouden we dat niet accep
teren uit Zijn hand? Het is weer een
schoon getuigenis.
En toch.... Er is verschil in toonhoogte.
De lofzang ontbreekt ditmaal. De belijde
nis van de Naam des Heeren blijft achter
wege. Dat is een gemis.
Dat is verlies aan gehalte.
Zeker, Job schrijft Gode niets ongerijmds
toe. Job zondigt niet. En toch is er een
achteruitgang. Een afglijden van de lof
zang tot op het niveau van de klaagzang
straks.
Het is een waarschuwing ook voor ons.
Zodra we onder de druk der omstandig
heden de Naam des Heeren uit het oog en
uit het hart verliezen wordt het gevaarlijk.
Enkel de Naam des Heeren kan ons
staande houden als de baren en de golven
over ons gaan.
„De Heere gaf en de Heere nam. De
Naam des Heeren zij geloofd". Wat lag
het toen zuiver in Jobs leven.
Als hij daarbij had mogen volharden, was
hij voor veel vertwijfeling bewaard ge
bleven.
De Naam des Heeren is een sterke toren.
Wie daarheen de toevlucht mag nemen
komt boven het leed uit. Zonder de Heidel-
berger Catechismus te kennen belijdt Job:
„Hij is om Christus wil mijn Vader, welke
ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel of Hij
zal mij van alle goed verzorgen. En al het
kwade dat Hij mij in dit jarrmierdal toe-
schikt ten beste keren.
„Vriendentroost"
Drie vrienden komen Job troosten. Maar
bij de aanblik van Jobs ellende zijn ze met
stomheid geslagen. Ze zwijgen. Daar
doen ze goed aan. Bij een zwaar leed
moeten we niet al te vlot klaar staan met
ons commentaar. Een begrijpend stil
zwijgen kan een weldaad zijn.
Maar we kunnen niet blijven zwijgen,
want dan wordt het benauwend. Zeven
dagen zwijgen ze stil. Maar ondertussen
staan hun gedachten niet stil. Bij hun
aankomst stonden ze stil bij het leed en de
smart. Nu zijn ze in hun gedachten allang
bezig met de oorzaak van dit lijden.
Waarom trof hun vriend dit kwaad? Dat
overkomt je zomaar niet!! De achterdocht
vonkt in hun hart. E n de duivel wakkert dit
vuurtje aan.
Gaat het nog niet dikwijls zo?
Hun gedachtengang is heel simpel. Nie
mand lijdt onschuldig. En een mens maait
in het leven wat hij gezaaid heeft. Het is
één van beide, volgens hen: Of Job is
schuldig of de Heere is schuldig. Het
laatste is ongerijmd. Dus de conclusie ligt
voor de hand: Job is schuldig.
Hun redenering sluit als een bus. Maar
wij, die de achtergrond kennen, weten hoe
ze zich vergissen.
Job vloekt
Job neemt als eerste het woord. En dan
huiveren we. Want er rolt een vervloeking
over de lippen van deze vrome man. Wat
is een mens. Laten we ons daar toch nooit
op verkijken. Gods kinderen bedoelen
door genade de ere des Heeren. Maar
telkens blijkt in hun leven dat ze de zonde-
kiemen omdragen in hun hart. Maar het is
wel een afgang. Eerst Gods Naam zo
geprezen.
En nu Gods daden gevloekt. „Was ik
maar nooit geboren". „Waarom heeft Hij
mij het levenslicht gegeven?"
Nee, Job vloekt niet zijn God. Hij ver
vloekt zijn geboortedag. Hij zegt ook God
niet vaarwel zoals zijn vrouw. Maar het is
wel erg.
De hel schaterlacht. Daar denkt men:
„D it is het begin van het einde"Wie gooit
er met stenen naar Job? Spraken wij in
er barre omstandigheden geen opstan
diger taal?
De vrienden sprelcen
Voor zijn vrienden is dit de diiippel die de
emmer doet overlopen. Het bevestigt hen
alleen maar in hun gedachtengang. Die
Job is niet zuiver op de graad. Die man
moet er wel een verborgen zonde op na
houden.
Ze willen trachten hem tot schuldbe
lijdenis te bewegen, dan is volgens hun
opvatting de weg weer vrij voor Gods
zegen. Want daar gaat het toch maar om!
Eerst neemt Elifas het woord. „Wie is de
onschuldige die vergaan is? En waar zijn
de oprechten verdelgd? Begrijpt u het? Job
begrijpt het maar al te goed. Vrij vertaald
komt het hierop neer: Het leed dat je
getroffen heeft is het klare bewijs dat je
schuldig staat voor God. O zeker, Elifas
zegt nog veel meer. En daar zijn ook ware
woorden bij. Maar zijn oordeel is: Nie
mand lijdt onschuldig.
Bildad zegt het nog veel scherper: „God
keert de huizen der goddelozen om". De
toepassing is glashelder. Het ingestorte
huis van Job is het teken dat Job een
goddeloze is.
Zofar is de ergste van allemaal. Zijn toe
spraak loopt uit op een ordinaire scheld
partij. Hij noemt Job gewoon een woord-
kramer. Als god zou spreken. Zou Job zijn.
schuld wel uit Gods mond vernemen.
Job in de verzoelting
Staat Job dan helemaal zuiver? Aan
vankelijk nam hij een zuiver standpunt in.
Hij heeft de rampen die hem troffen als
onschuldig lijden uit Gods hand aanvaard.
God is rechtvaardig en ik ben onschuldig.
Zo lag het precies. Job begreep de be-
doeUng van het lijden niet, maar hij accep
teerde het uit Gods hand. En hij prees de
Naam des Heeren. Toen was er ondanks
alles de vrede in zijn ziel.
Was Job daarbij maar gebleven.
Het trieste is eigenlijk dat Job zich laat
meesleuren in het vals dilemma van zijn
vrienden: Of God is schuldig of Job.
Job houdt hartstochtelijk vast aan eigen
onschuld. Deze vrienden ontroven hem
eigenlijk het allerlaatste wat hij nog op
aarde bezit: zijn vroomheid en oprecht
heid. Dan bijt Job fel van zich af.
Hij gaat zichzelf fanatiek verdedigen. En
dan gaat het fout. Dan komt hij ertoe om te
beweren: God doet mij onrecht aan.
Daarmee laat Job de Heere niet los.
Integendeel, hij worstelt met God. Hij
gaat twistgesprekken voeren met de Heere.
Dat kom je meer tegen in de Bijbel. Denk
maar aan Habakuk en Jeremia en in
mindere mate Naomi.
En in al deze gevallen gaat het over het
leed en het onrecht op aarde.
Hoe komen Gods kinderen er toch toe om
met de Heere te twisten?
Men is het volle zicht kwijt op de Naam
des Heeren.
In dagen van voorspoed en in het begin
van de tegenspoed hield Job de Naam des
Heeren hoog.
God is dan voor hem de God van het
Genadeverbond. De Vader, Die met wijs
beleid zijn kinderen leidt.
Maar geleidelijk aan komt er een ver
schuiving. Ga het maar na in de Bijbel. De
Verbondsnaam en daarmee de Vader-
naam verdwijnt uit zijn gezichtsveld.
Bij Naomi vind je iets dergelijks.
„De Almachtige heeft mij grote bitterheid
aangedaan".
God de Almachtige. Zo wordt er voort
durend in het boek over God gesproken.
Dat is toch een stap terug in zijn Gods
beleving. De vaderlijke trekken verdwij
nen zo uit zijn Godsvoorstelling.
Hij ziet God nu als de Almachtige voor
wie je bukken moet. En dan kom je uit
drukkingen tegen bij Job als: „De pijlen
van de Almachtige zijn in mij gedaald".
Nee, het is geen ongeloofstaal, die hij
spreekt. Veel meer wanhoopstaal.
Het is de taal van het wanhopige kind, dat
zich door Vader buiten de deur gezet
voelt. Dan stort zijn leefwereldje in. En
dan zijn er de rauwe, onbeheerste wan-
hoopskreten.
Zo leren we Job kennen als een mens die
tastend op zoek is naar Gods Vaderlijke
gunst. Zijn vriendelijk aangezicht, dat
vrolijkheid en licht verspreidt. Zo heeft hij
de Heere in het verleden leren kennen.
Daar hunkert hij weer naar.
Waar de Verbondsnaam wegvalt, daar
daalt de nacht over ons leven.
Als ik vragen mag?
In welke God gelooft u? Gelooft u in God,
de Almachtige? Of gelooft u in God, de
Almachtige Vader van onze Heere Jezus
Christus? Het is een verschil als tussen
een mistige dag en een zonnige dag.
Een God, Die zijn Almacht stelt in dienst
van zijn Vaderliefde. Zo heeft Job voor
heen de Naam des Heeren beleden tot op
de puinhopen van zijn levensgeluk. Is dat
nu helemaal weg?
Heeft het leed elke heriimering aan die
Vademaam uitgewist? Kunt u zich dat
indenken? Het lijkt maar zo.
Satan zou het maar al te graag willen.
Maar de tekst boven deze meditatie leert
ons heel anders.
„Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet
hopen?" Deze hoop heeft de Heilige
Geest zelf door het Woord in zijn hart
gegraveerd.
Satan kan deze hoop wel een tijdlang
bedelven onder de grauwe as van de wan
hoop. Maar er is slechts een windvlaag
van de Geest nodig en de as stuift weg en
het vuur van de levende hoop laait hoog
op. Daarover een volgende maal.
M.
IL. Quist
VERVOLGVERHAAL
Fetutf van den Oever
LAAT MIJ
MAAR
ZWJ^VEN
78
G.F.CallenbachB.V.—Nijkerk
Hum-hum.
En ze visten door, nog enkele nachten, 't Was karig.
Twee van de drie Schotten, die ze praalden, vingen nog
minder. Dat gaf Arend-Michiel geen klein beetje
vreugde.
Toen gebeurde er een lelijk ding. Op een nacht nadat
ze in volle harmonie alles gedaan hadden stonden ze
klaar om te gaan halen.
Arend-Michiel wilde de donkey aanzetten. Hij haalde
de handle over om te zien of er genoeg druk op was. Tot
zijn verwondering kwam er geen stoom uit. Wat was
dat? Hij keek Tinus de Ridder aan, want deze was als
stuurman daarvoor verantwoordelijk.
Ik begrijp er niets van, zei hij. Ze vlogen achter
elkaar de trap af naar de ketel. Ja, er was vuur genoeg
onder. Ze keken naar het peilglas. Hé, er stond geen
water in.
Arend-Michiel verkleurde.
Tinus sprak hij, heb jij dat gedaan, de ketel droog
laten branden?
Tinus ontkende met klem.
Heb je dan soms aan een verkeerd kraantje ge
draaid?
Tinus zei:
Zo waarachtig als er een Eeuwige is, ik zal geen
gezonde dag meer kermen.
Arend-Michiel ging naar boven en vertelde zijn volk
wat er aan mankeerde. Hij vroeg allen op de man af of
ze iets wisten. Neen, niemand van hen was er bij
geweest Misschien was er wat losgeraakt bij het
slingeren. Het bleef een raadsel.
De netten moesten zodoende met de hand gehaald
worden. De stokken werden in het spil gestoken en als
molenpaarden schuifelden ze een lange nacht in het
rond.
Arend-Michiel zo goed als de anderen, maar Arend-
Michiel was bezorgd, tegen bang aan. Was dit nu een
ongeluk, of was het gemenigheid? Kon hij iemand van
zijn eigen volk niet vertrouwen? Dat is het ergste wwat
een schipper kan overkomen.
Ze liepen Stomoway binnen. De schade aan het
keteltje viel niet tegen.
Toch besloot Arend-Michiel met vissen op te houden.
Het weer werd minder en James wilde zijn vleet graag
meenemen. Bovendien kon hij voor niet te duur zijn
schip vol-kopen. Hij dacht: dat riskeer ik.
Twee dagen later telegrafeerde hij:
Vertrokken Wil-Willem. Adres: A. Struis, Vlaar-
dingen.
En de grote reis begon. y4/geladen waren ze. Drie, vier
rijen breed stonden de vaten aan dek. Aan bak- en
stuurboord. Zó zou hij triomfantelijk de haven binnen
varen.
Zover was het echter nog niet.
In de namiddag kwamen ze voor de Penüand-firth. Het
was vuil weer; storm, regen, alles bij buien, zoals de tijd
die op deze breedte geeft. De wind woei uit het noord
oosten en was hen dwars-tegen, het tij recht. Ze
moesten minstens op kenteren wachten. Het volk had
een zwaar hoofd in de onderneming. Voor zover
iemand wist, was nog nimmer een zeilschip van deze
afmetingen door de Pentland gegaan. De firth werd
zeer gevreesd. De beste zeilers dier dagen meden haar
als de pest; om haar verraderlijke stromen, haar
onberekenbare gronden, haar vreemde rotshoeken, die
orkaan en blakte in een halfuur kunnen geven. Arend-
Michiel wist daar natuurlijk van en wanneer hij niet
besloten was de Pentland te nemen, zou hij liever een
andere route koersen. Maar op een eeimiaal genomen
besluit kwam hij vrijwillig nooit terug. Slechts de dood
kon zijn plannen dwarsbomen.
De mensen aan boord, met wie hij goed overweg kon,
wisten dit reeds. Gerrit Krab had er van voorin verteld,
ze hadden het zelf ervaren. En zij berustten er in.
Niettemin waren zij bezorgd om wat hij wilde doen.
Het was winterdag, de avond viel vroeg. Ze zetten de
vuren op en boven hun hoofden gluurde door wat wild
voorbij schuivende wolken een sikkeltje maan. Arend-
Michiel tikte op het glas en riep de mannen aan dek. Hij
keek naar de lucht, dik en bestopt met open wakken.
Och, de stroom moest het doen, de wind was alleen
nodig voor het sturen. Geen storm en duizend paarden
zouden de Wil-Willem tegen het tij op kunnen trekken.
Ze stonden om hem heen. Kort waren zijn zinnen. Hij
vroeg nu niet of het hun instemming had, hij sprak of
alles een uitgemaakte zaak was en er voor hem geen
gevaren bestonden.
Het glas daalde. Ze konden niet hier blijven steken.
Over een half uur kenterde het tij.
We gaan, hoewel de wind tegen lijkt, er door.
Halverwegen de nacht hebben we de Noordzee.
Zo God wil, zei een stem in de duisternis.
Hij hoorde dat en knikte.
Het woelen van de zee werd van ogenblik tot ogenblik
heviger. Het zicht was heel beperkt. Op honderd meter
in het rond leek het wel of de wolken, boordevol regen
en wind, óp het water lagen. Hij gaf orders. Ze begrepen
er niets van. Met tegenwind door die onbekende
nauwte. Maar ze deden, wat hij wilde. Streken het
grootzeil. Het gatzeil en de stagfok lieten ze erbij staan,
ongereefd, omdat hij daarmee zo goed zijn schip in
bedwang had.
Arend-Michiel stond met zijn horloge in de hand. Hij
riep hun toe:
Kleedt je dik aan en gaat van tijd tot tijdje warmen.
Over vijftien minuten kentert het tij.
En dan? Wat zou dat, bijna pal in de wind? Maar goed,
ze pakten zich dik in en deden nog een warm bakkie.
Ineens, de meesten omlaag, voelden ze, dat het schip
gegrepen werd.
Waar en hóe wisten ze niet, maar het was alsof een
woesteling een kind bij de hand nam en het wegsleurde.
Ze kwamen boven en zagen Arend-Michiel staan;
achterop, de dikke wachtrok aan, een zuidwester om
zijn hoofd gesnoerd, rechtop, het roer vast, bijna on
beweeglijk. Zo stond hij daar, stil, maar zijn ogen
vlogen. Soms hield hij zijn linkerhand er boven om te
pogen zijn blik dieper in de duisternis te boren. Ze
stonden aan dek, bij hem, hij sprak geen woord. Toen ze
hem vroegen het roer eens over te nemen, opdat hij een
bakkie kon gaan doen, sloeg hij het aanbod af, slechts
het hoofd schuddend.
(wordt vervolgd)
-*^
H: H:
heel voorzichtig pakken ze alle glazen in
heel handig halen ze die grote antieke kast uit elkaar
heel gemakkeli|k nemen ze de vloerbedekking op
heel rustig vervoeren ze de piano
heel behendig nemen ze de moeilijkste bochten in de
gangen
heel erg goed die jongens van flakkee expresse
flakkee expresse
01870-2188 middelharnis
01883-20016 hellevoetsluis
01110-3163 ziehkzee
^^♦♦♦♦J^♦♦*¥